direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Noordwest 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0050-2001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel planvorming

De gemeente Delft herziet haar bestemmingsplannen elke tien jaar, conform de wettelijke verplichting. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor het gebied dat valt binnen het bestemmingsplan "Noordwest, deelgebied 2".

Deze actualisatie is nodig om te voldoen aan de huidige wet- en regelgeving op diverse beleidsterreinen, zoals milieu, archeologie, mobiliteit, archeologie en stedenbouw. Daarnaast worden de planologische regelingen aangepast op de huidige standaarden.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied omvat globaal het plangebied van het vigerende plan "Noordwest, deelgebied 2". Binnen dat plangebied zijn twee gebieden die al een actuele regeling hebben: bestemmingsplannen “Antonia Veerstraat 1-15” en “Buitenwatersloot voormalig Combiwerk”. Deze plangebieden blijven buiten het voorliggende plan.

Het bestemmingsplangebied van Noordwest 2 ligt in het noordwesten van Delft en beslaat de wijken Marlot, Westlandhof, Krakeelpolder, het gebied ten zuiden van het Wilhelminapark en de Hoornse Zoom. De plangrenzen worden gevormd door:

  • het Tuinderspad/ Henry Dunantlaan/ Molenhuispad in het noorden,
  • het Westplantsoen/ Krakeelpolderweg in het oosten,
  • de Westlandseweg/ Reinier de Graafweg in het zuiden, en
  • de gemeentegrens met Midden-Delfland in het westen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0050-2001_0001.jpg"

Figuur 1.1: Globale ligging plangebied Noordwest 2

1.3 Het geldend bestemmingsplan

In het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen.

  • Noordwest, deelgebied 2. Vastgesteld op 26 oktober 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 19 juni 2007.
  • Buitenwatersloot 346. Vastgesteld op 26 mei 2011.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan, de gebiedsvisie, beschrijft de bestaande situatie in het plangebied en de gewenste ontwikkeling ervan. In hoofdstuk 3 is het relevante beleid beschreven. Hoofdstuk 4, beschrijft het voor het bestemmingsplan uitgevoerde onderzoek en relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling en worden de verschillende bestemmingen beschreven. Hoofdstuk 6 gaat in op handhaving in dit plangebied. In hoofdstuk 7 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied bestaat uit een aantal losse buurten, min of meer toevallig voor het bestemmingsplan samengevoegd tot één bestemmingsplangebied. Het betreft de woongebieden ten westen van de vroeg 20e eeuwse schil van de binnenstad. Het plangebied kent twee belangrijke structuurlijnen, die beide tevens als barrière werken: de Buitenwatersloot in oost - west richting en haaks daarop de Prinses Beatrixlaan. De kruisende structuurlijnen vormen vier kwadranten, die de deelgebieden van het plangebied vormen. Daarnaast behoort het nieuwe woongebied op het voormalige VDD terrein (Van Dijk Delft terrein) bij het plangebied. Zo zijn er vijf deelgebieden te onderscheiden, ieder met een eigen sfeer en structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0050-2001_0002.png"

Figuur 2.1: deelgebieden in het plangebied

Deelgebied 1

Ten noorden van de Buitenwatersloot aan de westzijde van de Prinses Beatrixlaan bevindt zich een gebied dat in stroken is opgebouwd, stroken die te herleiden zijn tot de oude polderstructuur. Van west naar oost het Henry Dunantpark, de Rode Kruisbuurt, het voormalige Combiwerkterrein en de Kogelgieterij. Het voormalige Combiwerkterrein is een ontwikkellocatie en is, omdat er recentelijk een bestemmingsplan voor is vastgesteld, buiten dit plan gelaten.

Deelgebied 2

Ten oosten van de Prinses Beatrixlaan ligt de bebouwing aan twee zijden van een open ruimte, een plein dat feitelijk in gebruik is als parkeerterrein. In de open ruimte staat een pand waar geruime tijd geleden een supermarkt gevestigd was (nu een groothandel in stoffen). Ten noorden van het plein ligt een U vormig buurtje met woningen in verschillende hoogtes. Een gesloten bouwblok dat als het ware naar binnen gevouwen is rond een hof, het Jacob Gilleshof. De grondgebonden woningen rond het groene hof worden omzoomd door portieketagewoningen in 2,3, en 4 bouwlagen. In de noordwesthoek bevindt zich een basisschool. Ten zuiden van het parkeerterrein staan een hoge woonflat van 9 woonlagen op een plint met bergingen en een 4 bouwlagen hoge portieketageflat. Samen kapselen de twee flats een strookje oude bebouwing langs de Buitenwatersloot volledig in.

Deelgebied 3

Het zuidoostelijk kwadrant omvat langs de Buitenwatersloot een laagbouw buurtje uit de jaren '80 van de vorige eeuw, met langs de Prinses Beatrixlaan gestapelde woningen op een bedrijven/kantorenplint. Ook de ruimte onder de ter plaatse op een viaduct liggende Prinses Beatrixlaan is bebouwd ten behoeve van bedrijvigheid.

Een parkje met een waterpartij scheidt dit buurtje van de zuidelijker gelegen buurt. Langs de waterpartij is het enkele jaren geleden gebouwde gezondheidscentrum Poortstraat te vinden. De buurt met gestapelde woningbouw is gegroepeerd rond een buurtgroenvoorziening. Door het verloop van de voormalige Provinciale weg, de Prinses Beatrixlaan, ontstaat het beeld van restruimtes die zijn ingevuld met verschillende woonblokken. Bij de Westlandseweg is het studentencomplex de Krakeelhof gesitueerd, als een studenteneiland omgeven door water. Direct westelijk van de Krakeelhof staat als markering een hoge woonflat. Aan de voet van deze flat staat de Montessorischool van architect Herzberger.

Deelgebied 4

Het vierde deelgebied ligt aan de andere zijde van de Prinses Beatrixlaan. Langs de Buitenwatersloot ligt een zone met een bedrijfsmatig karakter. Verschillende bedrijfsgebouwen en detailhandel (motoren), afgewisseld met een kinderdagverblijf en enkele (voormalige bedrijfs)woningen. Dicht tegen de Prinses Beatrixlaan staat nog een voormalige boerderij, waar op het erf enkele luxe laagbouwwoningen zijn gebouwd. Direct naast de woningen staan een kantoor en een buurtcentrum.

Het zuidelijke gedeelte van dit deelgebied wordt gevormd door de tot woningen omgebouwde gebouwen van het voormalige Oude en Nieuwe Gasthuis, aangevuld met verschillende wooncomplexen en blokken grondgebonden woningen. Centraal in het voormalige gasthuiscomplex is een gebouw buiten het bestemmingsplan gelaten, omdat daar recent een bestemmingsplan voor is vastgesteld. Het door het ROC Mondriaan gebruikte gebouw krijgt een gebruik als studentenwoningen, regulier en short stay. Op de hoek van de Prinses Beatrixlaan en de Westlandseweg staat als een wand het studentencomplex van architect Christiaans.

Opmerkelijk is het bij de ontsluiting van deze buurt gesitueerde archeologische monument. In een klein groengebiedje liggen funderingen van de kerk van een groter Karthuizer kloostercomplex uit de 15e eeuw, die in 1959 bij opgravingen tevoorschijn kwamen.

Deelgebied 5

Het vijfde deelgebied is het voormalige VDD terrein, de huidige Molenbuurt. Een woonbuurt met een herkenbaar stedenbouwkundig plan. Het is het meest gestructureerde gedeelte van dit bestemmingsplangebied. Rond een groene scheg is een compact systeem van woningblokken gegroepeerd. Aan de oostzijde wordt de buurt afgezoomd met vijf appartementengebouwen. De westzijde van het deelgebied staat op de plangrens, tevens de gemeentegrens, een muur, die nog herinnert aan de tijd dat op het VDD terrein transportbedrijven gevestigd waren, terwijl het aangrenzende gebied in Den Hoorn/Midden Delfland al eerder naar woningbouw was getransformeerd.

Aan weerszijden van de appartementencomplexen zijn niet-woonfuncties te vinden, een watersportwinkel bij de Buitenwatersloot en een autodealer bij de Reinier de Graafweg.

De Prinses Beatrixlaan, de voormalige Provinciale weg, is een belangrijke structuurlijn. De weg, die ooit de provinciale verbindingsweg naar Schiedam moest worden, is redelijk los van de structuur van Delft langs de toenmalige rand van de stad gelegd. Door het verloop zijn er scheggen en reststukken ontstaat, die nog herkenbaar zijn in de buurten die het dichtst tegen de Prinses Beatrixlaan zijn gesitueerd. Door de losse ligging en de aan de weg grenzende groenstroken, deel van de ecologische hoofdstructuur van Delft, heeft de weg een sterke barrière-werking.

Heel anders is de Buitenwatersloot. Deze al eeuwen aanwezige structuurlijn is cultuurhistorisch en ruimtelijk een fraai element. Als watergang is de Buitenwatersloot onderdeel van het boezemwatersysteem van Delfland en vormt een recreatieve verbinding voor pleziervaart en andere watersport.

2.1.1 Bestaande functies

Wonen

Het plangebied bestaat voornamelijk uit woningen. Deze woningen zijn doorgaans niet gemengd met andere functies, op een enkele uitzondering na. Binnen het plangebied zijn gestapelde en grondgebonden woningen aanwezig. Het noordwestelijke deel van het plangebied (Marlot, Rode Kruisbuurt en Molenbuurt) bevat voornamelijk grondgebonden rijwoningen, in het zuidoostelijke deel is meer gestapelde bouw aanwezig. In de andere delen is een mix van rijwoningen en gestapelde woningen aanwezig.

Bedrijven en kantoren

Verspreid door het plangebied zijn enkele bedrijven en kantoren aanwezig. Ten noorden van de Buitenwatersloot zijn enkele kleinschalige bedrijfslocaties aanwezig. Aan de Hugo de Grootstraat is een wolgroothandel gevestigd. In het zuiden van de Henry Dunantlaan, tegen de Buitenwatersloot, is het kantoor van bouwbedrijf Jurriëns gevestigd. Tegen het Polderpad zijn twee bedrijfsmatige activiteiten aanwezig: een kattenasiel en de Delftse Watersportvereniging.

In het midden van het plangebied, aan de Marlotlaan en tussen de Buitenwatersloot en de Kluizenaarsbocht, ligt een concentratie van allerlei bedrijven en kantoren. Hier is bijvoorbeeld een evenementenbedrijf en een installatiebedrijf gevestigd. Ter plaatse van Buitenwatersloot 327 is een vergunning verleend voor dansschool Wesseling. Er zijn ook enkele kantoren aanwezig, waaronder Univé, Bacinol 3 (een bedrijfsverzamelgebouw) en het kantoor van Archeologie Delft.

Op de begane grond van het gebouw aan Estland/ Buitenwatersloot enkele kantoren gevestigd. Aan de Mina Krusemanstraat 40-44 waren verschillende bedrijven en functies aanwezig, zoals een kapsalon, een aikidoschool en een sportschool. Het gebouw is recent verkocht en er worden momenteel plannen gemaakt tot herontwikkeling van deze locatie. Die ontwikkelingen kunnen niet meegenomen worden in dit bestemmingsplan, omdat de plannen nog niet concreet genoeg zijn.

Onderwijs

Binnen het plangebied zijn drie scholen gevestigd, de Gabriëlschool aan de Michiel ten Hovestraat 9, het Christelijk Lyceum Delft aan het Molenhuispad en de Montessorischool aan de Jacoba van Beierenlaan 166.

Maatschappelijke functies

Het plangebied kent meerdere maatschappelijke voorzieningen, zoals een gezondheidscentrum aan de Pootstraat en een tandartspraktijk aan de Marlotlaan. De sociale horecaonderneming Firma van Buiten is aan de Jacoba van Beierenlaan gelegen. Tevens zijn er twee oefenruimtes voor muzikanten binnen het plangebied: SPOD aan de Marlotlaan 11 en Drumguards onder de Pr. Beatrixlaan tegenover Estland. Aan de Kluizenaarsbocht is een kinderdagverblijf gelegen.

Detailhandel

In het plangebied is in zeer beperkte mate detailhandel aanwezig. Siem de Jong en Groenewold Motoren aan de Buitenwatersloot en Studio Smits aan Estland zijn de voornaamste voorbeelden.

2.2 Toekomstige situatie

Voorliggend bestemmingsplan geeft een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande situatie. Daarnaast heeft de gemeente Delft de algemene ambitie om flexibeler te bestemmen, voor zover dat niet leidt tot onwenselijke situaties. De vraag is daarom in welke gevallen er meer mogelijk gemaakt kan worden.

Voor wat betreft de functies detailhandel en kantoren kan er niet meer worden toegestaan dan er momenteel al aanwezig is in het plangebied. Voor beide functies geldt dat het beleid erop gericht is deze functies te concentreren. Binnen het plangebied is namelijk geen (buurt)winkelcentrum of 'kantoorversterkings-/ kantoorconcentratiegebied' gelegen.

Het bedrijventerrein Buitenwatersloot is de belangrijkste concentratie van bedrijvigheid in het plangebied. Het terrein kent verschillende functies. Lichte bedrijvigheid, bedrijfsverzamelgebouw, kantoren, (motoren-)detailhandel et cetera.

De ambitie voor dit terrein is in ieder geval de bedrijfsmatige functie te behouden. Dergelijke terreintjes worden steeds schaarser, terwijl ze juist de mogelijkheid bieden tot werkgelegenheid binnen het stedelijk weefsel bieden. Dit in tegenstelling tot bedrijventerreinen die steeds meer aan de buitenkant van de stad te vinden zijn. Het kleinschalige karakter laat zich in principe goed mengen met in de nabijheid gelegen woonbebouwing. Enkele bestemmingen op dit terrein zijn veranderd ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. Dit komt omdat in de loop der jaren meer gemengde functies zich hebben gehuisvest. Te denken valt aan Bacinol 3 (Kluizenaarsbocht 6) en het pand aan Buitenwatersloot 329-333/ Kluizenaarsbocht 7. Deze hebben de bestemming Gemengd gekregen, die beter past bij het huidige gebruik.

Voor het overige zijn zoveel mogelijk de bestemmingen overgenomen uit het vigerende plan. Hierbij is gekeken naar de eventuele hinder die omliggende woningen en andere gevoelige bestemmingen kunnen ondervinden van de bedrijvigheid. Deze hinder zal niet toenemen als gevolg van voorliggend bestemmingsplan.

De te ontwikkelen locaties binnen het plangebied worden buiten de planologische regeling van dit bestemmingsplan gelaten, omdat er recentelijk al een bestemmingsplan voor is vastgesteld. Dat betreffen de voormalige Combiwerk locatie aan de Buitenwatersloot en het complex aan de Antonia Veerstraat.

Mina Krusemanstraat 40-44

Ter plaatse van Mina Krusemanstraat 40-44 is bij de gemeente een initiatief tot functiewijziging binnengekomen. Deze wijziging dient gezien te worden als een concrete ontwikkeling en dient derhalve opgenomen te worden in dit bestemmingsplan. Het betreft een wijziging van maatschappelijk naar wonen. De ontwikkeling voorziet in het realiseren van 14 studentenstudio's in het bestaande pand. De bestaande kapper en sportschool blijven toegestaan in hun bestaande vorm en zullen ook niet veranderen in de nabije toekomst.

2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Rijksladder

In artikel 3.1.6, lid 2 Bro is voorgeschreven dat indien een bestemmingsplan ‘een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden volgens de systematiek van de ladder voor duurzame verstedelijking. Een ontwikkeling moet daarin kort gezegd voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • 1. Voorziet de voorgenomen ontwikkeling in een actuele regionale behoefte?
  • 2. Kan in deze behoefte worden voorzien door herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stedelijk gebied?
  • 3. Indien blijkt dat de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, kan een nieuwe locatie worden gezocht die beschikt over verschillende middelen van vervoer en passend ontsloten is.

Provinciale ladder

De toetsing aan de provinciale ladder (artikel 2.2.1 verordening ruimte) komt in grote lijnen overeen met de stappen uit de Rijksladder.

Definitie ‘stedelijke ontwikkeling'

In artikel 1.1.1 lid 1 onder I Bro staat de definitie opgenomen van een ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling' in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Het betreft een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke ontwikkelingen. Het begrip andere stedelijke ontwikkelingen is relatief breed. De Handreiking bij de ladder voor duurzame verstedelijking (Ministerie van I&M, 2013) verstaat onder overige stedelijke voorzieningen accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure.

Artikel 1.1 onder lid ‘an’ van de Verordening Ruimte Zuid-Holland (2014) beschrijft dat een stedelijke ontwikkeling een ruimtelijke ontwikkeling betreft van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke ontwikkelingen. Onder lid ‘aj’ staat de definitie van 'ruimtelijke ontwikkeling' nader gespecificeerd: nieuwe bebouwing of nieuw gebruik van bebouwing of grond.

Wijzigingen bestemmingsplan Noordwest 2

Voor de ontwikkeling aan de Mina Krusemanstraat 40-44 dient gekeken te worden of deze voorziet in een actuele regionale behoefte. Uit de regionale woonvisie Haaglanden blijkt dat in Delft een grote behoefte is aan studentenwoningen. De stad met TU als thuisbasis voor veel studenten heeft momenteel een tekort aan studentenwoningen. Dit initiatief voorziet in 14 studentenwoningen en voldoet daarmee aan de eerste trede van de ladder. Daarnaast is het zo dat de ontwikkeling binnenstedelijk wordt opgelost. Middels herstructurering van een bestaand gebouw worden de studentenwoningen mogelijk gemaakt. Hiermee wordt ook aan de tweede trede van de ladder voldaan. Aangezien aan de eerste en tweede trede wordt voldaan, is het niet noodzakelijk de derde trede te doorlopen.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijk

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) 2012

De Minister van Infrastructuur & Milieu heeft op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040.

In de SVIR geeft het Rijk haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en op de manier waarop het Rijk hiermee om zal gaan. Het Rijk richt zich in de SVIR met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk investeert dáár waar de nationale economie er het meest bij gebaat is, in de stedelijke regio's rond de main-, brain- en greenports inclusief de achterlandverbindingen.

De SVIR heeft geen gevolgen voor dit plan.

3.1.2 AMvB Ruimte (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) borgt nationale ruimtelijke belangen uit onder meer de SVIR in regelgeving. Deze belangen betreft onder meer kustfundamenten, grote rivieren en mainportontwikkeling. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening moeten alle bestemmingsplannen binnen een jaar voldoen aan de in het Barro gestelde bepalingen. Geen van de in het Barro genoemde onderwerpen hebben betrekking op dit bestemmingsplan.

3.2 Provincie

3.2.1 Provinciale Visie Ruimte & Mobiliteit (VRM) 2014

Op 9 juli 2014 is de Provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) door de Provinciale Staten vastgesteld. Met het vaststellen van de VRM zijn de eerdere Provinciale Structuurvisie (2010) en de Verordening Ruimte (2010), alsmede de herzieningen daarvan, ingetrokken.

Het plangebied is op kaart 1 aangewezen als "Beter benutten bebouwde ruimte". Hiervoor geldt dat de provincie inzet op het zoveel mogelijk concentreren van nieuwbouw binnen de bebouwde ruimte. Voor dergelijke locaties geldt dat binnen de bebouwde ruimte er een invulling gegeven zal worden aan de door de provincie gestelde opgave voor dit gebied.

Op kaart 2 is aangegeven dat de Buitenwatersloot een regionale hoofdfietsverbinding is. De provincie stimuleert gemeentes om goed fietsbeleid te voeren en draagt bij aan de ontwikkeling van deze routes waar het de draagkracht van de lokale overheid overstijgt. De bestaande fietsroute blijft bestemd als 'Verkeer'.

Kaart 3 geeft aan dat het plangebied binnen het door de VRM aangewezen stedelijk centrumgebied ligt. De VRM bepaalt daarover het volgende.

"Een brede waaier aan woon- en werkmilieus is een belangrijke voorwaarde voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Als herstructurering, transformatie of verdichting plaatsvindt binnen de stad, dan draagt dit bij aan de versterking van de ruimtelijke karakteristiek. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt gebruik gemaakt van de groen- en waterstructuur als onderdeel van het stads- en dorpsontwerp. De hoogstedelijke centrumgebieden kennen een hoge bereikbaarheid en sterke identiteit. Ze bieden plaats aan (inter)nationale voorzieningen en bijzondere stedelijke woonmilieus."

De bestaande mengeling aan woon- en werkfuncties blijft in voorliggend bestemmingsplan behouden.

Kaarten 9 en 16 geven aan dat bij de Aletta Jacobsstraat een gebied ligt met een hoge archeologische waarde. Op deze locatie stond het 15de- en 16de-eeuws kartuizerklooster waarvan vele funderingen nog altijd in de bodem aanwezig zijn. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een regeling die de in de bodem aanwezige waarden beschermd. Meer hierover in hoofdstuk 4, in de paragraaf over archeologie.

Op kaart 10 is de Buitenwatersloot aangegeven als stedelijke waterstructuur. De provincie ziet deze stedelijke waterstructuren als uitlopers en haarvaten van de landschappen buiten de stad. De structuren zijn tegenhangers voor de ruimtelijke verdichting van de stad en zorgen voor rust, ruimte en levenskwaliteit. Daarnaast vormen zij klimaatbuffers bij hittestress, droogte en wateroverlast. De Buitenwatersloot is bestemd als 'Water', waarmee de functie gewaarborgd blijft.

Kaart 14 geeft aam dat vrijwel al het stedelijk gebied is aangewezen als ambitiegebied bodemenergie. De provincie streeft naar een groter aandeel duurzame energie, en aardwarmte en warmte-koudeopslag kan daarbij een belangrijke rol vervullen. De provincie stimuleert in het ambitiegebied de ontwikkeling van dergelijke duurzame technieken. Kaart 17 geeft ter aanvulling daarop aan dat het stedelijk gebied wordt aangemerkt als zoekgebied geïntegreerd warmtenetwerk, waarbij de provincie streeft naar het bevorderen van energietransitie.

Op kaart 19 is de Buitenwatersloot aangegeven als lint. De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van deze linten behouden. Dat betekent dat de het lint herkenbaar blijft als onderscheidende bebouwingsvorm in het gebied.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een conserverende regeling. De bestaande structuren en kenmerkende bebouwing blijven daarmee behouden.

3.2.2 Verordening Ruimte 2014

De Verordening Ruimte Zuid-Holland is vastgesteld in samenhang met de VRM en het Programma Ruimte. De visie bevat de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid en het mobiliteitsbeleid van de provincie Zuid-Holland. Het ruimtelijk beleid is uitgewerkt in het Programma Ruimte. De verordening is vastgesteld met het oogmerk van juridische doorwerking van een deel van het ruimtelijk beleid en bevat daarom regels voor bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen.

Met de Verordening Ruimte wil de provincie onder andere de ruimte bieden om enerzijds te kunnen voldoen aan de kwantitatieve en kwalitatieve vraag naar bedrijventerrein en anderzijds wil de provincie ook ruimte bieden aan organische ontwikkeling en functiemenging, vanuit een oogpunt van betere benutting en kwaliteitsverbetering van het bestaand stads- en dorpsgebied.

De provincie hanteert hier het handelingskader ruimtelijke kwaliteit: een benadering die enerzijds onderscheidt maakt in drie soorten ruimtelijke ontwikkelingen (nieuwe bebouwing of nieuw gebruik van grond of bebouwing) naar gelang hun impact op de omgeving en anderzijds de realisatie van bepaalde soorten ruimtelijke ontwikkelingen uitsluit in gebieden met een bepaalde beschermingscategorie. Dit betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen ten eerste moeten passen bij de aard en schaal van het gebied en ten tweede moeten voldoen aan de relevante richtpunten van de Kwaliteitskaart.

3.2.3 Programma Ruimte

Het Programma Ruimte is parallel aan de VRM, het Programma Mobiliteit en de Verordening Ruimte opgesteld. De Visie Ruimte en Mobiliteit bevat het strategische beleid. Het ruimtelijk-relevante, operationele beleid is opgenomen in het Programma Ruimte. Dit programma kent, net als de VRM, de status van structuurvisie. Beiden zijn vastgesteld door Provinciale Staten. Gezamenlijk beschrijven ze het integrale ruimtelijk provinciaal beleid.

De vier rode draden die beschreven zijn in de VRM en die richting geven aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie, komen ook terug in dit Programma Ruimte. Het gaat om:

  • 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • 2. vergroten van de agglomeratiekracht;
  • 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

3.3 Regionaal

3.3.1 Regionaal Structuurplan Haaglanden 2008

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden tot 2020 (en soms 2030) en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. In het RSP staan de grote lijnen voor de ambities en de ontwikkelingen van verkeer, wonen, werken, water en groen. Het RSP is samengevat in tien projecten, de top 10 van het RSP. Hieruit blijkt de ambitie van de Haaglanden-gemeenten om door te groeien als een internationaal concurrerende regio, met een goed functionerend stedelijk netwerk en een hoge kwaliteit van leven. De tien prioriteiten werken door in beleid en investeringen van het Stadsgewest en de betrokken gemeenten. Het Stadsgewest streeft ernaar om de prioriteiten ook door te laten werken in beleids- en investeringsprogramma's op grotere schaal, zoals die van de zuidvleugel, de provincie en het Rijk (het Meerjaren investeringsprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport).

Dit bestemmingsplan is uitsluitend actualiserend, het voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Het is in lijn met het regionale structuurplan.

3.3.2 Bedrijvenstrategie Haaglanden (2009)

Hoewel het stadsgewest Haaglanden niet meer bestaat en opgegaan is in de Metropool Regio Rotterdam Den Haag (MRDH), is in de regio afgesproken dat zolang er geen nieuw beleid door de MRDH is vastgesteld het beleid van het voormalige stadsgewest gevolgd zal worden. Actualisatie van de bedrijvenstrategien van het stadsgewest Haaglanden en de Rotterdamse regio staat weliswaar op de rol maar voor wat betreft het regionale bedrijventerreinenbeleid moet dus nog terug gevallen worden op de bedrijventerreinenstrategie 'Ruimte voor ondernemend Haaglanden', uit 2008. Deze strategie is erop gericht de vraag naar en aanbod van ruimte voor bedrijventerrein met elkaar in evenwicht te houden, op onderscheiden kwaliteitsniveaus en per deelperiode. De ramingen die in de strategie zijn gemaakt hebben door de eveneens in 2008 ingezette crisis echter aan waarde verloren. Het principe van het zoeken naar balans in of het in stand houden van vraag en aanbod is in stand gebleven en past ook binnen de principes van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Ook het hanteren van kwaliteitskenmerken vertaald naar profielen als 1e klas bedrijvenpark, R&D, modern bedrijventerrein, werkterrein en logistiek centrum behoudt – wellicht in andere bewoordingen - zijn waarde voor het vinden van de vraag-aanbod balans.

In het bestemmingsplangebied is in aan de Buitenwatersloot een kleinschalig bedrijventerrein gesitueerd, te karakteriseren als een lokaal georiënteerd gemengd werkterrein. Daarnaast zijn er in het bestemmingsplangebied enkele verspreid en solitair gelegen bedrijfjes gesitueerd buiten genoemd bedrijventerrein.

Zowel het lokale bedrijventerrein aan de Buitenwatersloot als ook de enkele solitair gelegen bedrijven leveren geen strijdigheid op met de nochtans vigerende regionale bedrijventerreinen strategie.

3.4 Gemeente

3.4.1 Ruimtelijke Structuurvisie - Ontmoetingen met Delft 2030 (RSVD)

In de Structuurvisie 'Ontmoetingen met Delft 2030' uit 2009 (RSVD) wordt de lange termijnvisie gegeven op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Delft tot 2030.

Met deze structuurvisie zet de gemeente de koers uit voor haar ruimtelijke ordeningsbeleid voor de komende decennia. De structuurvisie is niet bedoeld als blauwdruk, maar als inspiratiebron voor het nemen van nieuwe initiatieven en het inpassen van toekomstige ontwikkelingen in de stad. Tegelijkertijd geeft de structuurvisie ruimtelijke principes aan die sturend zijn bij beslissingen over de verdere ontwikkeling van de stad. De structuurvisie vormt daarmee het toetsingskader voor het initiëren, beoordelen, afwegen en vaststellen van nieuwe ruimtelijke plannen zoals bestemmingsplannen.

Verdichten en verdunnen

Delft streeft naar verdichting in combinatie met vergroening, om zo de stedelijke dynamiek, de levendigheid en de groene identiteit van de stad te vergroten.

Gelaagde stad

Delft is een gelaagde stad die zich op drie schaalniveaus presenteert: op stedelijk niveau, op buurtniveau en op regionaal binnen de zuidvleugel van de Randstad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0050-2001_0003.jpg"

Figuur 3.1: Het veelkleurig palet aan buurten in Delft, uit de Ruimtelijke Structuurvisie van Delft. Plangebied in groen aangegeven.

Voor voorliggend bestemmingsplan is met name het niveau van wijken en buurten van belang. Het plangebied maakt deel uit van de parkstad buurten. Een aantrekkelijk woon- en leefklimaat is hierbij van belang.

3.4.2 Wonen
3.4.2.1 Woonvisie 2008 - 2020

Delft is een aantrekkelijke woonstad, compact, met een mooie mix van bevolkingsgroepen. Kenmerkend voor Delft is een stad van buurten, soms van elkaar gescheiden door fysieke barrières, met verschillende woonmilieus met eigen kwaliteiten en op hoofdlijnen te kenmerken als groenstedelijk en centrumstedelijk.

Het gemeentelijk wonenbeleid is vastgelegd in de Woonvisie Delft 2008 – 2020. De Woonvisie is gericht op een betere afstemming van vraag en aanbod. De stad verkleurt van industriestad naar kennisstad. De sociale woningvoorraad is relatief groot en naar koop en duurdere huur woningen is veel vraag.

Het woningaanbod sluit onvoldoende aan bij de vraag van met name kenniswerkers en young professionals, maar ook van ouderen en zorgafhankelijke doelgroepen en doorstromers die een stap willen maken in hun wooncarrière.

Voor het behalen van de ambities uit de Woonvisie wordt ingezet op de realisatie van een forse bouw en transformatieopgave tot 2020. Minimaal dienen er 6.000 woningen te worden gebouwd, zowel gestapeld als grondgebonden, voor met name ouderen, kenniswerkers en kwetsbare groepen. Uitgangspunt is hierbij de ontwikkeling van een hoogwaardige stedelijke woonkwaliteit met ruimte voor groen en ontmoetingsmogelijkheden voor jong en oud. Goede energieprestaties, een goed binnenklimaat en zorgvuldig materiaalgebruik zijn tevens uitgangspunten. De opgave zal vooral binnenstedelijk moeten worden opgelost.

De woonvisie wordt geactualiseerd. Naar verwachting wordt de Woonvisie 2016 – 2023 in december 2016 aan de gemeenteraad voorgelegd. In de concept-Woonvisie wordt geconcludeerd dat er meer mensen in Delft blijven wonen en dat er meer mensen zich vanwege hun werk of studie in Delft willen vestigen. Daarnaast zijn er steeds meer ouderen die langer zelfstandig blijven wonen en groeit het aantal zorgafhankelijke inwoners die aangewezen zijn op een reguliere woning. Deze ontwikkelingen zorgen voor een veranderde woonvraag en vragen om een geactualiseerde visie op het wonen in Delft.

Inspelen op de veranderde vraag kan door het verouderde woningbestand en het leegstaande vastgoed te transformeren en meer middeldure huur en koop aan het aanbod toe te voegen in de Delftse wijken. Ook zullen nieuw te ontwikkelen woningbouwlocaties bij moeten dragen aan een meer evenwichtig, duurzaam en toekomstbestendig woningbestand.

3.4.2.2 Uitvoeringsagenda en Nota Toetsingskader

In 2012 is de nota 'Kansen voor de Delftse woningmarkt, de uitvoeringsagenda voor Wonen en Bouwen in Delft Kennisstad anno 2012' vastgesteld en werd in het verlengde hiervan de Nota Toetsingskader voor de woningbouw opgesteld. In de uitvoeringsagenda is beoordeeld of de beleidsuitgangspunten uit de Woonvisie nog actueel waren of naar aanleiding van de crisis op de woningmarkt moesten worden bijgesteld. Uit de uitvoeringsagenda bleek dat het realiseren van de woningbouwopgave trager verliep omdat de woningmarkt 'op slot zat' maar dat de woningbehoefte op de langere termijn niet was gewijzigd. In de uitvoeringsagenda is er daarom voor gekozen om de ambities uit de Woonvisie te handhaven en om het woningbouwtempo af te stemmen op het woningaantal dat de markt per jaar kan opnemen (marktabsorptie). Omdat dosering en prioritering noodzakelijk bleken werd een kwantitatief en kwalitatief Nota Toetsingskader opgesteld. Met het toetsingskader konden vooral de plannen doorgaan die een kwalitatieve meerwaarde zouden opleveren voor de stad.

Omdat de woningmarkt herstellende was besloten College en Raad eind 2015 het toetsingskader in de toen geldende vorm niet meer te hanteren. Voor de komende jaren blijft het doel: het ontwikkelen van woningen en woonmilieus passend bij de woonbehoefte en bij de economische ontwikkeling van Delft zoals verwoord in de Woonvisie, andere gemeentelijke visiedocumenten en ook op basis van de herstelplannen voor Delft. Zaken als verdichting aan de boulevards, hergebruik of transformatie, tegengaan van verpaupering, duurzaamheid, vraaggericht bouwen, woningen voor kenniswerkers en doorstromers, levensloopbestendigheid en een meerwaarde voor de wijk zijn en blijven de gewenste kwaliteiten.

Het plangebied van Noordwest 2 is vooral een woongebied. Het gebied is gunstig gelegen t.o.v. voorzieningen en ook de binnenstad en het station. De bestaande mengeling van wonen en bedrijvigheid blijft behouden in voorliggend bestemmingsplan.

3.4.3 De economie van Delft: op weg naar 2015

Het gemeentelijk ruimtelijk-economisch beleid is verwoord in de nota 'De economie van Delft: op weg naar 2015'. Deze nota geeft prognoses inzake de ruimtevraag van bedrijven en instellingen en de groeimogelijkheden van de Delftse economie. De hoofddoelstellingen van het gemeentelijk economisch beleid zijn: de groei van de werkgelegenheid minimaal gelijk op te laten gaan met de groei van de beroepsbevolking; kwaliteit en kwantiteit van werk in Delft te laten aansluiten op de samenstelling en opleidingsniveaus van de beroepsbevolking.

Liet de nota nog zien dat voor de periode tot 2015 te weinig bedrijventerreinen en kantoorvolumes waren geprogrammeerd om aan de verwachte vraag te voldoen, inmiddels zijn de economische omstandigheden – zowel conjunctureel als naar het zich laat aanzien misschien zelfs structureel – zodanig gewijzigd dat er in ieder geval in de regio voldoende aanbod aan bedrijventerrein beschikbaar is om de Delftse vraag op te vangen. Ten aanzien van de kantorenvoorraad kan worden geconstateerd dat inmiddels sprake is van een leegstandspercentage van circa 14% wat aanzienlijk boven de frictieleegstand van 5 à 6% ligt.

Met voorliggend bestemmingsplan wordt geen verdere toevoeging van bedrijventerrein of zelfstandig kantoorvolume voorzien. Bestaande bedrijven en kantoren worden behouden.

3.4.4 Nota Detailhandel Delft 2012-2020

De nota detailhandel schetst een beeld van drie 'parels' die de structuur van het Delftse detailhandelsapparaat definiëren. Binnenstad, In de Hoven en de PDV locatie Leeuw & Stein zijn essentiële winkelgebieden die de kwaliteit van het aanbod aan voorzieningen en daarmee mede de woonaantrekkelijkheid van Delft bepalen. Deze hoofdstructuur wordt ondersteund door een fijnmazig netwerk van buurtwinkelcentra. Delft kent een relatief groot aantal van deze centra, waarbij aangegeven wordt dat het toekomstperspectief dat deze centra hebben, gelet op het veranderend koopgedrag van de consument en de nog steeds verdergaande schaalvergroting binnen de detailhandel, verschillend is.

Buurtcentra met een goed toekomstperspectief krijgen mogelijkheden tot aanpassing/uitbreiding. Buurtwinkelcentra waar een goed perspectief ontbreekt, kunnen door blijven functioneren maar zullen dat moeten doen binnen de huidige (fysieke) winkelcontouren. Met het oogmerk om leegstand te voorkomen kunnen ook andere functies in de buurtwinkelcentra en winkelstrips een plaats innemen.

Aan de hand van een aantal criteria is in de nota een overzicht gegeven van het toekomstperspectief dat voor de verschillende centra wordt voorzien.

In voorliggend bestemmingsplan wordt geen toevoeging van detailhandel voorzien. De bestaande detailhandel blijft behouden.

3.4.5 Lokaal verkeers- en vervoersplan 2005-2020 (LVVP)

Het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid is vastgelegd in het LVVP. Het beleid streeft naar een gezonde leefomgeving in een bereikbare, economische florerende en verkeersveilige stad, die behoort tot de beste fietssteden van Nederland. De nota bevat infrastructurele maatregelen en een wegencategorisering. In de nota is het accent gelegd op:

  • 1. maatregelen ter stimulering van fietsgebruik en openbaar vervoer;
  • 2. maatregelen voor de doorgaande noord-zuid en oost-westroutes voor autoverkeer, zodat deze vooral worden gebruikt door in- en uitgaand verkeer en zodat het doorgaande verkeer wordt ontmoedigd hier gebruik van te maken;
  • 3. het opvangen van de mobiliteitseffecten van nieuwe stedelijke ontwikkelingen op de in- en externe bereikbaarheid van de stad.
3.4.6 Fietsactieplan II 2005

Het beleid voor het fietsverkeer is vastgelegd in het Fietsactieplan (FAP). Na de vaststelling van FAP II in 2005 is er in 2011 een update vastgesteld. Sindsdien wordt elk jaar een investeringsplan vastgesteld. In het fietsbeleid wordt gestreefd het fietsgebruik te stimuleren, de fiets een serieus alternatief te maken voor de auto en zo ook een bijdrage te leveren aan de bereikbaarheid van de stad, zodat Delft kan behoren tot de beste fietssteden van Nederland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0050-2001_0004.jpg"

Figuur 3.2: hoofd-fietsnetwerk (update FAP 2011)

Het FAP-II past binnen het bredere LVVP. Het LVVP bevat verschillende maatregelen voor het langzaam verkeer die verband hebben met de bestemmingen op de plankaart:

  • de wegcategorisering in het LVVP leidt tot toename van erftoegangswegen, waar een grotere mate van veiligheid voor voetgangers mogelijk is,
  • binnen het project 'Kinderen veiliger door Delft' worden zogenaamde 'Kindlinten' gerealiseerd: routes waarlangs kinderen zelfstandig, veilig én prettig naar allerlei opvang, onderwijs en vrijetijdsvoorzieningen kunnen lopen en fietsen,
  • het project 'Voetgangersroute' beoogt de verkeersveiligheid voor ouderen te bevorderen, waarbij bijvoorbeeld belangrijke looproutes voor de doelgroep aan bod komen.

Tot de gebruikte richtlijnen voor het ontwerpen van voorzieningen voor langzaam verkeer behoren onder andere de ontwerprichtlijnen voor de toegankelijkheid van gehandicapten en minder validen.

Binnen het plangebied zijn enkele routes van het hoofdfietsnetwerk gelegen, zoals de Pr. Beatrixlaan, de Buitenwatersloot, de Westlandseweg, de Reinier de Graafweg en de Krakeelpolderweg. Deze routes zijn bestemd als 'Verkeer' en daarmee zijn ze planologisch vastgelegd.

3.4.7 Nota Parkeernormen 2013

De gemeente Delft heeft op 11 juni 2013 de nota Parkeernormen 2013 vastgesteld. In deze nota staat hoe voldaan kan worden aan de parkeerbehoefte bij bouwontwikkelingen (nieuwbouw, verbouw of functiewijziging).

Het parkeerbeleid van de gemeente is erop gericht om binnen haar mogelijkheden voor alle doelgroepen in de stad voldoende parkeerplaatsen beschikbaar te hebben en om eventuele schaarste aan parkeerruimte op een zo goed mogelijke wijze te verdelen. Bij alle nieuwe bouwontwikkelingen hanteert de gemeente parkeernormen om ervoor te zorgen dat het parkeren van auto's in de nabije toekomst mogelijk is.

In de nota Parkeernormen 2013 wordt beschreven hoe de gemeente de parkeernormen in de praktijk inzet. De nieuwe parkeernormen zijn aangepast aan de hedendaagse inzichten. De parkeernormen hebben als basis de parkeerkencijfers van het landelijke kenniscentrum CROW. Deze kencijfers zijn op basis van landelijk onderzoek tot stand gekomen en geven een zo goed mogelijke indicatie van de werkelijke parkeerbehoefte bij de onderscheiden functies.

3.4.8 Strategische Agenda Mobiliteit 2013

De Strategische agenda mobiliteit is op 11 juli 2013 vastgesteld. Met deze agenda wordt ingezet op een aantal nog ontbrekende schakels en grote projecten uit het LVVP. Verder is aandacht voor trends zoals de intrede van de e-bike, de deelauto en de sterke verknoping van soorten vervoer. Dit is vertaald in aandacht voor microbereikbaarheid.

3.4.9 Nota Groen 2012-2020

In 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders de 'Nota Groen Delft 2012-2020' en het daarbij horende 'Uitvoeringsprogramma nota Groen Delft 2012-2020' vastgesteld. Het beleid is niet bedoeld als bindend kader maar moet ervoor zorgen dat het groenbelang voldoende wordt betrokken bij ruimtelijke ontwikkelingen. Er wordt beschreven welke groene kwaliteiten in het plangebied bestaan, verloren gaan of worden toegevoegd. Het beleid is onder meer gericht op het versterken van biodiversiteit, goed openbaar groen en het handhaven van een evenwichtige verhouding tussen groen, bebouwing en verharding, gebaseerd op de zowel de ruimtelijke, sociale, ecologische, economische en fysische waarden van groen. Het beleid streeft naar een samenhangend, verbonden en fijnmazig groen netwerk.

Uit de beleidsnota blijkt verder dat gestreefd wordt naar het omvormen van harde oevers naar een natuurvriendelijke inrichting, tenzij dat om stedenbouwkundige, technische of financiële redenen niet wenselijk is. Voor bomen geldt dat gestreefd wordt naar behoud. Mocht behoud of verplanten van bomen niet mogelijk zijn, dan geldt een (financiële) herplantplicht.

3.4.10 Bomenverordening 2013

De Bomenverordening Delft 2013 heeft als doel de houtopstand van Delft te beschermen. De gemeente Delft streeft naar een aantrekkelijke woon- en werkomgeving met voldoende kwalitatief openbaar groen, waaronder houtopstanden. Delft wil het bomenbestand op een zodanig peil houden dat geen afbreuk wordt gedaan aan de groene belevingswaarde en de leefbaarheid van Delft, waarbij extra aandacht en bescherming wordt gegeven aan bomen met natuur- en milieuwaarden, landschappelijke waarde, waarde voor stadsschoon, cultuur en monumentale waarde en waarde voor recreatie en leefbaarheid.

3.4.11 Waterplan Delft, een blauw netwerk 2000

Het Waterplan is gericht op het realiseren van duurzaam stedelijk waterbeheer. Vanuit een integrale visie op duurzaam stedelijk waterbeheer en rekening houdend met de specifieke situatie in Delft (kansen en knelpunten) beschrijft het Waterplan de ambities en doelstellingen voor de Delftse wateren op de lange termijn.

Duurzaam waterbeheer richt zich op het realiseren van gezonde en veerkrachtige watersystemen. Gezond wil zeggen: een watersysteem met een waterkwaliteit en een ecologische kwaliteit die past bij de (natuurlijke) situatie ter plaatse. Veerkrachtig betekent dat verstoringen door bijvoorbeeld extreme regenval of incidentele verontreiniging relatief gemakkelijk kunnen worden opgevangen en dat systemen zich relatief gemakkelijk kunnen herstellen van ecologische verstoringen, zoals achteruitgang of (lokaal) zelfs volledig verdwijnen van soorten. Binnen de mogelijkheden die gezonde en veerkrachtige watersystemen bieden wordt een duurzaam gebruik van watersystemen (onder meer recreatie en scheepvaart) zoveel mogelijk bevorderd.

Bij duurzaam waterbeheer worden water, ecologie en ruimtelijke ordening in samenhang bezien, gebruikmakend van de ‘natuurlijke’ karakteristieken en de ligging van de watersystemen in het omringende landschap. Het betekent dat wordt aangesloten bij natuurlijke processen (water als ordenend principe) en bestaande ecologische structuren en dat hiermee rekening wordt gehouden bij de ruimtelijke ordening, bijvoorbeeld bij herinrichting van woonwijken en bij nieuwbouw.

In voorliggend bestemmingsplan blijven de bestaande watersystemen behouden.

3.4.12 Waterstructuurvisie 2006

De Waterstructuurvisie heeft als doel het verbeteren van de waterkwaliteit en het realiseren van voldoende waterbergingscapaciteit. In de visie wordt gestreefd naar 108 m3/ha per hectare (conform watersysteemanalyse, werknorm waterberging 325 m3/ha). Voor de realisatie van de wateropgave wordt zoveel mogelijk aangesloten bij ruimtelijke ontwikkelingen en herstructureringen.

3.4.13 Waterbeheersplan 2016 - 2021

Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft haar beleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021. Dit beleid is formeel vastgelegd in de Keur en de legger. Het verbeteren van de waterkwaliteit en het vergroten van de bergingscapaciteit zijn belangrijke pijlers binnen dit beleid. Meer over de gevolgen van dit plan voor de waterkwaliteit en waterberging in paragraaf 4.5.

3.4.14 Watertoets

Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft een Handreiking watertoets voor gemeenten. De handreiking biedt gemeenten, adviesbureaus en projectontwikkelaars handvatten voor de invulling van proces en inhoud van de watertoets voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. De handreiking is gebaseerd op bestaand beleid van Delfland en sluit aan op de Wet ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Crisis- en herstelwet en de Waterwet.

In het kader van het wettelijke vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening heeft er een watertoets plaats gevonden tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap van Delfland. Zie hiervoor ook de beantwoording in paragraaf 7.1.1.

3.4.15 Energie

Delft Energieneutraal 2050 (uit 2013)

In nieuwbouw of herontwikkelingen gelden de doelstellingen uit het Delftse klimaatbeleid. De basis hiervoor is het Klimaatplan Delft Energieneutraal 2050. Uitgangspunt is dat voor een nieuwe woon- of bedrijfsbestemming de ambitie voorligt om een scherpere energieprestatie te realiseren dan de landelijke normen. Hiervoor hanteert Delft de Trias energetica:

  • 1. het verminderen van de vraag door energiebesparing bij eindgebruikers;
  • 2. het toepassen van duurzame bronnen;
  • 3. het (verder) optimaliseren van de toepassing van fossiele bronnen naar energie-efficiency en betrouwbaarheid.

Warmte voor Delft 2005

In 2005 heeft de gemeenteraad van Delft ingestemd met de Nota Warmte voor Delft. Daarmee is warmtelevering het leidende principe voor alle nieuwbouw-, renovatie en ketelvervangingsprojecten in Delft. De TU Delft onderzoekt momenteel de mogelijkheid om een geothermie warmteput te slaan in het TU gebied.

Bodemenergie

Bodemenergie is een steeds vaker toegepaste techniek om woningen en gebouwen energiezuinig te maken. Door de snelle groei kunnen belangen tussen diverse bodemenergiesystemen onderling en andere belangen met elkaar in conflict komen.

3.4.16 Beleidsnota Bouwhoogten Delft 2005

In 2005 is de nota "Bouwhoogten Delft" vastgesteld. Het beleid heeft drie doelstellingen:

  • optimaal hoogwaardig grondgebruik (compacte stad);
  • behoud en versterking van het silhouet van Delft inclusief de binnenstad;
  • een flexibel kader dat kwalitatieve hoogbouw met variatie in vorm stimuleert.

In de nota zijn de mogelijkheden voor nieuwe hoogbouw onderzocht en vastgelegd. De nota maakt onderscheid tussen consolidatiegebieden waar hoogbouw niet wenselijk is en initiatiefgebieden waar dat wel het geval is.

3.4.17 Conclusie Gemeentelijk Beleid

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor het plangebied. De bestaande waarden, zoals verkeers-, water- en groenstructuren blijven behouden en worden planologisch vastgelegd. Er zijn geen belemmeringen vanuit het beleid voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten en (milieu)onderzoeken

In dit hoofdstuk worden diverse milieuaspecten besproken. Hierbij wordt overal uitgegaan van het feit dat het bestemmingsplan in hoofdzaak conserverend van aard is. Aangezien er in het bestemmingsplan een ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, namelijk een functiewijziging van maatschappelijk naar wonen, wordt bij enkele milieuaspecten een extra paragraaf toegevoegd, waarin specifiek aangegeven wordt wat er in het kader van dit aspect is onderzocht om te kijken of er met de wijziging sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daar waar niet specifiek gerefereerd wordt naar de ontwikkeling is geen sprake van een belemmering.

4.1 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn verschillende planologisch relevante ondergrondse hoogspannings- en waterleidingen aanwezig. De bestaande gas-, riool- en waterleidingen zijn op de verbeelding aangegeven via een dubbelbestemming. In de regels is de bescherming van deze leidingen vastgelegd.

4.2 Cultuurhistorie

4.2.1 Historische ontwikkeling

Tot 1940

Het plangebied ligt op enige afstand ten westen van de oude binnenstad en was eeuwen lang vrijwel onbebouwd. Het gebied is in de Middeleeuwen ontgonnen als agrarisch gebied. Uit die periode dateert de Buitenwatersloot. Dit is een belangrijke historische 'lijn' in het gebied. Ze is onderdeel van de verbinding van de stad met het Delftland, beginnend met de Binnenwatersloot in de binnenstad en doorlopend tot voorbij Den Hoorn. Aan de noordkant van de Buitenwatersloot liggen nog enkele erin uitmondende korte sloten. Zij zijn restanten van de oude verkavelingsstructuur. Aan de Hoornsekade staat nog de romp van de in 1737 gebouwde Voordijkhoornse molen. Het molencomplex ligt grotendeels op het gebied van Midden-Delfland, maar één bijgebouwtje ligt voor de helft op Delfts grondgebied.

Ten zuiden van de Buitenwatersloot werd in 1449 een Kartuizerklooster gesticht, een in oppervlak zeer uitgebreid complex, dat in 1572 moest worden afgebroken. Een deel van de fundamenten van dit klooster bleef gespaard bij de nieuwbouw voor het "Oude en Nieuwe Gasthuis". De ligging van die fundamenten is in een plantsoenaanleg gemarkeerd.

De oudste burgerlijke bebouwing ontstond langs de Buitenwatersloot. Het stedelijke karakter van de bebouwing neemt af naarmate die verder van de stad is gelegen. De bebouwing aan de noordzijde van de Buitenwatersloot omvat voor de Provinciale weg nog enkele oudere, 19e eeuwse woningen in een rijtje. Verderop richting Den Hoorn bestaat de oudere woonbebouwing meest uit in het begin van de 20e eeuw gebouwde vrijstaande woningen. Bijzondere, opvallende gebouwen zijn de boerderij ''Marlothoeve'' uit 1868 en het voorgebouw uit 1845 van de Kogelgieterij, een voor de rest verdwenen militair complex.

Vanaf 1945

Het grootste deel van de bebouwing in het plangebied is gerealiseerd tijdens diverse naoorlogse stadsuitbreidingen, en meer recente invullingen c.q. herstructureringen.

De Krakeelpolderweg is doortrekking van het al volgens een plan uit 1928 aangelegde Westplantsoen. Aan en om deze wegen werden in de periode 1955-1965 enkele woonbuurten in halfopen verkaveling ontworpen, waarin vooral portiekflats gebouwd zijn.

Opvallend is het hoge percentage openbaar groen in deze uitbreidingsplannen. De blokken zijn uitgelegd om divers groene 'kernen': het besloten woonhof Jacob Gillishof, en twee grote groenstroken aan en achter de Krakeelpolderweg. In de brede strook met waterpartij langs de Westlandseweg verrezen tussen 1960 en 1966 drie bijzondere, vrijer geplaatste gebouwen. Het zijn de studentenhuisvesting ''Krakeelhof'', het hoge woongebouw ''Elvira'', en de Montessorischool.

In de diverse structuurplannen na 1945 was al een tracé gereserveerd voor de huidige Provincialeweg. Deze werd - vanuit de Kuyperwijk in het noorden - in 1964 doorgetrokken tot de Hugo de Grootstraat, en werd vervolgens in 1973 via het viaduct over de Buitenwatersloot verder verlengd tot de aansluiting bij de Westlandseweg.

In het uiterste westen op Delfts grondgebied werd bij de Hoornsekade tussen 1965-1968 een kleine wijk met ruime eengezinswoningen rond de Henri Dunantlaan gebouwd. Nieuw voor Delft was het hier toegepaste type van drive-in woningen. Een parkstrook met waterpartij vormt de overgang tussen de woonbuurt en de oude kadestructuur.

Ten zuiden van de Buitenwatersloot werd vanaf 1960 westelijk van dit tracé het ziekenhuiscomplex gebouwd van het uit de binnenstad te verplaatsten "Oude en Nieuwe Gasthuis". Na een fusie met de andere Delftse ziekenhuizen werden het gebied en enkele oude ziekenhuisgebouwen vanaf midden jaren '80 herontwikkeld voor woningbouw. Als afscherming ervan werd langs de Provinciale een hoog, getrapt woongebouw gerealiseerd. Dit woongebied is van de Buitenwatersloot gescheiden door een strook met bedrijfsgebouwen uit de jaren '60 en '70. Het achter en naast het oude voordgebouw liggende terrein van de Kogelgieterij werd vanaf 1980 voor een deel ingevuld met woningbouw.

4.2.2 Beleid en onderzoek

Rijksbeleid

In 2009 stemde de Tweede Kamer in met de plannen van toenmalig minister Plasterk voor een modernisering van het rijksmonumentenbeleid, de 'Modernisering Monumentenzorg', kortweg MoMo. De voor dit bestemmingsplan relevante onderdelen daaruit zijn:

  • 4. Cultuurhistorie borgen in de ruimtelijke ordening – i.c. de historisch relevante structuren, objecten en sporen. Rekening houden met cultuurhistorische waarden vooraf tijdens het ruimtelijke planproces. In bestemmingsplannen analyse, te maken afweging en conclusie verwerken. Wettelijke grondslag daarvoor is art. 3.1.6 Bro.
  • 5. Streven naar behoud van cultuurhistorische waardevolle objecten door stimuleren van herbestemming. Voorkomen van onomkeerbare stappen (sloop) door zo vroeg mogelijk onderzoek te doen naar herbestemming. In afwachting van definitieve herbestemming tijdelijk gebruik mogelijk maken.

Gemeentelijk beleid

Het algemene kader wordt gevormd door de begin 2007 vastgestelde nota 'Gezicht op gebouwd erfgoed Delft – monumentennota 2007-2017'.

De voor dit bestemmingsplan relevante onderdelen zijn:

  • gebiedsgerichte monumentenzorg: bij planvorming rekening houden met cultuurhistorische waarden
  • onderzoek naar architectuur en stedenbouw uit de periode 1940-1970 (wederopbouw)
  • selectie en aanwijzing van gemeentelijke monumenten uit deze periode
  • het opnemen in het bestemmingsplan van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

Nieuw beleid voor de vervolgperiode na 2017 moet nog worden ontwikkeld. De genoemde onderzoeken en aanwijsprogramma's zijn in deze beleidsperiode afgerond. Naar verwachting zullen de andere onderdelen worden opgenomen in de nieuwe nota als voort te zetten beleid.

Gebiedsgerichte monumentenzorg

Met de standaard paragraaf 8 Cultuurhistorie en de standaard bestemmingsplanmethodiek in het algemeen geeft Delft in feite al jarenlang uitvoering aan wat het Momo beoogd. In concreto:

  • het beschrijven van de historische gebiedsontwikkeling;
  • het naast de beschermde monumenten tevens benoemen van de overige cultuurhistorische waardevolle gebouwen c.q. objecten;
  • het idem benoemen van de cultuurhistorische waardevolle gebieden en –structuren, waaronder groengebieden en water;
  • de methodiek van het consoliderend bestemmen geeft een basale bescherming van gebieden en structuren;
  • voor reeds bekende c.q. voorziene ontwikkelingen toelichting van specifieke afwegingen en gemaakte keuzes;
  • cultuurhistorisch waardevolle gebouwen (en indien van toepassing gebieden/ structuren) beschermen met een dubbelbestemming 'Waarde – Cultuurhistorie' en bijbehorende specifieke planregels.

Onderzoeken

Het plangebied is onderwerp geweest van volgende onderzoeken: onderzoek naar architectuur en stedenbouw 1800-1940 (het Monumenteninventarisatieproject MIP, uitgevoerd door de Provincie begin jaren '90), en het onderzoek naar architectuur en stedenbouw uit de wederopbouwperiode (2006 afgerond met het rapport 'Delft naoorlogse architectuur en stedenbouw 1940-1970').

Aanwijzing monumenten

De aanwijzingen volgend uit het wederopbouwonderzoek hebben in 2009 plaatsgevonden. Er zijn in het plangebied geen nieuwe aanwijzingen te verwachten.

Rijks- en gemeentelijke monumenten in het plangebied (RM resp. GM):

Buitenwatersloot 270   RM  
Buitenwatersloot 321, 321a, 323   RM  
Buitenwatersloot 411/ Oliemolen 2, 4, 6   GM  
Jacoba van Beierenlaan 95-233   GM  
Jacoba van Beierenlaan 166   GM  

Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

In de beide onderzoeken zijn verder een aantal gebouwen geïnventariseerd als cultuurhistorisch waardevol. Omdat de MIP-basisinventarisatie al bijna twintig jaar geleden is uitgevoerd, is 2005 dit plangebied gecontroleerd. De oorspronkelijke inventarisatie bleek nog te kloppen. Deze gebouwen zijn representatief voor de oude, kleinschalige bebouwing langs de historische routes in dit vroegere buitengebied.

Aan de Hoornsekade, met adres Hoornsekade 50 ligt het complex van de oude molen met twee bijgebouwen. Dit ligt voor het grootste deel op het grondgebied van Midden-Delfland, en zal dit jaar nog door deze gemeente worden aangewezen als gemeentelijk monument. Het bijgebouw aan de kade ligt echter voor de helft op Delfts grondgebied, en zal dan formeel maar half beschermd zijn. Aanwijzing van de 'Delftse' helft past niet in de bovengenoemde programma's uit het monumentenbeleid; het is daarin niet geselecteerd. Het gebouwdeel op ons grondgebied kan wel met de dubbelbestemming ''waarde – cultuurhistorie'' beschermd worden.

Cultuurhistorische waardevolle gebouwen in het plangebied:

Hoornsekade 50   Op Delfts gebied liggend deel van bijgebouw, onderdeel van het door Midden-Delftland als monument aan te wijzen molencomplex  

MIP (1800-1940)

Bij c.q. naast Buitenwatersloot 268   dwarsslootje en jaagbrug, restanten van oude (verkavelings)structuur  
Buitenwatersloot 330-332   Twee woonhuizen (dubbele villa) uit 1929  
Buitenwatersloot 338   Woonhuis uit ca 1900  

Wederopbouw (1940-1970)

Jacoba van Beierenlaan 3-93   Studentenhuisvesting 'Krakeelhof', 1963-1966, H. Postel (Van den Broek en Bakema)  
Paulus Buysstraat 1-83   Woningbouw, Reitsma en Van Rossum, 1955-1958  
Jacob Gillishof 1-28   Woningbouw, 1956-1959, A. Verschoor en Teun Bier  

Waardevolle structuren en gebieden

In het plangebied bevinden zich verder volgende deelgebieden/ structuren met cultuurhistorische waarde:

Buitenwatersloot   Historische weg- en waterverbinding naar het Delftland en de Maasmonding  
Hoornsekade   Dwarskade, polderscheiding, nevenontginningsas  
woonblokken om de Jacob Gillishof (Uitbreidingsplan Wilhelminapark van 1955)   Groen 'woonhof' temidden van middelhoge randbebouwing  
woongebied Krakeelpolderweg/ Staalmeesterstraat/ Schrobbelaarstraat   Twee ruime groenstroken als kernen van de eromheen uitgelegde halfopen verkaveling  
Woonwijk Henri Dunantlaan e.o.   Buurt met door verspringende blokjes gevormde woonstraten/hoven, parkrand met waterpartij bij de Hoornsekade  
4.2.3 Conclusie

De cultuurhistorisch waardevolle gebouwen worden beschermd met de dubbelbestemming 'Waarde – Cultuurhistorie' en de daarvoor geldende voorschriften. De overige waardevolle structuren en deelgebieden zijn middels de daaropliggende enkelbestemmingen voldoende beschermd.

4.3 Archeologie

4.3.1 Wettelijk kader

Conform de Monumentenwet 1988 beschermd de gemeente Delft het archeologisch erfgoed middels het bestemmingsplan. Bekende en verwachte archeologisch waardevolle gebieden krijgen een archeologische (mede)bestemming. Binnen deze zones dienen bodemverstorende ingrepen zoveel mogelijk te worden beperkt. Bodemverstorende werkzaamheden die de aan de bestemmingszones gekoppelde vrijstellingsgrenzen overschrijden, worden gebonden aan het vergunningenstelsel. Zodoende kan het belang van het archeologisch erfgoed worden meegewogen bij het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning. Dit kan ertoe leiden dat er eisen worden gesteld aan de uitvoering van de werkzaamheden, of dat de voorgenomen in greep alleen na archeologisch onderzoek wordt toegestaan.

4.3.2 Bestaande situatie

De ondergrond van het plangebied bestaat uit veen (Hollandveen Laagpakket), waarop zich vanaf 300 v.Chr. kleiafzettingen (Gantel Laag) hebben gevormd. Binnen het plangebied komen zowel dek- als geulafzettingen voor. Als gevolg van oxidatie en klink is er in het verleden inversie opgetreden in het landschap en zijn de geulafzettingen als hogere ruggen in het landschap komen te liggen. Ze vormden daardoor ideale vestigingsplaatsen die tijdens de Romeinse tijd en Late Middeleeuwen intensief werden bewoond. In de gebieden tussen de nederzettingen werden uitgebreide verkavelingssystemen uitgezet.

Uit historisch kaartmateriaal blijkt dat zich binnen het plangebied tijdens de Nieuwe tijd op verschillende plekken bebouwing bevond. Het betreft molenplaatsen, woonhuizen en verspreid gelegen agrarische erven. Ook hebben er binnen het plangebied een klooster (het Kartuizerklooster) en mottekasteel (de Madeburcht) gestaan.

Binnen het plangebied is sprake van twee gebieden waarvan bekend is dat zich hier een archeologische vindplaats bevindt. In het centrale gedeelte van het plangebied betreft dit de locatie van het Kartuizerklooster uit de 15e en 16e eeuw. Dit terrein is gedeeltelijk onderzocht, maar er zijn nog veel funderingen aanwezig in de ondergrond. In het oostelijk deel van het plangebied bevindt zich de locatie van de Madeburcht, een mottekasteel uit de 12e of vroege 13e eeuw. Op deze locatie is beperkt archeologisch onderzoek uitgevoerd, waardoor we weten dat onder andere de grachten nog bewaard zijn gebleven in de ondergrond. De bij de motte behorende voorburcht en de oudere bewoning uit de Romeinse tijd zijn nog niet archeologisch onderzocht.

4.3.3 Conclusie

Binnen het plangebied worden 3 archeologische medebestemmingen opgenomen (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0050-2001_0005.png"

'Waarde – Archeologie I' heeft betrekking op de locaties waarvan bekend is dat zich hier waardevolle, behoudenswaardige archeologische vindplaatsen bevinden. Het betreft de resten van het Kartuizerklooster en de Madeburcht. Bodemverstorende werkzaamheden tot 0 m2 en/of 30 cm –maaiveld worden vrijgesteld van de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek.

'Waarde – Archeologie II' heeft betrekking op locaties waarvan bekend is dat er in historische tijden bebouwing aanwezig was en die derhalve een hoge archeologische verwachting hebben. Bodemverstorende werkzaamheden tot 50 m2 en/of 30 cm –maaiveld worden vrijgesteld van de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek.

'Waarde – Archeologie III' heeft betrekking op de geulafzettingen van de Gantel Laag, waar een middelhoge verwachting geldt voor nederzettingsresten uit de Romeinse tijd en Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd. Bodemverstorende ingrepen tot 100 m2 en/of 40 cm –maaiveld worden bij voorbaat vrijgesteld van archeologisch onderzoek.

Ondanks dat in een deel van het bestemmingsplangebied geen archeologische medebestemming geldt en dat binnen een aantal medebestemmingszone bepaalde (beperkte) bodemingrepen bij voorbaat worden vrijgesteld van archeologisch onderzoek blijft wel altijd de algemene meldingsplicht bij het aantreffen van oudheden van toepassing. Op basis van de Monumentenwet 1988 (artikel 53) moet een persoon die, anders dan bij het doen van archeologisch onderzoek, iets vindt waarvan hij/zij weet of moet vermoeden dat het een (on)roerend monument betreft dit binnen drie dagen melden bij de minister van OCW. In de praktijk betekent dit dat toevalsvondsten zo snel mogelijk gemeld moeten worden aan de gemeentelijk archeoloog van Delft. Indien er geen melding wordt gedaan van het aantreffen van oudheden is er sprake van een strafbaar feit.

4.4 M.E.R.

4.4.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Aanleiding en doel

In het bestemmingsplan “Noordwest, deelgebied 2” zijn verouderde bestemmingsplannen en hun verschillende regelingen vervangen door één bestemmingsplan. Het plan had voornamelijk een consoliderend karakter en voorzag in een planologische regeling voor enige herontwikkeling. Nu, 10 jaar later, wordt het bestemmingsplan herzien, wederom betreft het een consoliderend plan.

Voorgenomen activiteit

Delft is een bestaande ('compacte') stad met een ruime mate van functiemenging. Bij de toelaatbaarheid van functies wordt daarmee rekening gehouden. In de nota is Delft ingedeeld in gebiedstypen. Per type is beoordeeld welke milieubelasting aanvaardbaar is. Bij gebiedstypen die het karakter hebben van een rustige woonwijk wordt uitgegaan van de standaard richtafstanden uit de VNG-handreiking. Bij gebieden met een gemengd karakter worden de richtafstanden met één afstandsstap verlaagd. Dat geldt ook ingeval van historisch gegroeide situaties met een kleine afstand tussen bedrijfsterreinen en woningen. Is er geen sprake is van een bestaande situatie die de toepassing van één afstandstap kleinere richtafstanden noodzakelijk maakt en kan rechtvaardigen, dan worden de standaard richtafstanden van de VNG toegepast.

In de meeste gevallen verandert er ten opzichte van het vorige bestemmingsplan niet wezenlijk iets. De relevante wijzigingen zijn in tabel 1 vermeld. Dit betreffen bedrijfsmatige (of daarmee vergelijkbare) functies.

Bedrijf en adres   Oude bestemming   Nieuwe bestemming  
Delftse Watersportvereniging   Bedrijfsdoeleinden   Bedrijf, max. cat. 1
+ functieaanduiding watersport max. cat. 2  
Kattenpension,
Buitenwatersloot 340  
Maatschappelijke doeleinden   Maatschappelijk
+ functieaanduiding dierenasiel
max. cat. 2 (= alleen katten)  
Dansschool,
Buitenwatersloot 327  
Bedrijfsdoeleinden   Bedrijf, max cat 2
+ functieaanduiding dansschool  
Diverse bedrijven, Buitenwatersloot 333   Bedrijfsdoeleinden   Gemengd, max. cat. 2  
Diverse bedrijven, Buitenwatersloot 335   Bedrijfsdoeleinden   Bedrijf, max. cat. 2
+ maatbestemming voor constructiebedrijf max. cat. 3.2  
Diverse bedrijven, Kluizenaarsbocht 2, 6 en 7   Maatschappelijke doeleinden
Bedrijfsdoeleinden  
Gemengd, max. cat. 1  

Tabel 1: relevante wijzigingen in bedrijfsbestemmingen in het plangebied

In tabel 1 is te zien dat op de genoemde bedrijfslocaties bedrijven zijn toegelaten tot maximaal cat. 1 dan wel maximaal cat. 2. Dit betreft dezelfde of lagere toegelaten maximale categorieën als in het vorige bestemmingsplan, zij het dat daarin een andere bestemming was toegekend. Op grond van het Delftse beleid inzake bedrijven en milieuzonering zijn de betreffende maximaal toegelaten categorieën inpasbaar in de (woon-)omgeving. Enige uitzondering op deze regel is het cat. 3.2-bedrijf aan Buitenwatersloot 335, dat niet als zodanig in het vorige bestemmingsplanmatig geregeld was, maar rechtens ter plaatse wel is toegestaan.

4.4.2 Toetsing aan het Besluit milieueffectrapportage

Als gevolg van de wijziging van de bestemmingen wordt in principe ruimte geboden aan andere functies dan onder de bestaande bestemmingen mogelijk is. Deze activiteit is in het Besluit milieueffectrapportage opgenomen onder activiteit D11.2.

  Activiteit   Gevallen   Plannen   Besluiten  
D 11.2   De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.   In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer,

2°. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of

3°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.  
De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.   De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.  

Afgezien van de mogelijke functieverandering is er in het bestemmingsplan niet of nauwelijks ruimte voor uitbreidings- en ontwikkelingsopgaven. De drempelwaarden die onder de kolom 'gevallen' zijn benoemd worden als gevolg van het consoliderend bestemmingsplan dan ook niet overschreden.

Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage en die beneden de drempelwaarden vallen, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd. In de vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt onderzocht of belangrijke milieugevolgen kunnen worden uitgesloten of niet. Dit kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk; of
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r..
4.4.3 Beoordeling

Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud moet aandacht worden besteed aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten', namelijk;

1. Kenmerken van het project

2. Plaats van het project

3. Kenmerken van het potentiële effect

Kenmerken en plaats van het project

Het plangebied maakt onderdeel uit van het overwegend woongebied aan de westzijde van de binnenstad. Het gebied wordt gevormd door een verzameling buurten met verschillende karakteristieken maar die per buurt een homogeen karakter hebben.

Zoals onder het kopje 'voorgenomen activiteit' is beschreven is voor het plangebied Noordwest 2 een consoliderend bestemmingsplan opgesteld. Er zijn alleen een aantal kleine wijzigingen in de bestemming van bepaalde functies doorgevoerd. De bestaande functies kunnen echter ook na de vaststelling van het bestemmingsplan worden voortgezet. Het bestemmingsplan voorziet dan ook niet direct in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied. Wel is het mogelijk dat er in een toekomstige situatie op een klein aantal locaties andere functies gerealiseerd kunnen worden (zie ook tabel 1). Voor deze ontwikkelingen gelden echter soortgelijke of zelfs strengere planvoorwaarden als in het huidige bestemmingsplan. Noemenswaardige veranderingen in de aard en omvang van het stedelijk gebied treden dan ook niet op.

Kenmerken van het potentiële effect & m.e.r.-(beoordelings)plicht

De aard en omvang van de functies in het plangebied blijft nagenoeg gelijk. Belangrijke nadelige milieueffecten treden als gevolg van het bestemmingsplan Noordwest 2 dan ook niet op.

Omdat de voorgenomen activiteit niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen leidt is het uitvoeren van een m.e.r.(-beoordeling) niet noodzakelijk.

4.5 Water

4.5.1 Bestaande situatie

Waterkwantiteit

Het plangebied ligt in de Voordijkhoornse en Hoge Abtwoudse Polder. Daartussen ligt de Buitenwatersloot wat onderdeel is van het boezemwater. In het deel van de Voordijkhoornse Polder wat in het plangebied ligt is beperkt oppervlaktewater aanwezig. In de Hoge Abtwoudse polder is onder andere bij de aanleg van de nieuwbouwwijk Hoornse Zoom oppervlaktewater toegenomen. Daarnaast is met de aanleg van natuurvriendelijke oevers in zowel de Voordijkhoornsepolder als de hoge Abtwoudsepolder de waterberging in het gebied verhoogd.

Er zijn meerdere inlaatwerken en lange duikerverbindingen aanwezig van de Buitenwatersloot via het Westeinde naar de watergang ter plaatse van de Michiel ten Hovestraat en vanaf de Mosjesbrug naar het Kruitmolenpad. Daarnaast is nog een minder lange duiker aanwezig naar de watergang in het Henry Dunantpark. De duiker vanaf de Mosjesbrug wordt niet meer gebruikt als hoofdinlaat. De Krakeelhofvijver, de watergang achter de Mienette Stormstraat en de Mina Krusemanstraat zijn door middel van duikers verbonden met het watersysteem ten zuiden van de Westlandseweg. In de huidige situatie wordt zowel ter plaatse van de Toos Poststraat en de Krakeelbrug via inlaatwerken en duikervindingen water ingelaten in de Hoge Abtswoudse Polder.

De primaire watergangen en hoofdwatergangen zijn specifiek als water op de verbeelding weergegeven. Overige watergangen kunnen opgenomen zijn onder de bestemming groen. Bruggen zijn mogelijk binnen de bestemming water en groen. Zonder toestemming van het Hoogheemraadschap mogen de watergangen niet worden gedempt of duikers worden verwijderd.

Het waterpeil in de boezem en polders is vastgesteld op de volgende streefpeilen:

  • Boezemwater 0,43 - NAP
  • Voordijkhoornsepolder 1,30 – NAP
  • Hoge Abtwoudsepolder 1,50 - NAP

Waterkeringen

De Buitenwatersloot en de watergang langs het Polderpad is boezemwater. Langs deze watergangen liggen waterkeringen. Deze keringen en beschermingszones zijn op de verbeelding als dubbelbestemming weergegeven. In de waterkering en beschermingszone mag niet zonder toestemming van het Hoogheemraadschap van Delfland gebouwd worden.

Waterkwaliteit en ecologie

De waterkwaliteit in het plangebied is in het algemeen redelijk. In de afgelopen jaren zijn er op meerdere locaties maatregelen genomen om de waterkwaliteit te verbeteren. De watergangen in de Hoornse Zoom (woonwijk voormalig VDD terrein) zijn deels ingericht met natuurvriendelijke oevers. Daarnaast zijn langs de watergangen langs het Henry Dunantpark, Krakeelpolderweg en Pootstraat natuurvriendelijke oevers aangelegd.

De Buitenwatersloot maakt onderdeel uit van de Oostboezem, een waterlichaam wat is aangewezen in de Kader Richtlijn Water.

De aanleg van natuurvriendelijke oevers is mogelijk binnen de bestemming water of groen.

Waterzuivering en afvalwater

In het plangebied loopt een collecteurriool onder en ten oosten van de Prinses Beatrixlaan.

Het grootste deel van het plangebied is gescheiden gerioleerd. Een deel van de Voordijkhoornsepolder is gemengd gerioleerd. In de Hoornse Zoom is een verbeterd gescheiden riolering aangelegd.

Grondwater

In het plangebied is in het algemeen een hogere grondwaterstand. In het plangebied zijn meerdere gemeentelijke peilbuizen van het grondwatermeetnet Delft aanwezig. De drooglegging is gemiddeld tussen de 70 en 90 cm. Dit is in het algemeen voldoende volgens de grondwatervisie van de gemeente Delft.

4.5.2 Gewenste ontwikkeling

Waterkwantiteit

Er zijn voor het plangebied geen specifieke maatregelen benoemd. Indien er ontwikkelingen plaatsvinden dient nagegaan te worden of er knelpunten met water zijn en of deze te verwachten zijn door de ontwikkeling. In overleg met gemeente Delft en het Hoogheemraadschap dient bepaald te worden of waterberging noodzakelijk is.

De bestaande watergangen in het plangebied mogen niet zonder toestemming van het Hoogheemraadschap worden gedempt. Bij demping dienen de watergangen te worden gecompenseerd in het nieuwe watersysteem. Het verwijderen of verleggen van de bestaande duikers in het plangebied dienen eveneens in toestemming van het Hoogheemraadschap te geschieden.

Veiligheid en waterkeringen

Bouwen op de waterkering is alleen mogelijk als kan worden aangetoond dat de waterkering niet wordt aangetast. Daarvoor is toestemming (watervergunning en omgevingsvergunning) nodig van het Hoogheemraadschap. Ook bouwen in de beschermingszone is niet zonder meer toegestaan en hiervoor dient toestemming te worden verkregen bij het Hoogheemraadschap.

Waterkwaliteit en ecologie

Waar mogelijk dienen er natuurvriendelijke oevers te worden aangelegd. In de regels wordt opgenomen dat natuurvriendelijke oevers in zowel de bestemming water als groen mogelijk is, zodat hier flexibel mee omgegaan kan worden.

In de Buitenwatersloot is geen ruimte om maatregelen te nemen ten behoeve van de Kader Richtlijn Water. Mogelijk zijn er kansen in de zijgang langs het Polderpad. Deze mogelijkheid dient nog onderzocht te worden maar zijn binnen de bestemming water en groen mogelijk.

Het gebruik van uitlogende materialen die in contact komen met het hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden, zodat dit niet in het oppervlaktewater komt.

Waterzuivering en afvalwater

Nieuwe riolering in het plangebied dient gescheiden te worden aangelegd en wordt aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel. Het afvalwater dient te worden afgevoerd naar de AWZI. Voor het afgekoppelde hemelwater kan er worden gekozen voor infiltratie in de bodem of voor vertraagde afvoer naar het oppervlaktewater of waterberging. Zichtbare oppervlakkige hemelwaterafvoer naar de waterpartij of waterberging is ook een mogelijkheid.

Grondwater

Bij ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met voldoende ontwateringsdiepte (Gemeentelijke grondwatervisie: >70 cm –mv.) en indien nodig dienen maatregelen genomen te worden zoals verhogen maaiveld of aanleg drainage. Met de aanleg van drainage moet terughoudend omgegaan worden omdat de grondslag gevoelig is voor ontwatering (veen).

In verband met de geplande reductie van de grondwateronttrekking van Delft Noord dient rekening gehouden te worden met een grondwaterstijging van 25-50 cm.

4.5.3 Watertoets

Het Hoogheemraadschap van Delfland is in het kader van artikel 3.1.1 Bro gevraagd te reageren op het plan. Per brief d.d. 22 augustus 2016 heeft het Hoogheemraadschap aangegeven dat in het bestemmingsplan invulling is gegeven aan alle aspecten die van belang zijn voor een goede waterhuishouding.

4.5.4 Conclusie

Er zijn geen geplande ontwikkelingen die van invloed zijn op de waterhuishouding in het gebied. Het bestemmingsplan voldoet aan de wet- en regelgeving en beleid met betrekking tot het aspect water.

4.6 Ecologie

4.6.1 Bestaande situatie

Bestaande situatie ecologie en groen

Het plangebied bestaat uit verschillende woonwijken, kleine bedrijventerreinen en diverse maatschappelijke voorzieningen. In het plangebied liggen onderdelen van de gemeentelijke ecologische hoofdstructuur. Dit betreft de Prinses Beatrixlaan, de Westlandseweg, het Polderpad en Henry Dunant Park en de watergang met bijbehorend groen in de Hoornse Zoom. De bomen langs de Buitenwatersloot zijn onderdeel van de gemeentelijke ecologische boomstructuur.

De ecologische zone langs de Prinses Beatrixlaan is erg versnipperd en in het noordelijke deel van het plangebied afwezig als gevolg van bebouwing.

Naast de ecologische structuren zijn er ook verschillende groenstructuren op wijkniveau aanwezig.

Dit betreft onder andere het midden gebied in de wijk Hoornse Zoom, De groenzone tussen de Mienette Stormstraat en de Mina Krusemanstraat, en de groenzone in het verlengde van de Aletta Jacobsstraat, en langs de Pootstraat. Deze groenzones zorgen samen met de ecologische verbindingszones voor een ecologisch netwerk op wijkniveau.

In de afgelopen jaren zijn op verschillende locaties in het plangebied natuurvriendelijke oevers gerealiseerd. Bij de aanleg van de wijk de Hoornse Zoom zijn de watergangen aangelegd met een dras oever. Daarnaast zijn oevers gerealiseerd langs de bestaande watergangen in het Henry Dunantpark, de Krakeelpolderweg en de Pootstraat. Dit heeft de ecologische en sociale kwaliteit van het groen verhoogd.

4.6.2 Beleid

Flora- en faunawet

In het plangebied komen algemeen beschermde soorten flora en fauna voor. Op basis van de Nationale Databank Flora en Fauna is bekend dat er tabel 1, 2 en 3 soorten en vogels voorkomen in het gebied. Voor tabel 2 en 3 soorten en vogels valt te denken aan vleermuizen, gierzwaluwen en mussen en vaatplanten. Zo zijn vleermuizen met name te vinden langs gecombineerde water- en groenzones zoals de Buitenwatersloot, Molensingel, Pootstraat, Polderpad en het water naast het Krakeelhof. Muurplanten zijn onder andere te vinden in de kade van de Buitenwatersloot.

Er worden met dit bestemmingsplan geen specifieke ontwikkelingen mogelijk gemaakt die de flora en fauna of verblijfplaatsen kunnen schaden. Bij renovatie, sloop en nieuwe ontwikkelingen dient onderzoek (quick scan) uitgevoerd te worden om na te gaan of er beschermde plant of diersoorten aanwezig zijn. Daarnaast dient terughoudend omgegaan te worden met het plaatsten van hoog uitstralende verlichting langs onder andere bomenlanen, om overlast voor vleermuizen te beperken.

Verder dient te allen tijde de zorgplicht in acht genomen te worden.

Bomenverordening

Uitgangspunt is dat bomen worden behouden en ingepast, waar dit niet mogelijk is dient een kapvergunning aangevraagd te worden en dient een boom terug geplant te worden. In het gebied zijn monumentale bomen aanwezig. In de straal van 8 m vanuit de stam mag niet worden gewerkt zonder aanlegvergunning. De bomen staan op de verbeelding weergegeven.

4.6.3 Gewenste ontwikkeling

Er zijn geen specifieke ontwikkelingen in het plangebied waar kansen liggen voor groen en ecologie. De ambitie is het ecologisch netwerk te versterken en de sociale, fysische en economische kwaliteit van groen te verhogen. Bij ontwikkelingen moet de waarde van groen als integraal onderdeel worden meegenomen en moet gekeken worden hoe groen kan bijdragen aan de klimaatadaptatie van de stad.

4.6.4 Mina Krusemanstraat 40-44

Aangezien er ter plaatse van Mina Krusemanstraat 40-44 werkzaamheden gaan plaatsvinden aan de gevel is er een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheid van het voorkomen van nesten van vleermuizen in de gevels. Het onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 2 bij deze toelichting. Uit het onderzoek komt naar voren dat het gebouw niet geschikt is voor het nestelen van vleermuizen. De Flora- en faunawet wordt niet overschreden door het toestaan van de functiewijziging van maatschappelijk naar wonen. Flora en fauna vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.6.5 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de Flora- en faunawet geen belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.7 Bodem

4.7.1 Bestaande situatie

Op basis van historische informatie en in het verleden uitgevoerde bodemonderzoeken, is voor het gehele grondgebied van Delft een bodemkwaliteitskaart opgesteld. De kaart maakt deel uit van de Nota bodembeheer en is in december 2009 bestuurlijk vastgesteld. Het plangebied valt in deze bodemkwaliteitskaart in de zones '07a. Wonen 1600-1880, 1-1,5 m opgehoogd, puinhoudend', '11. Wonen na 1940, 1 m opgehoogd', '12. Wonen 1940-1960, 1-1,5 m opgehoogd', en niet gezoneerd gebied (huidige molenbuurt langs de Buitenwatersloot ook bekend als voormalig VDD-terrein). Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat de algemene bodemkwaliteit is gekwalificeerd als niet tot matig verontreinigd.

4.7.2 Beleid en onderzoek

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet door bodemonderzoek worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. Indien uit onderzoek blijkt dat er sprake is van humane, ecologische of verspreidingsrisico's (saneringsnoodzaak), dienen deze te worden weggenomen. De locatie is geschikt voor de beoogde functie als blijkt dat er voor die functie geen risico's meer aanwezig zijn (functiegericht saneren). In het algemeen dient de bodemkwaliteit te worden gehandhaafd en waar mogelijk op lokaal niveau te worden verbeterd. De bodemkwaliteit mag in geen geval verslechteren. De vigerende wetgeving (Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit), het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk bodembeleid moet in acht worden genomen.

Uit de in het gebied uitgevoerde onderzoeken blijkt dat er geen sprake is van gevallen van ernstige bodemverontreiniging waar humane, ecologische of verspreidingsrisico's aanwezig zijn.

4.7.3 Gewenste ontwikkeling

Het bestemmingsplan is conserverend van aard, met uitzondering van:

  • Kluizenaarsbocht 6, daar wijzigt de bestemming van Maatschappelijk naar Gemengd. Binnen deze bestemming vallen minder gevoelige of vergelijkbare gebruiken. Er is geen bodemonderzoek noodzakelijk in het kader van de bestemmingswijziging;
  • Buitenwatersloot 333, daar wijzigt de bestemming van Bedrijven naar Gemengd. Bij de bestemming gemengd worden gevoeliger gebruiken toegestaan (maatschappelijke voorzieningen). Daarom is in beginsel bodemonderzoek noodzakelijk. De huidige, reeds geruime tijd bestaande, bedrijfsvoering is niet veranderd en er zijn, naar nu bekend is, geen voornemens om andere activiteiten te gaan ontplooien op dit perceel. Het uitvoeren van bodemonderzoek is niet noodzakelijk, omdat contactmogelijkheden met de grond als gevolg van de aanwezige bebouwing ontbreken.
  • Buitenwatersloot 327, daar wordt de aanduiding 'dansschool' toegevoegd, om de reeds vergunde nieuwvestiging van dansschool Wesseling te bestemmen. Het gebruik wijzigt naar een gevoeliger gebruik, hiervoor is bodemonderzoek noodzakelijk. Echter voor de nieuwe bedrijfsvoering vinden geen wijzigingen aan het hoofdgebouw plaats. Het uitvoeren van bodemonderzoek is niet noodzakelijk, omdat contactmogelijkheden met de grond als gevolg van de aanwezige betonvloer ontbreken.

Er worden verder in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Uitgangspunt is dat de bodem geschikt moet zijn voor de beoogde functie. De algemene bodemkwaliteit dient te voldoen aan de lokale maximale waarden in combinatie met de bodemfunctie die voor het betreffende gebied zijn vastgesteld. De lokale maximale waarden en de bodemfunctie zijn opgenomen in de Nota bodembeheer. In de praktijk komt het erop neer dat de huidige bodemkwaliteit gehandhaafd wordt.

Bij grondverzet wordt bij voorkeur gewerkt met een gesloten grondbalans (met uitzondering van mogelijk ernstig verontreinigde saneringslocaties). De vrijkomende grond wordt zoveel mogelijk binnen het gebied hergebruikt op basis van de Nota bodembeheer. Hierdoor blijft het gebruik van grondstoffen en vervoersbewegingen tot een minimum beperkt. Indien grond nodig is, dan heeft het de voorkeur dit zoveel mogelijk vanuit de gemeente of de regio aan te voeren.

4.7.4 Onderzoek Mina Krusemanstraat 40-44

Naar aanleiding van de voorgenomen functiewijziging aan de Mina Krusemanstrat 40-44 is hier een bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in . Uit het onderzoek komt naar voren dat er ter plaatse van het onderzoeksgebied geen verontreinigingen in de bodem aanwezig zijn. De bodemkwaliteit ter plaatse is voldoende voor de functie wonen.

4.7.5 Conclusie

Omdat het bestemmingsplan grotendeels conserverend van aard is, staat het aspect bodemkwaliteit de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

4.8 Milieuzonering bedrijven

4.8.1 Bestaande situatie

Ruimtelijke ordening beoogt zowel een aangenaam woon- en leefklimaat als een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven te creëren. Een goede ruimtelijke ordening voorkomt voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten van bedrijven. Bovendien biedt het bedrijven voldoende zekerheid om hun activiteiten uit te kunnen voeren. Milieuzonering legt een relatie tussen de milieuaspecten van een bedrijf - geluid, geur, gevaar en stof - en de omgeving. Daarnaast is de mate waarin een bedrijfstype personen- of goederenverkeer genereert mede bepalend voor de mate van hinder, en dus voor de mogelijkheid tot vestiging of uitbreiding. Bij milieuzonering staat de vraag centraal welke afstand aanvaardbaar is tussen (nieuwe dan wel bestaande) bedrijven en (nieuwe dan wel bestaande) woningen.

4.8.2 Beleid en onderzoek

Voor milieuzonering wordt landelijk gebruik gemaakt van de VNG-handreiking "Bedrijven en Milieuzonering". De VNG-handreiking geeft bouwstenen voor milieuzonering. Op lokaal niveau moet worden beoordeeld hoe zonering wordt toegepast. Als hulpmiddel daarvoor geldt binnen de gemeente Delft de nota "Milieuzonering Bedrijven in Bestemmingsplannen 2012". De nota is niet bedoeld als bindend beleid: de uiteindelijke afweging is maatwerk en wordt gemaakt bij het ruimtelijk plan (het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning).

Delft is een bestaande ('compacte') stad met een ruime mate van functiemenging. Bij de toelaatbaarheid van functies wordt daarmee rekening gehouden. In de nota is Delft ingedeeld in gebiedstypen. Per type is beoordeeld welke milieubelasting aanvaardbaar is. Bij gebiedstypen die het karakter hebben van een rustige woonwijk wordt uitgegaan van de standaard richtafstanden uit de VNG-handreiking. Bij gebieden met een gemengd karakter worden de richtafstanden met één afstandsstap verlaagd. Dat geldt ook ingeval van historisch gegroeide situaties met een kleine afstand tussen bedrijfsterreinen en woningen. Is er geen sprake is van een bestaande situatie die de toepassing van één afstandstap kleinere richtafstanden noodzakelijk maakt en kan rechtvaardigen, dan worden de standaard richtafstanden van de VNG toegepast. In de onderhavige situatie is dat het geval.

4.8.3 Gewenste ontwikkeling

Gewijzigde bestemmingen

Dit bestemmingsplan Noordwest 2 is hoofdzakelijk consoliderend van aard. In Bijlage 1 is een overzicht opgenomen van (locaties van) bedrijven en (commerciële) instellingen die binnen het plangebied aanwezig zijn en uit oogpunt van bedrijven en milieuzonering relevant zijn. In de meeste gevallen verandert er ten opzichte van het vorige bestemmingsplan niet wezenlijk iets. De in het kader van bedrijven en milieuzonering relevante wijzigingen zijn in de navolgende tabel 1 vermeld.

Bedrijf en adres   Oude bestemming   Nieuwe bestemming  
Delftse Watersportvereniging   Bedrijfsdoeleinden   Bedrijf, max. cat. 1
+ functieaanduiding watersport max. cat. 2  
Kattenpension,
Buitenwatersloot 340  
Maatschappelijke doeleinden   Maatschappelijk
+ functieaanduiding dierenasiel
max. cat. 2 (= alleen katten)  
Dansschool,
Buitenwatersloot 327  
Bedrijfsdoeleinden   Bedrijf, max cat 2
+ functieaanduiding dansschool  
Diverse bedrijven, Buitenwatersloot 333   Bedrijfsdoeleinden   Gemengd, max. cat. 2  
Diverse bedrijven, Buitenwatersloot 335   Bedrijfsdoeleinden   Bedrijf, max. cat. 2
+ maatbestemming voor constructiebedrijf max. cat. 3.2  
Diverse bedrijven, Kluizenaarsbocht 2, 6 en 7   Maatschappelijke doeleinden
Bedrijfsdoeleinden  
Gemengd, max. cat. 1  

Tabel 1: Relevante gewijzigde bestemmingen. (*): zie ook tabel 2

In tabel 1 is te zien dat op de genoemde bedrijfslocaties bedrijven zijn toegelaten tot maximaal cat. 1 dan wel maximaal cat. 2. Dit betreft dezelfde of lagere toegelaten maximale categorieën als in het vorige bestemmingsplan, zij het dat daarin een andere bestemming was toegekend. Op grond van het Delftse beleid inzake bedrijven en milieuzonering zijn de betreffende maximaal toegelaten categorieën inpasbaar in de (woon-)omgeving. Enige uitzondering op deze regel is het cat. 3.2-bedrijf aan Buitenwatersloot 335, dat niet als zodanig in het vorige bestemmingsplanmatig geregeld was, maar rechtens ter plaatse is wel is toegestaan.

Bestaande conflictsituaties

In Delft voldoen afstanden tussen bedrijven en woningen niet altijd aan de richtafstanden. Het gaat daarbij meestal om historisch gegroeide situaties. Ook bestaande situaties (mogen ) worden getoetst aan het milieuzoneringsbeleid van de gemeente. Daar waar een bestaande afstand kleiner is dan een aan te houden richtafstand wordt (aan het betreffende bedrijf) in beginsel een maatwerkbestemming toegekend. Dat betekent dat het bedrijf, voor zover dit zich in een te hoge milieucategorie bevindt, nauwkeurig wordt bestemd conform het huidige gebruik en in de huidige omvang.

Het doel van een maatwerkbestemming is om de milieuhinder voor de omgeving in elk geval niet te laten toenemen en waar mogelijk te verminderen. Uiteraard streeft de gemeente Delft naar het voorkomen van maatwerkbestemmingen. Bijvoorbeeld wanneer met het bedrijf een beter passende milieucategorie kan worden overeengekomen. Dat laatste is echter niet altijd redelijk haalbaar.

Een belangrijke voorwaarde voor het opnemen van een maatwerkbestemming is dat er geen sprake mag zijn van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voorwaarden hiervoor zijn in elk geval:

  • er zijn geen klachten ingediend over milieuhinder vanwege het bedrijf;
  • er is geen sprake van een lopende een (milieu- of RO-) handhavingszaak inzake het bedrijf;
  • het bedrijf is niet aangewezen in het kader van een milieukundig saneringsprogramma.

Indien en voor niet (geheel) aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan kán er sprake zijn van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het opnemen van een maatwerkbestemming conform het huidige gebruik is dan niet onmogelijk, maar niet vanzelfsprekend.

Binnen dit plangebied komen enkele locaties voor waarbij de richtafstand niet wordt gehaald. In die gevallen is een maatwerkbestemming noodzakelijk. In de navolgende tabel wordt dit aangegeven en gemotiveerd.

nr.   Bedrijf   Milieu-categorie   Overweging  
2   Delftse Watersport-vereniging   cat 1
cat. 2M  
Betreft terrein met loods in gebruik bij een watersportvereniging. Te beschouwen als cat. 2 (clubgebouw). Ter plaatse is max. cat. 1 bestemd en inpasbaar. Maatwerkbestemming aanvaardbaar (ws) / max. cat. 2.  
3   Kattenhotel Chat Noir   cat. 1
cat. 2M  
Het betreft een kattenpension. Te beschouwen als cat. 2 (op het aspect geluid is een correctie aanvaardbaar tot 30 m, gelijk aan de richtafstand voor geur. Ter plaatse is max. cat. 1 bestemd en inpasbaar. Maatwerkbestemming aanvaardbaar (ds) / max. cat 2.  
13   Centwerk, Pleyte   cat. 2
cat. 3.2 M  
Pleyte betreft een electrotechnisch bedrijf, hiervoor volstaat cat. 2. Centwerk betreft constructiebedrijf / metaalbewerking. Hiervoor moet worden uitgegaan van cat. 3.2. Deze activiteit valt onder het Activiteitenbesluit en hierover is reeds eerder een beschikking afgegeven, welke onherroepelijk is.  

Tabel 2: Overwegingen aanpassing milieucategorie

Werken aan huis en milieuzonering

Woningen zijn milieugevoelige functies, waarbij door het werken aan huis tussen de woningen onderling hinder kan ontstaan. Daarom is er voor het werken aan huis een uniforme regeling die geldt voor heel Delft. Door deze regeling, die ook in dit bestemmingsplan is opgenomen, wordt hinder voor omwonenden zoveel mogelijk voorkomen.

4.8.4 Conclusie

Met inachtneming van de hiervoor aangegeven feiten en omstandigheden kan het plan uit oogpunt van bedrijven en milieuzonering aanvaardbaar worden geacht.

4.9 Geluid

4.9.1 Bestaande situatie

Het plangebied bevindt zich binnen de geluidszones van één of meerdere wegen, o.a. de Prinses Beatrixlaan, Westlandseweg en Buitenwatersloot. Verder zijn in het plangebied diverse industriële inrichtingen aanwezig. De betreffende bedrijven behoren overwegend tot milieucategorie 1 of 2. Op een aantal bedrijven rust een maatbestemming, omdat ze qua milieubelasting vergelijkbaar zijn met een bedrijf in categorie 2. Voor meer informatie hierover, zie paragraaf 4.8 Milieuzonering bedrijven.

4.9.2 Beleid en onderzoek

Uit de Wet geluidhinder volgt dat bij de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan of het aanbrengen van wijzigingen in een bestaand bestemmingsplan, onderzoek noodzakelijk kan zijn naar de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen. De volgende geluidsbronnen dienen beschouwd te worden: wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai. Indien blijkt dat de geluidsbelasting niet voldoet aan de gestelde c.q. van toepassing zijnde normen, kunnen in het bestemmingsplan voorschriften worden opgenomen ter bescherming van het akoestisch klimaat bij de geluidsgevoelige gebouwen.

4.9.3 Gewenste ontwikkeling

In dit conserverende bestemmingsplan is sprake van reeds aanwezige geluidsbronnen en reeds aanwezige geluidsgevoelige gebouwen. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De situatie is daarom niet als nieuw of veranderd te beschouwen, zodat onderzoek naar de geluidsbelasting op de in het plangebied aanwezige geluidsgevoelige gebouwen niet noodzakelijk is

4.9.4 Conclusie

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en respecteert als zodanig de maximaal toelaatbare geluidsbelasting ter plaatse van de in het plangebied aanwezige geluidsgevoelige gebouwen. Het aspect geluid vormt derhalve geen knelpunt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.10 Luchtkwaliteit

4.10.1 Bestaande situatie

Het plangebied bestaat uit verschillende woonwijken, kleine bedrijventerreinen en diverse maatschappelijke voorzieningen.

4.10.2 Beleid en onderzoek

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wm). In samenhang met Titel 5.2 zijn de grenswaarden voor luchtkwaliteit in bijlage 2 van de Wm opgenomen. In Titel 5.2 Wm is bepaald dat bestuursorganen een besluit, dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen nemen wanneer:

  • 1. wordt voldaan aan de in bijlage 2 Wm opgenomen grenswaarden;
  • 2. een besluit (per saldo) niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • 3. aannemelijk is gemaakt dat een besluit 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de concentratie van een stof;
  • 4. het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
4.10.3 Gewenste ontwikkeling

Het bestemmingsplan is conserverend van aard, er worden geen noemenswaardige nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Daarmee zal het bestemmingsplan geen negatieve invloed hebben op de luchtkwaliteit. Bovendien blijkt uit de Grootschalige Achtergrondconcentraties Nederland (GCN) en resultaten van de NSL Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) dat er op dit moment geen overschrijdingen zijn voor NO2 en PM10 binnen het plangebied.

Op grond van de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit'), kan voorliggend bestemmingsplan zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

4.10.4 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan.

4.11 Externe veiligheid

4.11.1 Bestaande situatie

Het plangebied bestaat uit verschillende woonwijken, kleine bedrijventerreinen en diverse maatschappelijke voorzieningen

4.11.2 Beleid en onderzoek

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's voor de omgeving vanwege het gebruik, de productie, opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. De belangrijkste wet- en regelgeving voor externe veiligheid is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Risicovolle inrichtingen
In het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen zoals bedoeld in het Bevi. Ten noorden van het plangebied bevindt zich de risicovolle inrichting DSM Gist BV. Op de bedrijfsactiviteiten van DSM is het Besluit risico's zware ongevallen (BRZO) van toepassing, het bedrijf valt daarmee onder de werking van het Bevi. Het noordelijke deel van het plangebied ligt op de rand van het invloedsgebied van DSM.

In 2013 is voor het DSM-terrein het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Delft Noord (DSM)' vastgesteld. In het kader daarvan is onderzoek gedaan naar het groepsrisico. Uit het onderzoek (rapport 'Beschouwing risicobronnen en verantwoording groepsrisico Bedrijventerrein Delft Noord', Save, 5 september 2012) blijkt dat het invloedsgebied ca. 1500 m bedraagt en dat de hoogte van het groepsrisico in de huidige situatie net boven de oriëntatiewaarde ligt. Uit het onderzoek blijkt dat alleen ontwikkelingen binnen de 10-7 contour van DSM het groepsrisico zichtbaar doen toenemen. Het plangebied ligt ruim buiten deze contour en zal niet leiden tot een verandering van het groepsrisico.

Transport gevaarlijke stoffen over spoor
Op basis van de Regeling Basisnet vindt over de spoorlijn door Delft geen transport van gevaarlijke stoffen plaats. Dit is daarom niet relevant voor externe veiligheid.

Transport gevaarlijke stoffen over de weg
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de Rijksweg A13. Bij de (ver)bouw van woningen dient rekening te worden gehouden met maatregelen ten gevolge van een toxisch scenario, zoals uitschakelbare ventilatie.

Transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In en om het plangebied bevinden zich geen risicorelevante buisleidingen met een invloed op het plangebied.

4.11.3 Gewenste ontwikkeling

Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Binnen het plangebied zijn geen Bevi-bedrijven of andere bedrijven die van invloed zijn op de externe veiligheid toegestaan. Dit is vastgelegd in de regels.

4.11.4 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan.

4.12 Verkeer & Infrastructuur

4.12.1 Openbaar vervoer

Bestaande situatie

Het gebied wordt primair bediend door busvervoer. Tramlijn 1 heeft alleen een halte bij het meest zuidoostelijke deel van het plangebied op de kruising Krakeelpolderweg – Westlandseweg. Onderstaande figuur geeft de routes van het openbaar vervoer anno 2016 aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0050-2001_0006.jpg"

Figuur 4.12.1: OV-routes in 2016

De hoofdas van het busvervoer loopt vanaf het station via de Westlandseweg richting de Reinier de Graafweg. Hierop rijden streekbussen richting Naaldwijk (lijn 32), Maassluis (lijn 33) en Den Haag Zuidwest (lijn 37).

Grote delen van het plangebied liggen binnen 2 kilometer afstand van het station Delft. Dit station heeft een IC-status.

Beleid en onderzoek

De Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) is de openbaar vervoer autoriteit in de regio. De gemeente Delft geeft bij de regio aan wat de prioriteiten van Delft zijn voor wat betreft het openbaar vervoer. Het gebruik en de gewenste ontwikkelingen van het stad- en streekvervoer zijn beschreven in het Lokaal Verkeer en Vervoerplan (LVVP, 30 juni 2005). In 2011 is het LVVP geactualiseerd. In de Strategische agenda mobiliteit (2013) is vastgesteld welke nog te realiseren verkeersprojecten het meest bijdragen aan de versterking van de Stad van Kennis en Innovatie.

Gewenste ontwikkeling

De belangrijkste bijdrage aan het versterken van de Stad van Kennis en Innovatie op het gebied van openbaar vervoer is de route van lijn 37 op HOV kwaliteit brengen. Lijn 37 rijdt in oostelijke richting door via de TU Campus richting Delfgauw en doorkruist Delft van west naar oost.

Conclusie

Op de route Westlandseweg – Reinier de Graafweg dient rekening te worden gehouden met HOV-tracé, die in de toekomst vertramming van de route mogelijk maakt. Dit tracé ligt langs het plangebied. In het bestemmingsplan is de bestaande ruimte voor de weg overgenomen en als zodanig bestemd.

4.12.2 Langzaam verkeer (fietsers en voetgangers)

Bestaande situatie

De hoofdfietsroutes in het plangebied zijn:

  • 5. Oost-westrichting:
    • a. Buitenwatersloot;
    • b. Westlandseweg – Reinier de Graafweg (ook regionale route).
  • 6. Noord-zuidrichting:
    • a. Krakeelpolderweg;
    • b. Prinses Beatrixlaan (ook regionale route);
    • c. Westlandseweg (tussen Buitenwatersloot en Buitenhofdreef.

Beleid en onderzoek

Het beleid voor langzaam verkeer is vastgelegd in het Fietsactieplan II (2005-2010), vastgesteld in juni 2005 en geactualiseerd in juni 2011. In het Fietsactieplan wordt gestreefd het fietsgebruik te stimuleren, van de fiets een serieus alternatief te maken voor de auto en zo ook een bijdrage te leveren aan de bereikbaarheid van de stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0050-2001_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0050-2001_0008.png"

Figuur 4.12.2: fietsnetwerk uit fietsactieplan II

De recent vastgestelde LVVP investeringsagenda 2016 – 2019 wordt in het kader van het Rijksprogramma Beter Benutten Vervolg (BBV) snelfietsroutes verkend vanuit de woonkernen buiten Delft richting TIC Delft. Een van deze routes loopt vanuit Schipluiden / De Lier via de Reinier de Graaf – Westlandseweg. Op de snelfietsroutes wordt gestreefd een fietsinfrastructuur te realiseren die het zo mogelijk maakt snel, comfortabel en veilig te fietsen. Dit is ook aangegeven in de Strategische Agenda Bereikbaarheid (2013), waarin wordt gepleit voor een fietstunnel op de Westlandseweg onder de Prinses Beatrixlaan door.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0050-2001_0009.png"

Figuur 4.12.3: mogelijke snelfietsroutes

Gewenste ontwikkelingen

Er zijn in het plangebied buiten het hoofdnetwerk geen ontbrekende schakels. Wel is er een verkenning snelfietsroute Westland – Delft TIC via de Reinier de Graafweg – Westlandseweg.

Conclusie

Op de route Reinier de Graafweg – Westlandseweg dient rekening te worden gehouden met het opwaarderen van de bestaande fietsinfrastructuur tot snelfietsroute.

4.12.3 Parkeren

Voor het bepalen van de parkeereis geldt de Nota Parkeernormen van 3 juni 2013 als uitgangspunt. Binnen het bestemmingsplangebied is er sprake van twee gebiedsindelingen. Ten oosten van de Prinses Beatrixlaan dient rekening te worden gehouden met de parkeernormen in het “schilgebied”. Ten westen van deze laan dienen de parkeernormen conform “rest van de bebouwde kom” te worden aangehouden.

Binnen het bestemmingsplangebied vindt er parkeerregulering plaats op de Krakeelpolderweg, als onderdeel van gebied C. In gebied C zijn 2 soorten parkeerplaatsen:

  • 7. Plaatsen voor vergunninghouders;
  • 8. Mix-parkeerplaatsen waar zowel tegen betaling als met een vergunning kan worden geparkeerd.

De parkeerregulering is ingesteld om uitwijkgedrag vanuit de binnenstad te voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0050-2001_0010.jpg"

Figuur 4.12.4: huidig reguleringsgebied en mogelijke uitbreiding binnen bestemmingsplangebied

Beleid en onderzoek

De Kadernota Parkeren 2013 – 2020 maakt helder welke keuzes worden gemaakt om de juiste parkeerder op de juiste plaats te krijgen. Daar waar nodig wordt dit ondersteund met parkeerregulering. Voor reguleringsgebied C betekent dit voor bewoners goede kans op een parkeerplaats in de buurt van hun woning en voldoende ruimte voor hun bezoek. Bij winkels bestaat de mogelijkheid van Stop&Shop-regulering. In de kadernota staat aangegeven dat het reguleringsgebied kan worden uitgebreid tot het hele gebied ten oosten van de Prinses Beatrixlaan (zwart omkaderde gebied).

Gewenste ontwikkeling

De Kadernota parkeren maakt het mogelijk om het reguleringsgebied verder uit te bouwen, als daar in de wijk voldoende draagvlak voor is onder bewoners en andere belanghebbenden.

Mina Krusemanstraat 40-44

Ten behoeve van de ontwikkeling aan de Mina Krusemanstraat 40-44 is op grond van de Nota Parkeernormen 2013 uitgegaan van de maximale parkeernorm voor studio's, te weten 0,6 parkeerplaats per woning. Dit komt neer op 12 parkeerplaatsen. Op het terrein wordt voorzien in 13 parkeerplaatsen. Er wordt dan ook voldaan aan de parkeernorm uit de Nota Parkeernormen 2013. Dit aspect vormt geen belemmering.

Conclusie

Voor het bepalen van de parkeereis geldt de Nota Parkeernormen van 3 juni 2013 als uitgangspunt. Uitbreiding van het reguleringsgebied is mogelijk ten oosten van de Beatrixlaan.

4.12.4 Autoverkeer

Bestaande situatie

Binnen het plangebied is de categorisering binnen de LVVP afgerond. Binnen het bestemmingsplan zijn de volgende wegtypen conform duurzaam veilig te onderscheiden:

  • Stroomwegen;
  • Gebiedsontsluitingswegen;
  • Wijkontsluitingswegen;
  • Erftoegangswegen.

Bij elke wegcategorie horen bepaalde vormgevingskenmerken om te komen tot een verkeersveilige situatie.

Het plangebied bestaat voor een belangrijk deel uit verblijfsgebieden (30 km/u). Vanuit de wijk wordt het verkeer afgewikkeld op wijk- en gebiedsontsluitingswegen (50 km/u):

  • Westlandseweg;
  • Hoornseweg
  • Reinier de Graafweg
  • Krakeelpolderweg – Westeinde.

De Prinses Beatrixlaan als stroomweg (70 km/u) ontsluit vervolgens het plangebied naar de N470 en de A4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0050-2001_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0050-2001_0012.png"

Figuur 4.12.5: wegencategorisering duurzaam veilig

De rijroutes voor hulpdiensten zijn ook van belang. In onderstaande figuur zijn deze rijroutes weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0050-2001_0013.png"

Figuur 4.12.6: brandweerroutes

Beleid en onderzoek

Leidend is het in juni 2005 vastgestelde LVVP en de actualisatie uit juni 2011. In deze documenten is het verkeersbeleid voor de middellange termijn vastgesteld, waarbij het accent is gelegd op:

  • 1. maatregelen ter stimulering van fietsgebruik, openbaar vervoer en vervoer.
  • 2. maatregelen aan de doorgaande noord-zuid en oost-west routes voor autoverkeer, ten einde deze vooral te benutten voor in- en uitgaand verkeer en het doorgaande verkeer te ontmoedigen.
  • 3. het opvangen van de mobiliteitseffecten en van de nieuwe stedelijke ontwikkelingen op de interne en externe bereikbaarheid van de stad.

Omdat de (gewenste) grootschalige ingrepen in de stad een lange looptijd hebben, bevat het LVVP een visie voor de langere termijn (2020) voor het verkeers- en vervoersbeleid en een visie op het toekomstige verkeersnetwerk in samenhang met de andere Delftse plannen.

Gewenste ontwikkeling

De route Westlandseweg – Hoornsewegt is op dit moment de westelijke ontsluitingsroute richting de A4 door het plangebied. De gemeente Midden Delfland treft voorbereidingen voor het doortrekken van de Reinier de Graafweg naar de A4, waardoor het centrum van Den Hoorn wordt ontlast. De Reinier de Graafweg wordt hiermee de “hoofdverbinding” (gebiedsontsluitingsweg) naar de A4 en Naaldwijk. De Westlandseweg en Buitenwaterloot worden afgewaardeerd tot wijkontsluitingsweg. De Reinier de Graafweg wordt dan gereconstrueerd. Naar verwachting gaat de “hoofdverbinding” via de Reinier de Graafweg eind 2017/begin 2018 van start.

Conclusie

De Reinier de Graafweg is gebiedsontsluitingsweg nadat deze weg op het grondgebied van de gemeente Midden-Delfland is doorgetrokken naar de A4. Hierdoor kan de Westlandseweg (ten noorden van de Reinier de Graafweg) en Hoornseweg worden afgewaardeerd tot wijkontsluitingsweg.

4.12.5 Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard. De bestaande structuren worden in stand gehouden en er blijft ruimte behouden voor eventuele uitbreidingen. Het aspect verkeer vormt geen belemmering van het voorliggende bestemmingsplan.

4.13 Energie en duurzaam bouwen

4.13.1 Bestaande situatie

Het plangebied kent een traditionele energievoorziening gebaseerd op gas en elektriciteit. De woningen in het plangebied variëren sterk in bouwjaar, waardoor ook de energetische staat van de woningen varieert. De woningen in de Hoornse Zoom zijn gerealiseerd met een scherpere EPC (12% tot 30%) dan geëist volgens het toen vigerend Bouwbesluit.

4.13.2 Beleid en onderzoek

De gemeente werkt samen met de partners in de stad aan Delft energieneutraal in 2050. De belangrijkste beleidsdocumenten over energie en duurzaam bouwen zijn het Klimaatplan Delft Energieneutraal 2050, duurzaam bouwen beleid en Besluit bodemenergiesystemen.

4.13.3 Gewenste ontwikkeling

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

4.13.4 Conclusie

Voor het plangebied gelden de doelstellingen uit het gemeentelijke Klimaatplan, het duurzaam bouwen beleid en het Besluit bodemenergiesystemen.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Verantwoording planvorm

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard. De mogelijkheden van het geldende bestemmingsplan zijn zoveel mogelijk direct overgenomen. Daarbij is gekeken of de bestaande regelingen vereenvoudigd en verruimd konden worden, zonder dat de rechtszekerheid van omwonenden en andere gebruikers in gevaar komt.

5.2 Systematiek bestemmingen

5.2.1 Inleidende regels

Begrippen

In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

In de begrippen is 'bevoegd gezag' opgenomen (als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang met artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht). Als hoofdregel geldt dat het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag is, tenzij een ander orgaan is aangewezen zoals gedeputeerde staten van de provincie indien het een project van provinciaal belang betreft, of een minister voor projecten van nationaal belang.

Wijze van meten
Het onderhavige artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten, die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, gemeten moeten worden.

5.2.2 Bestemmingsregels

Bedrijf

Binnen de bestemming Bedrijf zijn in beginsel slechts bedrijven toegestaan die vallen in categorie 1 van de Lijst van Bedrijfstypen (LvB). Daar waar ook bedrijven vallende in categorie 2 of 3.1 van de LvB zijn toegestaan, is dit aangegeven op de verbeelding middels een aanduiding. Daarnaast zijn enkele maatwerkregelingen opgenomen voor afwijkende bedrijvigheid, zoals voor de dansschool Wesseling aan Buitenwatersloot 327, het benzinestation aan de Westlandseweg 2 en de watersportvereniging aan Buitenwatersloot 346. Daarvoor zijn eveneens aanduidingen opgenomen op de verbeelding.

Detailhandel

Voor de outdoorwinkel Siem de Jong, Buitenwatersloot 351, is bestemming detailhandel opgenomen. Tevens mag een bedrijf uit maximaal categorie 1 van de LvB zich hier vestigen. Deze regeling is in overeenstemming met het vigerende plan.

Gemengd

Locaties waar diverse functies mogelijk zijn, zijn aangewezen als Gemengd. Binnen deze bestemming zijn detailhandel, (maatschappelijke) dienstverlening, kantoren en bedrijven in categorie 1 van de LvB toegestaan. Op sommige locaties is daarnaast detailhandel en/ of bedrijven in categorie 2 toegestaan. Hiervoor zijn aanduidingen aangegeven op de verbeelding.

Groen
Voor de groenstroken binnen het plangebied is de bestemming 'Groen' opgenomen. Op deze gronden mag in principe niet worden gebouwd.

Kantoor

Binnen het plangebied zijn twee zelfstandige kantoorgebouwen: het kantoor van Univé, aan de Marlotlaan 5 en het kantoor van Jurriens aan de Buitenwatersloot 316. Bij het laatstgenoende perceel is wonen ook mogelijk.

Maatschappelijk

Binnen de bestemming Maatschappelijk zijn sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening toegestaan, waaronder gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/kinderopvang, onderwijs, religie, bibliotheken, openbare dienstverlening. De scholen, (tand)artspraktijken, oefenruimten voor muzikanten en het kattenasiel hebben deze bestemming.

Tuin

Ter plaatse van de bestemming tuin zijn enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De bestemming tuin is veelal opgenomen bij voortuinen om te voorkomen dat deze vol komen te staan met bebouwing.

Verkeer

Alle wegen in het plangebied, met uitzondering van de Pr. Beatrixlaan, hebben de bestemming verkeer gekregen. Binnen deze bestemming zijn alleen ter plaatse van een bouwvlak gebouwde nutsvoorzieningen toegestaan. Voor het overige zijn enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Verkeer - Wegverkeer
De Pr. Beatrixlaan heeft de bestemming Verkeer - Wegverkeer. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan, maar wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding en begeleiding van het verkeer. Tevens zijn binnen deze bestemming twee aanduidingen opgenomen, te weten maatschappelijk en opslag. Ter plaatse van de aanduiding maatschappelijk is drumguards gevestigd. Zij mogen hun normale functie hier blijven uitoefenen, met de kanttekening dat horeca enkel in een ondergeschikte vorm is toegestaan. Daarnaast is horeca van categorie 2 en 3 van de Staat van Horeca-activiteiten sowieso uitgesloten. Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is een bestaande opslag toegestaan.

Water
De bestemming water is opgenomen ter plaatse van het open water dat in het plangebied aanwezig is. Ook waterhuishoudkundige voorzieningen zoals bruggen en duikers zijn uiteraard binnen deze bestemming toegestaan.

Wonen
Aan alle woningen in het plangebied is de bestemming wonen toegekend. Binnen deze bestemming zijn ook aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven toegestaan. Hiervoor zijn specifieke gebruiksregels opgesteld. Het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Bijgebouwen zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan. Hiervoor zijn geen nadere regels opgenomen aangezien dit inmiddels is geregeld in het Besluit omgevingsrecht.

Overige bestemmingen

Leiding - Gas / Riool / Water
In het plangebied liggen een aantal planologisch relevante leidingen: een aardgastransportleiding, een rioolleiding en een waterleiding. De belangen, verbonden aan deze leidingen, zijn in de regels beschermd via de bestemmingen Leiding - Gas, Leiding - Riool en Leiding - Water. Op grond van deze bestemmingen is voor activiteiten waarbij gegraven wordt, zoals bouwen en een aantal specifiek genoemde werken en werkzaamheden, een omgevingsvergunning nodig. Het verlenen van de omgevingsvergunning is slechts mogelijk indien de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad.

Waarde - Archeologie I, II en III

De bestemming 'Waarde - Archeologie' is gehanteerd voor een groot deel van het plangebied. Deze gebieden hebben op basis van de archeologische verwachtingskaart mogelijk archeologische waarde. Bouwen is op deze gronden uitsluitend toegestaan met een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels of nadat uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of door middel van een wijzigingsbevoegdheid de bestemming archeologisch waardevol gebied is verwijderd. Per dubbelbestemming is een vrijstellingsgrens opgenomen voor oppervlakten waarvoor het uitvoeren van nader onderzoek niet noodzakelijk is.

Waarde - Cultuurhistorie

De cultuurhistorisch waardevolle bebouwing binnen het plangebied, niet zijnde monumenten, worden beschermd middels deze dubbelbestemming. In de dubbelbestemming zijn voorwaarden opgenomen voor het veranderen van de bebouwing.

Waterstaat - Waterkering

In het plangebied komt ook een waterkering voor. Hiervoor is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. De waterkering ligt langs de Buitenwatersloot. Ter plaatse van deze waterkeringen geldt een beschermende bestemming. Het uitvoeren van werken en werkzaamheden of het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de andere voor die gronden geldende bestemmingen zijn slechts toelaatbaar met een omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend als de waterkeringsbelangen hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Het bevoegd gezag wint advies in bij de beheerder van de waterkering, voordat zij beslist op het verzoek om een omgevingsvergunning.

5.2.3 Algemene regels

Antidubbeltelregel
Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Dit zou bijvoorbeeld aan de orde kunnen zijn ingeval (onderdelen van) bebouwingsstroken van verschillende eigenaars zijn.

Algemene bouwregels
In dit artikel zijn bouwregels opgenomen die gelden voor alle gebouwen binnen het plangebied. Deze regels gelden naast de overige regels in het plangebied.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen verbod opgenomen voor gebruik in strijd met de bestemmingen. In lid 1 is aangegeven welk gebruik in ieder geval verboden is en in lid 2 welk gebruik hieronder niet wordt verstaan.

Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre en in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels ingeval van geringe afwijkingen van de bouwregels.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een beperkte overschrijding van bestemmingsgrenzen.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht
Dit artikel bevat de overgangsregels met betrekking tot het bouwen en het gebruik van gronden. In afwijking van de bouwregels blijven enige bouwmogelijkheden bestaan voor die gebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd bij of krachtens de Woningwet of Wabo. Bestaande afwijkingen mogen in principe niet worden vergroot.

Het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat het in werking treedt, mag worden voortgezet. Het overgangsrecht is echter niet van toepassing op gebruik dat al in strijd was met het voorgaande plan. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan, indien de afwijking hierdoor in mindere mate strijdigheid met dit bestemmingsplan oplevert.

Slotregel
Hierin is de naam van het bestemmingsplan opgenomen; bestemmingsplan Noordwest 2.

5.3 Specifieke elementen

Lijst van Bedrijfstypen
Met behulp van de Lijst van Bedrijfstypen wordt aangegeven welke milieubelastende activiteiten in een gebied wel of niet toelaatbaar zijn. De Lijst van Bedrijfstypen, die de gemeente Delft hanteert bij het bepalen van de milieucategorie, is de lijst afkomstig uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. In deze publicatie staat ook de methodiek van milieuzonering in bestemmingsplannen uitgelegd.

De lijst is afkomstig uit de meest recente versie van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG (http://www.vng.nl/onderwerpenindex/milieu-en-mobiliteit/externe-veiligheid/bedrijven-en-milieuzonering).

Lijst van Horeca activiteiten
Met behulp van de Lijst van Horeca activiteiten in bijlage Staat van Horeca-activiteiten wordt aangegeven welke horeca activiteiten binnen de horeca functie wel of niet toelaatbaar zijn.

Hoofdstuk 6 Handhaving

Conform de Sanctiestrategie Haaglanden hebben die regels, welke bij overtreding tot onwenselijke schade leiden op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening en economie en waarbij tevens geldt dat de kans dat die overtredingen zich voordoen groot wordt geacht, prioriteit en voorrang. Om de schade en de kans op overtredingen te kunnen beoordelen wordt in de nota gewerkt met type plangebieden. Prioriteit wordt aangegeven met de cijfers 1 (intensieve handhaving), 2 (reguliere handhaving) en 3 (incidentele handhaving).

Uiteraard zal altijd worden gereageerd op klachten van omwonenden. Doordat illegale situaties die reeds in strijd waren met het voorgaande bestemmingsplan worden uitgezonderd van het overgangsrecht, bestaat op grond van de jurisprudentie ook na langere tijd in beginsel nog de mogelijkheid om handhavend op te treden. Per geval zal door het bevoegde bestuursorgaan een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak en overleg

Voorliggend bestemmingsplan zal allereerst worden voorgelegd aan de overlegpartners voor het vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening.

Vervolgens zal zal de wettelijke procedure conform de Wet ruimtelijke ordening worden gevolgd. Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan door een ieder een zienswijze worden ingediend. De zienswijzen zullen worden samengevat en beantwoord in de nota zienswijzen. Naar aanleiding van de zienswijzen en ambtshalve aanpassingen kunnen aanpassingen aan het plan worden voorgesteld. Het plan zal vervolgens ter vaststelling aan de gemeenteraad worden aangeboden.

7.1.1 Overleg ex art. 3.1.1 Bro

In het kader van vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept-ontwerp bestemmingsplan in juli 2016 toegezonden aan de volgende overlegpartners:

  • 1. Provincie Zuid-Holland;
  • 2. Ministerie van I&M/Rijkswaterstaat;
  • 3. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
  • 4. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 5. Gemeente Midden-Delfland;
  • 6. KPN W&O NS Access Rayon Midden;
  • 7. Centraal Overlegorgaan;
  • 8. Tennet Zuid-Holland;
  • 9. Stedin;
  • 10. Nederlandse Gasunie;
  • 11. Evides Waterbedrijf;
  • 12. VWS Pipeline Control b.v.;
  • 13. Veiligheidsregio Haaglanden;
  • 14. Stichting DUWO;
  • 15. Vidomes;
  • 16. Woonbron.

De volgende instanties hebben een reactie gegeven op het concept-ontwerp bestemmingsplan:

  • 1. Hoogheemraadschap Delfland;
  • 2. Nederlandse Gasunie;
  • 3. Veiligheidsregio Haaglanden.

De overige instanties hebben geen reactie gegeven op het bestemmingsplan.

De ingekomen overlegreacties zijn hieronder samengevat en beantwoord.

1. Hoogheemraadschap van Delfland

1.1 Samenvatting

Het hoogheemraadschap kan met het concept ontwerp van het bestemmingsplan instemmen. Aan alle aspecten die van belang zijn voor een goede waterhuishouding, is invulling gegeven.

Het hoogheemraadschap geeft wel aan dat er naar het oude waterbeheerplan wordt verwezen en vraagt dit te wijzigen naar het Waterbeheerplan 2016-2021.

Antwoord

Naar aanleiding van bovenstaande reactie zal het bestemmingsplan aangepast worden. Het waterbeheerplan 2010-2015 wordt vervangen door het waterbeheerplan 2016-2021.

Conclusie

Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het plan.

2. Nederlandse Gasunie

2.1 Samenvatting

Gasunie geeft in haar reactie aan dat het plan geen planologisch relavante gasleidingener in het plan geen gasleidingen van Gasunie voorkomen. Het plangebied valt buiten de 1% letaliteitgrens van de dichtst bij gelegen aardgastransportleiding. Deze leiding heeft geen verdere gevolgen voor het plangebied.

Antwoord

Wij nemen dit ter kennisgeving aan.

Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

3. Veiligheidsregio Haaglanden

3.1 Samenvatting

De veiligheidsregio geeft aan dat het plangebied ligt op 3100 meter ten westen van de rijksweg A13 waarover giftige vloeistoffen en giftige gassen worden vervoerd. In geval van een calamiteit kan zich een incident voordoen waarbij giftige stoffen vrijkomen. Daarnaast ligt het plangebied op ongeveer 1000 meter ten zuiden van DSM Gist B.V. Bij een grote brand of lekkage kunnen hier giftige stoffen vrijkomen. Gezien de afstand van het plangebied tot aan deze risicobronnen zal het groepsrisico als gevolg van de (eventuele) ontwikkelingen niet significant toe- of afnemen.

Het groepsrisico als gevolg van DSM Gist B.V. ligt volgens de laatste berekening op 1.31 maal de oriëntatiewaarde. In de beleidsvisie ‘Duurzaamheid en Milieu 2013-2017’ van de provincie Zuid-Holland is pgenomen dat bij overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico, aannemelijk gemaakt dient te worden dat op termijn aan de oriëntatiewaarde wordt voldaan.

Daarnaast geeft de veiligheidsregio een aantal (algemene) maatregelen die getroffen kunnen worden om zo goed mogelijk voorbereid te zijn mocht er er een calamiteit optreden.

Antwoord

Wij nemen dit ter kennisgeving aan. Daarnaast zijn de maatregeen die getroffen kunnen worden doorgestuurd aan de desbetreffende afdelingen. Zoals ook uit de reactie van de Veiligheidsregio is af te lezen hoeven deze maatregelen niet in een bestemmingsplan vastgelegd te worden.

Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

7.2 Financiële uitvoerbaarheid

7.2.1 Inleiding

De Wet ruimtelijke ordening voorziet in een verplichting tot het verhaal van gemeentelijke kosten. Dat kan op publiekrechtelijke grondslag, via een exploitatieplan dat gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd dient te worden. Maar ook kan het gemeentelijke kostenverhaal geregeld worden via een zogenoemde anterieure overeenkomst over grondexploitatie met de initiatiefnemer/ ontwikkelaar, als bedoeld in artikel 6.24 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening. De reikwijdte van de exploitatieplanplicht en het daaruit voortvloeiende kostenverhaal, volgt uit de omschrijving van bouwplannen zoals bepaald in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

7.2.2 Planontwikkeling

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet niet in bouwplanontwikkelingen zoals bepaald in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

7.2.3 Conclusie

De te maken gemeentelijke kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan moeten door de gemeente zelf betaald worden. De gemeente is verplicht elke 10 jaar haar bestemmingsplannen te vernieuwen en consoliderend te bestemmen conform het AUB (Algemene uniformering bestemmingsplannen). Hier wordt budget voor gereserveerd. Dit budget is aangewend om bestemmingsplan Noordwest 2 op te stellen.