Plan: | Zuidrand van Dubbeldam |
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0505.BP203Zuiddubbeldam-3001 |
Regels bestemmingsplan Zuidrand van Dubbeldam
Gemeente Dordrecht
Fase: vaststelling
20 februari 2018
Inhoudsopgave
Artikel 4 Agrarisch - Landschappelijke overgangszone
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 13 Waarde - Archeologie 1
Artikel 14 Waarde - Archeologie 2
Artikel 15 Waarde - Archeologie 3
Artikel 16 Waterstaat - Waterkering
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Artikel 18 Algemene bouwregels
Artikel 19 Algemene gebruiksregels
Artikel 20 Algemene aanduidingsregels
Artikel 21 Algemene afwijkingsregels
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht bouwen
Artikel 24 Overgangsrecht gebruik
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan
Het bestemmingsplan “Zuidrand van Dubbeldam” met identificatienummer NL.IMRO.0505.BP203Zuiddubbeldam-3001 van de gemeente Dordrecht.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan huis verbonden beroep
Een dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in
overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft
die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.6 agrarisch
Een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.7 agrarisch verwant bedrijf
Een bedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven en groene en recreatieve functies in het buitengebied zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur en op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur, met als kenmerkende werkzaamheden cultuurtechnische werken, grondverzet, meststoffendistributie en agrarisch loonwerk.
1.8 archeologisch deskundige
Een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van archeologie.
1.9 archeologische waarde
De aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de indag gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.10 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.11 bebouwingspercentage
Een verbeelde of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.12 bed en breakfast
Het op kleinschalige wijze tegen betaling verstrekken van kortstondig toeristisch nachtverblijf in
een woning door de bewoner van de woning.
1.13 bedrijfswoning
Een woning bij een onderneming, welke dient voor de huisvesting van een persoon en zijn gezin die in die onderneming een volledige of nagenoeg volledige dagtaak vindt en zijn hoofdberoep in de betreffende onderneming uitoefent.
1.14 bestaand (in relatie tot bebouwing)
Bebouwing aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
1.15 bestaand (in relatie tot gebruik)
Gebruik dat bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan.
1.16 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.19 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.20 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.21 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.22 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.23 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.24 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.25 cultuurhistorische waarde
De aan een bouwwerk of een gebied toegekend waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.
1.26 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden -hieronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen
en/of leveren van goederen- aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering
van een afhaalwinkel/-centrum.
1.27 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.28 geluidsgevoelige functies in de zin van de Wet geluidhinder
Hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere
gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische
inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de
terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of
worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen.
NB Delen van een onderwijsgebouw die niet zijn bestemd voor geluidsgevoelige
onderwijsactiviteiten, maken voor de toepassing van de Wet geluidhinder geen deel uit van een
onderwijsgebouw.
1.29 glastuinbouwbedrijf
Een niet-grondgebonden bedrijf gericht op het telen van gewassen, waarbij de productie in kassen
plaatsvindt.
1.30 grondgebonden agrarisch bedrijf
Een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.31 hoofdgebouw
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet opdie bestemming het belangrijkst is.
1.32 intensieve veehouderij
Bedrijf waar geiten, slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen zonder substantiële weidegang worden gehouden, met uitzondering van fokdieren ten behoeve van de melkrundveehouderij.
1.33 nevenactiviteit
Een activiteit die een organisatorische binding heeft met een agrarisch bedrijf en binnen het bedrijf of in de onmiddellijke nabijheid daarvan plaatsvindt.
1.34 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf dat niet afhankelijk is van het producerend vermogen van de bodem.
1.35 nutstuin
Volkstuinen alleen bedoeld voor het hobbymatig en voor eigen gebruik telen van groente, fruit en snijbloemen, niet zijnde zogenaamde dag- en verblijfstuinen.
1.36 peil
voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
voor bouwwerken die op of boven water worden gebouwd: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende weg;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van afgewerkte maaiveld ter plaatse van het te bouwen bouwwerk.
1.37 seksinrichting
Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of
vaartuig), waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen
worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam-)prostitutiebedrijf (waaronder begrepen een seksclub), een privéhuis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop als dan niet in combinatie met elkaar.
1.38 vrij beroep
Een beroep uitgeoefend op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.39 wonen
Het houden van verblijf, het huren en tevens (laten) bewonen van onzelfstandige woonruimte of
het gehuisvest zijn in een huis/woning, evenwel met uitzondering van woonvormen met een
maatschappelijk karakter met intensieve begeleiding, met dien verstande dat bewoning in
onzelfstandige woonruimte in een pand beperkt is en blijft tot maximaal vier personen.
Artikel 2 Wijze van meten
Voor de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens
Vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens.
2.6 de bedrijfsvloeroppervlakte
Binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarische doeleinden, te onderscheiden in:
grondgebonden agrarische bedrijven;
agrarisch verwant bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch verwant bedrijf';
bedrijfswoningen;
bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, groen, water, parkeervoorzieningen,
een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 3.4.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
3.2.1 Bouwen algemeen
Toegestaan zijn hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Gebouwen
Voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
bouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
uitsluitend bestaande hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan;
de oppervlakte van de onder b. en c. bedoelde gebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte;
de bouwhoogte van de onder b. en c. bedoelde gebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande bouwhoogte;
in afwijking van het bepaalde onder d. en e. mogen deze gebouwen eenmalig met maximaal 10% van de inhoud worden uitgebreid, mits een bedrijfswoning niet groter wordt dan 650 m3;
het oprichten of uitbreiden van kassen en het plaatsen van nieuw ondersteunend glas is niet toegestaan;
in afwijking van het bepaalde onder a. tot en met g. gelden voor het agrarisch verwante bedrijf als bedoeld in 3.1 onder b. de volgende bouwregels:
het bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste 30%
de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de ten hoogste toegelaten bouwhoogte bedraagt voor:
- erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 m - overige (erf)afscheidingen 2 m
- antennemasten op/aan een gebouw (t.o.v. bouwhoogte gebouw) 3 m
- overige antennemasten 5 m
- lichtmasten 9 m
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4 m
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor recreatief medegebruik, indien toepassing is of wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.5.1.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik gelden de volgende regels:
nevenactiviteiten zijn niet toegestaan;
de uitoefening van activiteiten ten behoeve van de intensieve veehouderij en glastuinbouw zijn niet toegestaan;
een agrarisch verwant bedrijf is uitsluitend toegestaan in de vorm van een bedrijf gericht op de dienstverlening voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van buitenruimten, waaronder in elk geval groen en water zijn begrepen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder a. voor de uitoefening van nevenactiviteiten in de vorm van recreatief medegebruik gericht op de dagreactie van gronden en opstallen.
3.5.2 Voorwaarden afwijking
De omgevingsvergunning bedoeld in lid 3.5.1 wordt uitsluitend verleend indien de nevenactiviteit of combinatie van nevenactiviteiten:
een ondergeschikt onderdeel van een volwaardig agrarisch bedrijf vormt;
binnen het bouwvlak zelf plaatsvindt;
geen belemmeringen voor andere agrarische bedrijven veroorzaakt;
niet leidt tot een onevenredige belasting van omliggende wegen;
de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en/of de landschappelijke kwaliteit niet onevenredig aantast.
Artikel 4 Agrarisch - Landschappelijke overgangszone
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Landschappelijke overgangszone' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
grondgebonden agrarische bedrijven;
niet beroepsmatig agrarisch gebruik, waaronder in elk geval begrepen het houden van kleinvee en paarden;
nutstuinencomplex, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nutstuin';
recreatieve voorzieningen in de vorm van fiets- en voetpaden;
bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, groen, water, parkeervoorzieningen,
een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 4.4.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
4.2.1 Bouwen algemeen
Toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van kassen en berging van gereedschappen en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nutstuin';
het bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste 2,5 %
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m
in afwijking van het bepaalde onder a. is op het perceel Stevensweg 46 A een stal voor het (niet beroepsmatig) houden van pony's toegestaan; uitsluitend het bestaande gebouw is toegestaan.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Behoudens vergunningvrije bouwwerken als bedoeld in artikel 2 bijlage II Besluit
omgevingsrecht zijn geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 voor een schuilgelegenheid dan wel stal voor kleinvee en paarden, met dien verstande dat:
de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m
de bouwhogte niet meer bedraagt dan 5 m
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30 m2
4.4 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik gelden de volgende regels:
de uitoefening van activiteiten ten behoeve van de intensieve veehouderij en glastuinbouw zijn niet toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nutstuin' zijn andere vormen van recreatie niet toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nutstuin' is overnachting niet toegestaan;
het houden van kleinvee en paarden (voor niet beroepsmatig agrarisch gebruik) is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - houden van kleinvee en paarden toegestaan';
parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nutstuin'.
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
loonwerkbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonwerkbedrijf';
bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, groen, water, ontsluitingswegen, parkeer- en nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
5.2.1 Bouwen algemeen
Toegestaan zijn hoofdgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.2 Gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
bouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de in de verbeelding aangegeven hoogtemaat;
de oppervlakte bedraagt ten hoogste het in de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage;
ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan, waarvan de inhoud maximaal 600 m3 bedraagt en afgedekt wordt met een kap;
behoudens vergunningvrije bouwwerken als bedoeld in artikel 2 bijlage II Besluit omgevingsrecht zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Behoudens vergunningvrije bouwwerken als bedoeld in artikel 2 bijlage II Besluit
omgevingsrecht zijn geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
nutsvoorziening;
bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, groen, water en parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
6.2.1 Bouwen algemeen
Toegestaan zijn hoofdgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.2 Gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
bouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de bestaande bouwhoogte.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Behoudens vergunningvrije bouwwerken als bedoeld in artikel 2 bijlage II Besluit
omgevingsrecht zijn geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
beplantingen, grasvelden, bloemperken, tuinen;
water;
bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, recreatievoorzieningen, verhardingen, voet- en fietspaden en nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
7.2.1 Bouwen algemeen
Toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste voor:
erfafscheidingen 2 m
lichtmasten 9 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4 m
Artikel 8 Sport
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een sportcomplex, waaronder een radiovliegclub niet wordt begrepen, met bijbehorende voorzieningen;
antennemasten;
bij de bestemming behorende overige voorzieningen, zoals verhardingen, groen, water en parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
8.2.1 Bouwen algemeen
Toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
het bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage;
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de op de verbeelding aangegeven hoogtemaat.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' bedraagt de bouwhoogte van een antennemast ten hoogste de bestaande bouwhoogte;
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste voor:
- lichtmasten 15 m
- straatverlichting 6 m
- vlaggenmasten, overige antennemasten en ballenvangers 9 m
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m
Artikel 9 Tuin
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
tuin;
bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, parkeren, groen en water.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
9.2.1 Bouwen algemeen
Uitsluitend vergunningvrije bouwwerken als bedoeld in artikel 2 bijlage II Besluit omgevingsrecht zijn toegestaan.
Artikel 10 Verkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
rijwegen;
parkeerplaatsen;
bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water en nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
10.2.1 Bouwen algemeen
Toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de oppervlakte bedraagt ten hoogste 10 m2
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 12 m
Artikel 11 Water
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor
watergangen, de waterhuishouding;
bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en groen.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
11.2.1 Bouwen algemeen
Toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m
Artikel 12 Wonen
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
tuinen en erven;
bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen en groen.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
12.2.1 Bouwen algemeen
toegestaan zijn hoofdgebouwen;
behoudens vergunningvrije bouwwerken als bedoeld in artikel 2 bijlage II Besluit omgevingsrecht zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan;
behoudens vergunningvrije bouwwerken als bedoeld in artikel 2 bijlage II Besluit omgevingsrecht zijn geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;
in afwijking van het bepaalde onder b. zijn op het perceel Zuidendijk 523 andere bijbehorende bouwwerken toegestaan; uitsluitend de bestaande bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan.
