direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Veegplan 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.0002BpVeegplan15-DF01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld met het oog op het doorvoeren van een aantal ondergeschikte planologische aanpassingen. Door het vaststellen van het bestemmingsplan worden een aantal ondergeschikte juridische onvolkomenheden verbeterd en worden een aantal ondergeschikte gewenste aanpassingen doorgevoerd.

1.1 Aanleiding planherziening

In de periode tot 1 juli 2013 zijn het kader van het project 'actualisering en digitalisering' door de gemeente Gouda vrijwel alle bestemmingsplannen opnieuw vastgesteld. Aanleiding voor de operatie was de noodzaak de bestaande bestemmingsplannen te digitaliseren en omdat veel bestaande bestemmingsplannen op dat moment verouderd waren. Ook nadien zijn een aantal bestemmingsplannen vastgesteld - veelal met als doel een concrete ontwikkeling juridisch mogelijk te maken.

In de praktijk blijkt dat voor een aantal bestemmingsplannen op enkele ondergeschikte punten technische aanpassing wenselijk is. Het gaat dan bijvoorbeeld om feitelijke situaties die niet stroken met de planologische situatie, snippergroen waarvoor een andere bestemming gewenst is of kleine gewenste aanpassingen of correcties die als gevolg van gerechtelijke uitspraken moeten worden doorgevoerd. Met dit bestemmingsplan 'Veegplan 2015' wordt hierin voorzien.

Bestemmingsplan Veegplan 2013

In 2013 is in de gemeente Gouda het eerste veegplan opgesteld. In dit veegplan zijn verschillende zaken planologisch geregeld:

  • a. Verleende projectafwijkingsbesluiten zijn verwerkt;
  • b. Een uitspraak van de Raad van State inzake het sociaal pension is verwerkt;
  • c. Op één plek in Gouda sloot de begrenzing van bestemmingsplannen niet aan bij omliggende bestemmingsplannen. De verbeelding is aangepast;
  • d. Op een aantal verbeeldingen is het bouwvlak aangepast conform feitelijke situatie;
  • e. Een aantal aanduidingen, bouwvlakken en bestemmingen is aangepast;
  • f. Naar aanleiding van een raadsbesluit is de bestemming van de voormalige bibliotheek aangepast;
  • g. Voor een aantal locaties is de aanduiding 'tankstation' opgenomen.

Door vaststelling van het Veegplan is een aantal ondergeschikte planologische verbeteringen doorgevoerd. Het plan is in januari 2014 door de raad vastgesteld.

Reikwijdte

In lijn met opzet en karakter van het Veegplan 2013 wordt ook in dit Veegplan een aantal ondergeschikte planologische zaken geregeld. Het gaat daarbij om het verbeteren van kennelijke planologische foutjes, de verwerking van verkoop van snippergroen en verwerking van gerechtelijke uitspraken. Aanvullend wordt een afspraak met een ontwikkelaar om de planologische mogelijkheden van een tweetal gebouwen aan te passen (te beperken) ook in dit plan geregeld.

Het plan is niet gericht op het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen. Ervaring van het vorige Veegplan leert dat opname van nieuwe ontwikkelingen kan leiden tot politieke of maatschappelijke discussie. Dat kan leiden tot ongewenste vertraging in het bestemmingsplanproces. Voor de op ontwikkeling gerichte onderwerpen geldt dat hiervoor (door opname in een veegplan) dan geen zorgvuldige politieke en maatschappelijke afweging kan plaatsvinden. Om die reden zijn er in dit plan geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen.

In tegenstelling tot het vorige plan is nu de keuze gemaakt om projectafwijkingsbesluiten, kruimelgevallen en binnenplanse afwijkingen niet mee te nemen in dit Veegplan. Reden hiervoor is dat de meerwaarde van verwerking in het Veegplan beperkt is, omdat planologisch-juridisch voor de betreffende ontwikkeling een en ander immers al adequaat is geregeld.

1.2 Ligging, begrenzing en juridische status van het plangebied

Het plangebied bestaat uit 12 op zichzelf staande locaties. Het gaat om de volgende adressen.

Aanpassing aan feitelijke situatie

  • 1. Koningin Wilhelminaweg 199/201 - 203
  • 2. Reparatie geluidzone industrieterrein Hollandsche IJssel
  • 3. Van den Boschstraat 54
  • 4. Van Baerlestraat 2 tm 14 / Van der Palmstraat 2
  • 5. Jaagpad 35
  • 6. Nieuwe Gouwe Oostzijde 3
  • 7. Jeruzalemstraat 2
  • 8. Wijdstraat 2

Aanpassen (beperken) planologische mogelijkheden

  • 9. Dunantsingel 92

Snippergroen

  • 10. Merlijnstraat 2

Bebouwingspercentage

  • 11. Westergouwe

Aanpassing aan feitelijke situatie

  • 12. Volkstuincomplex Goudse Houtsingel

Op onderstaande figuur is een overzicht opgenomen van de locaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0002BpVeegplan15-DF01_0001.jpg"

De aanpassingen zijn nader toegelicht in 2.2.

1.3 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan Veegplan 2015 bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemming van de gronden is geometrisch bepaald door middel van lijnen, coderingen en arceringen. In de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de geometrische plaatsbepaling en de regels verantwoord en verduidelijkt. Vervolgens wordt hierin de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de locaties waar de bestemming in dit Veegplan wordt aangepast, zijn diverse bestemmingsplannen in werking. In onderstaande tabel is voor elke locatie aangegeven welk bestemmingsplan van kracht is.

  Locatie   Bestemmingsplan   Vastgesteld  
1   Koningin Wilhelminaweg 199/201 - 203   Korte Akkeren   13-03-2013  
2   Reparatie geluidzone Hollandsche IJssel   Geluidzone Industrieterrein H.IJssel   16-10-2013  
3   Van den Boschstraat 54   Plaswijck   02-06-2010  
4   Van Baerlestraat 2 tm 14 / Van der Palmstraat 2   Korte Akkeren   13-02-2013  
5   Jaagpad 35   Nieuwe Park Bedrijven   12-02-2012  
6   Nieuwe Gouwe Oostzijde 2   Nieuwe Park Bedrijven   12-02-2012  
7   Jeruzalemstraat 2   Binnenstad Oost   23-04-2013  
8   Wijdstraat 2   Binnenstad Oost   23-04-2013  
9   Dunantsingel 92   Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda Oost.   25-05-2011  
10   Merlijnstraat 2   Noord   27-01-2010  
11   Westergouwe   Uitwerkingsplan 1 Westergouwe I en Herziening Westergouwe 1   10-12-2013 en 11-12-2013  
12   Volkstuincomplex Goudse Houtsingel   Noord   27-01-2010  

1.5 Leeswijzer

In deze toelichting wordt, na dit inleidende hoofdstuk, in hoofdstuk 2 een algemene beschrijving gegeven van het plangebied en worden de aanpassingen beschreven. Daarin wordt de inhoud en juridische vertaling per plangebied beschreven. Hoofdstuk 3 bevat het beleidskader en in hoofdstuk 4 worden de randvoorwaarden bij het plan toegelicht. De randvoorwaarden bestaan uit de diverse (milieu)planologische aspecten. Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de planopzet. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan uitgewerkt.

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

De stad Gouda ligt in het stedelijk gebied de Randstad en telt 71.167 inwoners op een grondgebied van 16,92 km². Gouda heeft een regiofunctie binnen het Groene Hart, waar het qua inwoners de op één na grootste gemeente is. Gouda ligt bij de samenvloeiing van de rivieren de Gouwe en Hollandsche IJssel. Het bestemmingsplan bestaat uit een aantal deelgebieden, die verspreid zijn over de stad.

2.1 Ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke structuur

Gouda is ontstaan op de plaats waar de rivier de Gouwe uitmondde in de Hollandsche IJssel. De Gouwe is van oorsprong een rivier die zorgde voor de afvoer van water uit het veengebied tussen de Hollandsche IJssel en de Oude Rijn.

De ondergrond van Gouda bestaat uit een dik veenpakket, plaatselijk meer dan 10 meter dik. Over het veenpakket is door de rivieren een kleilaag afgezet, naar het noorden wordt deze laag steeds dunner. Vanaf ongeveer 1200 is er, met name in de binnenstad, regelmatig opgehoogd, waardoor een bewoningspakket met een dikte van (plaatselijk) 4 meter is ontstaan.

In 1272 kreeg Gouda stadsrechten. De stad groeide daarna binnen ongeveer 100 jaar uit naar de omvang van de huidige binnenstad. Deze grootte behield het lange tijd, totdat in de tweede helft van de negentiende eeuw een begin werd gemaakt met de uitbreiding van de stad buiten de singels.

Vanaf de veertiende eeuw begon men met de grootschalige winning van turf als brandstof voor stedelingen en bedrijven. Hierdoor ontstonden plassen die later ten dele weer werden drooggelegd.

De periode tussen de veertiende en negentiende eeuw is een periode geweest van stagnatie. De stad groeide in deze periode nauwelijks. Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw groeide de stad weer. Er werd toen een begin gemaakt met de uitbreiding van de stad buiten de singels.

Rond 1900 ontstaat er door de vestiging van nieuwe bedrijven en uitbreiding van de bestaande bedrijven een grote behoefte aan arbeiderswoningen. De eerste grote stadsuitbreidingen stammen uit deze periode.

Na de Tweede Wereldoorlog wordt Gouda zowel in zuidwestelijke richting als noordelijke richting verder uitgebreid. Daarna volgen de buurten Vreewijk en Oosterwei in het oosten. Eind jaren zestig start in het noordwesten de bouw van Bloemendaal en in het oosten de Sportbuurt. In de jaren zeventig volgt ook Plaswijck en in het noordoosten de Slagenbuurt. In de jaren negentig wordt ten oosten van de Sportbuurt de wijk Goverwelle gebouwd.

Sinds de afronding van Goverwelle ontbreekt het de stad aan uitbreidingsmogelijkheden. Met de invulling van Middenwillens en de start van de bouw van Westergouwe in 2015 komt hierin verandering.

2.2 Aanpassingen

In deze paragraaf wordt per locatie de inhoud van de aanpassingen beschreven. Vervolgens wordt aangegeven hoe de vertaling in dit bestemmingsplan heeft plaatsgevonden.

2.2.1 Koningin Wilhelminaweg 199/201 - 203

Bij het opstellen van bestemmingsplan Korte Akkeren is per abuis voor nummer 203 de bestemming 'Bedrijf' met aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf' opgenomen. Het schildersbedrijf was echter gevestigd op nummer 199. Het ligt om die reden voor de hand om voor nummer 199 de bestemming 'Bedrijf' op te nemen en voor nummer 203 de bestemming 'Wonen'.

Inmiddels is het schildersbedrijf echter niet meer op dit adres gevestigd. In lijn met de overwegende functie 'Wonen' is ervoor gekozen de bedrijfsbestemming van het perceel 203 om te zetten in wonen. Daarmee wordt de bestemming aangepast aan de feitelijke situatie.

Juridische vertaling

De bestemming 'Bedrijf' van Wilhelminaweg 203 wordt omgezet in de bestemming 'Wonen' en 'Tuin'

2.2.2 Reparatie geluidszone industrieterrein Hollandse IJssel

Het blijkt dat bij vaststelling van bestemmingsplan geluidzone Hollandse IJssel de geluidzone op ondergeschikte punten niet juist is verbeeld:

  • Abusievelijk is een klein deel vergeten;
  • Abusievelijk is een rioolgemaal van Rijnland binnen de grens van het gezoneerd industrieterrein gelegd.

Dit wordt in dit veegplan gerepareerd.

Juridische vertaling

Ter plaatse van het rioolgemaal (nabij kruising Buurtje en Schielandse Hoge Zeedijk) wordt de aanduiding geluidzone - industrie toegevoegd en de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijventerrein - oleochemisch bedrijf - beperkt' en 'bedrijf tot en met categorie 3.2' verwijderd.

Ter plaatse van de bestemming water, nabij het punt waar Veerstalblok en IJsselhoeve samenkomen wordt de aanduiding geluidzone - industrie toegevoegd. 

2.2.3 Aanpassing goothoogte-bouwhoogte Van den Boschstraat 54

De gemeenteraad heeft bij de gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan Plaswijck besloten ter plaatse van de woonwagenstandplaatsen op de verbeelding woonwagens met een goothoogte van 3,5 meter mogelijk te maken. Op de verbeelding is abusievelijk een bouwhoogte van 3,5 meter terecht gekomen. Gelet op de bedoelingen van de gemeenteraad wordt voorgesteld het plan aan te passen en de goothoogte te stellen op 3,5 meter in te lezen op de verbeelding.

Juridische vertaling

De goothoogte wordt aangepast en gesteld op 3,5 meter. Voor de leesbaarheid van de regels is de bestemming gewijzigd naar Wonen - Woonwagenstandplaats; inhoudelijk overeenkomstig de geldende regels Wonen in bestemmingsplan Plaswijck.

2.2.4 Aanpassen bestemming 'Wonen' in 'Tuin' (Van Baerlestr./Van der Palmstr.)

De gronden aan de voorzijde van woningen zijn veelal bestemd tot "Tuin". Omdat het hier vanuit stedenbouwkundig en planologisch oogpunt niet wenselijk is dat er beeldverstorende bebouwing en/of functies worden uitgeoefend, zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden in de bestemming beperkt. Parkeren is hier wel mogelijk, evenals de bouw van erkers (onder voorwaarden).

In het bestemmingsplan Korte Akkeren zijn de voortuinen van de panden Van Baerlestraat 2 t/m 14 en de zijtuin van het pand Van der Palmstraat 2 abusievelijk bestemd tot Wonen. Die voortuinen dienen de bestemming Tuin te krijgen.

Juridische vertaling

De bestemming 'Wonen' ter plaatse van de voortuinen behorende bij de woningen Van Baerlestraat 2 t/m 14 en de zijtuin van het pand Van der Palmstraat 2 wordt omgezet in de bestemming 'Tuin'.

2.2.5 Aanpassen aanduiding 'spc' op het Jaagpad 35

Op de verbeelding van bestemmingsplan Nieuwe Park Bedrijven is een aanduiding opgenomen voor sportcentrum 'De Clown'. De aanduiding is abusievelijk niet op het juiste pand weergegeven. In dit Veegplan wordt dit gerepareerd.

Juridische vertaling

Op het pand dat binnen bestemmingsplan Nieuwe Park Bedrijven is bestemd als Bedrijventerrein - 1 en aangeduid als 'sportcentrum' vervalt de aanduiding. Ter plekke is een autohandel gevestigd (milieucategorie 2) en het opnemen van een (andere) aanduiding is niet nodig om dit feitelijke gebruik mogelijk te maken. Op het naastgelegen pand waar een sportsociëteit is gevestigd, dient de aanduiding te worden toegevoegd. De regels blijven ongewijzigd.

2.2.6 Toevoegen aanduiding 'Kantoor' op Nieuwe Gouwe Oostzijde 3

Bij vaststelling van bestemmingplan Nieuwe Park Bedrijven is het pand van OASEN abusievelijk bestemd als 'Bedrijventerrein - 1', terwijl het pand in gebruik is als zelfstandig kantoor. Verzoek van OASEN is om de bestemming aan te passen aan het feitelijk gebruik.

Via brief is toegezegd dat bij herziening van het bestemmingsplan of bij het opstellen van een Veegplan voor het betreffende perceel op de verbeelding via een aanduiding de maatbestemming 'Kantoor' wordt opgenomen.

Juridische vertaling

Op de verbeelding wordt een aanduiding 'kantoor' toegevoegd. In de regels is bepaald dat ter plaatse een zelfstandig kantoor is toegestaan.

2.2.7 Toevoegen aanduiding 'Horeca' - Jeruzalemstraat 2

Aan de Jeruzalemstraat 2 te Gouda zit al jaren (ook onder vigeur van het vorige bestemmingsplan) een restaurant (La Cubanita) in plaats van kantoor. Het ligt voor de hand om de bestemming van het pand aan te passen / een aanduiding op te nemen op de verbeelding om e.e.a. planologisch correct te regelen.

Juridische vertaling

Op de verbeelding wordt een aanduiding 'horeca van categorie II' toegevoegd voor het gehele perceel. In de regels is bepaald dat ter plaatse een horeca van categorie II is toegestaan op de begane grond. 

2.2.8 Toevoegen aanduiding 'Horeca' - Wijdstraat 2

Wijdstraat 2 betreft een horeca-gelegenheid, die ook al in het voorlaatste bestemmingsplan daar was gevestigd. Functie 'Horeca' ontbreekt echter, en zou moeten worden toegevoegd.

Juridische vertaling

Op de verbeelding wordt een aanduiding 'horeca van categorie III' toegevoegd. In de regels is bepaald dat ter plaatse een horeca van maximaal categorie III is toegestaan op de begane grond. 

2.2.9 Functiewijziging Dunantsingel 92

In het kader van de wijkontwikkeling wordt in Gouda Oost momenteel aan de Sportlaan een nieuw commercieel centrum gerealiseerd. Het nieuwe centrum biedt ruimte voor supermarkten de Lidl en de Jumbo.

De achterblijflocatie van de Lidl aan de Dunantsingel heeft nu een detailhandelsbestemming. Met de ontwikkelaar is afgesproken dat het pand in de toekomst geen nieuwe supermarkt zal faciliteren. Om recht te doen aan deze afspraak krijgt het pand nu een andere bestemming.

Juridische vertaling

De bestemming wordt aangepast in 'Gemengd'.

2.2.10 Aanpassen bestemming Groen in Tuin - Merlijnstraat 2

Op 19 november 2013 is een perceeltje gemeentegrond overgedragen. Het gaat om een strookje grond naast Merlijnstraat 2.

Juridische vertaling

De bestemming voor het betreffende perceel wordt aangepast in 'Tuin'.

2.2.11 Aanpassen bebouwingspercentage Westergouwe

In een tweetal plannen voor nieuwbouwwijk Westergouwe is abusievelijk een bepaling opgenomen die zegt dat 70% van het bouwperceel onbebouwd moet blijven. Bedoeld is dat ten hoogste 70% bebouwd mag worden.

Juridische vertaling

Op de verbeelding worden twee gebiedsaanduidingen opgenomen, te weten 'Uitwerkingsplan 1 Westergouwe I van toepassing' en 'Herziening Westergouwe 1 van toepassing' waarvan de grenzen samenvallen met de desbetreffende plancontouren.

In de regels wordt bepaald dat ter plaatse van de aanduidingen de regels van de desbetreffende ruimtelijke plannen van toepassing zijn, uitgezonderd de bepaling artikel 8.2.d van het "bestemmingsplan Herziening Westergouwe 1", welke moet komen te luiden: "elk bouwperceel voor ten hoogste 70% bebouwd mag worden" en artikel 5.2.c van het "Uitwerkingsplan 1 Westergouwe", welke moet komen te luiden: "elk bouwperceel voor ten hoogste 70% bebouwd mag worden".

2.2.12 Aanpassen oppervlakte volkstuinhuisjes

Het bestemmingsplan Noord laat op het volkstuincomplex Nieuw Leven in de Goudse Hout 20 m2 bebouwing voor een huisje toe, terwijl de huidige huisjes er vanaf het begin staan en 24 m2 groot zijn.

Juridische vertaling

In de planregels wordt de oppervlakte van een volkstuinhuis gewijzigd van 20 m2 naar 24 m2.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

De voorgenomen aanpassingen in het juridisch-planologische kader moeten passen binnen het vigerend beleid op zowel nationaal, provinciaal, regionaal als lokaal niveau. Het beleid is bepalend voor de regels die in het bestemmingsplan worden opgenomen.

Voor de aanpassingen in het juridisch-planologische kader zijn verschillende beleidsstukken relevant. In dit hoofdstuk worden kort de belangrijkste beleidsaspecten beschreven en wordt (voor zover relevant) verantwoord waarom bepaalde juridische keuzes zijn gemaakt.

3.1 Ruimtelijk beleid

3.1.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Door het rijk is in 2013 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.

De ambities spelen voornamelijk in op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.

Hoofdlijn in de structuurvisie vormt de decentralisatie. Het Rijk geeft ruimte aan provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie, om zelf beslissingen te nemen en om ruimte te geven aan burgers en bedrijven voor initiatief en ontwikkeling.

Conclusie

Met het bestemmingsplan Veegplan 2015 zijn geen nationale belangen in het geding. Het plangebied heeft geen directe relatie met één van de thema’s of bepalingen uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Voor het plan zijn ten aanzien van dit beleidsonderdeel dus geen knelpunten te verwachten.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Rijk legt met het Barro de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Het Barro is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Het eerste deel is 30 december 2011 in werking getreden.

Sinds 1 oktober 2012 is in het Barro de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Het bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

In het Barro zijn onder meer rijksvaarwegen, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, buisleidingen, primaire waterkeringen, erfgoederen, kustfundamenten en diverse concrete nationale ruimtelijke projecten zoals het Project Mainportontwikkeling Rotterdam aangewezen als nationaal belang.

Een eerste aanvulling op het Barro is op 1 oktober 2012 van kracht geworden. In deze aanvulling zijn onderwerpen geregeld als electriciteitsvoorziening, ecologische hoofdstructuur, primaire waterkeringen buiten het kustfundament, veiligheid rond rijksvaarwegen en een aantal andere, meer gebiedsgerichte zaken.

Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht.

Conclusie

Buiten de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is het rijksbeleid weinig relevant voor de onderwerpen die in dit plan worden geregeld. De 'Ladder' is overgenomen in de provinciale verordening.

3.1.2 Provinciaal beleid

Provinciale Structuurvisie: Visie Ruimte en mobiliteit

Op basis van de Wro moeten gemeenten, provincies en Rijk hun beleid neerleggen in een of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen een integrale structuurvisie voor Zuid-Holland voor ruimte en mobiliteit te ontwikkelen.

Provinciale Staten hebben in 2014 de provinciale structuurvisie - de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) - vastgesteld. Tegelijk zijn ook het programma Mobiliteit en het programma Ruimte vastgesteld. De VRM bevat het strategische beleid.

Het ruimtelijk-relevante, operationele beleid is opgenomen in het Programma ruimte. Dit programma kent, net als de Visie ruimte en Mobiliteit, de status van structuurvisie. Het programma is een uitwerking van de visie.

Conclusie

Provinciale belangen die in dit bestemmingsplan worden geraakt hebben, voor zover relevant, betrekking op beleid en regels ten aanzien van kantoren, bedrijventerreinen en detailhandel. Vanwege het karakter van dit bestemmingsplan blijft de relevantie echter beperkt.

Provinciale Verordening Ruimte; ontwikkelen met schaarse ruimte

De provincie heeft verschillende instrumenten om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren. De Verordening ruimte en mobiliteit is één van deze instrumenten. In de provinciale verordening zijn de zaken vastgelegd die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben.

Daarnaast zijn de nationale belangen die in het Barro zijn vastgelegd in de provinciale verordening opgenomen. zodat deze doorwerken in de gemeentelijke (bestemmings)plannen.

Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen.

De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet daarom ook rekening worden gehouden met provinciaal beleid op andere beleidsterreinen.

Conclusie

Bij het opstellen van bestemmingsplannen is het bepaalde in de VRM een belangrijke randvoorwaarde. In de beleidsinhoudelijke paragrafen (in het bijzonder is paragraaf 3.7 relevant) wordt nader verantwoord op welke wijze de aanpassing past binnen het provinciale beleid. Daarin wordt ook nader ingegaan op de vereisten die voortvloeien uit de 'Ladder'.

In het plan zijn een aantal onderwerpen opgenomen die raken aan de provinciale Verordening Ruimte:

  • Ten aanzien van kantorenlocaties stelt de provincie beleidsregels voor OV vervoersknopen. Buiten een cirkel van 800 meter rondom een OV knoop of een andere locatie met een hoge bereikbaarheid per openbaar vervoer mogen geen nieuwe kantoren worden gevestigd.
  • Nieuwe detailhandel wordt primair gevestigd binnen of direct aansluitend aan de bestaande winkelconcentraties en in de centra van steden, dorpen en wijken. Deze winkelconcentraties zijn benoemd en gecategoriseerd in het Programma ruimte als "te ontwikkelen centra", "te optimaliseren centra" en "overige aankoopplaatsen". Nieuwe detailhandel kan ook gevestigd worden in een nieuwe woonwijk, voor zover het gaat om winkels die zijn gericht op de bewoners van die wijk.
3.1.3 Gemeentelijk beleid

Ruimtelijke structuurvisie Gouda 2005 - 2030

De gemeente Gouda heeft een structuurvisie 2005-2030 (o.b.v. WRO) opgesteld om een kader te geven waar toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. De structuurvisie is opgesteld om richting te geven aan de plannen die in de komende periode aan de westzijde van Gouda zijn voorzien.

Als gevolg van stedelijke ontwikkelingen in Gouda zelf en in de buurtgemeenten zal de functie van Gouda als regionale verzorgingskern binnen het Groene Hart afzwakken en zal de stad steeds meer onderdeel worden van de Zuidvleugel van de Randstad. Hierdoor zal het voorzieningenapparaat in Gouda veranderen. In de komende decennia zal Gouda meer moeten afstemmen op de regionale ontwikkelingen, wat dus zal betekenen dat er een verschuiving in het voorzieningsaanbod plaatsvindt.

Structuurvisie Goudse Poort, Structuurvisie Gouda Oost, Essay Gouda Oost

Voor een aantal deelgebieden is sindsdien een aantal deel-structuurvisies opgesteld. Voor dit bestemmingsplan is met name het Essay Gouda Oost relevant. Hierin is de ontwikkelrichting voor de wijk Gouda Oost neergelegd.

Een belangrijke ruimtelijke aanpassing in de wijk is de verplaatsing van de commerciële voorzieningen van de De Rijkestraat/Verzetslaan en de Dunantsingel naar de Sportlaan. In het bestemmingsplan Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda Oost is daarmee rekening gehouden door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid voor het realiseren van de commerciële voorzieningen op de nieuwe locatie. Voor de achterblijflocaties geldt dat deze in de toekomst niet langer zullen worden gebruikt voor supermarkt. In lijn met het bepaalde in de structuurvisie worden de achterblijflocaties dan ook herbestemd.

3.2 Cultuurhistorie

3.2.1 Rijksbeleid

Monumentenwet 1988

De Monumentenwet 1988 maakt het mogelijk rijksmonumenten aan te wijzen, regelt de vergunningen van rijksmonumenten, het uitvoeren van archeologisch onderzoek, de vergunningsbevoegdheid en de opgravingsbevoegdheid. Ook is hierin de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht geregeld.

Bij het opstellen van bestemmingsplannen worden cultuurhistorische waarden meegewogen. In de toelichting van bestemmingsplannen wordt een analyse verricht van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied, wordt aangegeven welke conclusies daaraan worden verbinden en wordt op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan.

Beschermd Stadsgezicht

De Goudse binnenstad en haar randen is op 20 februari 1979 aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht, wat inhoudt dat de bestemmingsplannen in dit gebied beschermend moeten zijn. Tot het Beschermd Stadsgezicht behoort de gehele oude binnenstad, inclusief de bebouwing aan de buitenzijde van de singels.

Doel van de bescherming van het stadsgezicht is om de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van de binnenstad als een zwaar belang mee te laten wegen bij verdere ontwikkelingen binnen het aangewezen gebied.

3.2.2 Gemeentelijk beleid

Nota Cultuurhistorie

De Nota Cultuurhistorie behandelt het cultuurhistorisch erfgoed zoveel mogelijk integraal (monumentenzorg, archeologie en landschapsbehoud). Centraal staat het streven het cultuurhistorisch erfgoed een bijdrage te laten leveren aan de eigen identiteit en herkenbaarheid van Gouda waarbij optimaal gebruik gemaakt wordt van haar bestaande kwaliteiten (belvederebeleid). Samen met de erfgoedvisie vormt de nota het cultuurhistorisch beleidskader voor de begeleiding van bouwinitiatieven.

Erfgoedvisie

Sinds het vaststellen van de nota Cultuurhistorie is de omgeving veranderd. Belangrijke verschuiving is dat lange tijd het monument belangrijk was. Nu is de context leidend. Ander belangrijk nieuw inzicht is dat voorheen de nadruk vooral lag op conservering van het object. Nu ligt de focus juist op de ontwikkeling van het aanwezige erfgoed.

Omdat dit bestemmingsplan niet beoogt om cultuurhistorisch belangrijke objecten of structuren te wijzigen, is de relevantie van de Erfgoedvisie beperkt. Het bepaalde in de visie staat niet in de weg aan vaststelling van dit plan.

Beschrijving van cultuurhistorische waarden in het plangebied

Voor géén van de in dit bestemmingsplan opgenomen onderwerpen geldt zij gemeentelijk- of rijksmonument zijn.

Vanwege het aanwezige stedenbouwkundig waardevol ensemble met schoolgebouw (1951) van de Van der Palmstraat 93-Jacob van Lennepkade, waar de planlocatie als bedoeld in 2.2.4 zich bevindt zijn de volgende cultuurhistorische waarden bekend:

  • de waarde van het stedenbouwkundig ensemble: dat wil zeggen het geheel aan projectmatige woningbouw in samenhang met het straatprofiel en de ligging van de straat volgens de oorspronkelijke polderverkaveling;
  • het bestaande profiel welke gekenmerkt wordt door een symmetrische opbouw met rechte singels, omzoomd met gazons waarin in lijn geplaatste bomen, verkeerswegen en projectmatig gerealiseerde langsbebouwing met voortuinen en gebouwde erfafscheidingen;
  • de waarde van vrije zichtlijnen over het water en de gazons.

Voorts is sprake van een aanwijzing 'Beschermd Stadsgezicht rond de Mallegatsluis' welke in het plangebied 'Veegplan 2015' relevant is voor het rioolgemaal als bedoeld in 2.2.2. De Mallegatsluis is gebouwd in 1763-1764, als vervanging van een bouwvallige sluis. De sluis diende voor de verbinding tussen de Gouwe (via de Turfsingel) en de Hollandsche IJssel en was daarmee een van de belangrijkste sluizen voor de binnenvaart van Holland. De functie van de Mallegatsluis werd vanaf 1936 overgenomen door de Julianasluis.

Het gebied direct ten westen van de sluis, langs de Schielands Hoge Zeedijk, was en is nog altijd een groen gebied met gazon, een wandelpad en fraaie bomen. Op dit plantsoen werd in 1912 een schipperswachtlokaal gebouwd. Hier konden de schippers zich op de wachtlijst laten plaatsen. Daarnaast fungeerde het als een soort koffiehuis.
Op dit moment is het voormalige schipperswachtlokaal in gebruik als horecagelegenheid. In 2008 is een ander klein wachthuisje herbouwd, dat iets meer naar het zuiden is gelegen. Een deel van de Turfsingel wordt door de Stichting Binnenhavenmuseum Gouda (BIHAT) gebruikt. Hier zijn ligplaatsen voor historische bedrijfsvaartuigen aangelegd.

Conclusie; Gouds erfgoed in het plangebied

Zoals aangegeven is het belangrijkste doel van dit bestemmingsplan het verbeteren van de vigerende regelingen, soms omdat bij het vaststellen van de oorspronkelijke bestemmingsplannen kennelijke fouten zijn gemaakt, in andere gevallen om het planologische regime in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. Het plan is niet gericht op het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen.

Voor géén van de in dit bestemmingsplan opgenomen onderwerpen geldt dat zij gemeentelijk- of rijksmonument zijn.

Wel geldt voor een aantal onderwerpen dat deze zijn gelegen in de binnenstad. Het gaat om de onderwerpen Jeruzalemstraat 2 en de Wijdstraat 2 (als omschreven in 2.2.7 en 2.2.8). Deze percelen maken deel uit van het beschermd stads- en dorpsgezicht. Door het vaststellen van dit bestemmingsplan worden de bouwmogelijkheden (bouwhoogte, gevel, bouwvlak) niet aangepast. De regels die gelden voor beschermde stads- en dorpsgezichten zijn overgenomen in dit plan (zie Artikel 12 Waarde - Beschermd Stadsgezicht).

Vanwege het aanwezige stedenbouwkundig waardevol ensemble met schoolgebouw (1951) van de Van der Palmstraat 93-Jacob van Lennepkade gelden regels voor de planlocatie als bedoeld in 2.2.4. De geldende dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - singelstructuur' is in voorliggende bestemmingsplan overgenomen.

Het deel van het beschermd stadsgezicht dat is gelegen in dit plangebied wordt beschermd door het rioolgebouw precies te bestemmen. Daarnaast wordt een dubbelbestemming “Waarde-cultuurhistorie” met aanduiding 'specifiek vorm van waarde – beschermd stadsgezicht' gekozen, die vooral de betekenis van het gebied als beschermd stadsgezicht wil benadrukken.

Er is derhalve vanuit cultuurhistorisch perspectief geen bezwaar het plan vast te stellen.

3.3 Archeologisch beleidskader

3.3.1 Rijksbeleid

Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz) in werking getreden. Deze wet, gebaseerd op het Verdrag van Malta/Valletta, regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden in Nederland.

Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

3.3.2 Provinciaal beleid

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (2007)

De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland uit 2007 geeft voor de regio Gouwestreek-Krimpenerwaard de cultuurhistorische waarden in archeologisch en landschappelijk opzicht en voor wat betreft de nederzettingen aan. Plannen ter plaatse van de gebieden met cultuurhistorische waarden vereisen een nadere analyse en afweging.

De terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is, staan aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) staat de zogenaamde verwachtingswaarde aangegeven.

De provincie Zuid-Holland gebruikt beide kaarten en de CHS bij advisering en beoordeling van (wijziging van) bestemmingsplannen, bij het verlenen van ontgrondingvergunningen en bij advisering over omgevingsvergunningen, bodemsaneringen en peilbesluiten. Gouda heeft echter zelf een beleidskaart ontwikkeld, waarin de gegevens van de AMK, IKAW, en CHS zijn verwerkt en verfijnd. De Goudse beleidskaart dient daarom als basis voor het archeologisch beleid in Gouda.

3.3.3 Gemeentelijk beleid

Gemeentelijke archeologische beleidskaart (2011) 

In aanvulling op het rijks- en provinciaal archeologisch beleid heeft de gemeente Gouda in juni 2011 de geactualiseerde gemeentelijke archeologische beleidskaart (ABK) vastgesteld. Op de ABK is aangegeven in welke gebieden binnen de gemeente archeologische waarden aangetroffen kunnen worden. In die gebieden is een omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie vereist bij bodemverstorende werkzaamheden.

In sommige gevallen geldt vrijstelling van deze verplichting. In het beleid is opgenomen in welke situaties deze vrijstelling van toepassing is. De omvang van de ontwikkeling en de diepte waarin wordt gegraven zijn daarbij bepalend.

Archeologievriendelijk bouwen

Waar mogelijk probeert Gouda behoud in situ actief te stimuleren. Daarom is het archeologievriendelijk bouwen geïntroduceerd: wanneer een bouwplan voldoet aan een aantal richtlijnen, wordt het bodemarchief nog maar zo weinig verstoord dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. De richtlijnen voor archeologievriendelijk bouwen zijn opgenomen in het beleid en vastgelegd in de Verordening inzake monumenten en archeologie.

Verbeelding

De gebieden met hoge archeologische verwachting, inclusief hoogwaardige gebieden, zoals weergegeven op de ABK 2011, zijn opgenomen op de verbeelding. Deze gebieden krijgen een dubbelbestemming, 'waarde archeologie'.

Onderzoek en resultaten

Voor een aantal van de onderwerpen in het onderliggende bestemmingsplan geldt dat er een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt. Het gaat om de onderdelen:

  • Reparatie geluidzone industrieterrein Hollandse IJssel;
  • Van Baerlestraat/ Van der Palmstraat;
  • Jaagpad;
  • Jeruzalemstraat 2
  • Wijdstraat 2

Bij toekomstige ontwikkelingen op bovengenoemde locaties is een archeologievergunning noodzakelijk. Met het oog op de bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische belangen wordt voor deze locaties de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie' opgenomen op de verbeelding.

Het bestemmingsplan beoogt niet het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen. Wanneer een omgevingsvergunning wordt aangevraagd wordt getoetst of voor betreffende specifieke plan nader onderzoek noodzakelijk is. Nader onderzoek naar mogelijk aanwezige archeologische waarden is daarom nu niet noodzakelijk.

3.4 Groenstructuur

Groenstructuurplan 2007-2015

Het beleid van de gemeente Gouda is om de openbare ruimte in de stad schoon, heel en bruikbaar te houden. Het openbaar groen is één van de factoren die de kwaliteit van de openbare ruimte bepalen.

In het Groenstructuurplan 2007-2015 zijn keuzes gemaakt en prioriteiten gesteld ten aanzien van het openbaar groen. De hoofddoelstelling van het Groenstructuurplan is het richting geven aan inrichting en beheer van de openbare groenelementen zodat ook op lange termijn het openbaar groen optimaal voldoet aan de Goudse wensen. Tevens dient het Groenstructuurplan als toetsingskader bij bouwplanontwikkelingen en voor plannen die te maken hebben met de inrichting en het beheer van de openbare ruimte, waaronder het groen.

De belangrijke doelstellingen in het Groenstructuurplan zijn: totale groenoppervlakte minimaal gelijk houden, zo mogelijk meer oppervlak creëren; aantal bomen minimaal op peil van 2006 houden; bomen krijgen kans om oud te worden; intensief te beheren groentypen beperken. Met name behoud en mogelijke uitbreiding van groenoppervlakte, behoud van bomen en groeiplaatsbescherming van bomen om oud te kunnen worden, zijn aan de orde bij het opstellen van een bestemmingsplan.

Onderzoek en resultaten

Voor nagenoeg alle onderwerpen in dit bestemmingsplan geldt dat uitvoering ervan niet van invloed is op de aanwezige groenstrucuur.

Uitzondering is het onderdeel 'Merlijnstraat 2', waar de bestemming van een perceeltje snippergroen wordt omgezet van 'Groen' naar 'Tuin'. Daarmee verandert het karakter van het perceeltje nauwelijks. De invloed van het bestemmingsplan op de aanwezige hoeveelheid groen in Gouda is dan ook verwaarloosbaar.

Verder beoogd de aanpassing voor het plandeel v. Baerlestraat/ Van der Palmstraat de aanwezige tuinfunctie beter te beschermen. De huidige functie 'Wonen' wordt met dit plan omgezet in 'Tuin'.

3.5 Verkeer en parkeren

Mobiliteitsplan

In april 2007 is het mobiliteitsplan Gouda 2007-2020 vastgesteld. In de nota wordt geconstateerd dat Gouda zich in de komende jaren zal ontwikkelen als regionaal centrum in de Zuidvleugel van de Randstad. Het aantal woningen en voorzieningen zal toenemen en Gouda zal meer bezoekers gaan aantrekken. De verplaatsingsbehoefte neemt daardoor toe.

Met het mobiliteitsplan beschikt de gemeente Gouda over samenhangend verkeer- en vervoersbeleid. De visie is een kapstok voor de verschillende deelnota's verkeer en vervoer, zoals voor fietsen en parkeren en de wijkverkeersplannen. Bij de uitwerking van het mobiliteitsplan in de wijken worden bewoners en wijkteams betrokken.

Parkeernormen en bouwverordening

Parkeergelegenheid bij of in gebouwen is geregeld in de Bouwverordening van Gouda. De verordening regelt dat indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, voldoende ruimte moet worden aangebracht ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's. Dit is ook mogelijk op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort. Burgemeester en wethouders kunnen nog wel ontheffing verlenen voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte kan worden voorzien. Bij ontwikkelingen mogen volgens de verordening alleen parkeer- of stallingsruimten worden voorzien indien het fysiek onmogelijk of uit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst is om op eigen terrein hierin te voorzien. In dergelijke gevallen is een compensatiebijdrage verschuldigd.

Op 29 november 2014 is de zogenaamde Reparatiewet BZK 2014 in werking getreden. Deze wet regelt formeel dat de grondslag voor het opnemen van stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening komt te vervallen. Plannen die vanaf de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK in procedure worden gebracht, moeten voorzien zijn van een regeling voor de diverse stedenbouwkundige bepalingen.

Aan artikel 3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening is een onderdeel toegevoegd waardoor 'wet-interpreterende’ regels in het bestemmingsplan kunnen worden opgenomen. In een bestemmingsplan kan een regeling voor het parkeren worden opgenomen, zonder dat parkeernormen direct concreet vast zijn gelegd.

Bij het bepalen van het feit wanneer sprake is van ‘voldoende parkeergelegenheid’ dient de gemeentelijke parkeernorm, zoals neergelegd in bijlage 7a bij de Bouwverordening te worden gehanteerd. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan hier gemotiveerd door het bevoegd gezag vanaf geweken worden.

Planbeschrijving en conclusie

Voor de in dit bestemmingsplan opgenomen onderwerpen geldt dat uitvoering van het plan, in vergelijking met de uitgangssituatie, naar verwachting geen invloed zal hebben op het aantal verkeersbewegingen. Voor zover dat wel het geval is zal mogelijk sprake zijn van een afname, zoals bijvoorbeeld bij de de functiewijziging aan de Dunantsingel. In twee gevallen is sprake van een wijziging ten behoeve van horeca. Omdat hier sprake is van een bestaande situatie, waarvan bij de gemeente bekend is dat de parkeerdruk in de omgeving niet overbelast is, kan worden gesteld dat de wijziging uitvoerbaar is.

Ten aanzien van parkeren geldt eveneens dat het plan niet of nauwelijks van invloed zal zijn op de bestaande parkeersituatie. Voor het overige geldt dat bij eventuele aanpassingen van de bestaande situatie in het kader van de omgevingsvergunning wordt getoetst of het plan voorziet in voldoende parkeergelegenheid.

3.6 Stedenbouw

3.6.1 Welstandsnota

In de formulering van haar welstandsbeleid door middel van toetsingscriteria kiest de gemeente Gouda voor een meervoudige aanpak. In de Welstandsnota is een kaart opgenomen waarin Gouda is verdeeld in verschillende gebieden. Per gebied zijn gedetailleerde toetsingscriteria beschreven waaraan bouwaanvragen en principeplannen getoetst kunnen worden. Hiervoor zijn algemene en gebiedsgerichte criteria opgenomen. De algemene criteria hebben betrekking op de inpassing van het (bouw)plan in de omgeving, de bijdrage aan kwaliteit, de helderheid van het plan, de functionaliteit en op het ontwerp (o.a. materiaalgebruik, kleur, massa en volume). Door middel van een Welstandskaart en een zoeksleutel kan worden nagegaan welke criteria gelden voor het zoekgebied.

3.6.2 Stedenbouwkundige visie op de binnenstad en haar randen

De gemeente Gouda heeft een Stedenbouwkundige Visie voor haar binnenstad en de randen daaromheen opgesteld. Het belangrijkste doel hiervan is dat de cultuurhistorische identiteit van de binnenstad sterker richtinggevend wordt voor de inrichting van de ruimte.

Onderdeel van de visie is een Beeldkwaliteitplan (hierna BKP), dat een instrument vormt om nieuwe ruimtelijke inzichten en daarmee samenhangende functionele veranderingen te sturen. Het BKP biedt in eerste instantie een informatie- en inspiratieboek vooraf, ten behoeve van initiatiefnemers die willen bouwen in de binnenstad. Hiermee verschilt het BKP van de Welstandnota, die een toetsingskader achteraf vormt. In principe strookt de benadering en de inhoud van het BKP met de Welstandsnota.

Het BKP dient ook als (aanvullend) gemeentelijk toetsingskader bij ruimtelijke plannen in de binnenstad. Het bestemmingsplan blijft weliswaar primair het juridische toetsingskader voor bouwplannen en andere werkzaamheden en geeft voorschriften voor het gebruik van gronden en gebouwen. Bij een herziening van een bestemmingsplan en bij een ruimtelijke onderbouwing voor een omgevingsvergunning zal de Stedenbouwkundige Visie in het algemeen en het BKP in het bijzonder worden betrokken.

3.6.3 Gebiedsvisie Hollandsche IJssel 2020

De Gebiedsvisie Hollandsche IJssel Gouda is een ruimtelijk sturings- en toetsingsinstrument. Het geeft richting aan de ontwikkelingen die door de gemeente worden geïnitieerd, maar ook aan projecten van andere overheden en initiatieven van bedrijven of particulieren.

Er wordt in de gebiedsvisie in het bijzonder aandacht aan de structuurdragers van het gebied gegeven die kunnen bijdragen aan de samenhang binnen het stroombed. Dit zijn (a) het zichtbaar maken van de dijken als continue structuurdragers, (b) het versterken van de beleefbare dynamiek van de getijderivier, (c) het behouden van idyllische IJssel en (d) het ontwikkelen van de zichtbare historische relatie van de wielen met de rivier.

De visie is voor de verschillende deelgebieden nader uitgewerkt. Naast het ontwikkelen van samenhang in het stroombed van de Hollandse IJssel wordt de identiteit van de verschillende deelgebieden in de wenselijke richting ontwikkeld.

3.6.4 Planbeschrijving en conclusie

Het bestemmingsplan is niet gericht op het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen. Wanneer in de toekomst binnen de respectievelijke deelgebieden de wens bestaat om te verbouwen, wordt het plan voorgelegd aan de welstandscommissie. Aan de hand van de op dat moment geldende redelijke eisen van welstand wordt het plan dan beoordeeld.

Het bestemmingsplan maakt geen ingrijpende nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het plan past daarom goed binnen de structuurvisies 'Stedenbouwkundige visie op de binnenstad en haar randen' en 'Gebiedsvisie Hollansche IJssel 2020'. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is er derhalve geen beletsel het bestemmingsplan vast te stellen.

3.7 Economisch beleid

3.7.1 Rijksbeleid

Topsectorenbeleid 'Naar de top'

Begin 2011 hebben verschillende ministeries een brief naar de Tweede Kamer gestuurd die de hoofdlijnen beschrijft van het nieuwe bedrijfslevenbeleid van het kabinet. Het nieuwe beleid vervangt het programma Pieken in de Delta.

Doel van het beleid is om meer ruimte te bieden voor ondernemers om te ondernemen en te groeien. Hierbij moet Nederland onderscheidend zijn op de wereldmarkt, profiteren van de aantrekkelijke wereldhandel, groeikansen in opkomende markten benutten, duurzame economische groei bereiken en kiezen voor topsectoren. De hoofdlijnen van het nieuwe bedrijfslevenbeleid zien er als volgt uit:

  • Een sectorale aanpak:

Voor negen topsectoren wordt een samenhangende beleidsagenda ontwikkeld over de volle breedte van het overheidsbeleid; van buitenlandbeleid tot onderwijsbeleid, van regeldruk tot onderzoeksbeleid en van ontwikkelingssamenwerking tot infrastructuur en ICT.

  • Meer vraagsturing door het bedrijfsleven:

Dit komt tot stand in nauwe samenspraak met het bedrijfsleven en kennisinstellingen, hierdoor kan het bedrijfsleven meer vraaggericht sturen bij het formuleren van overheidsbeleid.

  • Minder specifieke subsidies, meer generieke lastenverlichting:

Het Rijk gaat schrappen in subsidies en gebruikt de opbrengsten voor het bedrijfsleven. Subsidies worden omgezet in leningen zodat ondernemers geprikkeld worden.

  • Meer ruimte voor ondernemers:

Ondernemers jagen innovatie aan, zorgen voor welvaart en werkgelegenheid en dragen bij aan innovatieve oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen.

Het kabinet heeft negen bedrijfstakken gekozen waarmee Nederland internationaal moet excelleren. Dat moet leiden tot versteviging van de concurrentiepositie van Nederland. Alle negen sectoren werken samen aan de 'tiende' sector, namelijk het binnenhalen van hoofdkantoren van internationale bedrijven. De topsectoren zoals genoemd worden in de bedrijfslevenbrief zijn: hightech, logistiek, creatieve industrie, energie, agrofood, tuinbouw, lifesciences, water en chemie.

Maandag 5 oktober 2015 is de Rapportage Bedrijvenbeleid naar de Tweede Kamer verstuurd. De Rapportage informeert jaarlijks de Tweede Kamer over de voortgang van het bedrijvenbeleid. Focus ligt op de resultaten op de terreinen van kennis en innovatie, ondernemerschap en financiering, talentontwikkeling, duurzaamheid, digitalisering en internationalisering. Daarnaast worden de resultaten van de individuele topsectoren gerapporteerd.

3.7.2 Provinciaal beleid

Algemeen

De economische visie van de provincie Zuid-Holland vloeit voort uit het topsectorenbeleid van het Rijk. Gedeputeerde Staten heeft een beleidsagenda Regionale Economie en Energie 2012-2015 opgesteld. De Provincie wil in haar beleid aansluiten bij de negen clusters uit het Rijksbeleid. Ze zet in op het versterken van zogenaamde prioritaire economische clusters, namelijk de Mainport Rotterdam, Den Haag als internationale stad van Vrede en Recht, water/ deltatechnologie, (maritieme) logistiek, Greenports, Medical Delta en biochemie. De ambitie van de provincie Zuid-Holland is om als economische regio tot de koplopers van Europa te behoren met een concurrerende, innovatieve en duurzame economie.

Behoud en groei van de werkgelegenheid en het vergroten van de toegevoegde waarde van de economische activiteiten zijn belangrijke aandachtsgebieden. Met verschillende strategieën streeft Zuid-Holland naar een krachtige economische structuur en een optimaal vestigingsklimaat voor de gehele provincie en naar een gerichte bijdrage aan de economische positie in de wereldtop. Dat betekent dat Zuid-Holland moet doen waar het goed in is en waarmee het zich kan onderscheiden van andere regio's. Het gaat dan om de stuwende clusters die internationaal concurrerend zijn en inkomen genereren voor Zuid-Holland. Voldoende en passende vestigingslocaties voor bedrijven is hierin één van de belangrijkste aandachtspunten en dit vertaalt zich in een provinciale bedrijventerreinen- en kantorenstrategie.

Bedrijventerreinen en kantorenlocaties

Het provinciale beleid is gericht op het scheppen van randvoorwaarden om te komen tot voldoende kwantitatieve en kwalitatieve ruimte voor bedrijven. Daarnaast vraagt de toegenomen maatschappelijke druk ten aanzien van het volbouwen en de verrommeling van Nederland om meer bovenregionale regie op (beeld)kwaliteit. Waar mogelijk zetten provincie en partners in op het boeken van ruimtewinst bij herstructurering en aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. De belangrijkste focus is het krijgen en behouden van kwaliteit op bedrijventerreinen. Ook leegstand krijgt in dit kader specifieke aandacht en uitwerking. Aandachtspunt is verder de mate waarin herstructurering van bedrijventerreinen een gunstig effect heeft op de economische ontwikkeling, waaronder werkgelegenheid, in een gebied.

In de nieuwe voorstellen die naar aanleiding van het vernieuwde Rijksbeleid zijn opgesteld, is de provincie veel terughoudender in de rol die zij speelt bij de realisatie van voldoende kwantitatieve en kwalitatieve ruimte voor bedrijven. Er is namelijk minder geld beschikbaar. De Provincie legt verantwoordelijkheid vooral terug bij de regio's en gemeenten en zal meer gaan fungeren in de rol van kaderafbakening en plantoetsing. Daarnaast is toepassing van de SER ladder, naast bedrijventerreinen, ook voor kantoren ingesteld.

In navolging van een landelijk “Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020” dat het Rijk (EZ en VROM) met VNG en het IPO heeft opgesteld, heeft de provincie eind 2009 eveneens een Convenant “Op weg naar Duurzame Bedrijventerreinen in Zuid-Holland” opgesteld. Dit convenant is ondertekend samen met de regio's in Zuid-Holland, VNO-NCW West, KvK Rotterdam, KvK Den Haag, KvK Midden-Holland en Milieufederatie Zuid-Holland en beschrijft met name intenties en afspraken waar partijen elkaar bij de aanleg en herstructurering van bedrijventerreinen over en weer aan zullen houden. Belangrijkste element hieruit is de afspraak om de systematiek van de zogenaamde SER-ladder te hanteren. Dit is een methode om tot een goede afweging te komen als het gaat om de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. Volgens de SER-ladder moet eerst worden bekeken of er op de bestaande bedrijventerreinen nog ruimte beschikbaar is, of er door herstructurering nog ruimte kan worden gemaakt en of het mogelijk is de ruimte effectiever te benutten. Pas als al die mogelijkheden zijn benut, mag er tot de aanleg van een nieuw bedrijventerrein worden besloten. En dan nog moeten de verschillende belangen tegen elkaar worden afgewogen, want “bedrijventerreinen dienen de kwaliteit van natuur en landschap te respecteren en waar mogelijk te versterken”, aldus het SER-advies.

De Provincie heeft de randvoorwaarden omtrent kantorenlocaties aangescherpt. Nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot kantoren zijn slechts nog op 13 knooppunten mogelijk.

Detailhandelsbeleid

Op 30 mei 2012 heeft Provinciale Staten de ‘Beleidsvisie en Uitvoeringsstrategie Regionale Economie en Energie 2012-2015’ vastgesteld. In deze beleidsvisie is bepaald dat de provincie het onderdeel detailhandel gaat uitwerken. De ‘Notitie detailhandel Zuid-Holland’ gaf hier invulling aan. De onderdelen uit de Notitie detailhandel Zuid-Holland (2012) die ruimtelijk relevant waren, zijn opgenomen in de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte.

Het provinciale detailhandelsbeleid is er enerzijds op gericht om de detailhandelsstructuur zoveel als mogelijk te versterken en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van detailhandelsvoorzieningen te garanderen. Anderzijds wordt de dynamiek in de detailhandel bevorderd vanwege het grote economische belang van deze sector.

Voor alle winkelgebieden geldt dat kwalitatieve verbetering leidend is ten opzichte van kwantitatieve versterking. Uitbreiding van het winkelareaal is hoofdzakelijk aan de orde binnen de 'te ontwikkelen centra'.

Nieuwe detailhandel wordt primair gevestigd binnen of direct aansluitend aan de bestaande winkelconcentraties en in de centra van steden, dorpen en wijken. Deze winkelconcentraties zijn benoemd en gecategoriseerd in het Programma ruimte als "te ontwikkelen centra", "te optimaliseren centra" en "overige aankoopplaatsen". Nieuwe detailhandel kan ook gevestigd worden in een nieuwe woonwijk, voor zover het gaat om winkels die zijn gericht op de bewoners van die wijk. De provincie heeft een onafhankelijke commissie Detailhandel in het leven geroepen. Deze toetst nieuwe winkelplannen > 1.000 m2 bvo binnen bestaande centra en winkelplannen > 2.000 m2 bvo buiten bestaande centra.

Ten behoeve van grootschalige meubelbedrijven en andere detailhandelsbedrijven rond het thema wonen zijn opvanglocaties aangewezen. Deze bedrijventerreinen met zogenoemde PDV-locaties, zijn verbeeld op Kaart 2 Detailhandel van de verordening.

De uitvoering van het provinciale detailhandelsbeleid is vooral een verantwoordelijkheid van gemeenten en regio's. Gemeenten doen dit door het vaststellen van actuele bestemmingsplannen en het handhaven van deze bestemmingsplannen. Regio's doen dit door het vaststellen van regionale visies op de detailhandel. De provincie stelt de kaders vast en kan, via het ruimtelijk instrument, een zienswijze indienen op bestemmingsplannen. Dit kan aan de orde zijn als de plannen niet passend zijn binnen een regionaal afgestemd detailhandelsprogramma, of binnen de provinciale detailhandelsstructuur uit de Provinciale Structuurvisie en/of de Verordening Ruimte.

3.7.3 Regionaal beleid

Regionale detailhandelsvisie

De Regionale Structuurvisie Detailhandel Midden-Holland is voor veel bouwinitiatieven relevant.

De toelaatbaarheid van grootschalige ontwikkelingen is afhankelijk van de ruimtelijke effecten die een dergelijke ontwikkeling met zich meebrengt. Met het oog hierop moet worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast. Het gaat daarbij onder meer om het voorkomen van onaanvaardbare leegstand en het voorkomen van duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau waar het gaat om de eerste levensbehoeften. Met het oog hierop is advies nodig van de adviescommissie detailhandel Zuid-Holland. In de Verordening is aangegeven bij welke ontwikkelingen advies nodig is van de commissie en welke drempelwaarden hierbij van toepassing zijn.

De adviescommissie valideert in haar advies ook de schaal van de (ruimtelijke) impact. Als er bovenlokale effecten zijn, is in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking regionale afstemming nodig met de (samenwerkende) gemeenten binnen het gebied waar de effecten zullen optreden. Dit kan dus variëren van afstemming met een buurgemeente tot afstemming met meerdere gemeenten of regio's. Daarbij zullen, afhankelijk van de schaal, de Regionale Economische Overleggen een rol kunnen blijven vervullen.

3.7.4 Gemeentelijk beleid

Algemeen

Op lokaal niveau is een aantal beleidskaders opgesteld voor het (economische) beleid in de stad. Voor de portefeuille Economische Zaken zijn in ieder geval de volgende kaders van belang:

  • Ruimtelijke Structuur Visie Gouda 2005-2030;
  • Economische Visie Gouda 2005-2010 “Aantrekkelijk ondernemen - Veelzijdige werkgelegenheid”;
  • Horecanota 2008-2017 “Eten, drinken en overnachten in Gouda”;
  • Detailhandelsnota 2009-2020 “Meer keuze in winkelen”.

Economische Visie Gouda 2005-2010 “Aantrekkelijk ondernemen - Veelzijdige werkgelegenheid” en Actieprogramma Economie Gouda 2014-2015

De gemeente streeft naar een sterke, gedifferentieerde economische structuur en een divers aanbod aan betaalde en onbetaalde werkgelegenheid binnen de gemeentegrenzen.

Zij wil dit bereiken door:

  • 1. een versterking van de economische concurrentiepositie van de stad;
  • 2. een op duurzame economische bedrijvigheid gebaseerde groei van de werkgelegenheid;
  • 3. een verbetering van de aansluiting van onderwijs en arbeid;
  • 4. een absolute en relatieve daling van de werkloosheid en het voorkomen van uitval van zittend personeel;
  • 5. een toename van de maatschappelijke participatie van Goudse burgers (activering).

De ambitie is dus dat Gouda gaat functioneren als de werkgelegenheidsmotor voor Midden-Holland. Dit kan bereikt worden wanneer Gouda haar positie als veelzijdige werkstad versterkt, door beter gebruik te maken van haar strategische ligging aan belangrijke wegen, waterwegen en spoorwegverbindingen. Daarnaast moet Gouda bestaande bedrijven koesteren en de groei van deze bedrijven helpen bevorderen. Verder moet Gouda de belangrijkste kantorenstad van de regio worden. En ook als koop- en vrijetijdscentrum moet Gouda Midden-Holland aanvoeren. Als koop- en vrijetijdscentrum wil Gouda inspelen op de toekomstige behoefte aan voorzieningen vanuit een groter gebied, namelijk de Zuidplas. Verder kan Gouda haar rijke cultuurhistorische waarden en ook de hoge natuurwaarden van zijn omgeving beter te gelde maken. Dat wil zeggen: met deze sterke kanten van de stad moet het streven zijn om de bestedingen en de verblijfsduur van bezoekers te vergroten. Tenslotte kan Gouda nog meer dan nu hét concentratiepunt worden van voorzieningen in de regio.

Deze ambities hebben derhalve alles te maken met werkgelegenheid en ondernemersklimaat. Meer werkgelegenheid en een beter ondernemersklimaat zijn daarom de hoofddoelen van het economisch beleid voor de periode tot 2010. Dit heeft zich vertaalt in de volgende beleidskeuzes:

  • 1. Groeikansen benutten in de clusters kantoorhoudende diensten, vrijetijdsbesteding en zorg & welzijn, om een veelzijdige werkgelegenheidstoename tot stand te brengen;
  • 2. Vitaliteit van de bestaande bedrijven behouden, voor stabiliteit en doorgroei van de werkgelegenheid;
  • 3. Verbeteren van de aantrekkelijkheid van het ondernemersklimaat (i.e. randvoorwaarden om goed te kunnen ondernemen), dit trekt nieuwe bedrijvigheid aan en laat bestaande bedrijven groeien.

Het Actieprogramma Economie Gouda 2014-2015 bouwt voort op het fundament van de Economische Visie 2005-2010. De Economische Visie 2005-2010 was gericht op het creëren van een gezonde basis voor economisch beleid in Gouda. Het Actieprogramma Economie Gouda 2014-2015 geeft in hoofdstuk 3 een opsomming van zaken die op grond van de Economische Visie 2005-2010 in de afgelopen jaren gerealiseerd zijn. Het huidige Actieprogramma Economie borduurt voort op de ingeslagen weg en staat zo op een stevig fundament. Het actieprogramma bestaat uit acht thema’s en voor 2016 en 2017 zijn de speerpunten geactualiseerd.

Horecanota 2008-2017 “Eten, drinken en overnachten in Gouda”

Op 2 april 2008 is de horecanota 2008-2017 'Eten, drinken en overnachten in Gouda' vastgesteld. Met de horecanota is gevolg gegeven aan de wens om meer duidelijkheid te geven voor ondernemers, bezoekers en bewoners over de ontwikkelingsmogelijkheden en –gebieden van de horeca. Met de horecanota is de input gegeven voor het opstellen van de regeling van de horeca in bestemmingsplannen, waarin in ruimtelijke zin ontwikkelingsmogelijkheden en beleidsuitgangspunten inzichtelijk worden gemaakt. Tevens biedt het een toetsingskader (beleidsregels) voor diverse initiatieven.

De horecanota richt zich met name op de binnenstad, maar ook voor de overige gebieden worden beleidsuitspraken gedaan. De hoofddoelstelling voor de horeca is in de horecanota als volgt geformuleerd: “Gouda wil meer inzetten op de economische en maatschappelijke potentie van horeca, zonder de balans met de leefbaarheid en het woonklimaat van de binnenstad uit het oog te verliezen.” Daarnaast zijn de volgende subdoelen geformuleerd:

  • Verhogen van de bestedingen en verlengen van de verblijfsduur in de horeca en andere vrijetijdssectoren (detailhandel, toerisme, cultuur, vermaak);
  • Ruimte bieden voor realisatie van een aantrekkelijk horeca-aanbod dat aansluit bij de wensen van consumenten;
  • Ruimte bieden voor dynamiek in de horeca sector met voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor ondernemers;
  • Versterken van de werkgelegenheid in de horeca en gerelateerde vrijetijdssectoren.

Gouda kiest voor de inzet van verschillende instrumenten om sturing te geven aan de gewenste horecaontwikkeling. Het bestemmingsplan is het belangrijkste instrument voor de regulering van de horeca. In het bestemmingsplan wordt vastgelegd waar de vestiging van horeca is toegestaan en waar niet. Tevens kunnen in het bestemmingsplan regels worden opgenomen over het aantal en het soort horeca-inrichtingen dat in een bepaald gebied is toegestaan. De primaire afweging voor het vestigen van horeca vindt dus plaats in het bestemmingsplan. De exploitatievergunning op basis van de APV is daarbij volgend en richt zich uitsluitend op de openbare orde en veiligheid. Bij het beoordelen van de exploitatievergunning wordt weliswaar rekening gehouden met het woon- en leefklimaat, maar ook op dat onderdeel is het bestemmingsplan het belangrijkste toetsingskader.

De wijze van bestemmen in de geldende bestemmingsplannen houdt kort gezegd in dat alle horecabedrijven specifiek zijn aangegeven (hetzij via een aanduiding binnen de bestemming, hetzij via een specifieke bestemming) en dat nieuwvestiging elders in principe niet is toegestaan.

In de nieuw op te stellen bestemmingsplannen komt er ruimte voor nieuwe initiatieven. Dit kan door:

  • Meer afwijkingsmogelijkheden op te nemen binnen de bestemming horeca, waarbij gebruik wordt gemaakt van de horecacategorieën. Daarbij kunnen onder bepaalde voorwaarden andere horecacategorieën toegestaan worden om daarmee functiewisselingen, die passen binnen de horecanota, mogelijk te maken;
  • Bieden van afwijkingsmogelijkheden binnen andere (gemengde) bestemmingen, waarbij onder bepaalde voorwaarden een verruiming van de horecacategorieën wordt toegestaan;
  • Wijzigingsbevoegdheden opnemen binnen andere bestemmingen voor horecacategorieën die passen binnen het horecabeleid, waarmee het aantal horecabedrijven kan toenemen.

Detailhandelsnota 2009-2020 “Meer keuze in winkelen”

Gouda stelt zich tot doel om een toekomstvaste en dynamische detailhandelsstructuur te realiseren die aansluit bij de behoeften en bezoekmotieven van consumenten en die voldoende ontwikkelingsmogelijkheden biedt voor ondernemers om in te spelen op marktontwikkelingen. Het gestelde doel wil Gouda bereiken door het stimuleren van versterking, verbreding en vernieuwing van het detailhandelsaanbod, gericht op het vergroten van de aantrekkingskracht van de Goudse detailhandel.

Versterking wil Gouda bereiken door ruimte te bieden aan een kwaliteitsimpuls van het bestaande aanbod en een uitbreiding van dit aanbod. Verbreding wil Gouda stimuleren door ruimte te geven aan een meer divers aanbod door een goede combinatie van kleinschalig/grootschalig en lokaal/filiaal. Vernieuwing van het detailhandelsaanbod streeft Gouda na door ruimte te geven aan het toevoegen van nieuw en onderscheidend aanbod aan de bestaande detailhandelsstructuur.

Gouda hanteert in de beoordeling van marktinitiatieven een indicatieve verdeling van de berekende marktruimte naar koopmotief en type locatie. Op deze manier worden situaties van over- en onderaanbod transparant gemaakt. Daarnaast kiest Gouda voor een beoordeling van toekomstige detailhandelsontwikkelingen door middel van beleidsregels, die door de gemeenteraad zijn vastgesteld.

3.7.5 Planbeschrijving en conclusie

Onderhavig bestemmingsplan is opgesteld met als doel het doorvoeren van een aantal ondergeschikte planologische verbeteringen. Aanleiding is veelal dat de feitelijke situatie anders is dan juridisch is vastgelegd in het bestemmingsplan. Oorzaak is meestal dat bij inventarisatie van het voorgeldende bestemmingsplan functies niet zijn meegenomen, terwijl deze op dat moment wel aanwezig waren. Het plan heeft nadrukkelijk niet de bedoeling om illegale situaties te legaliseren.

In het plan zijn een aantal onderwerpen opgenomen die raken aan het economische beleidsveld:

Nieuwe Gouwe Oostzijde 3 - toevoeging Kantoor

Bij vaststelling van bestemmingplan Nieuwe Park Bedrijven is het pand van OASEN abusievelijk bestemd als 'Bedrijventerrein', terwijl het pand op dat moment al geruime tijd in gebruik was als zelfstandig kantoor. Strikt juridisch geredeneerd valt het pand nu onder overgangsrecht.

Om de feitelijke situatie in overeenstemming te brengen met het juridisch kader wordt in dit bestemmingsplan via een aanduiding geregeld dat het pand kan worden gebruikt als zelfstandig kantoor.

De aanpassing van het bestemmingsplan voor de kantorenlocatie past binnen de vigerende economische beleidskaders. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in nieuwe kantoren, op gronden binnen de invloedsfeer van de concentratielocaties voor kantoren met treinhalte, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op Kaart 1 Kantoren. Daarmee wordt voldaan aan artikel 2.1.2 van de Verordening Ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0002BpVeegplan15-DF01_0002.png"

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen voorziet een plan dat geen uitbreiding van de maximaal toegelaten oppervlakte aan bedrijfsbebouwing ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan toestaat, niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro.

De ladder van duurzame verstedelijking is niet van toepassing.

Jeruzalemstraat 2 - toevoeging functieaanduiding 'Horeca'

Aan de Jeruzalemstraat 2 te Gouda is al geruime tijd het restaurant La Cubanita gevestigd. Huidige aanduiding van het pand is echter kantoor. Omdat het pand in het hiervoor geldende bestemmingsplan feitelijk (legaal) in gebruik was als restaurant, wordt in dit bestemmingsplan de bestemming van het pand aangepast door de aanduiding 'horeca' op te nemen zodat een en ander planologisch correct wordt geregeld.

In de horecanota is aangegeven op welke locaties bepaalde typen horecaontwikkeling mogelijk zijn. Voor de betreffende locatie voor maaltijdverstrekkers wordt aangegeven dat het bestaande aanbod wordt geconsolideerd. Daarmee past toevoeging van de bestaande functie binnen het vigerende beleid.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen voorziet een plan dat geen uitbreiding van de maximaal toegelaten oppervlakte aan bedrijfsbebouwing ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan toestaat, niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. De ladder van duurzame verstedelijking is niet van toepassing.

Wijdstraat 2 - toevoeging functieaanduiding 'Horeca'

Aan de Wijdstraat 2 te Gouda is al geruime tijd een horeca-inrichting gevestigd. De huidige bestemming van het pand is echter Centrum - 1. Binnen deze bestemming is niet rechtstreeks horeca toegestaan. Omdat het pand in het hiervoor geldende bestemmingsplan feitelijk (legaal) in gebruik was als horecabestemming (bar), wordt in dit bestemmingsplan de bestemming van het pand aangepast door een aanduiding voor horeca in maximaal categorie 3 op te nemen zodat een en ander planologisch correct wordt geregeld.

In de horecanota is aangegeven op welke locaties bepaalde typen horecaontwikkeling mogelijk zijn. Voor de betreffende locatie voor drankverstrekkers wordt aangegeven dat het bestaande aanbod op deze locatie wordt geconsolideerd. Daarmee past toevoeging van de bestaande functie binnen het vigerende beleid.

De aanpassing van het bestemmingsplan past binnen de vigerende economische beleidskaders. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen voorziet een plan dat geen uitbreiding van de maximaal toegelaten oppervlakte aan bedrijfsbebouwing ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan toestaat, niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. De ladder van duurzame verstedelijking is niet van toepassing.

Dunantsingel 92 - onttrekken pand aan voorraad detailhandel (supermarkt)

In Gouda Oost is op de Dunantsingel 92 bij vaststelling van dit plan een de Lidl gevestigd. De winkel zal op korte termijn verhuizen naar een nieuwe locatie. Het pand heeft nu een detailhandelsbestemming.

Met voorliggende bestemmingsplan wordt gewaarborgd dat de 'achterblijflocatie’ feitelijk en juridisch wordt gesaneerd zodat na sluiting van de thans aanwezige supermarkt, de vrijgekomen gronden niet meer mogen worden gebruikt om aldaar een supermarkt te vestigen en te exploiteren. Hiertoe is door het sluiten van een private overeenkomst een inspanningsverplichting aangegaan door de gemeente. Voorliggende plan voorziet in een gemengde bestemming om flexibiliteit in hergebruik te bieden, alwaar wonen op de verdieping met recht is toegestaan en ook bedrijfsactiviteiten milieucategorie 1 en 2 en kantoren zijn toegestaan.

De aanpassing levert een bijdrage aan de beleidsdoelstellingen zoals opgenomen in de provinciale VRM. Met dit plan wordt beoogd een herallocatie van de supermarkt binnen een nieuwe goed bereikbare en centraal gelegen winkelconcentratie aan de Sportlaan mogelijk te maken. Aldus is voldaan aan artikel 2.1.4. van de Verordening.

De locatie ligt binnen de invloedsfeer van de concentratielocaties voor kantoren met treinhalte, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op Kaart 1 Kantoren. Daarmee wordt voldaan aan artikel 2.1.2 van de Verordening Ruimte.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen voorziet een plan dat geen uitbreiding van de maximaal toegelaten oppervlakte aan bedrijfsbebouwing ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan toestaat, niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Omdat dit onderdeel niet ziet op het realiseren van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is de ladder van duurzame verstedelijking niet van toepassing. De aanpassing van het bestemmingsplan past binnen de vigerende beleidskaders.

3.8 Woonbeleid

3.8.1 Rijksbeleid

Woonvisie

In de Woonvisie (2011) presenteerde het kabinet zijn visie op de woningmarkt. Het kabinet kiest voor een woningmarkt met meer marktwerking en eigenwoningbezit. Dit is nodig omdat enerzijds goed wonen in Nederland een gemeengoed is geworden en anderzijds de woningmarkt niet goed functioneert. De bouw- en woningmarkt bevinden zich in een overgangssituatie van sterke groei in het verleden via een forse conjuncturele terugval op dit moment naar een meer gematigde ontwikkeling in de komende jaren. Daarom acht het kabinet een heroriëntatie van het woonbeleid nodig die leidt tot een doelmatiger verdeling van woonruimte, verbetering van het investeringsperspectief en versterking van het vertrouwen op de woningmarkt. Het kabinet kiest daarbij voor meer keuzevrijheid, zeggenschap en verantwoordelijkheid voor burgers, bedrijven en maatschappelijke instellingen.

Met het in 2013 gesloten Woonakkoord is het kabinet een fors aantal maatregelen overeengekomen die de bouw en daarmee de werkgelegenheid moeten stimuleren, energiebesparing moeten bevorderen, starters moeten helpen, scheefwonen moeten tegengaan en bewegen op de woningmarkt zouden moeten stimuleren. Ook verzacht het de effecten van belangrijke hervormingen uit het regeerakkoord voor de woningmarkt.

3.8.2 Provinciaal beleid

Visie ruimte en mobiliteit

Voor de periode tot 2030 is het provinciale woonbeleid opgenomen in de Visie ruimte en mobiliteit (2014) In het provinciale woonbeleid blijft de regionale woonvisie centraal staan.

  • De inhoudelijke thema's zijn:
    • 1. realistisch kwantitatief en kwalitatief woningbouwprogramma;
    • 2. Verbetering van de woonmilieubalans;
    • 3. Aanbod van voldoende sociale woningbouw;
    • 4. Toepassing van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking;
    • 5. Weerspiegeling hiervan in de woningbouwopgave in bestemmingsplannen.
  • De provincie gaat bij succesvolle regionale afstemming uit van een kwantitatieve bandbreedte per gemeente in plaats van één kwalitatief richtgetal. De woningmarkt is minder voorspelbaar dan voorheen door onder andere economische en demografische omstandigheden. Dit betekent meer vraaggeleiding in plaats van aanbodsturing. De regionaal samenwerkende gemeenten dienen eens per drie jaar hun 'regionale woonvisie' aan te passen als de prognoses over woningbehoefte daartoe aanleiding geven. Het gaat dan om de Woningbehoefteraming (WBR) en Bevolkingsprognose (BP). Daarnaast dienen zij jaarlijks het woningbouwprogramma te monitoren en over de voortgang en eventuele wijzigingen aan de provincie te berichten. Als de provincie de 'regionale woonvisie' aanvaardt , kan een gemeente tot een bepaalde datum bij de aanbieding van bestemmingsplannen aangeven dat de in het plan opgenomen woningbehoefte past binnen de regionale afstemming van het woningbouwprogramma. Als de regionale woonvisie door de provincie is aanvaard, is aan trede 1 van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking voldaan.

Verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel 2010-2020

Rijk, provincie en regio's hebben gezamenlijk in het Samenwerkingsverband Zuidvleugel een Verstedelijkingsstrategie (2010) opgesteld in het kader van het Verstedelijkingsprogramma Zuidvleugel 2010-2020. Deze strategie bevat regionale programmatische uitwerkingen voor vijf regio's. De belangrijkste hoofdpunten van de strategie zijn:

  • Het in balans brengen van vraag en aanbod qua woonmilieus, dat wil zeggen zorgen voor meer écht centrumstedelijke en écht landelijke woonmilieus, het tekort aan groenstedelijke woonmilieus wegwerken;
  • Vooral binnenstedelijk bouwen, dat wil zeggen tot 80% van de opgave realiseren binnen het bestaand stedelijk en dorpsgebied opdat de schaarse open ruimte in de Zuidvleugel gespaard blijft en het draagvlak voor stedelijke voorzieningen wordt versterkt.

De verstedelijkingsstrategie is uitgewerkt in de verstedelijkingsopgave. De betrokken gemeenten, waaronder Gouda, spannen zich in om een plancapaciteit voor 14.500 nieuwbouwwoningen inclusief vervanging juridisch haalbaar te maken waarvan 5.200 binnen BSD2010. De regio poogt daarbij vraag en aanbod meer in balans te brengen en beziet in hoeverre een extra inspanning voor meer plannen binnen BSD2010 zich hiertoe verhoudt.

Verordening ruimte

De provinciale Verordening Ruimte fungeert als toetsingskader voor nieuwe bestemmingsplannen. In de verordening is ten aanzien van het aspect wonen neergelegd dat een bestemmingsplan:

  • 1. voorziet in een aantoonbare behoefte (artikel 2 lid 1 VR);
  • 2. is gebaseerd op een regionale visie op het programma of ten minste regionaal is afgestemd (artikel 2 lid 1 VR);
  • 3. rekening houdt met de voorkeursvolgorde eerst 1. herstructurering, dan 2. aansluitend aan bestaande bebouwing (artikel 2 lid 2 VR).

De provincie heeft de regionale woonvisie en bijbehorend woningbouwprogramma voor de periode 2015-2024 aanvaard als kader voor de verantwoording van de woningbouwopgave in bestemmingsplannen zoals bedoeld in de provinciale Verordening ruimte. Voorliggende bestemmingsplan maakt geen woningbouw mogelijk. Daarmee wordt voldaan aan het gestelde in de verordening Ruimte.

3.8.3 Regionaal beleid

Regionale Agenda Wonen Plus

De Regionale Agenda Wonen (2013) is het vertrekpunt voor de verdere fasegewijze uitwerking tot een regionale woonvisie, het regionale kader voor het woonbeleid. De eerste fase van de uitwerking heeft geresulteerd in een jaarlijkse Regionale Monitor Woningproductie, een Regionale Projectenlijst Woningbouw in combinatie met een Regionaal Afwegingskader Woningbouw. Bij brief van 7 juni 2015 hebben de regionaal samenwerkende gemeenten in Midden-Holland de provincie geïnformeerd over de actualisatie van de regionale woonvisie, de Regionale Agenda Plus. Bij brief verzonden op 5 november 2015 heeft de provincie de geactualiseerde regionale woonvisie en het bijbehorende woningbouwprogramma voor blok 1 (2015-2024) aanvaard als kader voor verantwoording van de woningbouwopgave in bestemmingsplannen conform artikel 3 lid 1 en 2 van de Verordening Ruimte 2012. Voor blok 2 dient eerst aanvullend afgestemd te worden volgens het Regionale Afwegingskader Woningbouw. De aanvaarding geldt tot het moment waarop de provincie een besluit neemt over een nieuwe actualisering van de regionale woonvisie die de regio vóór 1 juli 2017 aan de provincie moet aanbieden. Als op dat tijdstip geen actualisering is aangeboden, vervalt de provinciale aanvaarding per 1 juli 2017.

Woonvisie Zuidplas

De "Woonvisie Zuidplas" (2008) onderbouwt eerst en vooral de woningbehoefte in kwantitatieve en kwalitatieve zin voor de ontwikkeling van de Zuidplaspolder. De Woonvisie richt zich op het wonen in de Zuidplaspoldergemeenten tot het jaar 2020 en is een woonvisie op hoofdlijnen. Deze Woonvisie dient als het subregionale kader voor het wonen in deze gemeenten en is daarmee richtinggevend voor (toekomstige) actualisatie van lokale woonvisies. Verder levert deze Woonvisie input voor de bestemmingsplannen en gebiedsprogramma's in de Zuidplaspolder. Deze woonvisie bevat zeven kernstrategieën over de gewenste woonmilieus, individuele woonwensen, toekomstbestendig bouwen, huisvesting voor ouderen en mensen met een functiebeperking, huisvesting voor starters en lage inkomens en (sub)regionale woonruimteverdeling. De woonvisie wordt vertaald in ontwikkelingsstrategiekaders.

3.8.4 Gemeentelijk beleid

Woonvisie Gouda

Op 9 december 2015 heeft de gemeenteraad van Gouda de Woonvisie Gouda 2015-2019 "De kracht van Gouda: aangenaam wonen voor iedereen" vastgesteld.

Gouda wil een aangename woonstad voor iedereen, nu en in de toekomst, zijn door haar unieke woonkwaliteit -stedelijk en betaalbaar wonen rondom een historisch en levendig stadshart met een centrale ligging in de Randstad en de natuur binnen handbereik - te koesteren en waar mogelijk te versterken. In de nieuwe woonvisie staan de volgende vijf thema's centraal:

  • 1. woon- en leefkwaliteit in Gouda: wijken met toekomstwaarde;
  • 2. kwaliteit bestaande woningen: duurzaam-energetisch, veilig en levensloopgeschikt;
  • 3. wonen voor iedereen: betaalbaar, beschikbaar en toegankelijk;
  • 4. optimale voorraad: versnelling en vraagsturing woningproductie;
  • 5. wonen met zorg: een thuis voor kwetsbare groepen.

De woonvisie vermeldt een gewenste kwantitatieve en kwalitatieve differentiatie voor nieuwbouw in de periode 2015-2024. Daarnaast bevat de woonvisie de ambitie om de sociale huurvoorraad minimaal in stand te houden tot 2020.

Visie op Levensloopbestendig Gouda

Met de Visie op Levensloopbestendig Gouda (2004) in aanvulling op de nota Wonen en Zorg op Maat (1996) is bepaald dat iedere Goudse wijk levensloopbestendig zou moeten zijn (in 2015). Een 'levensloopbestendige wijk' is een (buiten)gewone wijk waar het voor iedereen aantrekkelijk wonen is vanwege een breed en divers aanbod van voorzieningen op het gebied van wonen, welzijn en zorg. De wijk is zo ingericht dat ouderen en mensen met een lichamelijke, verstandelijke, psychische en/of maatschappelijke functiebeperking er zo zelfstandig mogelijk kunnen blijven wonen, ook als de behoefte aan zorg en ondersteuning steeds groter wordt.

3.8.5 Planbeschrijving en conclusie

De provincie heeft de regionale woonvisie en bijbehorend woningbouwprogramma voor de periode 2015-2024 aanvaard als kader voor de verantwoording van de woningbouwopgave in bestemmingsplannen zoals bedoeld in de provinciale Verordening ruimte.

De woonvisie die de raad in zijn vergadercyclus 9 december 2015 heeft behandeld, vermeldt een gewenste kwantitatieve en kwalitatieve differentiatie voor nieuwbouw in de periode 2015-2024. Daarnaast bevat de woonvisie de ambitie om de sociale huurvoorraad minimaal in stand te houden tot 2020.

Voorliggende bestemmingsplan maakt geen woningbouw mogelijk. Daarmee wordt voldaan aan het woonbeleid.

3.9 Overige relevante beleidskaders

3.9.1 Duurzaamheid

Gouda wil actief aan de slag met het thema duurzaamheid. Hiertoe heeft de gemeenteraad op 9 december 2015 de maatschappelijke vergroeningsagenda vastgesteld.

