direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Gorinchem-Noord
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0512.BP2010105-8100

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan 'Gorinchem-Noord' van de gemeente Gorichem

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0512.BP2010105-4001 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-/uitbouw:

Een niet voor zelfstandige bewoning bestemd bijbehorend bouwwerk, zijnde aangebouwd gebouw, dat in verbinding staat met de woning en dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan de woning.

1.6 afvalverzamelsystemen:

Eén of meerdere systemen op of in de grond die gebruikt worden om het afval voor een bepaalde periode op te slaan.

1.7 agrarisch bedrijf:

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.8 antenne-installatie:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatie-dataverkeer, met inbegrip van de bijbehorende zijsprieten, schotelantennes, panelen en technische installatie(s).

1.9 bebouwde oppervlakte:

De som van de oppervlakten van alle gebouwen op een kadastraal bouwperceel of een bestemmingsvlak.

1.10 bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage:

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.12 bedrijf aan huis:

Het bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:

  • a. die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als 'bedrijf tot en met categorie 2', dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en;
  • b. die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit, en;
  • c. tot maximaal 25% van het vloeroppervlak van de woning of maximaal van 40 m²
    in de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.
1.13 bedrijfskantoren:

Doen zich voor bij het “traditionele” bedrijf wat bestaat uit een hal/bedrijfsruimte en een kantoor (in de regel voor ondersteunende afdelingen als financiële administratie, personeelszaken enz.). Hierop is een maximum van 50% van het bruto vloeroppervlak tot een maximum van 3.000 m² van toepassing.

1.14 beroepsuitoefening aan huis:

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para) medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, één en ander met uitzondering van prostitutie, dat door de aard en de beperkte omvang, met behoud van de woonfunctie in een woning met de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend.

1.15 bestaand:

a. Bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
b. Bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.16 bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met dezelfde bestemming.

1.18 bijgebouw:

Een niet voor bewoning bestemd bijbehorend bouwwerk, zijnde gebouw dat niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan de bestemming.

1.19 bijzonder object:
1.19.1 Categorie I:
  • a. bejaardenhuizen, verpleeginrichtingen, scholen;
  • b. winkelcentra en hotels, bestemd voor meer dan 50 personen;
  • c. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals computer- en telefooncentrales, gebouwen voor vluchtleiding;
  • d. objecten die door secundaire effecten een verhoogd risico met zich meebrengen, zoals bovengrondse installaties en opslagtanks voor brandbare, explosieve en/of giftige stoffen.
1.19.2 Categorie II:
  • a. sporthallen en zwembaden;
  • b. weidewinkels;
  • c. hotels en kantoorgebouwen, bestemd voor minder dan 50 personen;
  • d. industriegebouwen, zoals productiehallen en werkplaatsen, voor zover deze niet onder categorie I vallen.
1.20 bouwen:

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en zolder.

1.22 bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 brutovloeroppervlakte (b.v.o.):

De oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen (NEN 2580,pt 4.2).

1.27 detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 dienstverlening:

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten.

1.29 dienstwoning / bedrijfswoning:

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor ( het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is. Hieronder vallen ook de woningen behorend bij de woonwerkcombinaties.

1.30 eerste bouwlaag:

De bouwlaag op de begane grond.

1.31 erker:

Hoekige of ronde uitbouw aan de voor- of zijgevel van een hoofdgebouw.

1.32 erotisch getinte vermaaksfunctie:

Een vermaakfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.33 extensieve (dag)recreatie:

Recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen.

1.34 gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 geluidbelasting vanwege het verkeer:

De etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke verkeer op een bepaald weg- of spoorgedeelte of een combinatie van gedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, zoals deze wet luidt ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.36 geluidsbelasting vanwege industrieterrein:

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(a) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.37 geluidsgevoelige functies:

Bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.38 hoofdgebouw:

Een gebouw, op een bouwperceel dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.39 horecabedrijf:

Een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt (zie Staat van Horeca-activiteiten in bijlage 2 van de Regels).

1.40 kantoor:

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden.

