NDB
Status: | Vastgesteld |
Idn: | NL.IMRO.0505.BP173Ndb-3004 |
Artikel 18 Leiding
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemmingen, mede bestemd voor:
een gasleiding met een diameter van 48 inch;
een stikstofleiding met een diameter van 6 inch;
een of meer waterleidingen van bovenlokale betekenis,
een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 29.1.
18.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
18.2.1 Bouwen algemeen
ten behoeve van de in lid 18.1 bedoelde bestemming zijn toegestaan:
nutsgebouwen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
2. de krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen en de met een omgevingsvergunning ingevolge de artikelen 24, 26 en 27 toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan.
18.2.2 Gebouwen
Voor nutsgebouwen gelden de volgende regels:
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m.;
de oppervlakte bedraagt ten hoogste 10 m2.
18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 9 m.
18.3 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 18.2.1 onder 2, mits:
wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming;
het belang van de leiding(en) hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding, omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of van werkzaamheden
18.4.1 Vergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van bomen of andere diepwortelende beplantingen;
het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, en/of ontginnen van gronden, het aanleggen van drainage en het aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen.
18.4.2 Uitzondering
Het verbod als bedoeld in lid 18.4.1 is niet van toepassing zover deze werken en werkzaamheden de reguliere grondbewerking en/of het onderhoud aan de leidingen betreffen en de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad.
18.4.3 Voorwaarden
Het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.4.1 is slechts toelaatbaar, indien en voor zover door deze werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden benadeeld.
18.4.4 Advies
Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding(en).