De in de vergroeningsagenda geformuleerde ambities zijn nader uitgewerkt in het Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid 2016-2019. Een belangrijke ambitie is: Gouda CO2-neutraal in 2040. Deze ambitie vertaald in twee doelstellingen:

  • 1. Tenminste 1,5% energiebesparing per jaar (tussendoel: 6 % energiebesparing in 2020);
  • 2. 10% toename van productie van duurzame energie in 2020 ten opzichte van 2015.

Daarnaast ligt de focus op de doelstellingen:

  • 3. Afvalscheidingspercentage van 75% in 2020;
  • 4. Naar 100% duurzaam inkopen;
  • 5. Naar minder vervoersbewegingen in de stad

Verduurzaming energievoorziening

De gemeente Gouda stelt twee belangrijke tussendoelstellingen in het realiseren van het doel: CO2-neutraal in 2040

  • 6% energiebesparing in 2020, t.o.v. 2015 en
  • 10% toename van duurzame energie in 2020 ten opzichte van 2015

In vervolg op het Nationaal Energie Akkoord in 2013 stelt de gemeente Gouda de ambitie om in 2040 CO2-neutraal te zijn. De doelstelling voor Gouda is gebaseerd op de landelijke energie-ambities1 . We vertrekken niet vanaf “nul”, en nemen 2015 als referentiejaar. Monitoring vindt plaats met de monitor Enervisa.

Gemeente Gouda streeft naar een gemiddeld groen energielabel B voor de hele woningvoorraad in 2025. Om bewoners te bereiken en te betrekken bij de doelstelling van dit programma gaan we initiatiefnemers onder de bevolking helpen kennisnetwerken te realiseren. Hiervoor zetten we in op een persoonlijke en wijkgerichte aanpak en op stimulerende prikkels. Er wordt ingezet op energiebesparing met tenminste 1,5 procent per jaar, dit kan door eigen initiatieven maar het stimuleren van collectieve initiatieven en/of de inzet en het stimuleren van Esco's wordt als belangrijk gezien. Als laatste worden nieuwe concepten zoals nul-op-de-meter woningen gestimuleerd.

  • Afvalscheidingspercentage van 75% in 2020

Op basis van “afval scheiden loont” gaan we in 2016 beginnen met gedifferentieerde tarieven.

  • Toewerken naar minder vervoersbewegingen in de (binnen)stad

Gemeente Gouda streeft streven naar een stad met voldoende ruimte voor kwalitatief groen.

nitiatieven uit de stad worden binnen de bestaande mogelijkheden en uitgangspunten gefaciliteerd. Bij reconstructies wordt binnen bestaande beperkingen blijvend gezocht naar mogelijkheden om groen uit te breiden en om de kwaliteit van het groen te verbeteren. Hier is altijd een spanningsveld van meerdere “ruimtevragers” zoals groen, water, parkeren, spelen etc. Het kan bij sommige projecten ook betekenen dat gekozen wordt voor minder bomen, maar dan wel met betere toekomstmogelijkheden.

Relevantie voor het plangebied

Het plan maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Het treffen van maatregelen om de CO2 uitstoot te verminderen is in het kader van dit bestemmingsplan niet relevant.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Milieu

De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien het laatste decennium steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan soms beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren. Dit hoofdstuk geeft de milieukundige randvoorwaarden.

4.1.1 Bodem

Wettelijk kader

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.

In het kader van de Grondexploitatiewet dienen de kosten in gevallen waarbij sprake is van de noodzaak voor een bodemsanering tijdig in kaart te worden gebracht. Het is daarom aan te bevelen reeds in een vroeg stadium van planvorming (historisch-) bodemonderzoek voor het hele plangebied uit te voeren. Deze bodemonderzoeken zijn ook noodzakelijk bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen.

Bij de realisatie van ruimtelijke plannen is vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. De gemeente Gouda beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en de bijbehorende Nota Bodembeheer. Uitgangspunt is dat de kwaliteit van her te gebruiken grond aansluit bij de functie ter plaatse.

Onderzoek en resultaten

Het bestemmingsplan leidt niet tot bouwwerkzaamheden waarmee grond verplaatst wordt. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe voor bodemverontreiniging gevoelige verblijfbestemmingen vastgesteld.

De wijziging van de bedrijfsbestemming naar een woonbestemming voor het perceel aan de Koningin Wilhelminaweg 203, of van de bedrijfsbestemming naar een kantoorbestemming voor het perceel van OASEN aan de Nieuwe Gouwe Oostzijde 3, zal niet leiden tot een nieuwe verblijffunctie, omdat beide bestemmingen een verblijffunctie mogelijk maken. Dit geldt ook voor de wijziging van de bestemming 'detailhandel' in 'gemengd maatschappelijk' (perceel Dunantsingel 92), de wijziging van de bestemming 'groen' in 'tuin/erf' aan de Merlijnstraat 2. Ook geldt dit voor het wijzigen van de maatbestemmingen binnen de bedrijfsbestemming 'sportcentrum' Jaagpad 35) of binnen de bestemming 'centrum' ('horeca' Jeruzalemstraat 2 en Wijdstraat 2). De correctie van de geluidszone van het industrieterrein Hollandsche IJssel op de verbeelding, het aanpassen van de bouwhoogte in goothoogte voor de woonwagenlocatie op Van den Boschstraat en de wijziging van de bestemming 'wonen' in de bestemming 'tuin' aan de van Baerlestraat/Van der Palmstraat zal niet leiden tot ander gebruik van de gronden.

Conclusie

Het aspect bodem belemmert de vaststelling van het bestemmingsplan niet.

4.1.2 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse.

Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). De grenzen voor deze stoffen zijn opgenomen in de onderstaande tabel.

stof   jaargemiddelde   uurgemiddelde   24-uursgemiddelde   Opmerkingen  
NO2   40 µg/m3   200 µg/m3   n.v.t.   Uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden  
PM10   40 µg/m3   n.v.t.   50 µg/m3   24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden  
PM2,5   25 µg/m3    n.v.t.   n.v.t.   n.v.t.  

Grenswaarden Wet luchtkwaliteit

Wet luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16, eerste lid, Wm) stelt dat een ruimtelijk plan of project doorgang kan vinden indien:

  • een project niet tot het overschrijden van een grenswaarde leidt;
  • de luchtkwaliteit tengevolge van het project (per saldo) verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • een project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van relevante stoffen in de buitenlucht. De NIBM bijdrage is gedefinieerd als een toename van de concentraties van zowel fijn stof (PM10 , PM2.5) als stikstofdioxide (NO2) met minder dan 3% van de grenswaarde of te wel 1,2 µg/m3 voor PM10 en NO2 en 0,75 µg/m3 voor PM2.5 jaargemiddeld;
  • een project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL). Het programma bevat een pakket maatregelen dat erop gericht is om grote ruimtelijke projecten (projecten In Betekenende Mate of IBM-projecten) tijdig aan de grenswaarden te laten voldoen.

Het Besluit NIBM heeft een aantal NIBM-grenzen vastgesteld, waarvan met zekerheid kan worden gesteld dat de 3%-grens niet zal worden overschreden.

Onderzoek en resultaten

Het bestemmingsplan is conserverend. Het beoogd bestaand gebruik van gronden vast te leggen in daarop toegesneden bestemmingen. Daarbij gaat het om kleine lokale functiewijzigingen. De wijziging van de bedrijfsbestemming naar een woonbestemming voor het perceel aan de Koningin Wilhelminaweg 203, of van de bedrijfsbestemming (met toegestane kantoren) naar een kantoorbestemming voor het perceel aan de Nieuwe Gouwe Oostzijde 3, zal niet leiden tot toename van verkeer. Dit geldt ook voor de wijziging van de bestemming 'dienstverlening' in 'kantoor' voor het perceel aan Hoogendoornplein 2 en voor de wijziging van de bestemming 'detailhandel' in 'gemengd' (perceel Dunantsingel 92). Ook geldt dit voor de verplaatsing van een maatbestemming naar een nabijgelegen perceel ('sportcentrum' Jaagpad 35). Onevenredige toename van verkeer is ook niet te verwachten voor de wijziging van de aanduiding 'kantoor' in 'horeca' binnen de bestemming 'centrum' (Jeruzalemstraat 2) of toevoeging van de functieaanduiding 'horeca' aan de bestemming 'centrum' (Wijdstraat 2). De correctie van de geluidszone van het industrieterrein Hollandsche IJssel op de verbeelding, het aanpassen van de bouwhoogte in goothoogte voor de woonwagenlocatie aan de Van den Boschstraat en de wijziging van de bestemming 'wonen' in de bestemming 'tuin' aan de van Baerlestraat/Van der Palmstraat of 'groen' in tuin/erf aan de Merlijnstraat 2 zal niet leiden tot ander gebruik van de gronden.

Daarom is niet te verwachten dat ze zullen leiden tot verhoging van de concentratie van verontreinigingen in de lucht.

De luchtkwaliteit in Gouda voldoet over het algemeen aan de kwaliteitsnormen. Slechts langs de A12 en de Goudse Poort worden concentraties voor NO2 tegen of licht boven de grenswaarden berekend op www.nsl-monitoring.nl. Hier worden geen verblijfsfuncties gerealiseerd voor doelgroepen die gevoelig zijn voor luchtverontreiniging.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit belemmert het vaststellen van het bestemmingsplan niet.

4.1.3 Geluid

Geluid kan de leefkwaliteit sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog niveau van wegverkeer, railverkeer en /of industrielawaai kunnen hierdoor lichamelijke en psychische klachten oplopen.

Wettelijk kader

De Wet geluidhinder “werkt” met het systeem van zones (aandachtgebieden) rond geluidsbronnen. Voor dit onderzoek zijn de volgende definities uit de Wet geluidhinder van belang ten aanzien van zones en grenswaarden binnen zones. Een weg heeft in de zin van de Wet geluidhinder een geluidszone wanneer de maximaal toegestane rijsnelheid hoger is dan 30 km/u.

De Wet geluidhinder verplicht ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden langs gezoneerde geluidsbronnen. Onder geluidsgevoelige bestemmingen wordt o.a. woningen en woonwagenterreinen verstaan (art. 1 Wgh).

In het kader van de Wet geluidhinder is er geen onderzoeksplicht naar 30 km/uur-wegen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan het echter wel noodzakelijk zijn de akoestische gevolgen van een 30 km/uur-weg in kaart te brengen om te onderzoeken of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Het systeem van de Wet geluidhinder gaat hierbij uit van voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden. Een geluidsbelasting onder de voorkeursgrenswaarde is toelaatbaar. De effecten van geluid worden dan aanvaardbaar geacht. Een geluidsbelasting in het gebied tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale grenswaarde is alleen toelaatbaar na een afwegingsproces. Het afwegingsproces heeft vorm gekregen in de procedure vaststelling hogere waarden voor geluid. Een geluidsbelasting hoger dan de maximale grenswaarde is niet toelaatbaar.

In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de wettelijke grenswaarden per geluidsbron voor dit bouwplan.

Bestemming   Geluidsbron   Geluidsbelasting Lden in dB  
    Voorkeurs-
grenswaarde  
Maximale
grenswaarde  
Geluidsgv bestemmingen   Wegverkeer   48   53  
  Railverkeer   55   68  
  Industrie   501)   551)  

Gemeentelijke beleid t.a.v. Hogere waarden

Op 3 september 2012 heeft de gemeente Gouda de Beleidsregel Hogere waarden Regio Midden-Holland van 16 april 2012 vastgesteld. In deze beleidsregel staan voorwaarden weergegeven waaronder burgemeester en wethouders een hogere waarde mogen verlenen.

In onderstaande tabel is het toetsingskader van het gemeentelijk hogere waarde beleid opgenomen (t.g.v. wegverkeer).

Geluidsbelasting   Voorwaarden Hogere Waarde beleid
 
< 48 dB   Voldoet aan voorkeursgrenswaarde geen hogere waarde nodig en geen aanvullende voorwaarden vereist  
48-53 dB   Hogere grenswaarde nodig, geen aanvullende voorwaarden vereist  
53-63 dB   Hogere grenswaarden nodig én aanvullende voorwaarden zoals geluidsluwe gevel en geluidsluwe buitenruimte vereist  
> 63 dB   Overschrijding maximale grenswaarden, bouwen niet mogelijk anders dan met dubbele gevel, vliesgevel of dove gevel. In dat geval gelden ook aanvullende voorwaarden voor wat betreft de geluidsluwe gevel en geluidsluwe buitenruimte  

Toetsingskader gemeentelijk Hogere Waarde beleid (t.g.v. wegverkeer)

Beoordeling goede ruimtelijke ordening

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is inzicht vereist in de geluidsbelasting ter plaatse van het plangebied. De cumulatieve geluidsbelasting geeft een indicatie voor de te verwachten geluidshinder. De cumulatieve geluidsbelasting kan bepaald worden volgens de methode “Miedema”. De te verwachten hinder als cumulatieve geluidsbelasting is gekwantificeerd volgens onderstaande tabel.

Gecumuleerde geluidsbelasting in Lden in dB   Milieukwaliteitsmaat  
< 50   Goed  
50-55   Redelijk  
55-60   Matig  
60-65   Tamelijk slecht  
65-70   Slecht  
> 70   Zeer Slecht  

Milieukwaliteitsmaat (Miedema)

4.1.3.1 Wegverkeerslawaai

Bij de andere onderwerpen van het 'Veegplan 2015' is derhalve geen sprake van het creëren van nieuwe geluidsgevoelige objecten.

Dat geldt voor de omzetting van de bestemming ten behoeve van bedrijvigheid aan de Nieuwe Gouwe Oostzijde 3, het sportcentrum aan het jaagpad en het toevoegen van horeca aan de bestemming 'centrum'. Door het aanpassen van de 'bouwhoogte' in 'goothoogte' voor de woonwagenlocatie aan de Van den Boschstraat worden geen nieuwe gevoelige functies gecreëerd. Hetzelfde geldt voor de aanpassing van de bestemming 'wonen' in 'tuin' aan de Van Baerlestraat en Van der Palmstraat of de bestemming 'groen' in 'tuin/erf' aan Merlijnstraat 2. De correctie van de geluidszone van het industrieterrein Hollandsche IJssel op de verbeelding leidt ook niet tot nieuwe geluidsgevoelige objecten.

De bedrijfsbestemming op Koningin Wilhelminaweg 203 is niet overeenkomstig de huidige situatie. Hier is reeds jaren een woning aanwezig. Hierdoor wordt met het wijzigen van de bedrijfsbestemming in een woonbestemming geen nieuwe gevoelige functie gecreëerd. Daarom is er ten behoeve van de correctie van de bestemming op die locatie geen aanvullend onderzoek nodig. De bestemming 'detailhandel' staat bewoning toe vanaf de eerste verdieping, de bestemming 'gemengd' ook op de begane grond. De wijziging van de bestemming van het perceel aan de Dunantsingel 92 van 'detailhandel' naar 'gemengd' creëert geen uitbreiding van de mogelijkheden voor bewoning. Het perceel kent een belasting van wegverkeerslawaai van gezoneerde wegen van maximaal 48 dB. Hiermee is voor de uitbreiding van de woonbestemming geen hogere waarde nodig. Met een bouwtechnisch onderzoek dient in het kader van de vergunningverlening aangetoond te worden dat aan een binnenwaarde van 33 dB voldaan kan worden.

Zoals in §3.5 is aangegeven leidt het 'Veegplan 2015' niet tot extra verkeer en daarom niet tot toename van wegverkeerslawaai op bestaande gevoelige objecten.

Conclusie

Het aspect wegverkeerslawaai belemmert het vaststellen van het bestemmingsplan niet.

4.1.3.2 Industrielawaai

Er worden binnen een zone voor industrielawaai geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen gecreëerd of geluidsgevoelige bestemmingen gewijzigd.

De weergave van de 'Geluidszone Hollandsche IJssel' op de verbeelding wordt gecorrigeerd. Er wordt een verbinding van het midden van de rivier Hollandsche IJssel naar de zuidwest punt van het gelijknamige gezoneerde industrieterrein aangebracht. Hiermee worden geen geluidgevoelige objecten binnen de geluidszone geplaatst. De correctie heeft geen milieugevolgen.

Conclusie

Het aspect industrielawaai belemmert het vaststellen van het bestemmingsplan niet.

4.1.3.3 Spoorweglawaai

Er worden binnen de geluidszone van het spoor geen geluidsgevoelige bestemmingen gecreëerd of geluidsgevoelige bestemmingen gewijzigd.

Conclusie

Het aspect spoorwegverkeerslawaai belemmert het vaststellen van het bestemmingsplan niet.

4.1.4 Bedrijven en milieuzonering

Wettelijk kader

Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Tengevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer (Wm), Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wm en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.

De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen 'rustige woonwijk' of 'rustig buitengebied'. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype 'gemengd gebied' kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven.

Onderzoek en resultaten

Middels het 'Veegplan 2015' worden verschillende bedrijfsbestemmingen herzien of nader ingekaderd. Een 'sportcentrum' op de schaal van een sportschool of gymnastiekzaal valt onder categorie 2 van de Handreiking Bedrijven en Milieuzonering. Verplaatsing van de aanduiding binnen een perceel met eenzelfde bedrijfsbestemming waar categorie 2 bedrijvigheid mogelijk is (Jaagpad 35), is daarom passend.

Binnen de bedrijfsbestemming van het perceel aan de Nieuwe Gouwe Oostzijde 3 zijn kantoren mogelijk. Omzetting naar een kantoorbestemming voor dit perceel is daarmee passend.

De toevoeging van 'horeca' past binnen de bestemming 'centrum' aan de Jeruzalemstraat 2 en Wijdstraat 2. De bedrijfsactiviteit valt onder het Activiteitenbesluit, waarmee de milieubelasting gereguleerd wordt.

De omzetting van de bestemming 'detailhandel' naar 'gemengd' voor het perceel aan de Dunantsingel 92 breidt de mogelijkheden voor het vestigen van bedrijven uit categorie 2 uit. 'Detailhandel' valt onder categorie 1, de bestemming 'gemengd' laat bedrijvigheid tot en met categorie 2 toe. De omgeving bestaat uit afwisselend de bestemming 'wonen' en 'maatschappelijk' (bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan) en kan daarmee als een gemengd gebied beschouwd worden. Omdat de afstand tot de dichtstbijzijnde woningen groter is dan 10 meter is bedrijvigheid van categorie 2 passend in de omgeving.

De wijziging van de bedrijfs- naar een woonbestemming van het pand aan de Koningin Wilhelminaweg 203 vindt plaats in een woongebied en legt daarmee geen beperkingen op aan bedrijvigheid in de omgeving.

De omzetting van de bestemming 'detailhandel' naar 'gemengd' voor het perceel aan de Dunantsingel 92 beperkt de mogelijkheden voor bedrijven in de omgeving niet omdat de bestemming 'detailhandel' ook woningen toestaat. De aanpassing van de 'bouwhoogte' in 'goothoogte' voor de woonwagenlocatie aan de Van den Boschstraat verandert de woonfunctie niet.

De andere wijzigingen van het 'Veegplan 2015' betreffen geen bedrijvigheid of gevoelige bestemmingen.

Met de vaststelling van het 'Veegplan 2015' worden gevoelige bestemmingen niet onaanvaardbaar belast en wordt de bestaande bedrijvigheid niet belemmerd.

 

Conclusie

Het aspect bedrijvigheid en milieuzonering staat het vaststellen van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.1.5 Flora en fauna

Om natuurwaarden in Nederland te beschermen geldt een drietal landelijke wetten: de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Wro. Deze wetgeving is voor een deel verwerkt in provinciaal beleid, te weten:

  • Visie Ruimte en Mobiliteit Zuid-Holland;
  • Natuurbeheerplan 2012;
  • Provinciaal Compensatiebeginsel 1997. Het Rijk heeft aangekondigd dat tijdens de planperiode de nationale wetgeving zal worden aangepast. Dit heeft mogelijk gevolgen voor de randvoorwaarden voor toekomstige ontwikkelingen in het plangebied.

De handreiking bestemmingsplan en natuurwetgeving (EL&I, 2007) geeft aan dat: “gemeenten op grond van de Wro rekening moeten houden met een goede ruimtelijke ordening”. Het betekent dat op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel doorwerking van het nationaal en provinciaal natuurbeleid rekening wordt gehouden met relevante wetgeving op grond van de uitvoerbaarheid van plannen (art. 9 Besluit ruimtelijke ordening).

Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient middels een quickscan (combinatie van bureauonderzoek en één veldbezoek) te worden vastgesteld of het voornemen redelijkerwijs uitvoerbaar is, en:

  • Er overtreding van de verbodsbepalingen voor beschermde soorten plaatsvindt (toetsing Flora- en faunawet, maar ook Provinciaal compensatiebeleid met betrekking tot weidevogelgebieden);
  • Er mogelijke significante gevolgen zijn voor beschermde gebieden (toetsing aan Natuurbeschermingswet 1998, ook wel voortoets genoemd);
  • Er wezenlijke waarden en kenmerken van Ecologische HoofdStructuur-gebieden (EHS) aangetast worden.

Indien deze beschermde natuurwaarden niet worden aangetast, wordt de ruimtelijke ontwikkeling conform de eerder genoemde regelgeving toelaatbaar geacht. In dat geval dient rekening te worden gehouden met de algemeen geldende zorgplicht (artikel 2) van de Flora- en Faunawet. De zorgplicht bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora of fauna veroorzaakt, verplicht is maatregelen te nemen die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken. De zorgplicht kan gezien worden als algemene fatsoenseis die voor iedereen geldt.

De gemeente Gouda kent in haar Groenstructuurplan 2007-2015 het uitgangspunt een boom voor een boom. Gekapte bomen dienen gecompenseerd te worden in de gemeente. Bomen worden aangemerkt als ecologische structuur in de stad, met functies voor vogels, insecten en vleermuizen.

Onderzoek en resultaten

De beoogde wijzigingen in het 'Veegplan 2015' zijn van beperkte schaal en hebben slechts een lokale uitstraling. De locaties liggen allen in een stedelijke omgeving. De wijzigingen hebben geen verkeeraantrekkende werking of zullen bijdragen aan de emissie van vermestende stoffen. Daarom is het niet te verwachten dat ze directe of externe effecten hebben op beschermde natuurgebieden, vallend onder Natura 2000 of EHS.

De wijziging van de bestemming 'wonen' in 'tuin' aan de Van Baerlestraat en Van der Palmstraat geeft meer rechtszekerheid aan het huidige 'groene' gebruik. De omzetting van de bestemming 'groen' (openbare voorzieningen) naar 'tuin' zonder bouwvlak leidt niet tot een wijziging van de mogelijkheden voor de inrichting of het gebruik van de strook aan de Merlijnstraat 2, waardoor beschermde planten en/of dieren belemmerd kunnen worden.

Het 'Veegplan 2015' is conserverend van aard. Hierin worden bestaande situaties voorzien van een passende bestemming. Hierbij worden geen nieuwe bouwvlakken gecreëerd die mogelijk zouden kunnen leiden tot nieuwe, binnen de huidige bestemming niet toegestane, bouwactiviteiten. Het bestemmingsplan zal niet leiden tot aanpassingen aan gebouwen en de ruimte eromheen. Toename van verkeer, extra lichthinder of andere verstoring is niet te verwachten als gevolg van de wijzigingen in het 'Veegplan 2015'. De vaststelling van het bestemmingsplan zal dan ook niet leiden tot mogelijke belemmering van beschermde planten en/of dieren.

Dit ontheft initiatiefnemers overigens niet van het algemene zorgbeginsel, indien er wijzigingen aangebracht worden aan de gebouwen of de ruimte eromheen.

Conclusie

Het aspect flora en fauna staat het vaststellen van de het bestemmingsplan niet in de weg.

4.1.6 Externe veiligheid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.


Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste (toekomstige) besluiten en regelingen.

Besluit Externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom de risicobron. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft. Op basis van het Bevi geldt als oriëntatiewaarde voor het GR:

  • 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers;
  • enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).


Basisnet

Per 1 april 2015 is de regelgeving over het Basisnet in werking getreden. Met het Basisnet wordt beoogd een duurzaam evenwicht tussen ruimtelijke ontwikkelingen, vervoer van gevaarlijke stoffen en veiligheid te creëren. Dit gebeurt door alle hoofdvaarwegen, rijkswegen en spoorwegen in te delen in categorieën. Deze categorieën verschillen in de mate waarin er beperkingen gelden voor vervoer en/of ruimtelijke ontwikkelingen. Beperkingen voor het vervoer worden vastgelegd in een gebruiksruimte, beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen in een veiligheidszone.

Besluit externe veiligheid transportroutes

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes in werking getreden. In het besluit staan regels voor de ruimtelijke inrichting rond wegen, waterwegen en spoorwegen met vervoer van gevaarlijke stoffen.

Het Besluit externe veiligheid transportroutes hanteert een vaste grens van 200 meter, vanaf de buitenrand van de transportroute, waarbuiten in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Buiten de 200 meter is een verantwoording niet noodzakelijk. Wel geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen die nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maken buiten de 200 meter, in de toelichting aandacht moet worden gegeven aan de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Visie Externe Veiligheid gemeente Gouda

De visie externe veiligheid geeft mede invulling aan de duurzame ontwikkeling van de stad. Enerzijds moeten ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk blijven, terwijl tegelijkertijd de gemeente zorg draagt voor een veilige woon-, werk- en leefomgeving. In deze visie staat de samenhang tussen ruimtelijke ordening, beheersbaarheid en verantwoording van risico's centraal. In het kader van deze visie is de hele stad beschouwd en voor alle soorten risico's op alle soorten locaties is een uniforme en consequente benadering geformuleerd. Op deze manier geeft Gouda concreet richting en uitwerking aan een veilige, integrale invulling van haar ruimtelijke ontwikkeling.

Voor concrete bouwplannen of bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen geeft de visie planologische kaders voor de procedures. Waar nodig worden aan deze kaders voorwaarden gekoppeld die het risiconiveau beheersbaar houden of risico's uitsluiten. Deze planologische kaders bieden vooraf duidelijkheid in de omgang met externe veiligheid in ruimtelijke procedures.

Onderzoek en resultaten

Het bestemmingsplan is in feite conserverend van aard. De wijzigingen van de bestemmingen leiden niet tot grotere risico's. In eerste instantie omdat de locatie niet in het invloedsgebied van risicobronnen ligt. Indien de locatie wel in het invloedgebied van risicobronnen ligt, leidt de wijziging niet tot verhoging van de kwetsbaarheid van de bestemmingen.

In onderstaande figuur zijn de risicobronnen met de zones en invloedsgebieden van Gouda aangegeven.

risicobronnen met de zones en invloedsgebieden van Gouda

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0002BpVeegplan15-DF01_0003.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0002BpVeegplan15-DF01_0004.png" 

De wijziging van de bedrijfsbestemming in kantoorbestemming aan de Nieuwe Gouwe Oostzijde leidt niet tot het aantrekken van een (beperkt) kwetsbare doelgroep, omdat kantoren ook mogelijk zijn in de bedrijfsbestemming.

De andere locaties liggen niet in een invloedsgebied van een risicobron.

conclusie

Externe veiligheid belemmert het vaststellen van het bestemmingsplan niet.

4.2 Milieu Effect Rapportage

De wet- en regelgeving voor milieueffectrapportage (m.e.r.) is vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de AMvB Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de Wm zijn vooral de procedurele verplichtingen en de m.e.r.-plicht voor plannen met effecten op Natura 2000-gebieden opgenomen. In Besluit m.e.r. is opgenomen voor welke activiteiten een m.e.r. verplicht is. Globaal zijn er 3 soorten m.e.r..

1. Een plan-m.e.r.

Is wettelijk verplicht wanneer het plan kaders stelt voor activiteiten die genoemd zijn in het Besluit m.e.r. De activiteiten in het plan leiden tot mogelijk significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden (passende beoordeling noodzakelijk).

2 Een project- of besluit-m.e.r.

Is wettelijk verplicht wanneer een besluit genomen wordt over een activiteit genoemd is in Bijlage C van het Besluit m.e.r., of de initiatiefnemer of het bevoegd gezag besloten hebben dat voor een activiteit uit Bijlage D van het Besluit m.e.r. een milieueffectrapport opgesteld wordt, cq. moet worden.

3 Een m.e.r.-beoordeling

Is wettelijk verplicht voor de activiteiten van Bijlage D van het Besluit m.e.r. Indien de activiteit groter is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2 van Bijlage D dient de in de Wm beschreven m.e.r.-beoordelingsprocedure doorlopen te worden. Indien de activiteit kleiner is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2 van Bijlage D dient beoordeeld te worden of de in de Wm beschreven m.e.r.-beoordelingsprocedure al dan niet nodig is. Dit noemt men vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Onderzoek en resultaten

Het Veegplan 2015 zal niet leiden tot significante effecten op Natura 2000-gebieden. Ook zijn er geen activiteiten opgenomen in het plan die staan in het Besluit m.e.r. Hiermee rust er geen m.e.r.-(beoordelings)plicht op het plan.

Conclusie

Het vaststellen van het bestemmingsplan is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.

 

4.3 Waterhuishouding

4.3.1 Provinciaal beleid

Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015

In het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 staat uitgebreid beschreven hoe de provincie, samen met waterschappen en andere partners, een duurzame en klimaatbestendige delta zal realiseren en behouden, waar het veilig en aangenaam wonen, werken en recreëren is.
In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • 1. Waarborgen waterveiligheid
  • 2. Zorgen voor mooi en schoon water
  • 3. Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening
  • 4. Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem


In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema’s én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit leidt tot een integrale visie op de ontwikkeling van de Zuid-Hollandse Delta, het Groene Hart en de Zuidvleugel van de Randstad.

Het Waterplan vervangt de eerdere beleidsplannen voor (grond)water. Het plan staat in nauw verband met de provinciale structuurvisie. Daarin staat wat er met de ruimte in Zuid-Holland gaat gebeuren en waar. Het Rijk, alle andere provincies en de vijfentwintig waterschappen in Nederland hebben eveneens in 2009 nieuwe water(beheer)plannen opgesteld.


Actieprogramma Water

In het Actieprogramma Water staat concreet wat de provincie doet om de beoogde resultaten in 2015 te kunnen behalen. Het gaat vooral om uitwerken van nieuwe beleidskaders, bewaken van de voortgang en regie op gebiedsprojecten. De daadwerkelijke uitvoering van projecten wordt verzorgd door de waterschappen. De provincie beschrijft wat er de komende jaren moet gebeuren. De waterschappen bepalen voor hun eigen karakteristieke beheergebied hoe zij dat doen.

4.3.2 Beleid Hoogheemraadschappen

De hoogheemraadschappen zijn het bevoegd gezag voor het beheer van waterkeringen, oppervlaktewater en (ondiep) grondwater. Met het oog op het zuiveren van afvalwater beheren de hoogheemraadschappen rioolgemalen, persleidingen en zuiveringsinstallaties.

In het proces van ruimtelijke planvorming hebben de hoogheemraadschappen een adviserende rol. In de uitvoerings- en beheersfase van ruimtelijke plannen een regelgevende rol.

De gemeente Gouda heeft te maken met twee hoogheemraadschappen. Het hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor het waterbeheer ten oosten van de Gouwe en ten noorden van de Hollandse IJssel. Ten westen van de Gouwe en ten zuiden van de Hollandse IJssel ligt het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK).

4.3.2.1 Waterbeheerplannen 2010-2015 van de Hoogheemraadschappen

Voor de planperiode 2010-2015 zijn de Waterbeheerplannen (WBP) van de hoogheemraadschappen van toepassing. In deze plannen geven de waterbeheerders aan wat hun ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De nieuwe WBP's leggen meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij willen de waterbeheerders dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. De waterbeheerplannen sorteren voor op deze ontwikkelingen.

Wat betreft gezond water wordt onder andere aangesloten bij de kwaliteitseisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)

4.3.2.2 Keur en uitvoeringsregels

Denk hierbij aan handelingen in of nabij:

  • waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden),
  • watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken),
  • andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen)
  • de bodem van kwelgevoelige gebieden

Maar ook aan:

  • Onttrekken en lozen van grondwater
  • Het aanbrengen van verhard oppervlak

De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Wie bv. op een waterkering wil bouwen, moet een watervergunning aanvragen bij Rijnland (én een omgevingsvergunning bij de gemeente). In de uitvoeringsregels die bij de Keur horen is dit nader uitgewerkt. De Keur en Beleidsregels van Rijnland zijn te vinden op www.rijnland.net/regels. De Keur en Beleidsregels van Schieland en de Krimpenerwaard zijn te vinden op de website: http://www.schielandendekrimpenerwaard.nl

4.3.2.3 Riolering en afkoppelen

Overeenkomstig het rijksbeleid geven de waterbeheerders de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:

  • a. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  • b. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  • c. afvalwaterstromen gescheiden worden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
  • d. huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een afvalwaterzuiveringsinrichting getransporteerd;
  • e. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d:
      • zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
      • lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht.

Deze voorkeursvolgorde wordt onderschreven door de gemeente in het gemeentelijk rioleringsplan (GRP).

4.3.2.4 Zorgplicht en preventieve maatregelen voor Hemelwater

Voor de verwerking van hemelwater wijzen de waterbeheerders op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven 'end-of-pipe' maatregelen. Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen. Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen van het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect optreedt op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of  - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe' aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.

4.3.3 Gemeentelijk beleid

In Gouda bestaat een kwetsbaar evenwicht tussen te natte en te droge omstandigheden. Enerzijds mag bij een regenbui geen wateroverlast ontstaan en anderzijds moet het waterpeil juist hoog genoeg zijn om houten funderingen te conserveren en om extra daling van de bodem te voorkomen. Dit uit zich in een relatief geringe drooglegging en weinig mogelijkheden voor peilfluctuaties.

Voor de kans op overstroming gelden sinds 2009 provinciale normen. Deze normen vormden geen uitgangspunt in het Goudse Waterplan van 2003. Uitgangspunt voor Gouda is dat woningen droog moeten blijven. Om aan een norm van maximaal 1 keer per 100 jaar wateroverlast te voldoen, moeten veel wegen uit de hoofdinfrastructuur van Gouda eerder worden opgehoogd dan nu geraamd. Vanwege de grote financiële gevolgen wil Gouda met instemming van Rijnland afwijken van de provinciale normen. Uitgangspunt is wel dat we accepteren dat wegen soms onder water staan.

Water is en blijft een belangrijke belevingswaarde in Gouda

Van belang bij beleving van water zijn kwaliteit, zichtbaarheid, schoon water, cultuurhistorische waarden en bekendheid met het watersysteem en haar geschiedenis. In Gouda is er enthousiasme bij inwoners voor het waterrijke karakter van de stad, maar er blijkt nog veel onbekend over het watersysteem en het beheer van water in de woonomgeving van mensen. Tevens bestaat de wens om het water schoner en aantrekkelijker te maken voor inwoners en bezoekers van de stad. Gouda en Rijnland ontplooien daarom activiteiten op het gebied van voorlichting en educatie. Tevens wordt uitgesproken welke voorstellen vanuit het project Hollandse Waterstad in het waterplan als actiepunten worden opgenomen.

Onderhoud en beheer vragen om afstemming tussen betrokken organisaties.

Het onderhoud van het watersysteem binnen Gouda is verdeeld onder twee instanties. De waterschappen onderhouden de primaire wateren. De gemeente is verantwoordelijk voor het onderhoud van de overige wateren en heeft dit onderhoud uitbesteed aan Cyclus. Het overgrote deel van de klachten van burgers over waterbeheer gaat over onderhoud, in het bijzonder zwerfvuil. Gouda en Rijnland nemen deze klachten ter harte; de samenwerking tussen beide wordt geïntensiveerd, waarbij ook Cyclus wordt betrokken.

4.3.4 Planbeschrijving en conclusie

Het onderhavige bestemmingsplan wordt opgezet met het doel om een aantal ondergeschikte planologische zaken te regelen. Het plan is niet gericht op het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen. Als gevolg van uitvoering van het plan zal de hoeveelheid verhard oppervlak niet wijzigen. Daarmee is het plan, bezien vanuit het aspect water, uitvoerbaar.

Hoofdstuk 5 Planopzet

In dit hoofdstuk wordt in het kort ingegaan op de opbouw en inhoud van de regels van het bestemmingsplan Veegplan 2015 . In de voorgaande hoofdstukken is het beleid beschreven en zijn de ruimtelijke en functionele opzet van het plangebied toegelicht. De regels zijn een juridische vertaling van de gemaakte keuzes voor dit plangebied. Het bestemmingsplan Veegplan 2015 is conserverend van aard en dus een vertaling van de huidige situatie. De huidige situatie en het vigerende bestemmingsplan zijn vertaald in de regels.

5.1 Feitelijke planopzet

algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding), regels en een toelichting. De geografische plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Het bestemmingsplan is opgesteld conform het (wettelijke) model Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) versie 2012. Hierdoor is het plan geschikt voor interactieve uitwisseling via het Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO) 2012. De toelichting heeft in beginsel geen rechtskracht. Niettemin vormt zij een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het plan ten grondslag liggen. Daarbij is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

methodiek

Het bestemmingsplan is conserverend. De huidige situatie is het uitgangspunt en het vigerende bestemmingsplan vormt de onderlegger. Deze is vertaald in een nieuwe verbeelding en regels waarin de huidige situatie is bestemd. De mogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan blijven nagenoeg ongewijzigd.

Voor de opzet van het bestemmingsplan is het Handboek Digitale Bestemmingsplannen van de Gemeente Gouda aangehouden. Zowel de verbeelding, de regels als de toelichting zijn opgezet aan de hand van dit handboek. Voor de regels is daarnaast gebruik gemaakt van de Standaardregeling van de gemeente.

In het bestemmingsplan hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming toegewezen gekregen. Daarnaast komen op sommige gronden aanduidingen voor. Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plangebied gelegen gronden zijn toegekend. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak; lijn- en puntbestemmingen komen niet voor. Aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen hebben altijd juridische betekenis, die in de regels wordt gegeven.

5.2 Juridische planopzet

Alle functies zijn apart bestemd of aangeduid, waardoor het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen en aanduidingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels alsmede de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden te vinden.

bestemmingsvlakken

In dit plan wordt gebruikgemaakt van bestemmingsvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven en waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven.

aanduidingen

Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in enkele verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.

bestemmingsregelingen

De regels bestaan uit verschillende hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat inleidende regels. Die bestaan uit omschrijvingen van enkele in de regels voorkomende begrippen en de wijze van meten, bijvoorbeeld hoe de oppervlakte van een bouwwerk gemeten moet worden. Hoofdstuk 2 behelst de bestemmingsregels, die hierna uitgebreid aan de orde komen. Hoofdstuk 3 bevat de anti-dubbeltelbepaling, voorgeschreven op grond van het Besluit ruimtelijke ordening, en algemene bouw- en afwijkingsbevoegdheden. De antidubbeltelbepaling voorkomt dat grotere bouwmogelijkheden ontstaan door grond dubbel te tellen bij de toetsing aan het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 behelst het overgangsrecht. Ook van dit artikel staat de redactie vast. Het is gebaseerd op het Besluit ruimtelijke ordening. De slotregel is de titel van het bestemmingsplan. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.1, lid 1c) staat het algemene verbod om de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming te gebruiken. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

5.3 Toelichting op de regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In deze paragraaf is een aantal begrippen verklaard die gebruikt worden in de regels. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "wijze van meten" opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In deze paragraaf zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen.

Artikel 3 Bedrijventerrein - 1

Voor locatie Jaagpad 35 en locatie OASEN (Nieuwe Gouw Oostzijde) is de bestemming Bedrijventerrein - 1 relevant. De regels zijn aangesloten bij de vigerende bestemming van bestemmingsplan "Nieuwe Park Bedrijven", en zover nodig aangepast aan de Goudse standaard regels. De vigerende afwijkingsmogelijkheid voor perifere detailhandel is niet volledig conform de Verordening Ruimte en om die reden geschrapt.

Artikel 4 Centrum - 1

Op de verbeelding wordt een aanduiding 'horeca van categorie III' toegevoegd voor het gehele perceel Jeruzalemstraat 2. De regels zijn aangesloten bij de vigerende bestemming Centrum - 1 van bestemmingsplan "Binnenstad Oost", maar zover nodig aangepast aan de Goudse standaard regels.

Op de begane grond is binnen de bestemming Centrum - 1 ook dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen aanvaardbaar, naast detailhandel. Een supermarkt is evenwel expliciet uitgesloten bij detailhandel, overeenkomstig het vigerend bestemmingsplan "Binnenstad oost".

Overeenkomstig de Goudse standaard regels zijn horeca (categorie I) en kantoren ook direct toelaatbaar.

Artikel 5 Gemengd

De bestemming Gemengd maakt hergebruik van de supermarkt aan de Dunantsingel binnen de bestaande bebouwingsmassa mogelijk. Wonen is op de verdieping met recht toegestaan. Andere functies die zich verdragen binnen een woongebied zijn hier toegestaan.

Artikel 6 Recreatie - Volkstuin

Voor het volkstuincomplex in de Goudse Hout is de bestemming overgenomen, met daarin een aanpassing aangaande de oppervlakte van volkstuinhuisjes en met een koppeling tussen de afzonderlijke bestemmingsvlakken.

Artikel 7 Tuin

Voor enkele stroken tuingrond is overeenkomstig bestemmingsplan Korte Akkeren een bestemmingsartikel Tuin toegevoegd.

Artikel 8 Water

De functie van het openbare gebied zoals water is door een afzonderlijke bestemming geregeld. De toekenning van deze bestemming is gebaseerd op het uitgangspunt dat openbaar gebied met een belangrijke functie voor de wijk (structureel water) beschermd dient te worden door een specifieke bestemming. Herinrichting van deze gronden tot bijvoorbeeld parkeren of met gebouwen is dan ook uitgesloten. Aansluiting is gezocht bij bestemmingsplan Schielands Hoge Zeedijk omdat de gronden met deze bestemming zijn gelegen binnen dat plangebied.

Artikel 9 Wonen

De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor wonen, tuinen en erven en parkeervoorzieningen. Binnen deze bestemming zijn eventueel ook groenvoorzieningen en water toegestaan. Deze bestemming heeft betrekking op de locatie Koningin Wilhelminaweg 199/201-203 en is afgestemd op bestemmingsplan Korte Akkeren en de Goudse standaard regels.

Artikel 10 Wonen - Woonwagenstandplaats

Het plan beoogt een correctie van een hoogtebepaling van een woonwagenstandplaats in bestemmingsplan Plaswijck door te voeren. In voorliggend plan is ten behoeve van de leesbaarheid van de bestemmingsregels voor Wonen een aparte bestemming Wonen - Woonwagenstandplaats voor de betreffende locatie aan de Van den Boschstraat 54 opgenomen. Er is daarbij inhoudelijk aangesloten bij de geldende regeling.

Artikel 11 Waarde - Archeologie

Op de kaart zijn plaatsen waar een redelijke tot hoge kans op archeologische sporen in de grond aanwezig is, aangegeven met de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie". Voor deze gronden geldt de gemeentelijke Verordening Monumenten en Archeologie. Deze dubbelbestemming regelt een bijzonder belang dat eerst afgewogen dient te worden alvorens de onderliggende bestemming mag worden toegepast. Er gelden hier dus twee bestemmingen, waarbij de dubbelbestemming voor gaat op de onderliggende bestemming. Deze dubbelbestemming is relevant voor de aanpassingen Van Baerlestraat/ Van der Palmstraat, Jaagpad 35, Jeruzalemstraat 2, Wijdstraat 2, geluidszone industrieterrein Hollandse IJssel.

Artikel 12 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

Het deel van het plangebied dat valt onder het beschermd stadsgezicht is op de kaart aangeduid met de dubbelbestemming "Waarde - Beschermd Stadsgezicht". In de regels zijn voor de betreffende panden specifieke bouwbepalingen opgenomen. Daarbij wordt voor dit gebied gebruik gemaakt van een gevelwandkaart. De dubbelbestemming geldt (nu al) voor de locaties Jeruzalemstraat 2 en Wijdstraat 2.

Artikel 13 Waarde - Cultuurhistorie

De bestemmingen Waarde - Cultuurhistorie is in het plan uitsluitend als signaalfunctie opgenomen overeenkomstig bestemmingsplan "Schielandse hoge zeedijk" en heeft betrekking op de aanpassing voor de geluidszone industrieterrein Hollandse IJssel (locatie rioolgemaal).

Artikel 14 Waterstaat - Waterkering

De bestemmingen Waterstaat - Waterkering is op de verbeelding voor de locatie Jaagpad 35 over de andere bestemmingen heen gelegd. Deze dubbelbestemming regelt een bijzonder belang dat eerst afgewogen dient te worden alvorens de onderliggende bestemming mag worden toegepast. Er gelden hier dus twee bestemmingen, waarbij de dubbelbestemming voor gaat op de onderliggende bestemming.
Dit houdt in dat voordat er gebouwd mag worden wat de onderliggende bestemming aangeeft, eerst moet worden voldaan aan de eisen van het hoogheemraadschap of Rijkswaterstaat.


Hoofdstuk 3 Algemene regels

In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Het artikel "Antidubbeltelbepaling" bevat bepalingen om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot.

Artikel 16 Algemene bouwregels
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwbepalingen geregeld die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders.

Artikel 17 Algemene gebruiksregels
Deze bepaling regelt het verbod om gronden te bebouwen of te gebruiken in strijd met de bestemming.

Artikel 18 Algemene aanduidingsregels

Op grond van de Wet Geluidhinder is een tweetal 'geluidzone - industrie' op de verbeelding aangegeven. Binnen deze zone zijn geen nieuwe geluidgevoelige functies toegestaan.

Langs de spoorlijn is op de verbeelding een zone aangeduid als 'veiligheidzone - vervoer gevaarlijke stoffen' aangegeven. Binnen deze zone zijn nieuwe "kwetsbare" objecten uitsluitend toegestaan mits voldaan wordt aan een aantal randvoorwaarden.

De windvangzone (molenbiotoop) rond de molen De Roode Leeuw is als aanduiding vrijwaringszone - molenbiotoop op de verbeelding aangegeven (100 en 400 m rondom de molen). Op basis van deze aanduiding zijn beperkingen gesteld aan de hoogte (boven NAP) van de bebouwing en de beplanting, teneinde voldoende windvang te garanderen.

Op de verbeelding zijn twee gebiedsaanduidingen opgenomen, te weten 'overige zone - herziening westergouwe 1 van toepassing' en 'overige zone - uitwerkingsplan 1 westergouwe I van toepassing' ter voldoening aan de bedoelde correctie van het bebouwingspercentage (zie 2.2.11).

Artikel 19 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsregels uit de diverse bestemmingen nog een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. Bijvoorbeeld een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het mogelijk maken van de bouw van schakelkastjes (nutsgebouwtjes) in het openbare gebied.

Artikel 20 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is in aanvulling op de wijzigingsbevoegdheden uit de bestemmingen nog een aantal algemene wijzigingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een ontheffing geregeld kunnen worden. Bijvoorbeeld een geringe wijziging van de bestemmingsgrens.


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In de overgangsbepalingen is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

In de slotbepaling is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan aangehaald worden.


Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Belangrijke voorwaarde voor juridische houdbaarheid van het bestemmingsplan is de uitvoerbaarheid. In dit hoofdstuk wordt onderbouwd dat het plan uitvoerbaar is.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het is noodzakelijk om in bestemmingsplannen aan te geven in hoeverre de voorgestane plannen en bestemmingen financieel uitvoerbaar zijn en wie de risicodragende partij is. Het voorliggende bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan. Er wordt geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. Bro mogelijk gemaakt. Een exploitatieplan (of verhaal van kosten op andere wijze) is dan ook niet vereist. Het plan is daarmee economisch uitvoerbaar.

6.2 Handhaving

De doelstellingen van het ruimtelijk beleid zoals verwoord in het bestemmingsplan kunnen slechts worden verwezenlijkt, indien de regels van het bestemmingplan worden nageleefd. De gemeente dient op de eerste plaats zelf haar regels na te leven en er vervolgens voor zorg te dragen dat anderen deze regels naleven. Hiertoe zullen regelmatig controles uitgevoerd moeten worden. In het plan is aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de regels. Bepalingen waarvan op voorhand bekend is dat de controle op de naleving een probleem vormt zijn vermeden. Tevens zijn vage formuleringen geweerd ter voorkoming van verschillende interpretaties. Wanneer het gebruik van een multi-interpretabel begrip niet kan worden voorkomen, is in de begripsomschrijving duidelijk gemaakt welke interpretatie of definitie in dit bestemmingsplan gehanteerd wordt.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van het bestuurlijke vooroverleg (conform artikel 3.1 Bro) met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van de provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. Het genoemde overleg zal plaatsvinden aan de hand van het voorontwerp bestemmingsplan. De eventuele inspraakreacties en zienswijzen zullen in dit hoofdstuk verwoord worden.

6.3.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Over het vooroverleg wordt door de gemeente met diverse partijen (zoals de provincie, het hoogheemraadschap) het wettelijk verplichte vooroverleg gevoerd. De resultaten hiervan worden te zijner tijd in deze paragraaf weergegeven.

6.3.2 Zienswijzenprocedure

Na het verwerken van de eventuele inspraak- en overlegreacties wordt het ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Dat wordt, zoals de wet voorschrijft, gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd waarbij zienswijzen kunnen worden ingediend. Van de zienswijzenprocedure wordt te zijner tijd in deze paragraaf verslag gedaan.

Na de zienswijzenprocedure wordt het bestemmingsplan ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden. De raad kan het plan gewijzigd of ongewijzigd vaststellen.

Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking.