direct naar inhoud van Regels

NDB

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0505.BP173Ndb-3004

Artikel 21 Waarde - Archeologie - 2

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie-2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter

plaatse aanwezige archeologische waarden, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 29.1.

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

21.2.1 Algemeen

  1. bouwen ten behoeve van de in lid 21.1 bedoelde bestemming is niet toegestaan;

  2. de krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen en de met een omgevingsvergunning ingevolge artikelen 24, 26 en 27 toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan.

 

21.2.2 Uitzonderingsregel

In afwijking van lid 21.2.1 onder 2. mag worden gebouwd ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mits:

  1. wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming;

  2. het bouwwerk dient ter vervanging van een reeds aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen van de fundering van dat bouwwerk niet veranderen;

  3. bouwwerken en de fundering, waaronder begrepen paalfunderingen, niet dieper liggen dan 1 m cm beneden het maaiveld;

  4. het grondoppervlak per bouwwerk ten hoogste 30 m2 bedraagt.

21.3 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2.1 onder 2, met inachtneming van de volgende regels:

  1. de archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;

  2. een omgevingsvergunning zal in ieder geval worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. de aanvrager van de omgevingsvergunning heeft een rapport overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein in voldoende mate worden veilig gesteld;

  3. de betrokken archeologische waarden worden door de bouwactiviteiten niet geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:

  • het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  • het doen van opgravingen;

  • begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;

  1. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of van werkzaamheden

 

21.4.1 Vergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waaronder ook worden gerekend het woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, en aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;

  2. het rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;

  3. het verlagen van het waterpeil.

 

21.4.2 Uitzondering

Het verbod in lid 21.4.1 geldt niet voor:

  1. het uitvoeren van normale onderhoudswerkzaamheden;

  2. het uitvoeren van grondwerkzaamheden als bedoeld onder a. tot een diepte van minder dan 1 m onder het huidige maaiveld en tot een oppervlakte van 50 m2;

  3. het vervangen van bestaande riolering en andere ondergrondse kabels en leidingen, indien de afmetingen en horizontale en verticale ligging van de leidingen niet veranderen

  4. het verrichten van archeologisch onderzoek door een deskundige archeoloog;

  5. het verrichten van werken en werkzaamheden waarvoor met inachtneming van het bepaalde in artikel 21.3 omgevingsvergunning is verleend.

 

21.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 21.4.1 wordt alleen verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de cultuur-historische waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

21.4.4 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.