direct naar inhoud van Regels

NDB

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0505.BP173Ndb-3004

Artikel 4 Agrarisch met waarden - 2

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarische doeleinden met cultuurhistorische en landschapswaarden, te onderscheiden in:

a. grondgebonden agrarische bedrijven;

b. een agrarisch aanverwant bedrijf in de vorm van een loonbedrijf, annex

groothandel in 2e hands- en partijgoederen en landbouw-en grondverzet-

machines, alsmede verhuur-, reparatie-, reinigings-, onderhouds- en

stallingsbedrijf van landbouw- en grondverzetmachines ter plaatse van de

functieaanduiding “specifieke vorm van agrarisch - loonbedrijf annex

groothandel in 2e hands- en partijgoederen en landbouw- en grondverzet-

machines”.

c. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, groen, water,

parkeervoorzieningen,

een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 4.4

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

4.2.1 Bouwen algemeen

Toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  • op gronden gelegen aan de rivierzijde van de hoofdwaterkering:

  1. geen nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijn toegestaan;

  2. per functie de bestaande bebouwing eenmalig met maximaal 10% van de inhoud mag worden uitgebreid;

 

4.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

a. bouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de in de verbeelding aangegeven hoogtemaat;

c. het bebouwd oppervlak bedraagt ten hoogste de in de verbeelding aangegeven

oppervlaktemaat;

d. het oprichten van een bedrijfswoning is niet toegestaan;

e. het oprichten of uitbreiden van kassen en het plaatsen van nieuw ondersteunend glas is niet

toegestaan.

 

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • de ten hoogste toegelaten bouwhoogte bedraagt voor:

-

erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

1 m

-

overige (erf)afscheidingen

2 m

-

antennemasten op/aan een gebouw (t.o.v. bouwhoogte gebouw)

3 m

-

overige antennemasten

5 m

-

lichtmasten

9 m

-

overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

4 m

 

4.3 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a. lid 4.2.2 onder a. voor het buiten de aanduiding 'bouwvlak' oprichten van bebouwing, met

uitzondering van een dienstwoning, met een maximale bouwhoogte en oppervlakte van

respectievelijk 12 m en 10% van de oppervlakte van de bijbehorende grond van het bedrijf voor

zover gelegen binnen deze bestemming, met een maximum van 1000 m2, met dien verstande

dat de op te richten bebouwing:

- wordt gesitueerd aan of nabij de openbare weg;

- vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar kan worden geacht.

b. lid 4.2.3 voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van ten

hoogste 9 m.

c. lid 4.2.3voor bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van een recreatief medegebruik,

wanneer toepassing is of wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 4.5.1 onder b.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. nevenactiviteiten zijn niet toegestaan;

  2. de uitoefening van activiteiten ten behoeve van de intensieve veehouderij en glastuinbouw zijn, voorzover niet bestaand, niet toegestaan;

4.5 Afwijking van de gebruiksregels

 

4.5.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a. lid 4.1 voor de vestiging van niet grondgebonden agrarische bedrijven, uitgezonderd intensieve

veehouderij-activiteiten en glastuinbouw;

b. lid 4.4 onder a ten behoeve van een recreatief medegebruik gericht op de dagrecreatie van

gronden en opstallen.

 

 

4.5.2 Voorwaarden afwijking

  1. De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.5.1 onder a. wordt uitsluitend verleend indien genoegzaam wordt aangetoond dat de betreffende grond en bebouwing niet langer ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf kan worden gebruikt.

2. De omgevingsvergunning bedoeld in lid 4.5.1 onder b. wordt uitsluitend verleend indien de

nevenactiviteit of combinatie van nevenactiviteiten:

a. een ondergeschikt onderdeel van een volwaardig agrarisch bedrijf vormt;

b. geen gebouwen buiten het bouwvlak of de met behulp van lid 4.3 onder

a genoemde afwijkingsbevoegdheid op te richten bebouwing vereist;

c. geen belemmeringen voor andere agrarische bedrijven veroorzaakt;

d. niet leidt tot een onevenredige belasting van de wegen in het

plangebied;

e. de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en/of de

landschappelijke kwaliteit niet onevenredig aantast.

f. wordt beëindigd, indien de agrarische hoofdactiviteit wordt beëindigd.