Plan: | Woningbouw Abtswoudseweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0503.BP0061-2001 |
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor de bestemmingsplanherziening en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. Dit wordt geïllustreerd door middel van het opnemen van een kaartfragment, waaruit de ligging van het plangebied blijkt. Verder wordt een opsomming van de vigerende bestemmingsplannen gegeven, die met het nieuwe bestemmingsplan worden herzien.
De ontwikkeling van wonigen past niet binnen het geldende bestemmingsplan, waardoor een herziening van het bestaande planologische regime noodzakelijk is. Om de ontwikkeling juridisch en planologisch mogelijk te maken, is dit bestemmingsplan opgesteld.
Het projectgebied ligt in het midden van de gemeente Delft aan de Abtswoudseweg en betreft het perceel kadastraal bekend als gemeente Delft, sectie O, nummer 3316. De Abtswoudseweg vormt de overgang van de woonbuurt Delftzicht naar de Huis, tuin en keukenboulevard Leeuw en Stein. Het perceel heeft een oppervlakte van circa 1.500 m2 en wordt aan de zuidzijde begrensd door de Abtswoudseweg. Aan de overzijde van deze weg zijn woningen gelegen, evenals direct ten noorden van het projectgebied. Aan de oost- en westzijde zijn bedrijfs-/winkelpanden gelegen. Onderstaande afbeeldingen geven inzicht in het projectgebied en haar omgeving.
Afbeelding 1.1 Ligging plangebied en uitsnede kadastrale kaart
Afbeelding 1.2 Luchtfoto plangebied
Voor het projectgebied geldt het bestemmingsplan ‘Schieoevers Noord’, dat op 28 maart 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad. Het perceel is hierin bestemd als ‘Bedrijventerrein’, waarbinnen diverse typen bedrijven t/m milieucategorie 2 zijn toegestaan. Het grootste gedeelte van het projectgebied betreft een bouwvlak (behalve het meest oostelijk gelegen gedeelte), waarvoor een maximale bouwhoogte geldt van 8 meter, met een maximum bebouwingspercentage van 100%.
De beoogde ontwikkeling voorziet in de toevoeging van woningen, hetgeen niet passend is binnen de bestemming ‘Bedrijventerrein’.
Afbeelding 1.3 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Schieoevers Noord met ligging plangebied
In de toelichting van dit bestemmingsplan wordt ingegaan op alle ruimtelijk relevante onderwerpen die in een toelichting aan bod moeten komen. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de ruimtelijke en stedenbouwkundige context van het gebied. Hierbij wordt ook naar de historie gekeken. Hoofdstuk 3 beschrijft beknopte samenvattingen van de relevante beleidskaders. Vervolgens komen in hoofdstuk 4 de omgevingsaspecten aan de orde, hierbij wordt onder andere ingegaan op flora en fauna, geluid en luchtkwaliteit. Hoofdstuk 5 bevat de juridische planbeschrijving. Hierin wordt nader uitgelegd op welke wijze de planregels geïnterpreteerd moeten worden. Hoofdstuk 6 gaat in op handhaving en tot slot beschrijft hoofdstuk 7 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Ten behoeve van de herontwikkeling van het projectgebied aan de Abtswoudseweg, heeft de gemeente Delft een Planuitwerkingskader (PUK) opgesteld. Hierin is aangegeven onder welke ruimtelijke en beleidsmatige voorwaarden herontwikkeling mogelijk is op deze locatie. Het PUK had als doel om een basis te bieden voor de ontwikkelende partij om na de initiatieffase aan de slag te gaan met het uitwerken van het bouwplan tot het niveau van een voorlopig ontwerp. Dit PUK heeft een belangrijke basis gevormd voor diverse onderdelen in dit hoofdstuk.
Historie
De Abtswoudseweg stamt al uit de 16e eeuw. De weg was onderdeel van een lange ontsluitingsroute door de Abtswoudse polder en liep van Schiedam tot aan de Delftse Schie. Nu is het in Delft gelegen deel van de weg vrijwel geheel opgenomen in het stedelijk weefsel. De naam ‘Abtswoudseweg’ is alleen nog blijven bestaan op het gedeelte tussen het spoor en de Schie. Het gedeelte vanaf Tanthof heet nu Abtswoude.
De locatie bevindt zich in Schieoevers Noord, aan de Abtswoudseweg, op de overgang tussen Huis, Tuin en Keukenboulevard Leeuw & Stein (ten zuiden) en woongebied Delftzicht (ten noorden). De Abtswoudseweg is een belangrijke fietsroute vanuit het westelijke deel van de stad richting het gebied waar de TU is gevestigd. De route langs de Abtswoudseweg wordt aantrekkelijker en drukker door het verdwijnen van een tunnel onder het spoor en het aansluiten op een route vanuit Nieuw Delft. Het projectbied zelf ligt op dit moment braak.
Opbouw van de wijk
Schieoevers Noord is gelegen tussen de nieuwe Ireneboulevard, de Schie, de Kruithuisweg en het spoor / de spoortunnel. Ten noorden van de locatie is in de jaren ‘90 een woonbuurt Delftzicht gebouwd ter plaatse van het bedrijventerrein, waar nu nog kleine resten bedrijfshuisvesting langs de Abtswoudseweg en Zuideinde aanwezig zijn. Ten zuiden van de Abtswoudseweg staan nog een paar rijen sociale huurwoningen direct aan de weg. Daarachter ligt Leeuw & Stein. Ten zuiden van Leeuw & Stein strekt het bedrijventerrein Schieoevers/Schieweg zich uit tot de Kruithuisweg.
De belangrijkste wegen
Met de auto is het gebied op dit moment ontsloten vanaf de Ireneboulevard met de Engelsestraat en Nieuwe Gracht, om Leeuw & Stein heen naar de Schieweg. Deze weg sluit aan op de Kruithuisweg. Onder de Kruithuisweg loopt de Schieweg door als belangrijkste weg voor Schieoevers Zuid. In oost-west richting is er voor autoverkeer geen doorgaande verbinding door Schieoevers noord.
In het kader van de gebiedsontwikkeling Nieuw Delft is een tijdelijke ontsluitingsweg van het kruispunt met de Nieuwe Gracht naar de Abtswoudseweg en de Engelsestraat aangelegd. Via deze nieuwe route is ook Leeuw & Stein vanaf het noorden bereikbaar en vervolgens de Schieweg.
De Schieweg is in noord-zuid richting voor de fiets dé route vanuit de binnenstad naar het buitengebied aansluitend op Midden-Delfland. Vanaf de Abtswoudseweg gaat de Schieweg over in Zuideinde. Deze weg wordt een belangrijke route vanaf het station, onder de Ireneboulevard door, over het Zuideinde en de Abtswoudse brug naar de TU Campus. De Abtswoudseweg zelf is de verbindende fietsroute tussen de brug en de westelijke woonwijken Voorhof en Buitenhof, het toekomstige Nieuw Delft en de TU-campus.
De belangrijkste ruimten
De locatie ligt op loopafstand van zowel de binnenstad als het tweede grote winkelcentrum van Delft ‘de Hoven’ en de TU campus. Om de hoek ligt Woonboulevard Leeuw & Stein. Ook Nieuw Delft, dat de komende jaren tot ontwikkeling wordt gebracht met onder andere het Van Leeuwenhoekpark op de spoortunnel, ligt zeer nabij. De Schie ligt op zichtafstand vanaf de Abtswoudseweg.
Bebouwingstypologie
De woningen in de directe omgeving variëren tussen één laag met een kap en drie lagen met plat dak. De bedrijfspanden variëren tussen één laag met plat dak en het gebogen dak van de Kwikfit met ongeveer gelijke hoogte als de gestapelde woningen. De architectuur is al even divers.
Typologie openbare ruimte
De huidige openbare ruimte is grotendeels verhard. Een smalle stoep, een tweerichting fietspad direct naast een tweerichting autoweg en parkeerplaatsen of laad- en losruimtes voor de bedrijven. De openbare ruimte heeft een kaal en versleten aanzicht. De Abtswoudseweg wordt heringericht tot een fietsstraat met groen en ecologische kwaliteit. Daarnaast wordt de riolering vervangen/vernieuwd.
Begrenzingen locatie
De locatie wordt begrensd door de woning Abtswoudseweg 6, het trottoir van de Abtswoudseweg, het bedrijfspand van Abtswoudseweg 18 (de zogenaamde Haring-locatie) en het achterpad langs de achtertuinen van de Laan van Braat 20 – 34.
Afbeelding 2.1 huidige situatie plangebied
Het plan is om minimaal 7 en maximaal 9 rijwoningen te realiseren. Het betreft woningen in het middeldure/dure prijs-segment. Daarnaast worden in het westen van het projectgebied conform de Nota Parkeernormen 2018 13 parkeerplaatsen gerealiseerd. Om de parkeerplaatsen toegankelijk te maken is het noodzakelijk een bestaande parkeerplaats op te heffen. Deze wordt gecompenseerd. De grondeigenaren hebben voldoende gronden in eigendom om deze parkeerplaatsen te realiseren.
Op het moment van schrijven dan dit bestemmingsplan is er nog geen concreet bouwplan ingediend voor deze gronden, maar zijn de randvoorwaarden waarbinnen op deze locatie woningen gebouwd kunnen worden wel bekend. De verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan is dan ook leidend. Hierop is aangegeven waar en hoe hoog de woningen gebouwd mogen worden.
Voor de rooilijn van de woningen is de bestaande woning aan de oostzijde als uitgangspunt genomen; deze sluit hierop aan. Daarnaast staan in de omgeving voornamelijk woningen met 2 lagen plus kap en 3 laags met plat dak. Om eenheid in het straatbeeld te behouden en aan te sluiten bij de omgeving is een volume van 3 bouwlagen mogelijk.
Het maximale bebouwingsvlak is ingepast in de rooilijnen van omliggende bebouwing. De westelijke rooilijn ligt in de lijn van de zijgevelrooilijn van Laan van Braat 20 aan de achterkant van het terrein. De voorgevelrooilijn sluit aan op de voorgevel van de woning aan de Abtswoudseweg 6 en de toekomstige bebouwing van de voormalige Haring locatie aan de westzijde. De achtertuin sluit aan op het bestaande achterpad.
Deze woningen zullen de begeleiding vormen van de gerealiseerde fietsstraat. Deze fietsstraat wordt geflankeerd door een ecologisch ingerichte zone. De diepte van de voortuin is bepaald op 2.00 meter. Zo is er wel een eigen voorruimte en tegelijk voldoende maat in het straatprofiel om voldoende brede groene zones te realiseren en in stand te houden.
Er bestaan in Nederland geen formele wettelijke normen en eisen ten aanzien van de bezonning voor bebouwing. Gemeentes zijn daarom vrij om een eigen invulling te geven aan de eisen omtrent bezonning, de gemeente Delft hanteert de lichte TNO norm als eis.
De lichte TNO norm: een gebouw voldoet aan de lichte norm wanneer er gedurende twee uren per etmaal bezonning mogelijk is in de periode van 19 februari tot en met 21 oktober. Daarbij is het geen vereiste dat de bezonning aansluitend plaatsvindt.
Resultaten
Door HI Korteweg Architect is een bezonningsonderzoek uitgevoerd. Hierin is onderzocht of de nieuwbouw onevenredige hinder op de omgeving veroorzaakt in het kader van bezonning. Hieronder is het resultaat van dit onderzoek weergegeven, het volledige onderzoek is opgenomen in de bijlage behorende bij deze toelichting.
Lichte norm met betrekking tot de gehele achtergevel van alle woningen aan de Laan van Braat.
Op 19 februari (peildatum TNO, eerste dag) ontvangt de achtergevel vanaf 13:22 uur tot 15:22 geheel nbelemmerd zon (bij een zonshoogte >10 graden). Op 21 oktober (peildatum TNO, laatste dag) ontvangt de achtergevel minimaal van13:45 tot 15:45 onbelemmerd zon (bij een zonshoogte >10 graden). Deze bezonningsstudie toont aan dat de tien woningen aan de Laan van Braat voldoen aan de lichte norm TNO.
Lichte norm met betrekking tot de woning aan de Abtswoudseweg nummer 6.
De voor- en achtergevel ondervindt geen schaduwwerking als gevolg van de nieuwe bebouwing op de peildata van de lichte norm van TNO.
Conclusie
De achtergevels van de woningen aan de Laan van Braat voldoen aan de lichte norm van TNO. In dit bezonningsonderzoek is geen rekening gehouden met de zonlichttoetreding via eventuele ramen in de zij- en voorgevels, terwijl dit in de praktijk zich wel kan voordoen. Dit betekent dat er in werkelijkheid meer zonlicht kan toetreden dan nu is onderzocht.
De voorgevel van de bestaande woning Abtswoudseweg nummer 6 voldoet aan de lichte norm van TNO. Ook hier is in dit bezonningsonderzoek geen rekening gehouden met de zonlichttoetreding via eventuele ramen in de zijgevels.
Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 Bro een motiveringsplicht opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De zogenaamde 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' is bedoeld om te komen tot een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke besluiten, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. Per 1 juli 2017 is het aantal treden van de ladder gewijzigd van drie naar in beginsel één trede. In artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening is het volgende opgenomen:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De ladder hoeft alleen te worden doorlopen indien sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Een uitzondering wordt gemaakt voor kleinschalige ontwikkelingen. De grens van een stedelijke ontwikkeling is voor woningbouw gelegen op 12 woningen, zo blijkt uit jurisprudentie (ABRvS 16 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2921, r.o. 4.3). De ontwikkelingen van maximaal 9 woningen ligt onder de drempelwaarde en wordt dus niet gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Aan de ladder voor duurzame verstedelijking hoeft dus niet te worden getoetst.
De ruimtelijke opzet geeft aan wat de ruimtelijke relevante stucuur is van het plangebied. Aandacht wordt besteed aan de belangrijke hoofdstructuren zoals ontsluiting, water- en groen- structuur, de morfologie, rooilijnen, bouwblokken en bouwhoogten. Het belang van eventuele voorzetting van ruimtelijke structuren en de consequenties daarvan voor bijvoorbeeld rooilijnen en bouwhoogten wordt in dit hoofdstuk gemotiveerd. Dit hoofdstuk zal voor een deel overlappen met de hoofdstukken infrastructuur en milieu (water en ecologie). Voor verdere onderbouwing van de onderdelen infrastructuur en milieu kan verwezen worden naar die betreffende hoofdstukken.
Toetsingskader
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In de structuurvisie schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:
De structuurvisie benoemt met name rijksdoelen en nationale belangen. De (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking wordt overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen de provinciale kaders. De sturing op verstedelijking, zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los. Alleen in stedelijk regio's rond de mainports zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking.
Beoordeling en conclusie
Het voorliggende plan is in lijn met de structuurvisie, aangezien er geen strijd is met de nationale belangen.
Provinciale structuurvisie Ruimte en Mobiliteit
Toetsingskader
Op 9 juli 2014 (laatst gewijzigd in 2018) is de Provinciale Visie Ruimte en Mobliteit (VRM) door de Provinciale Staten vastgesteld. De Visie ruimte en mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:
De huidige ruimtelijke situatie - gecombineerd met de vier rode draden - vormt het vertrekpunt voor de Visie ruimte en mobiliteit. Het hierin beschreven strategisch beleid is in het Programma Ruimte doorvertaald naar operationeel beleid, waarbij is aangegeven welke mix aan instrumenten de provincie voornemens is om in te zetten en aan wil bieden om deze doelen te realiseren. De vier rode draden uit de Provinciale Visie Ruimte & Mobiliteit komen terug in het rogramma Ruimte. Ook is het beleid beschreven in de VRM, in de vorm van bindende regels, verder uitgewerkt in de Verordening ruimte.
Beoordeling
De provincie benadrukt dat de bestaande steden, dorpen, landschappen en infrastructuurnetwerken goede kansen bieden om de capaciteit van de netwerken beter te benutten en, in samenhang daarmee, het ruimtegebruik te intensiveren. Daarbij is het projectgebied geheel gelegen binnen het gebied aangeduid als ‘bebouwde ruimte’. Onder “bebouwde ruimte” wordt het stelsel verstaan van de stedelijke agglomeratie, het systeem van kernen en linten en het logistiek-industrieel systeem. Tegelijkertijd is er het streven om de leefkwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. Uiteindelijk wil de provincie de bebouwde ruimte beter benutten.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling sluit aan op de ambities gesteld in de provinciale Visie Ruimte & Mobiliteit. Door de realisatie van woningen, wordt het braakliggende projectgebied beter benut en vindt opwaardering van deze locatie plaats.
Verordening ruimte 2014
Toetsingskader
Samen met de Visie Ruimte en Mobiliteit is de Verordening ruimte op 9 juli 2014 vastgesteld en een geconsolideerde versie hiervan is op 4 februari 2016 in werking getreden. De verordening is vastgesteld met het oogmerk van juridische doorwerking van een deel van het ruimtelijk beleid en bevat daarom regels voor bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen.
Beoordeling en conclusie
De verordening stelt regels voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de provincie. Voor het binnenstedelijk gebied, waar het projectgebied in ligt, zijn specifiek locaties aangewezen voor kantoren en detailhandel. Voor woningen is dit niet het geval, hiervoor zijn algemene eisen van toepassing. De belangrijkste eis is de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’, die in geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden doorlopen. Voor een nadere toelichting op de ladder, wordt verwezen naar paragraaf § 2.5. Hieruit blijkt dat de ontwikkeling van maximaal 9 woningen geen nieuwe stedelijke ontwikkeling is, waardoor deze in overeenstemming is met de ladder en dus ook met de Verordening ruimte.
Regionaal structuurplan Haaglanden 2020
Toetsingskader
Op 16 april 2008 is het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) door het stadsgewest Haaglanden vastgesteld. Dit plan beschrijft de visie van het Stadsgewest op de ruimtelijke ontwikkeling van de regio Haaglanden tot 2020, met een doorkijk naar 2030. Doelstellingen voor 2030 zijn onder andere dat de kwantitatieve woningtekorten zijn weggewerkt. In de periode tot 2020 moeten namelijk nog 75.000 tot 80.000 woningen worden gebouwd om aan kwalitatieve woningvoorraad op peil te houden. Voor de periode 2020 - 2030 bedraagt de verwachte woningbehoefte 37.100 tot 41.900 woningen. De woningvraag is derhalve groot.
Daarnaast wordt benadrukt dat het belangrijk is dat het woningaanbod goed aansluit bij de vraag en de mogelijkheden van de huishoudens die in Haaglanden (willen) wonen.
Beoordeling en conclusie
De bouw van maximaal 9 woningen op deze binnenstedelijke locatie sluit aan op de doelstellingen beschreven in het Regionaal Structuurplan. Hiermee wordt namelijk ingespeeld op de woningvraag in de regio, die zeker tot 2030 aanwezig zal zijn.
Bij het gemeentelijk beleid gaat het bijvoorbeeld om het vernieuwen van de riolering én de gemeentelijke ambitie om de kwaliteit van de routes te verbeteren en af te stemmen op de ontwikkeling van de Spoorzone. Dit is in de verschillende beleidsstukken vastgelegd zoals bestemmingsplan Voorhof Noordoost, de Gebiedsvisie Schieoevers 2030, de Visie openbare Ruimte Delft (VORD 2009), de Nota Groen (2013), het Lokaal Verkeer en Vervoer Plan Delft (LVVP 2005), het Handboek Inrichting Openbare Ruimte (2012), het Fietsactieplan en het Rioleringsplan. Een belangrijk visiedocument waarin de herinrichting ook is vastgelegd is de Ruimtelijke Structuurvisie Delft 2030. Hierop wordt in het volgende onderdeel nader ingegaan.
Ruimtelijke structuurvisie 'Ontmoetingen met Delft 2030'
Toetsingskader
Ontmoetingen met Delft 2030 is de gemeentelijke visie op de gewenste (ruimtelijke) ontwikkeling van Delft. In de structuurvisie is beschreven op welke wijze nieuwe ontwikkelingen kunnen worden ingezet om de ruimtelijke kernkwaliteiten van Delft verder te verrijken en te versterken. Hiervoor is beschreven welke visie ligt voor Delft in 2030. Aangegeven wordt hoe de gemeente wil omgaan met ruimte in de stad, wat daarbij de doelstelling is en met welke projecten en maatregelen deze worden gerealiseerd.
Beoordeling
In de structuurvisie wordt benadrukt dat Delft een gelaagde stad is, waardoor de visie op drie schaalniveaus is uitgewerkt; op stedelijk, op buurt en op regionaal niveau. Een belangrijke aanduiding van het projectgebied op buurtniveau is als ‘Nieuw stedelijk Wonen’, waarvoor de doelstelling is om te komen tot een ‘uitnodigend gebied om te verblijven en te ontmoeten door de aanwezige innovatieve nieuwbouw en de kwalitatief hoogwaardig ingerichte openbare ruimte’.
Specifiek voor Schieoevers (waar het projectgebied in ligt) benadrukt de structuurvisie dat wordt gestreefd dat Schieoevers ruimtelijk geïntegreerd en goed verbonden is met de rest van de stad. Na herstructurering van de Schiezone moet in Schieoevers noord een nieuw gemengd stedelijk gebied zijn ontstaan met wonen, werken en recreatie.
Conclusie
Het projectgebied is gelegen in Schieoevers noord. Door het realiseren van woningbouw op het braakliggende terrein, wordt bijgedragen aan hetgeen als doel is gesteld in de structuurvisie.
Gebiedsvisie Schieoevers 2030
Toetsingskader
Het college van Delft heeft op 14 december 2010 de Gebiedsvisie Schieoevers 2030 en de daarbij behorende uitvoeringsaanpak vastgesteld. Deze gebiedsvisie geeft een duidelijke ontwikkelingsrichting voor een langere periode voor alle belanghebbenden bij de Schieoevers en is voor de gemeente het beoordelingskader voor private initiatieven.
Beoordeling
Één van de opgaven voor Schieoevers is het gebied een rol geven in de ontwikkeling van het TIC-Delft. Hierin wordt Schieoevers noord geleidelijk getransformeerd van extensief bedrijvengebied, via ontwikkeling van de creatieve economie, naar een gemengd stedelijk milieu, met ruimte voor werken, wonen en recreëren voor o.a. pioniers en kenniswerkers. Aanwezige bedrijvigheid wordt hiermee afgebouwd en verplaatst naar Schieoevers zuid. Uit de volgende figuur blijkt dat de Abtswoudseweg, waaraan het projectgebied is gelegen, is aangeduid als ‘recreatieve route’.
Conclusie
Het projectgebied heeft in het vigerend bestemmingsplan een bedrijfsbestemming. In voorliggende ontwikkeling wordt op deze locatie woningbouw gerealiseerd. De woningbouwontwikkeling in het projectgebied sluit derhalve aan op de doelstellingen die voor Schieoevers noord zijn gesteld in de Gebiedsvisie.
Woonvisie Delft 2016 - 2023
Het aantal inwoners en ook het aantal huishoudens in Delft is groeiende, nu maar ook in de komende jaren. Het aantal ouderen neemt toe en het aantal 1- en 2- persoons huishoudens groeit. De stad ontwikkelt zich ook meer en meer tot internationale kennisstad. Delft is een belangrijke vestigingsplaats voor kennisintensieve bedrijven met ook werknemers die in Delft willen wonen. Op dit moment woont naar schatting de helft van de kenniswerkers die in Delft een baan hebben niet in de stad. Daarnaast wordt de bestaande woningvoorraad niet ten volle benut voor de mensen waarvoor deze woningen zijn bedoeld. Bijna een kwart van de sociale woningvoorraad wordt bewoond door Delftenaren met een hoger inkomen. Een analyse laat zien dat er meer goedkope woningen zijn dan de doelgroep die erop is aangewezen. Binnen de regio vervult Delft een bijzondere rol, met een eigen kennisprofiel, vitale stedelijke woonmilieus, een aantrekkelijke historische binnenstad en gelegen in de nabijheid van rustige groene woon- en recreatiegebieden en beschikbaarheid van nieuwe stedelijke toplocaties.
Het gemeentelijk woonbeleid is vastgelegd in de Woonvisie Delft 2016 - 2023. De visie beschrijft het belang van een aantrekkelijk woonklimaat dat past bij de sociale, economische en ruimtelijke ontwikkeling van Delft en de regio. Medewerkers van Delftse kennisbedrijven en (internationale) promovendi moeten in Delft kunnen wonen en aantrekkelijke woonruimte kunnen vinden in de stad en zouden meer afstudeerders van de TU ervoor moeten kunnen kiezen om na hun studie in de stad te blijven wonen.
Delft is ook een solidaire kennisstad; een stad van mensen die bij elkaar horen en elkaar steunen met voldoende en kwalitatief goede woningen; m.n. ook voor ouderen en zorgafhankelijke doelgroepen.
Geconcludeerd kan worden dat het aanbod van woningen in Delft niet aansluit op de vraag. Er zijn meer goedkope woningen dan de doelgroep die erop is aangewezen. Gezien de behoefte kent de Delftse woningmarkt vooral tekorten in het middeldure en dure segment.Voor een betere balans is een stevige verschuiving noodzakelijk naar woningaanbod dat bijdraagt aan meer diversiteit en een aantrekkelijk levendig karakter van de stad.
De Abtswoudseweg is in de huidige situatie een erftoegangsweg met ernaast een separaat fietspad. De Laan van Braat is een doodlopende erftoegangsweg. Beide straten kennen een relatief lage intensiteit als het gaat om gemotoriseerd verkeer. De Abtswoudseweg kent daarentegen wel een hoge fietsintensiteit (circa 8.000 - 9.000 per dag), vooral omdat deze deel uitmaakt van een hoofdfietsroute tussen de Technische Universiteit en westelijk Delft. De buurt rondom het plangebied is in beweging als het gaat om de ontsluiting van de buurt. In de toekomstige situatie wordt ontsloten op de verlegde Engelsestraat en wordt de bestaande Engelsestraat ook ingericht als erftoegangsweg. Daarnaast zal de Abtswoudseweg in 2018 worden aangepast tot fietsstraat om de groei van het fietsverkeer te accomoderen. De nieuwe woningen zullen een beperkte invloed hebben op de auto intensiteiten. De woonstraten zijn, ook in de toekomstige situatie, goed in staat het beperkte extra verkeer als gevolg van de 7 woningen te kunnen verwerken.
Voor deze nieuwe woningen dient bovendien te worden voldaan aan de Nota Parkeernormen 2018 van de gemeente Delft. De stelregel is dat parkeren op eigen terrein wordt opgelost. De ontwikkeling ligt in de 'schil van de binnenstad' zoals deze is benoemd in de nota. Er wordt uitgegaan van grondgebondenwoningen met een oppervlakte van meer dan 130 m2. Uitgaande van de bijbehorende parkeernorm (1,4) zullen er afgerond 13 parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden. Verder zullen parkeerplaatsen die verdwijnen als gevolg van de ontwikkeling moeten worden gecompenseerd. Deze parkeerplaatsen zijn in de huidige situatie openbaar toegankelijk en moeten dat blijven. In de omgeving van het plan is ook een parkeertelling uitgevoerd (in de nacht van 28 maart 2017). Daaruit blijkt dat in de Laan van Braat de parkeerdruk hoog is (alle parkeerplaatsen zijn bezet). Aan de Abtswoudseweg en bij Leeuw en Steijn is de parkeerdruk lager en zijn in de nacht parkeerplaatsen beschikbaar. Het hiervoor genoemde uitgangspunt, compensatie van parkeerplaatsen die verdwijnen, is dus van belang. Er is voldoende ruimte beschikbaar om de compensatie te realiseren.De woningen worden bovendien opgenomen op de POET-lijst.
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is het opstellen van een waterparagraaf verplicht, mede in relatie tot de watertoets. In deze paragraaf wordt verwoord hoe er in het plan met de aspecten water en ruimte rekening wordt gehouden, in relatie tot enerzijds het waterbeleid en anderzijds de waterhuishouding.
Waterkwantiteit
Het plangebied betreft een terrein wat al ruim 10 jaar braak ligt. In het plangebied en de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig en ook geen ruimte om oppervlaktewater te realiseren. In de naastgelegen woonwijk wordt water geborgen door middel van aquaflow onder de straten. De planologische verharding neemt niet toe.
In het huidige bestemmingsplan kent het plangebied de bestemming ‘bedrijfsterrein’ wat volgens de regels voor een groot deel bebouwd mag worden. Planologisch neemt de verharding met dit woningbouwplan niet toe. Het terrein ligt echter al zeer lang braak. Zonder een oplossing voor de berging en afvoer van hemelwater zou er door deze ontwikkeling een verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie ontstaan in en in de nabijheid van het plangebied. Dit past niet binnen het standstillbeginsel. Daarmee ontstaat een onhaalbaar en ongewenst plan wat niet inspeelt op een toekomstbestendige stad.
Hoogheemraadschap Delfland hanteert bij nieuwe ontwikkelingen de watersleutel. Voor het bepalen van de (waterbergings)opgave is de watersleutel van het Hoogheemraadschap ingevuld. (Zie bijlage). Hieruit komt naar voren dat er 70 m3 waterberging gerealiseerd moet gaan worden.
Het is niet mogelijk om in of in de nabijheid van het plangebied extra oppervlaktewater te realiseren waarmee voldaan zou worden aan de waterbergingsopgave. Er mag daarom ook gecompenseerd worden met vasthoudmaatregelen. Voor zover de plannen rondom waterberging op het moment van schrijven van deze toelichting bekend zijn wordt uitgegaan van compensatie middels het aanleggen van groene zones aan de noord- en zuidzijde van de Abtswoudseweg. Hierbij mag uitgegaan worden van een waterbergend vermogen van 0,10 m3 per 1 m2. Dit betekent dat er 700 m2 groen gerealiseerd moet worden om te voldoen aan de waterbergingsopgave.
De groene zone aan de noordzijde heeft een oppervlakte van ca. 595 m2. Deze zone moet nog ingericht gaan worden. Bij voorkeur is deze zone ingericht voordat de woningen in gebruik genomen worden, maar in ieder geval binnen 3 jaar na vaststelling van dit bestemmingsplan. Om te borgen dat deze waterberging ook gerealiseerd wordt, is een voorwaardelijke verplichting in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen.
De groene zone aan de zuidzijde van de Abtswoudseweg heeft een oppervlakte van ca. 540 m2 en is in het voorjaar van 2018 opgeleverd. Dit deel van de waterberging is dan ook al gerealiseerd.
Ongeacht de uiteindelijk te kiezen methode voor waterberging dient er 70 m3 waterberging gerealiseerd te zijn uiterlijk 3 jaar na vaststelling van dit bestemmingsplan.
Veiligheid en waterkeringen
Ter hoogte van het plangebied zijn geen waterkeringen en/of beschermingszone aanwezig.
Waterkwaliteit en ecologie
Het gebruik van uitlogende materialen die in contact komen met het hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden zodat dit niet in het oppervlaktewater komt.
Waterzuivering en afvalwater
In de nabije toekomst wordt ter hoogte van de Abtswoudseweg een gescheiden rioolstelsel aangelegd. Het hemelwater vanuit dit systeem zal worden afgevoerd op de Schie. Nieuwe riolering in het plangebied dient gescheiden te worden aangelegd en wordt aangesloten op het toekomstige gescheiden gemeentelijk rioolstelsel. Het afvalwater dient te worden afgevoerd naar de AWZI.
Grondwater
Bij ontwikkelingen dient rekening gehouden met voldoende ontwateringsdiepte (Gemeentelijke grondwatervisie: >70 cm –mv.) en indien nodig dienen maatregelen genomen te worden zoals verhogen maaiveld of aanleg drainage. In verband met de mogelijke stopzetting van de grondwateronttrekking van Delft Noord dient rekening gehouden te worden met een grondwaterstijging van 25-50 cm.
Tijdens de rioolreconstructie in de Abtswoudseweg zal er tevens een drainagesysteem worden aangelegd. Dit systeem zorgt ervoor dat het grondwaterniveau op - 0,90 m NAP is gelegen waardoor het plangebied voldoet aan de gemeentelijke ontwateringsdiepte van 0,70 m-mv.
Voor het bouwen met een kruipruimte is een ontwateringsdiepte van 1,20 m-mv aan te bevelen. Kijkend naar het toekomstig maaiveldniveau van circa 0,00m+ NAP en een toekomstig grondwaterniveau van - 0,90 m NAP is het bouwen met een kruipruimte voor dit project niet aan te bevelen. Bij hoge grondwaterstanden kunnen de kruipruimtes onder water komen te staan.
Zoals uit bovenstaande tekst valt af te lezen zijn er geen knelpunten ten aanzien van het aspect water.
Wettelijk kader
Vanaf 1 januari 2017 geldt de Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Ten aanzien van de soortenbescherming kent de Wet natuurbescherming drie beschermingsregimes namelijk:
Quickscan
In juni 2016 is een quickscan flora en fauna uitgevoerd voor het plangebied. Uit deze scan zijn de volgende resultaten naar voren gekomen.
