Plan: | Delft Oost (Delftse Hout) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0503.BP0007-2002 |
Historische ontwikkeling tot begin 20e eeuw
Het grootste gedeelte van het plangebied wordt ingenomen door het huidige recreatiegebied Delftse Hout. Tot 1921 behoorde het noordelijke gedeelte van het plangebied tussen Brasserskade en Tweemolentjeskade bij de in dat jaar opgeheven gemeente Vrijenban.
Het plangebied is tot de aanleg van de Delftse Hout eeuwenlang een landelijk weidegebied geweest waarin enkele boerderijen en molens waren gelegen. Als zodanig lag het tot het eind van de 19e eeuw direct tegen de oude stad aan. Voordat de stedelijke bebouwing zich vanaf dit moment uitbreidde over de oude omsingeling, lagen dicht bij de stadsgracht moestuinen. Eeuwenlang is vooral in het noordoostelijk deel van het huidige plangebied het landschap eveneens gebruikt voor turfwinning.
Het oorspronkelijke landschap is een evenwijdige polderverkaveling met de richting vrijwel loodrecht op die van de vroegere oostelijke stadsgracht, nu het Rijn-Schiekanaal. Dit is goed zichtbaar aan de nog bestaande hoofdstructuur: achtereenvolgens van noord naar zuid de Brasserskade (noordelijke gemeentegrens), de Tweemolentjeskade en -vaart, de Korftlaan, en tot slot de Delfgauwseweg met de Pijnackerse Vaart. De huidige Nootdorpse plassen langs de Tweemolentjeskade, aan de oostelijke grens van het plangebied, zijn restant van een veel groter plassenstelsel. Dwars op de verkavelingsrichting ligt de oude verbindingsroute Noordeindseweg, een al uit de middeleeuwen daterende ontginningsas, met daaraan het uit enkele boerderijen bestaande buurtschap Klein Delfgauw. Dit dateert in oorsprong waarschijnlijk van kort voor of rond 1600; het komt al voor op een kaart uit 1602.
Al in de late middeleeuwen klonk dit laaggelegen veengebied verder in. Door turfafgravingen, die toen begonnen en tot in de 19e eeuw doorgingen, ontstonden steeds grotere veenplassen. Op de kaart van Cruquius uit 1712 zijn tussen de Brassers- en Tweemolentjeskade de Nootdorpse plassen te zien, waarvan een restant dus nog aanwezig is. Op de eerste kadastrale kaart uit 1832 zijn ook ten zuiden van de Tweemolentjesvaart grote plassen te zien, ongeveer op de plaats waar nu de Grote Plas in de Delftse Hout ligt. Kort daarna werd begonnen met droogmaking van beide gebieden; eerst tussen 1840 en 1844 de polder Klein Vrijenban ten noorden van de Tweemolentjesvaart, vervolgens ten zuiden ervan de Bieslandse Bovenpolder in 1858-'59. Uit de tijd van de eerste droogmaking dateert het nu buiten gebruik gestelde gemaal Aan 't Verlaat 41, een prominent landmark bovenop de veenkade. In het plangebied staat nog één oud molenrestant, de onderbouw van de Bieslandsemolen aan de Korftlaan, net na het viaduct van de A13. Het nieuwe theehuis 'Rieten Dak' staat op de plek van een vrij recente, in 1989 afgebrande molenonderbouw.
De periode van begin 20e eeuw tot 1940
In de 20e eeuw vonden er in het plangebied ingrijpende veranderingen plaats, als gevolg van de bestemming ervan als recreatiegebied en de aanleg van infrastructuur.
In 1921 werd een Uitbreidingsplan voor heel Delft opgesteld. Aanstoot daartoe was onder andere het opheffen van de om Delft liggende gemeenten (waaronder Vrijenban) en het samenvoegen van delen van hun gebieden bij Delft. Voor het eerst werden nu ook delen van het huidige plangebied bestemd. Opvallend daarin was het voorstel voor een gecombineerd tracé van een omgeleid Rijn-Schiekanaal en een nieuwe Rijksweg Rotterdam - Den Haag. Tot aan de Noordeindseweg werd hierachter een formeel ontworpen stadspark geprojecteerd met een symmetrische hoofdopzet, en met daarin onder andere een nieuwe begraafplaats.