1.41 kantoorachtige bedrijvigheid:

Bedrijvigheid die plaats vindt in een kantoorachtig bedrijfspand, als ondermeer kennis en productontwikkeling in sectoren als ICT, een advies- en ingenieursbureau, een architectenbureau, een detacheringsbureau met trainings- en opleidingsactiviteiten, een hoofdkantoor van een retailorganisatie met een showroom annex opleidingscentrum, een callcenter, een meldkamer, een tandtechnisch laboratorium, een onderzoekscentrum etc.

1.42 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

Het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.43 landschapsdeskundige:

Een door de burgemeester en wethouders aan te wijzen, maar van de gemeente onafhankelijke instelling of onafhankelijk persoon met een aantoonbare specifieke deskundigheid op het gebied van natuur en landschap.

1.44 landschappelijke waarden:

De aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht.

1.45 maatschappelijke voorzieningen:

Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, onderwijs alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.46 manege:

Een bedrijf dat op eigen terrein binnen en/of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport.

1.47 nadere eis:

Een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6. van de Wet ruimtelijke ordening.

1.48 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.49 nutsvoorzieningen:

Gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen.

1.50 onderbouw:

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen.

1.51 omgevingsvergunning:

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. van de Wet ruimtelijke ordening.

1.52 ontspanning en vermaak:

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.53 overkapping:

Een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van ) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.

1.54 peil:

Voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst:

  • a. de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

conform de provinciale Verordening Ruimte:

1.55 perifere detailhandel:

De definitie wordt conform de provinciale Verordening Ruimte gevolgd:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in zeer volumineuze goederen: auto’s, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen;
  • c. tuincentra;
  • d. bouwmarkten.

Bovenstaande geldt, mits het gaat om de vestiging van een individueel bedrijf, er geen nieuwe perifere detailhandelsconcentratie ontstaat en voorzover vestiging plaatsvindt op een bedrijventerrein het aandeel van bedrijven in perifere detailhandel niet meer bedraagt dan 10% van het totale oppervlak van het bedrijventerrein.

De oppervlakte van de winkelvoorzieningen mag voor een deel voor de verkoop van nevenassortiment worden gebruikt. Hiervoor moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment;
  • b. het nevenassortiment neemt niet meer ruimte in beslag dan 20% van het vloeroopervlak;
  • c. uit distributieplanologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelstructuur;
  • d. advies is nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO).

Perifere detailhandelsontwikkelingen die groter zijn dan 1.000m2 (bruto vloeroppervlak) dienen vergezeld te gaan van een distributieplanologisch onderzoek. Uit onderzoek moet blijken dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur. Tevens is advies nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO).

1.56 plangebied:

Het geheel van gronden -water daaronder begrepen- dat door de grens van het plan wordt omsloten.

1.57 regenkap:

Een bouwwerk met een hoogte van maximaal 4 m en bestemd voor de bescherming van gewassen tegen neerslag.

1.58 seksinrichting:

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of daarmee naar aard en omvang vergelijkbaar, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:

  • 1. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  • 2. een seksbioscoop of sekstheater;
  • 3. een seksautomatenhal;
  • 4. een seksclub of parenclub,
  • 5. al dan niet in combinatie met elkaar, dan wel in combinatie met een sekswinkel.
1.59 straatmeubilair:

Verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas en andere inzamelbakken, speeltoestellen, draagconstructies voor reclame, alsmede telefooncellen, abri's en (kleinschalige) bouwwerken ten dienste van de openbare nutsvoorzieningen (maximaal 50 m³).

1.60 uitwerking:

Een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6. van de Wet ruimtelijke ordening.

1.61 verkoopvloeroppervlak:

De voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.62 vloeroppervlakte:

De vloeroppervlakte (VO) van een gebouw geeft, in bepaalde mate, de grootte van het gebouw weer. Vloeroppervlakte wordt in vierkante meter (m2) uitgedrukt.

1.63 voorgevel:

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terizageligging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.64 voorgevelrooilijn:

De doorgetrokken lijn welke in het verlengde van de voorgevels van hoofdgebouwen kan worden getrokken.

1.65 woning:

Een tot bewoning bestemd gebouw dat, uit bouwtechnisch oogpunt gezien, blijvend is bestemd voor permanente bewoning.

1.66 woningwet:

Wet van 1 januari 2003, houdende regels inzake het bouwen en de volkshuisvesting, zoals deze wet luidt ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.