Op de locatie kan een aantal algemene soorten (Ffw tabel 1) en (strikt) beschermde soorten (Ffw tabel 2 en 3) van de Natuurbeschermingswet voorkomen. Per soortgroep is een beoordeling gedaan naar het potentieel voorkomen van soorten op deze locatie.
Flora
Binnen het plangebied zijn beschermde planten van de Ffwet tabel 2 en 3 uitgesloten.
Fauna
Insecten
Beschermde soorten zijn op deze locatie uitgesloten.
Amfibieën
Gezien ontbreken van water zijn amfibieën uitgesloten op de deze locatie.
Vissen
Vanwege het ontbreken van water en daarmee geschikt biotoop zijn beschermde vissen uitgesloten.
Vogels
Binnen het plangebied zijn naast de eerder vermelde vogels, eveneens roodborst, heggemus en mezen te verwachten. Een aantal vogels kunnen het struweel gebruiken als broedplek. Vaste verblijfplaatsen binnen het plangebied zijn uitgesloten.
Zoogdieren
Door de afrastering met fijn gazen hek zijn kleine marterachtigen en egels uit te sluiten. Wel kunnen algemene voorkomende soorten bosmuis, huisspitsmuis, veldmuis) voorkomen in het plangebied. Gezien ontbrekend biotoop in de omgeving is essentieel foerageergebied voor vleermuizen (gewone- en ruige dwergvleermuis) uit te sluiten.
Conclusie quickscan
Uit de quickscan wordt geconcludeerd dat nader onderzoek naar de huismus noodzakelijk is. Voor het overige geldt de zorgplicht.
Nader onderzoek huismussen
Door Ekoza is een nader onderzoek (d.d. 20 november 2017 met kenmerk: 16.091) uitgevoerd naar het voorkomen van huismussen in het plangebied. Het volledige onderzoek is toegevoegd als bijlage bij deze toelichting. De resultaten en conclusie van dit onderzoek worden hieronder weergegeven.
Resultaten
Tijdens het eerste bezoek op 1 augustus 2016 werden 's middags negen huismussen gezien rond het belendende erf op Abtswoudseweg nr. 6. De mussen hielden zich op aan de straatkant ter hoogte van de erfgrens in de struiken en op het trottoir. Ook riepen er twee van onder de dakpannen. Er werden korte zandbaden genomen op zandige plekken op de stoeptegels langs de Abtwoudseweg en er werd gegeten van knoppen, zaden en bramen van de hogere struiken op de randen van het terrein. Vooral rond de zijde van de woning op nr. 6. In totaal werden vijf mannetjes en vier vrouwtjes gezien. Tegen 18.30u verdween een deel van de groep richting het zuiden om niet meer terug te keren die dag. Er vloog ten minste één mus onder de dakpannen. Blijkbaar is er in de buurt (nog) een andere slaapplaats.
Tijdens zonsopkomst een aantal dagen later (8 augustus) werden er geen huismussen gehoord maar tegen 07.10u werden wat voorzichtige roepjes gehoord vanonder het dak; tegen half acht kwamen er twee huismussen onder de dakpannen aan de wegkant vandaan en werd de groep vanuit de omgeving iets groter. Huismussen kwamen rond 8.00u vanuit zowel zuidwestelijke als zuidoostelijke richting gevlogen. Maximum aantal waargenomen huismussen die ochtend was acht, vijf mannetjes en drie vrouwtjes. Opnieuw werd vooral veel tijd in de struiken doorgebracht aan oost en zuidkant en waren er geen waarnemingen van mussen op de grond van het terrein.
Tijdens dit bezoek is eveneens in de omgeving gekeken naar interessante foerageerplekken voor huismussen in de vorm van stadsgroen, tuintjes, rommelhoekjes en braakliggende terreinen.
Effectenbeoordeling
Maximaal tien paar huismussen maakt voornamelijk gebruik van de begroeiing op de grens tussen de woning en in mindere mate van het braakliggend terrein om te rusten danwel te foerageren. Er bevinden zich nesten onder de dakpannen van Abtswoudseweg 6. Het braakliggend terrein is daarbij onderdeel van het functionele leefgebied, waarbij verwacht wordt dat met enige vooraf gerealiseerde huismusvriendelijke maatregelen in de directe omgeving (zoals o.a. de ecologische zone en groene inrichting van de buitenste erfgrenzen en voortuintjes, zie hoofdstuk 6) de huismussen door de nieuwbouw niet zullen verhuizen.
Maatregelen zullen voorafgaande aan de bouw bestaan uit het aanbrengen van enkele forse bramen- of andere wintergroene struiken in de directe omgeving van het plangebied.
Conclusie
Zoals uit bovenstaande resultaten is af te leiden wordt het plangebied gebruikt door huismussen. De vaste rust- en verblijfsplaatsen zullen niet aangetast worden als gevolg van de woningbouwontwikkeling. Wel zullen een aantal randvoorwaarden (zie paragraaf 4.3.2) gesteld worden, die zoveel mogelijk in de planregels van het bestemmingsplan worden vastgelegd, om te voorkomen dat er een overtreding van de Wet natuurbescherming optreedt. De storing die optreedt aan het leefgebied als gevolg van de ontwikkeling heeft geen wezenlijke invloed op de staat van instandhouding van de soort. Daarmee is voldoende mate vastgesteld dat de huismussen niet onevenredig geschaad worden als gevolg van deze ontwikkeling. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is dan ook niet noodzakelijk.
Met de ontwikkeling van het projectgebied wordt een braakliggend terrein getransformeerd naar woningen. In de huidige situatie betreft het een grasveld, waaromheen een hekwerk staat. Een gedeelte van dit hekwerk is overwoekerd door begroeiing. Verder staan rondom het projectgebied enkele bomen. Er is echter geen sprake van een bomenlaan aan de Abtswoudseweg.
Met de ontwikkeling van het projectgebied wordt de begroeiing over het hekwerk verwijderd. Bij de inrichting van de voorzijde van de woningen wordt rekening gehouden met de toekomstige opwaardering van de Abtswoudseweg; doelstelling is immers om hier een aantrekkelijke (fiets)route met ecologische zone van te maken. Een dergelijke vergroening van de openbare ruimte past binnen het geldende bestemmingsplan. Het te realiseren wandelpad voor de woningen wordt een (groene) verharding die geïntegreerd is in de ecologische zone. Hierdoor ontstaat een geleidelijke overgang van bebouwing naar groen (zie de volgende figuur).
(bron: WeBuildHomes)
Daarnaast worden door de initiatiefnemer de volgende maatregelen getroffen en/of aanbevolen:
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging.
Door Agel is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (met kenmerk 20160323). Het volledige onderzoek is opgenomen in de bijlage bij deze toelichting. Hieronder worden de resultaten van het onderzoek opgesomd.
De resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek geven geen aanleiding voor het verrichten van een nader bodemonderzoek naar de aard, omvang en risico's van de tijdens onderhavig onderzoek aangetoonde verontreinigingen. De milieuhygienische kwaliteit van de bodem vormt geen bezwaar voor het voorgenomen gebruik van de locatie en de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling voor wonen.
Bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling met woningen, geluidsgevoelige gebouwen, nieuwe wegen en de reconstructie van bestaande wegen dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder (Wgh) en dat er, op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De Wgh is alleen van toepassing binnen de wettelijk vastgestelde zone van een weg. Een akoestisch onderzoek in het kader van de Wgh is daarom alleen noodzakelijk wanneer de ontwikkeling plaatsvindt binnen een zone van een weg, spoor en gezoneerd industrieterrein en waarbij sprake is van geluidgevoelige bestemmingen.
De ruimtelijke ontwikkeling bevindt zich binnen de geluidzone van:
Daarnaast dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook de geluidbelasting te worden beoordeeld als gevolg van cumulatie van alle geluidsbronnen. Om die reden is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De rapportage is als separate bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd. In het onderstaande worden de conclusies gegeven.
Wegverkeer
Uit de rekenresultaten blijkt dat de maximale geluidbelasting op de gevel (Lden) ten gevolge van de Engelsestraat en de nieuwe weg over het spoor respectievelijk 36 en 42 dB is. De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 48 dB wordt als gevolg van de gezoneerde wegen niet overschreden.
Railverkeer
Op basis van de ligging van de woningen, afgeschermd van het spoor, en het feit dat het spoor daar in een tunnel ligt, kan worden gesteld dat op de nieuwbouwlocatie geen sprake zal zijn van een overschrijding van de voorkeurswaarde van 55 dB uit de Wgh.
Industrielawaai
Het projectgebied is niet gelegen binnen de zone van een gezoneerde industrieterrein Hogere waarde Wgh. Aangezien er geen overschrijding is van de voorkeursgrenswaarden, is het vaststellen van een hogere waarde niet noodzakelijk.
Kwaliteit akoestisch omgeving
Omdat sprake is van een nieuwe geluidgevoelige ontwikkeling is op grond van de Wro, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, het akoestische klimaat ter plaatse van de ontwikkeling inzichtelijk gemaakt en beoordeeld. Uit deze beoordeling blijkt dat de kwaliteit van de akoestisch omgeving geclassificeerd kan worden als redelijk tot goed. Deze classificatie past binnen de bandbreedte van de Wet geluidhinder en daarmee is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de Wet geluidhinder als gevolg van weg- en railverkeerslawaai wordt niet overschreden. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning activiteit bouw hoeft enkel aan de minimale karakteristieke geluidwering van de gevel van 20 dB, conform artikel 3.2 van het Bouwbesluit 2012 voldaan te worden.
Luchtkwaliteit is geregeld in de Wet milieubeheer. Een specifiek onderdeel van deze wet is de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). Hierin is bepaald wanneer de mate van de bijdrage aan de luchtverontreiniging verwaarloosbaar klein is. In zo'n geval hoeft een project niet langer meer getoetst te worden, ongeacht of in de huidige situatie al sprake is van een overschrijding van grenswaarden.
Een project kan als NIBM worden beschouwd als aannemelijk is, dat het project niet leidt tot een toename van de concentraties van NO2 of PM10 van meer dan 3% van de grenswaarde. De NIBM-regeling van 3% is gekoppeld aan de vaststelling van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) omdat in dit programma hiervoor maatregelen tegenover staan die het tijdig behalen van de grenswaarden waarborgen.
Om het beoordelen van plannen voor overheden eenvoudiger te maken is in de Regeling NIBM het percentage van 3% uitgewerkt in concrete getallen. De regeling geeft concrete getallen voor plannen die gaan over, bijvoorbeeld de bouw van woningen en/of kantoren. De grens voor woningbouwplannen ligt bij 3% op 1.500 woningen. Als er twee ontsluitingswegen zijn, mag een grens van 3.000 woningen worden gehanteerd. In het voorliggend plan is sprake van het toevoegen van 7 woningen, zodat de ontwikkeling als NIBM kan worden beschouwd. Een toetsing aan de grenswaarden kan daardoor achterwege blijven.
Luchtkwaliteit levert geen beperkingen op voor de beoogde ontwikkeling.
Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico’s op voor de omgeving. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vormen op dit moment het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico’s. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico’s zoveel mogelijk beperkt.
Het externe veiligheidsbeleid in Nederland is gebaseerd op een tweetal begrippen, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat één persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute of nabij een inrichting verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer, de opslag en/of de handeling van gevaarlijke stoffen. De risico’s worden weergegeven in PRrisicocontouren.
Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute of de inrichting voor handelingen met gevaarlijke stoffen in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval. Het groepsrisico geeft de aandachtspunten aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen en houdt daarmee rekening met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de transportroute. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico geldt voor het groepsrisico geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde. Het overschrijden van de oriëntatiewaarde is mogelijk mits dit in de besluitvorming door het bevoegd gezag gemotiveerd wordt middels een verantwoordingsverplichting.
Met het plan wordt voorzien in de realisatie van 7 woningen. Woningen zijn kwetsbare objecten in het kader van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Daarom dient bepaald te worden in hoeverre risicobronnen in de omgeving van het projectgebied aanwezig zijn. In, en in de omgeving van, het projectgebied komen geen risicovolle inrichtingen en/of buisleidingen voor. Ook bevinden zich nabij het projectgebied geen transportroutes met gevaarlijke stoffen. Derhalve hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden in het kader van externe veiligheid.
In de omgeving zijn geen risicobronnen aanwezig. Vanuit externe veiligheid gelden derhalve geen belemmeringen voor de planvorming.
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.
De richtafstanden zijn afhankelijk van het omgevingstype waarbinnen de milieugevoelige bestemming is gelegen. De VNG publicatie gaat uit van het omgevingstype rustige woonwijk of van een gemengd gebied. Een rustige woonwijk kan aangemerkt worden als een gebied zonder functiemenging en een minimale invloed van invloeden van wegverkeer. Bij een gemengd gebied is sprake van een functiemenging tussen wonen en milieubelastende activiteiten of van wonen langs drukke gebiedsontsluitingswegen. Voor het omgevingstype gemengd gebied kunnen deze richtafstanden met één stap worden verlaagd.
De richtafstandenlijst biedt voor een scala aan typen bedrijvigheid de richtafstanden tot gevoelige bestemmingen vanwege geur, stof, geluid en gevaar. Voor het aspect gevaar wordt hierbij wel de kanttekening geplaatst dat mogelijke specifieke regelgeving van toepassing kan zijn zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Vuurwerkbesluit.
In de omgeving van het projectgebied komen meerdere bedrijfsfuncties voor. Ten westen, oosten en zuiden van het projectgebied zijn verschillende bedrijven en winkels gesitueerd. Om die reden kan de directe omgeving van het projectgebied worden beschouwd als een gemengd gebied.
Bepaald dient te worden of de woningbouw het functioneren van de omliggende bedrijven beperkt. Hiervoor kan het stappenplan als opgenomen in de VNG-brochure worden gebruikt. Het stappenplan bestaat uit de volgende stappen:
Stap 1 en 2
In de omgeving van het projectgebied bevinden zich meerdere bedrijfsbestemmingen (enkelbestemming “Bedrijventerrein”). Op basis van het vigerende bestemmingsplan “Schieoevers Noord” worden de volgende functies juridisch-planologisch toegelaten en relevant geacht voor de ontwikkeling. De met een * aangeduide afstanden gelden ten opzichte van gemengd gebied.
Op een gedeelte van het perceel aan de Abtswoudseweg 2d-4 wordt maximaal milieucategorie 3.2 toegelaten. Hiervoor geldt een gereduceerde richtafstand van 50 meter. De afstand tot de dichtstbijzijnde geprojecteerde woning bedraagt 45 meter. Aan deze gereduceerde richtafstand wordt derhalve niet voldaan. Stap 3 dient te worden doorlopen voor deze inrichting. Aan de richtafstand van de overige bedrijfsbestemmingen wordt voldaan. Derhalve geldt voor deze inrichtingen dat ze niet onevenredig worden beperkt in hun bedrijfsvoering als gevolg van de woningbouw en dat een acceptabel woon- en leefklimaat ter plaatse van het projectgebied kan worden gegarandeerd.
Stap 3
Aan de Abtswoudseweg 2d-4 zijn een autogarage gevestigd en een bedrijf dat in verhuur van machines en personenauto’s voorziet. Op grond van de VNG brochure betreffen deze bedrijven respectievelijk milieucategorie 2 en 3.1 bedrijven. Voor deze activiteiten is derhalve sprake van een maximale richtafstand van 30 meter tot gemengd gebied. Hieraan wordt voldaan. Bovendien is de bestaande woning aan de Abtswoudseweg 6 gelegen tussen de bedrijfspercelen Abtswoudseweg 2d-4 en de nieuwe woningen. Deze bestaande woning is daarmee maatgevend voor de milieuruimte van de bedrijven. Omdat er geen nieuwe woningen op kortere afstand worden gerealiseerd, zullen deze bedrijven niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering. Uit oogpunt van het woon- en leefklimaat dienen de bedrijven te voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit. Ervan uitgaande dat het woon- en leefklimaat ter plaatse van Abtswoudseweg aanvaardbaar geacht kan worden, zal het woon- en leefklimaat ook ter plaatse van de nieuwe woningen voldoende gegarandeerd kunnen worden.
Omliggende bedrijven worden niet beperkt in hun functioneren en het woon- en leefklimaat ter plaatse is aanvaardbaar. Vanuit bedrijven en milieuzonering gelden derhalve geen belemmeringen voor de planvorming.
Per 7 juli 2017 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. Hierin is een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Vraag is of deze procedure van toepassing is op het plan aan de Abtwoudseweg. Het plan voorziet in de realisatie van 7 woningen.
Een m.e.r.-procedure is noodzakelijk als een besluit wordt genomen over een activiteit waarbij belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. De vraag of door voorgenomen activiteiten belangrijke nadelige milieugevolgen veroorzaakt kunnen worden staat dan ook centraal bij het beoordelen of een m.e.r. moet worden uitgevoerd. De Europese Unie heeft in de richtlijn m.e.r. aangegeven bij welke activiteiten er zeer waarschijnlijk sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen.
In de gewijzigde Besluit m.e.r. staat de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet:
De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing. Het maakt daarvoor niet uit of het een activiteit onder of boven de D-drempel betreft. Voorafgaand aan de vergunningaanvraag of de ruimtelijke procedure dient een aparte beslissing worden genomen dat geen MER nodig is. Voor de initiatiefnemer geldt dat hij moet melden dat er sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling en dat hij hiervoor informatie moet aanleveren. Het bevoegd gezag moet vervolgens een formeel besluit nemen dat de initiatiefnemer bij zijn vergunningaanvraag moet voegen.
Het plan aan de Abtwoudseweg voorziet in de realisatie van 7 woningen. De locatie is gelegen in het binnenstedelijk gebied en sluit aan op het woongebied Delftzicht. Daarnaast zijn diverse bedrijven in de directe omgeving gelegen. Het plangebied heeft reeds een bedrijfsbestemming, inclusief bouwvlak. Planologisch gezien is derhalve sprake van een herstructurering binnen het bestaand stedelijk gebied.
De nieuwe procedure is uitsluitend van toepassing op projecten die voorkomen in het Besluit m.e.r.. Indien kan worden aangetoond dat het project geen onderdeel uitmaakt van onderdeel C of D van het Besluit m.e.r., dan is de nieuwe procedure niet van toepassing. In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. is onder 11.2 de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen, opgenomen.
In het geval van nieuwe woningen moet worden aangetoond of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r..
In het Besluit m.e.r. is niet gedefinieerd wat onder een stedelijk ontwikkelingsproject wordt verstaan. In het kader van de toepassing van artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (de kruimelgevallen) heeft zich jurisprudentie gevormd over het begrip stedelijk ontwikkelingsproject.1 Artikel 4 van bijlage II van het Bor is niet van toepassing op projecten waar het Besluit m.e.r. op van toepassing is. Uit de jurisprudentie blijkt dat het afhangt van de concrete omstandigheden van het geval of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit-m.e.r., waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen. Het antwoord op de vraag of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan, is niet doorslaggevend voor het zijn van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit-m.e.r..
De drempelwaarde uit onderdeel D voor woningen ligt op 2.000 woningen of meer. Gezien de beperkte schaal van het project (7 woningen) en gezien het feit dat het gaat om een functiewijziging van een bestaande stedelijke functie naar een nieuwe stedelijke functie, die past bij de schaal en omvang van de locatie, is géén sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit-m.e.r..
Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is niet van toepassing, gezien de ontwikkeling géén stedelijk ontwikkelingsproject betreft als bedoeld in het Besluit-m.e.r..
Kabels, leidingen en straalpaden dienen te worden beschermd tegen ingrepen die de werking ervan kunnen bedreigen. Aan de andere kant dient de omgeving te worden beschermd tegen het gevaar dat van bestaande en toekomstige leidingen, kabels en hoogspanningslijnen kan uitgaan.
Ter hoogte van Abtswoudseweg, ten zuiden van het projectgebied, is eveneens een riolering opgenomen. Voor de riolering geldt een belemmeringenstrook ter bescherming van de leiding. De leiding en de belemmeringenstrook zijn niet gelegen binnen het projectgebied. Derhalve zijn er geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig, die belemmerend werken voor de planvorming. Voor aanvang van eventuele (graaf-)werkzaamheden dient evenwel de ligging van kabels en leidingen door middel van een KLIC-melding opgevraagd bij de betrokken leidingbeheerders.
In het geldend bestemmingsplan (Schieoevers Noord) is ter plaatse van het projectgebied een dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ opgenomen. Bij bodemingrepen die dieper reiken dan 70 cm en een grotere oppervlakte beslaan dan 100 m2, is een archeologisch onderzoek noodzakelijk.
De drempelwaarden uit het bestemmingsplan worden middels het beoogde initiatief overschreden. Om die reden is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Uit het bureau- en booronderzoek is gebleken dat in het plangebied een restgeul van de Gantel ligt. Deze geul is in de IJzertijd of Romeinse Tijd verland en na de ontginging van het veengebied in de 11e eeuw weer aan het maaiveld komen te liggen. Uit het booronderzoek is gebleken dat het maaiveldniveau uit de Late Middeleeuwen en Nieuw Tijd nog intact aanwezig is onder een modern ophoogpakket van 70 tot 130 cm dik. Vanaf dit maaiveldniveau worden archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd verwacht en eventueel ook uit de Romeinse Tijd. Naast sporen van landgebruik worden ook bewoningssporen verwacht, met name van een woning die in de 16e eeuw mogelijk in het plangebied heeft gestaan volgens de kaart van Jacob van Deventer). Daarnaast zouden in de restgeulafzettingen ook watergerelateerde resten uit de Romeinse tijd aanwezig kunnen zijn, zoals scheepswrakken en beschoeiingen.
Eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied worden bedreigd door het aanbrengen van heipalen en bij graafwerkzaamheden beneden 70 cm –mv.
Wanneer de graafwerkzaamheden binnen het plangebied beperkt blijven tot 70 cm –mv, dan bestaat de enige verstoring uit het aanbrengen van heipalen. De verstoring door heipalen is relatief klein in verhouding tot het te bebouwen oppervlak en is vanuit archeologisch oogpunt dan ook niet bezwaarlijk. Wel zal het palenplan dusdanig ruim moeten worden opgesteld dat eventueel gravend onderzoek tussen de palen in de toekomst mogelijk blijft. Wanneer een voor een voldoende ruim opgezet palenplan wordt gekozen en als er geen graafwerkzaamheden beneden 70 cm –mv plaatsvinden, dan is er geen noodzaak tot vervolgonderzoek.
Naar verwachting zal worden voldaan aan de bovengenoemde criteria. Het palenplan en verstoringsdiepte zullen te zijner tijd worden bepaald. Indien niet aan de bovenstaande criteria kan worden voldaan, dan is het noodzakelijk om in het plangebied een inventariserend veldonderzoek, karterende/waarderende fase, door middel van proefsleuven uit te voeren.
Een archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Wanneer voldaan wordt aan bovengenoemde criteria is een archeologisch vervolgonderzoek niet benodigd. Wanneer bij graafwerkzaamheden toch onverhoopt waardevolle resten worden aangetroffen, dienen deze conform de Erfgoedwet 2016 te worden gemeld bij de gemeente Delft.
Op enige afstand van het projectgebied is het TU-Noordgebied gelegen. Dit gebied is op 26 juni 2013 aangewezen als beschermd Rijksstadsgezicht. Het projectgebied zelf is hier echter niet in gelegen en de beoogde ontwikkeling heeft hier ook geen invloed op. Vanuit cultuurhistorie gelden derhalve geen belemmeringen voor de planvorming.
Begrippen
In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
In de begrippen is 'bevoegd gezag' opgenomen (als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang met artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht). Als hoofdregel geldt dat het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag is, tenzij een ander orgaan is aangewezen zoals gedeputeerde staten van de provincie indien het een project van provinciaal belang betreft, of een minister voor projecten van nationaal belang.
Wijze van meten
Het onderhavige artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten, die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, gemeten moeten worden.
Bestemmingen
Groen
Binnen deze bestemming is groen toegestaan. Tevens dienen deze gronden voor waterbergende doeleindenden.
Tuin
De voortuinen bij de woningen hebben de bestemming 'Tuin'. Op deze gronden zijn qua bebouwing uitsluitend erkers en entrees toegestaan.
Verkeer - Verblijfsgebied
De toegang van en naar het parkeerterrein en de parkeerplaatsen hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan, maar enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Wonen
De bestaande woningen zijn bestemd tot 'Wonen'. Behalve de woning valt ook het zij- en achtererf binnen deze bestemming. De hoofdgebouwen dienen te worden opgericht binnen de aangegeven bouwvlakken, waarbij de maximale bouwhoogte is aangegeven. Voor wat betreft bijbehorende bouwwerken is geen specifieke regeling in dit plan opgenomen, maar dient gekeken te worden naar de mogelijkheden die het vergunningvrij bouwen uit artikel 2 Bijlage 2 Besluit omgevingsrecht bieden.
Overige bestemmingen
Waarde - Archeologie
De bestemming 'Waarde - Archeologie' is opgenomen ter bescherming van de archeologische waarden. Bouwen is op deze gronden uitsluitend toegestaan met een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels met uitzondering van projecten die minder diep reiken dan 70 cm onder maaiveld of nadat uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of door middel van een wijzigingsbevoegdheid de bestemming archeologisch waardevol gebied is verwijderd.
Antidubbeltelregel
Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Dit zou bijvoorbeeld aan de orde kunnen zijn ingeval (onderdelen van) bebouwingsstroken van verschillende eigenaars zijn.
Algemene bouwregels
In dit artikel zijn bouwregels opgenomen die gelden voor alle gebouwen binnen het plangebied. Deze regels gelden naast de overige regels in het plangebied.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel is een algemeen verbod opgenomen voor gebruik in strijd met de bestemmingen. In lid 2 staan de gebruiken welke een uitzondering vormen op het eerste lid. Tevens is in lid 3 van dit artikel een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Deze regel bepaald dat de benodigde waterberging binnen 3 jaar na vaststelling van het bestemmingsplan gerealiseerd moet zijn en in stand wordt gehouden.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre en in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels ingeval van geringe afwijkingen van de bouwregels.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een beperkte overschrijding van bestemmingsgrenzen.
Overgangsrecht
Dit artikel bevat de overgangsregels met betrekking tot het bouwen en het gebruik van gronden. In afwijking van de bouwregels blijven enige bouwmogelijkheden bestaan voor die gebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd bij of krachtens de Woningwet of Wabo. Bestaande afwijkingen mogen in principe niet worden vergroot.
Het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat het in werking treedt, mag worden voortgezet. Het overgangsrecht is echter niet van toepassing op gebruik dat al in strijd was met het voorgaande plan. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan, indien de afwijking hierdoor in mindere mate strijdigheid met dit bestemmingsplan oplevert.
Slotregel
Hierin is de naam van het bestemmingsplan opgenomen.
Lijst van Bedrijfstypen
Met behulp van de Lijst van Bedrijfstypen wordt aangegeven welke milieubelastende activiteiten in een gebied wel of niet toelaatbaar zijn. De Lijst van Bedrijfstypen, die de gemeente Delft hanteert bij het bepalen van de milieucategorie, is de lijst afkomstig uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. In deze publicatie staat ook de methodiek van milieuzonering in bestemmingsplannen uitgelegd.
Conform de Sanctiestrategie Haaglanden hebben die regels, welke bij overtreding tot onwenselijke schade leiden op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening en economie en waarbij tevens geldt dat de kans dat die overtredingen zich voordoen groot wordt geacht, prioriteit en voorrang. Om de schade en de kans op overtredingen te kunnen beoordelen wordt in de nota gewerkt met type plangebieden. Prioriteit wordt aangegeven met de cijfers 1 (intensieve handhaving), 2 (reguliere handhaving) en 3 (incidentele handhaving).
Uiteraard zal altijd worden gereageerd op klachten van omwonenden. Doordat illegale situaties die reeds in strijd waren met het voorgaande bestemmingsplan worden uitgezonderd van het overgangsrecht, bestaat op grond van de jurisprudentie ook na langere tijd in beginsel nog de mogelijkheid om handhavend op te treden. Per geval zal door het bevoegde bestuursorgaan een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt.
In het kader van vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept-ontwerp bestemmingsplan toegezonden aan de volgende overlegpartners:
De volgende instanties hebben een reacties gegeven op het concept-ontwerp bestemmingsplan:
De overige instanties hebben geen reactie gegeven.
De ingekomen overlegreacties zijn hieronder samengevat en beantwoord.
Samenvatting
Gedeputeerde Staten geeft aan dat dit plan niet in strijd is met provinciale belangen.
Beantwoording
De reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.
Conclusie
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.
Samenvatting
Het Hoogheemraadschap vraagt de toelichting aan te vullen ten aanzien van waterberging en het beleid dat daarvoor geldt. Ook vraagt het Hoogheemraadschap een voorwaardelijke verplichting in de planregels op te nemen voor het vastleggen van de benodigde compensatie. Tot slot geeft het Hoogheemraadschap aan dat in de toelichting aangegeven moet worden op welke wijze het waterbergingssysteem onderhouden gaat worden.
Beantwoording
De toelichting en planregels zijn conform afspraak verwerkt.
Conclusie
Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het plan.
Samenvatting
KPN geeft aan dat dit bestemmingsplan geen invloed heeft op zijn kabels en leidingen en adviseren een KLIC-melding te doen alvorens de bouwwerkzaamheden gaan starten.
Beantwoording
Deze reactie wordt ter kennisgeving aangenomen. Er wordt voor de start van de werkzaamheden een KLIC-melding gedaan.
Conclusie
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.
Samenvatting
Het plangebied ligt buiten de 1% letaliteitgrens van de dichtst bij gelegen aardgastransportleiding. Het plan heeft derhalve geen invloed op aardgastransportleidingen.
Beantwoording
Deze reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.
Conclusie
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.
Samenvatting
Evides geeft aan dat een van haar leidingen binnen de grenzen van dit plangebied ligt. Evides wenst dan ook spoedig met de ontwikkelaar in contact te treden om afspraken te maken over de gevolgen voor deze leiding.
Beantwoording
Deze reactie wordt ter kennisgeving aangenomen en is per ommegaande aan de ontwikkelaar doorgegeven. De ontwikkelaar is reeds in overleg met Evides over de gevolgen die het plan op de leiding heeft.
Conclusie
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.
Samenvatting
In het kader van externe veiligheid verandert de situatie niet als gevolg van dit bestemmingsplan. De VRH brengt in het kader van externe veiligheid dan ook geen nader advies uit omtrent dit plan. Wel vraagt de VRH aandacht voor het feit dat op ruime afstand van het plangebied een Rijksweg en olietransportleiding zijn gelegen. Hiervoor is een checklist aangeleverd, waarin een aantal tips staan om in geval van een calamiteit zo goed mogelijk te handelen. Tot slot vraagt de VRH aandacht voor brandveiligheid.
Beantwoording
De checklist is bekend bij de ontwikkelaar en zal daar waar mogelijk is, worden uitgevoerd in de planvorming. Ten aanzien van brandveiligheid kan worden opgemerkt dat de brandweer altijd betrokken wordt bij een vergunningaanvraag. Dat zal ook nu het geval zijn, zodat het aspect brandveiligheid op het juiste moment bij de afweging wordt betrokken.
Conclusie
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.
De Wet ruimtelijke ordening voorziet in een verplichting tot het verhaal van gemeentelijke kosten. Dat kan op publiekrechtelijke grondslag, via een exploitatieplan dat gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd dient te worden. Maar ook kan het gemeentelijke kostenverhaal geregeld worden via een zogenoemde anterieure overeenkomst over grondexploitatie met de initiatiefnemer/ontwikkelaar, als bedoeld in artikel 6.24 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening. De reikwijdte van de exploitatieplanplicht en het daaruit voortvloeiende kostenverhaal, volgt uit de omschrijving van bouwplannen zoals bepaald in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de bouw van 7 woningen. Er is daarmee sprake van een “bouwplan in de zin van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 6.12 Bro”.
Indien dit soort bouwmogelijkheden zijn opgenomen in het bestemmingsplan, moet er in het “verhaal van de kosten van grondexploitatie” met betrekking tot die locaties worden voorzien. Onder kostenverhaal wordt verstaan: het verhalen van de kosten van grondexploitatie van een gebied over de verschillende eigenaren in het gebied. Kosten van grondexploitatie zijn onder andere de kosten van het bouwrijp maken van een locatie. In de financiële paragraaf moet worden genoteerd of er hiervoor in een exploitatieplan is voorzien, dan wel in een (of meer dan één) anterieure overeenkomst(en) met (een) ontwikkelende partij(en).]
Ten behoeve van dit bestemmigsplan is een anterieure overeenkomst afgesloten met de ontwikkelaar. Hiermee zijn de kosten anderzins verzekerd.
Daarnaast beschikt de ontwikkelaar over voldoende financiele middelen om dit plan te kunnen uitvoeren. In de anterieure overeenkomst is tevens geregeld dat eventuele verzoeken tot planschade op de ontwikkelaar worden verhaald.