12.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de in de verbeelding aangegeven hoogtemaat;
het aantal woningen bedraagt niet meer dan het op de verbeelding aangegeven aantal wooneenheden;
daar waar de onder c. bedoelde aanduiding niet voorkomt, geldt geen maximum aantal wooneenheden.
Artikel 13 Waarde - Archeologie 1
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter
plaatse aanwezige archeologische waarden.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
13.2.1 Algemeen
bouwen ten behoeve van de in lid 13.1 bedoelde bestemming is niet toegestaan;
de krachtens de andere aldaar voorkomende bestemmingen en de met een afwijking ingevolge artikel 21 toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan.
13.2.2 Uitzonderingsregel
In afwijking van lid 13.2.1 onder b. mag worden gebouwd ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mits:
wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming;
het bouwwerk dient ter vervanging van een reeds aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen van de fundering van dat bouwwerk niet veranderen;
bouwwerken en de fundering, waaronder begrepen paalfunderingen, niet dieper liggen dan 40 cm beneden het maaiveld;
de gezamenlijke oppervlakte van het heipalenplan -inclusief grondverdringing- niet meer dan 5% van het te bebouwen oppervlak bedraagt.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 13.2 met
inachtneming van de volgende regels:
de archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
een omgevingsvergunning zal in ieder geval worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de aanvrager van de omgevingsvergunning heeft blijkens archeologisch onderzoek aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
de aanvrager van de omgevingsvergunning heeft een rapport overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
de betrokken archeologische waarden worden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden gericht op:
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige.
c. voordat over het verlenen van de omgevingsvergunning als in dit lid bedoeld wordt beslist,
wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
13.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, voor zover geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook worden gerekend het woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, en aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
het rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
het verlagen van het waterpeil.
13.4.2 Uitzondering
Het verbod in lid 13.4.1 geldt niet voor:
het uitvoeren van normale onderhoudswerkzaamheden;
het uitvoeren van grondwerkzaamheden als bedoeld onder a. tot een diepte van minder dan 40 cm onder het huidige maaiveld en tot een oppervlakte van 50 m2;
het vervangen van bestaande riolering en andere ondergrondse kabels en leidingen, indien de afmetingen en horizontale en verticale ligging van de leidingen niet veranderen;
het verrichten van archeologisch onderzoek door een deskundige archeoloog;
het verrichten van werken en werkzaamheden waarvoor met inachtneming van het bepaalde in artikel 13.2.2 of 13.3 een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend.
13.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4.1 wordt alleen verleend indien door die werken
of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen
de archeologische waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden
geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of
kunnen worden verkleind.
13.4.4 Advies
Voordat over het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4.1 wordt beslist,
wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
Artikel 14 Waarde - Archeologie 2
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter
plaatse aanwezige archeologische waarden.
14.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
14.2.1 Algemeen
bouwen ten behoeve van de in lid 14.1 bedoelde bestemming is niet toegestaan;
de krachtens de andere aldaar voorkomende bestemmingen en de met een afwijking ingevolge artikel 21 toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan.
14.2.2 Uitzonderingsregel
In afwijking van lid 14.2.1 onder b. mag worden gebouwd ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mits:
wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming;
het bouwwerk dient ter vervanging van een reeds aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen van de fundering van dat bouwwerk niet veranderen;
bouwwerken en de fundering, waaronder begrepen paalfunderingen, niet dieper liggen dan 70 cm beneden het maaiveld;
de gezamenlijke oppervlakte van het heipalenplan -inclusief grondverdringing- niet meer dan 5% van het te bebouwen oppervlak bedraagt.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 14.2 met
inachtneming van de volgende regels:
de archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
een omgevingsvergunning zal in ieder geval worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de aanvrager van de omgevingsvergunning heeft blijkens archeologisch onderzoek aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
de aanvrager van de omgevingsvergunning heeft een rapport overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
de betrokken archeologische waarden worden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden gericht op:
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige.
c. voordat over het verlenen van de omgevingsvergunning als in dit lid bedoeld wordt beslist,
wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
14.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, voor zover geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook worden gerekend het woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, en aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
het rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
het verlagen van het waterpeil.
14.4.2 Uitzondering
Het verbod in lid 14.4.1 geldt niet voor:
het uitvoeren van normale onderhoudswerkzaamheden;
het uitvoeren van grondwerkzaamheden als bedoeld onder a. tot een diepte van minder dan 70 cm onder het huidige maaiveld en tot een oppervlakte van 50 m2;
het vervangen van bestaande riolering en andere ondergrondse kabels en leidingen, indien de afmetingen en horizontale en verticale ligging van de leidingen niet veranderen;
het verrichten van archeologisch onderzoek door een deskundige archeoloog;
het verrichten van werken en werkzaamheden waarvoor met inachtneming van het bepaalde in artikel 14.2.2 of 14.3 een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend.
14.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.4.1 wordt alleen verleend indien door die werken
of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen
de archeologische waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden
geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of
kunnen worden verkleind.
14.4.4 Advies
Voordat over het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.4.1 wordt beslist,
wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
Artikel 15 Waarde - Archeologie 3
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter
plaatse aanwezige archeologische waarden.
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
15.2.1 Algemeen
bouwen ten behoeve van de in lid 15.1 bedoelde bestemming is niet toegestaan;
de krachtens de andere aldaar voorkomende bestemmingen en de met een afwijking ingevolge artikel 21 toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan.
15.2.2 Uitzonderingsregel
In afwijking van lid 15.2.1 onder b. mag worden gebouwd ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mits:
wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming;
het bouwwerk dient ter vervanging van een reeds aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen van de fundering van dat bouwwerk niet veranderen;
bouwwerken en de fundering, waaronder begrepen paalfunderingen, niet dieper liggen dan 100 cm beneden het maaiveld;
de gezamenlijke oppervlakte van het heipalenplan -inclusief grondverdringing- niet meer dan 5% van het te bebouwen oppervlak bedraagt.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 15.2 met
inachtneming van de volgende regels:
de archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
een omgevingsvergunning zal in ieder geval worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de aanvrager van de omgevingsvergunning heeft blijkens archeologisch onderzoek aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
de aanvrager van de omgevingsvergunning heeft een rapport overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
de betrokken archeologische waarden worden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden gericht op:
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige.
c. voordat over het verlenen van de omgevingsvergunning als in dit lid bedoeld wordt beslist,
wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
15.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, voor zover geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook worden gerekend het woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, en aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
het rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
het verlagen van het waterpeil.
15.4.2 Uitzondering
Het verbod in lid 15.4.1 geldt niet voor:
het uitvoeren van normale onderhoudswerkzaamheden;
het uitvoeren van grondwerkzaamheden als bedoeld onder a. tot een diepte van minder dan 100 cm onder het huidige maaiveld en tot een oppervlakte van 50 m2;
het vervangen van bestaande riolering en andere ondergrondse kabels en leidingen, indien de afmetingen en horizontale en verticale ligging van de leidingen niet veranderen;
het verrichten van archeologisch onderzoek door een deskundige archeoloog;
het verrichten van werken en werkzaamheden waarvoor met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.2.2 of 15.3 een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend.
15.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.4.1 wordt alleen verleend indien door die werken
of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen
de archeologische waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden
geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of
kunnen worden verkleind.
15.4.4 Advies
Voordat over het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.4.1 wordt beslist,
wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
Artikel 16 Waterstaat - Waterkering
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
16.2.1 Bouwen algemeen
ten behoeve van de in lid 16.1 bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
de krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen en de met een omgevingsvergunning ingevolge de artikelen 18 en 21 toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 9 m
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 16.2.1 onder b., mits:
gebouwd wordt in overeenstemming met de bouwregels van de desbetreffende bestemming;
het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
16.3.2 Advies
Voordat burgemeester en wethouders over de aanvraag van de omgevingsvergunning beslissen,
winnen zij schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering over de vraag of door de
voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en
de eventueel te stellen voorwaarden.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 18 Algemene bouwregels
18.1 Geluidsgevoelige functies
De realisatie van nieuwe geluidgevoelige functies, waaronder zowel bouwen als gebruiken wordt begrepen, is alleen mogelijk, indien voldaan wordt aan:
de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel
de bij het besluit hogere waarden vastgestelde hogere waarden inclusief de daarbij gestelde voorwaarden/maatregelen.
18.2 Bestaande bouwwerken
In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en / of oppervlakten, van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op de dag van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
18.3 Herbouw
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 18.2 uitsluitend van
toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
18.4 Ondergronds bouwen
18.4.1 Algemeen
De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn ingeval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze
uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen;
gebouwd mag worden tussen peil en 3,5 m onder peil.
18.4.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 18.4.1 onder a. voor ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de hoogte van kelders bedraagt ten hoogste 10 cm beneden peil;
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m, met dien verstande dat ingeval van kelderbouw in belendende percelen in de zijperceelsgrens mag worden gebouwd;
kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.
18.5 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak'
of de aanduiding 'bestemmingsvlak' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters,
kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, overstekende
daken en reclame-uitingen, buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens
met niet meer dan 0,50 m wordt overschreden.
18.6 Parkeren, laden en lossen
18.6.1 Parkeren
Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden. Bij de beoordeling van een aanvraag van een omgevingsvergunning activiteit bouwen wordt aan de hand van de "Beleidsregels parkeren bij nieuwbouwprojecten" bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
18.6.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan
ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn
voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat
gebouw behoort.
18.6.3 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de leden 18.6.1 en 18.6.2:
indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
voor zover op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Artikel 19 Algemene gebruiksregels
19.1 Algemeen
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen:
het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht gebruik van de gronden;
het gebruik als opslagplaats van onbruikbare of althans aan hun persoonlijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken voor seksinrichtingen;
het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning, tenzij het huisvesting in verband met mantelzorg betreft;
het gebruik van bouwwerken als belhuis/internetcafé;
het gebruik van bouwwerken waarin detailhandel is toegestaan voor de verkoop van vuurwerk;
het gebruik van bouwwerken voor de opslag van vuurwerk.
19.2 Beroepsuitoefening aan huis
19.2.1 Gebruiksregels
Het gebruik van ruimten van een woning ten behoeve van de uitoefening van een vrij beroep en/of
een aan huis verbonden beroep, waaronder mede verstaan de uitoefening van een bed &
breakfast-voorziening met maximaal 4 bedden, is niet in strijd met de regels van dit plan voor
zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
maximaal 25% van het vloeroppervlak van de woonruimten met inbegrip van bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m2 mag worden gebruikt voor het vrije beroep of het aan huis verbonden beroep;
degene die de beroepsactiviteit in de woonruimten uitvoert dient tevens bewoner van die woonruimten te zijn;
vergunningsplichtige (aspect milieu) ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
op eigen terrein dient te worden voorzien in de parkeer- en stallingbehoefte die het vrije beroep of het aan huis verbonden beroep oproept;
de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
er mag geen detailhandel plaatsvinden;
aan de buitenzijde van de woonruimten of elders op het bouwperceel mogen geen uiterlijke kenmerken ten behoeve van het vrije beroep of het aan huis verbonden beroep worden aangebracht;
de uitoefening van een vrij beroep en/of een aan huis verbonden beroep is niet toegestaan in bijgebouwen.
19.2.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunnning afwijken van lid 19.2.1 onder a, b, c, d en f voor:
een maximum vloeroppervlak van 75 m2;
het hebben van meer dan één arbeidsplaats;
meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer voor zover die activiteiten blijkens een advies van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid geen onevenredige hinder voor de omgeving zullen veroorzaken en vanuit planologisch oogpunt ter plaatse acceptabel kunnen worden geacht;
voor het parkeren op de openbare weg voor zover dat niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeers- en parkeersituatie ter plaatse;
voor een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit, uitsluitend in verband met het vrije beroep en/of het aan huis verbonden beroep dat in de woonruimten wordt uitgeoefend.
19.3 Parkeren, laden en lossen
Bij een functiewijziging van een bouwwerk geldt het bepaalde in artikel 18.6 onverkort, ook ingeval hiervoor geen omgevingsvergunning nodig is.
19.4 Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is slechts toegestaan met inachtneming van de ten opzichte van aanwezige en projecteerde woningen in de omgeving in acht te nemen afstand vanwege het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
Artikel 20 Algemene aanduidingsregels
20.1 Cultuurhistorische waarden
20.1.1 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en
wethouders (omgevingsvergunning) een bouwwerk met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'
geheel of gedeeltelijk te slopen.
20.1.2 Voorwaarde
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.1.1 wordt uitsluitend verleend indien uit
cultuur-/bouwhistorisch onderzoek blijkt, dat de cultuurhistorische waarden niet op
onaanvaardbare wijze worden verstoord.
Artikel 21 Algemene afwijkingsregels
21.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
het bepaalde in deze regels voor de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals een transformatorstation, een gasregelstation, kabelverdeelkasten e.d., of van het openbaar vervoer, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
het bepaalde in deze regels voor wat betreft de bouw van kunstobjecten (uitingen van beeldende kunst) tot een bouwhoogte van maximaal 10 m;
de op de verbeelding dan wel in de regels aangegeven maten en getallen, mits:
de afwijking niet meer dan 10% bedraagt;
de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
de in de verbeelding dan wel in de regels toegestane maximale bouwhoogten, anders dan bedoeld onder c, voor lift- en trappenhuizen, centrale verwarmingsinstallaties, schoorstenen, glasbewassingsinstallaties, ventilatie-inrichtingen, vlaggenmasten, antennes en bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie, zoals windmolens, zonnepanelen en zonneboilers, mits de overschrijding niet meer dan 5 m bedraagt;
de plaats en richting van bouwgrenzen, voor het aanbrengen van geringe veranderingen tot niet meer dan 5 m;
de plaats en richting van de scheidingslijn der bouwhoogten, voor het aanbrengen van geringe veranderingen tot niet meer dan 5 m.
21.2 Voorwaarde
De in lid 21.1 bedoelde omgevingsvergunningen worden slechts verleend indien daardoor geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke structuur en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en opstallen.
Artikel 22 Overige regels
22.1 Voorrangsregeling
Voor zover de op de verbeelding aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
in de eerste plaats de regels van artikel 16 Waterstaat - Waterkering;
in de tweede plaats de regels van artikel 13 Waarde - Archeologie 1;
in de derde plaats de regels van artikel 14 Waarde - Archeologie 2;
in de vierde plaats de regels van artikel 15 Waarde - Archeologie 3.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht bouwen
23.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
23.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning
verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
23.3 Illegale bebouwing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 24 Overgangsrecht gebruik
24.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
24.2 Veranderen gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
24.3 Onderbreking gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
24.4 Reikwijdte
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 25 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Zuidrand van Dubbeldam'.