Plan: | Simonsstraat 103 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0503.BP0010-2007 |
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de bestemming 'Wonen', mede bestemd voor de bescherming van en het onderzoek naar archeologische waarden.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder b, indien:
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in lid 4.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.4.1, zijn slechts toelaatbaar voor zover de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad, hetgeen op basis van archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond.
Voorafgaand aan de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de gemeentelijke archeoloog omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de archeologische waarden niet onevenredig wordt geschaad en omtrent de eventueel te stellen voorwaarden.
Voor zover de in lid 4.4.1, bedoelde werken en werkzaamheden, danwel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kunnen aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
de verplichting tot het laten begeleiden van de uitvoering van de werken en werkzaamheden door een deskundige betreffende archeologische monumentenzorg, die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij vergunning te stellen kwalificaties.
Een in lid 4.3 bedoelde omgevingsvergunning of een in lid 4.4 bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, waar de aangevraagde bouw- of gebruiksactiviteiten, respectievelijk werken of werkzaamheden zullen plaatsvinden, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan met toepassing van artikel 3.9a Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, door op de verbeelding: