21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
-
a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd;
-
b. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor een voorgevel van het hoofdgebouw en het denkbeeldig verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m;
-
c. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
-
d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m;
-
e. in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van één erker aan de voorgevel van een woning toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
-
1. de afstand van een erker tot de naar de wegzijde gekeerde perceelsgrens bedraagt ten minste 2 m;
-
2. de horizontale diepte van een erker bedraagt ten hoogste 1,5 m;
-
3. de oppervlakte van een erker bedraagt ten hoogste 10 m² bedragen;
-
4. de breedte van een erker bedraagt niet meer dan 75% van de breedte van de gevel van de woning waaraan de erker gebouwd wordt;
-
5. de goothoogte van een erker bedraagt niet meer dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van de woning waaraan de erker gebouwd wordt.
21.2.2 Specifieke bouwregels: specifieke bouwaanduiding - 2
In afwijking van lid 21.2.1 onder a, zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' bijgebouwen en overkappingen toegestaan met een gezamenlijke maximum oppervlakte van 10,5 m² per bouwperceel en een maximale bouwhoogte van 2,5 m.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning (bos)
Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bos' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te (laten) leggen of de volgende werkzaamheden uit te (laten) voeren:
-
a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
-
c. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.
21.3.2 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning (specifieke vorm van natuur - poel)
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te (laten) leggen of de volgende werkzaamheden uit te (laten) voeren:
-
a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
-
d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
-
e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
-
f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.
21.3.3 Uitzonderingen op het aanlegverbod
De verboden van lid 21.3.1 en 21.3.2 zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
-
a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
21.3.4 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 29.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.