Dit plan werd uiteindelijk niet uitgevoerd. Bepalend voor verdere ontwikkeling was de aanleg volgens een ander, meer recht tracé van de rijksweg, zoals gepland in een nationale studie van Rijkswaterstaat uit 1920. De aanleg van de rijksweg, nu de A13, betekende op termijn een heldere oostelijke begrenzing van de sinds het einde van de 19e eeuw zich uitbreidende stad. Ondertussen ontstond er nog wel een min of meer ongeplande 'suburbanisatie' langs de Delfgauwseweg, waar aan de noordzijde na het midden van de jaren '20 een rij middenstandswoningen werd gebouwd.
In 1931 werd een nieuw, in veel opzichten bescheidener Uitbreidingsplan voor Delft opgesteld door ir. J. de Booij, die toen directeur was van de in 1917 ingestelde Dienst Stadsontwikkeling. Dit plan bevatte een meer bescheiden park aan weerszijden van de Tweemolentjeskade. Min of meer volgens dit plan werd tussen de Brasserskade en Tweemolentjeskade in de jaren '30 een eerste recreatiegebied aangelegd, deels in het kader van werkverschaffing. Het was parkachtig ontworpen met een afwisseling van meer open en meer begroeide delen, waterpartijen en ertussen slingerende paden, en het omvatte onder andere een Hertenkamp.
Ontwikkelingen na 1945
Na de oorlog werden pas weer nieuwe plannen opgesteld. In 1955 stelde de gemeente een Ontwerp Uitbreidingsplan Biesland op waarin de recreatiefunctie werd vastgelegd. Maar pas in 1965 werd het als gevolg van regionaal overleg met buurgemeenten mogelijk een goed uitwerkingsplan op te stellen. De leidende gedachte was het overgebleven gebied grotendeels te bestemmen als 'stadsgeheelgroen' voor de recreatie van de Delftenaren. Hiermee leefde in zekere zin het idee van het volkspark uit 1921 weer op, maar nu veel grootser, als een 'multifunctioneel activiteitenpark'.
Het plan van 1965 had alleen betrekking op het gebied ten zuiden van de Tweemolentjeskade tot aan de Delfgauwseweg. Het voor de oorlog aangelegde recreatiegebied rond de Hertenkamp was al vanaf 1954 aan de randen bij de A13 en de Brasserskade aangevuld met stroken sportterreinen. Hier werd in 1959 het voetbalstadion van DHC gerealiseerd en later verrees ernaast de sporthal Brasserskade.
In 1966 werd het vastgestelde Uitbreidingsplan Delftse Hout uitgewerkt tot een Inrichtingsplan Delftse Hout, ontworpen door de gemeentelijke dienst Openbare Werken in samenwerking met landschapsarchitect W.C.J. Boer. Het hart van het deel ten noorden van de Korftlaan werd gevormd door de huidige Grote Plas, met eromheen speelweiden en stranden. De Korftlaan werd voor de nieuwe Delftse Hout een centrale as, waaraan diverse bijzondere functies werden gelegd: een kinderboerderij, een openluchtzwembad, en een heemtuin met arboretum. Ten zuiden daarvan lag het in de bedoeling een groot bos aan te leggen met een stelsel van waterlopen. Het plan voorzag hier ook in een Olympische roeibaan net ten zuiden van de Korftlaan, waarvoor heel Klein Delfgauw en een stuk van de Noordeindseweg zou moeten verdwijnen. In het meest zuidelijke deel tenslotte waren onder andere een begraafplaats (de huidige Iepenhof) en een complex volkstuinen opgenomen.
De uitvoering voor wat betreft het gebied tussen Tweemolentjeskade en Korftlaan is in grote lijnen conform het plan. Anders verliep het met het stuk ten zuiden daarvan. Er was rekening gehouden met een nieuwe provinciale weg richting Pijnacker in het verlengde van de huidige Poortweg. Effectief zou deze weg het totale gebied in twee delen snijden, maar ze werd niet uitgevoerd. Na nog een schetsplan in 1971 voor verschuiving van de roeibaan om tenminste het buurtschap Klein Delfgauw te sparen werd dit idee uiteindelijk verlaten.
Doordat het zuidelijk plandeel niet of anders is uitgevoerd bleven belangrijke onderdelen van de oude structuur bewaard, inclusief het laatste grote oppervlak oorspronkelijk veenweidenlandschap bij Klein Delfgauw. Nu vormt de Korftlaan een belangrijke structurerende rol die deze gespaarde weilanden en het buurtschap onderscheid van de 20e eeuwse inrichting.
Op onderdelen is de inrichting uit de jaren '60 al weer gewijzigd. Zo bevindt de huidige camping zich op de plek van het in 1989 gesloten openluchtzwembad Aan 't Korft. Ook zijn sommige sportvelden verplaatst vanwege de jongste ontwikkelingen. Aan de rand van het plangebied langs de A13 vindt namelijk recent, sinds zo'n 15 jaar, een ontwikkeling plaats met verspreide locaties bedrijfsgebouwen, met als meest beeldbepalend de uitbreiding van Ikea.
Het algemene kader wordt gevormd door de begin 2007 vastgestelde nota 'Gezicht op gebouwd erfgoed Delft – monumentenbeleid 2007-2017' en de Monumentenverordening 1997.
Het plangebied is onderwerp geweest van drie inventarisaties:
MIP
Het MIP ('Jongere bouwkunst en stedenbouw 1800-1945') is door de provincie Zuid-Holland uitgevoerd in het kader van een landelijk onderzoek. Van de in het MIP geïnventariseerde objecten liggen er enkele in het plangebied.
Ten behoeve van selectie en aanwijzing van gemeentelijke monumenten uit de periode tot 1940 heeft de afdeling Monumentenzorg en Bouwkwaliteit als vervolg op het MIP het Gemeentelijk Inventarisatieproject (GIP) gestart. In het kader van dit project is ook voor dit gebied begin september 2007 een laatste check uitgevoerd om:
De preselectie van mogelijk als gemeentelijk monument aan te wijzen gebouwen uit deze periode is juli 2009 opgesteld. Najaar 2010 is de eerste serie monumenten aangewezen. Twee daarvan liggen in het plangebied (zie onder).
Wederopbouw
Volgend op het Wederopbouw-onderzoek heeft de aanwijzing van gemeentelijke monumenten uit die periode in 2009 plaatsgevonden. Een daarvan ligt in het plangebied (zie onder).
Alle volgens deze inventarisaties cultuurhistorisch waardevolle objecten zullen als zodanig in het bestemmingsplan worden opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.
Monumenten
In het plangebied bevinden zich de volgende Rijks- en gemeentelijke monumenten:
Rijksmonument | |
Grenspaal aan de Delfgauwseweg, hoek Hoflaan (naast het bushokje) | |
Gemeentelijk monument | |
Sportring 2 | Tribune DHC, 1959-1960 |
Aan 't Verlaat 41 | Voormalig gemaal, 1840-1844 |
Korftlaan 1; 1a | Molenonderbouw, kern vroeg 17e eeuws voor 1611; bijgebouw 18e eeuws |
Noordeindseweg 57 | Boerderij, kern 18e eeuws of ouder; schuur 1928 |
Cultuurhistorisch waardevolle groengebieden
Conform het Monumentenbeleid is onderzoek gedaan naar cultuurhistorisch waardevol groen van voor 1940. In het wederopbouwonderzoek is bovendien de Delftse Hout als geheel uitgebreid onderzocht. Uit beide onderzoeken komen drie deelgebieden van bijzondere waarde naar voren:
Hertenkamp | Parkachtige aanleg |
Arboretum/ Heemtuin | Collectie bijzondere bomen en planten in parkachtige setting |
Begraafplaats Iepenhof | bijzondere aanleg en beplanting grafvelden |
Overige cultuurhistorisch waardevolle structuren en gebieden
De cultuurhistorische betekenis van het plangebied is in het algemeen tweeërlei: die als (beduidend restant van) een oorspronkelijke laaggelegen polderlandschap dat als Delfts buitengebied functioneerde, en die als een volgens hoogwaardig ontwerp in de 20e eeuw ingericht recreatiegebied voor de stad.
Waardevolle structuren en deelgebieden zijn:
Daterend van voor de 20e eeuw:
Jongere inrichtingen als gevolg van 20e eeuwse planvorming:
Cultuurhistorisch waardevolle objecten
In het MIP geïnventariseerde waardevolle objecten uit de periode 1800-1945:
Delfgauwseweg 246 | Transformatorhuis, ca. 1935 |
In het MIP zijn verder enkele woonhuizen aan de noordzijde Delfgauwseweg opgenomen. Vanwege diverse latere verbouwingen, zoals gevelwijzigingen en dakopbouwen, worden deze niet opgenomen als cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.
Missers van het MIP en oudere objecten van voor 1800:
Klein Delfgauw 61 | Boerderij met vrijstaande schuur, boerderij 1e helft 19e eeuw na 1832, schuur met mogelijk oude(re) kern van voor 1832 |
Noordeindseweg 45 | Boerderij, 1858 |
Noordeindseweg 53 | Boerderij, (oudere kern van) voor 1832 |
Noordeindseweg 55 | Boerderij, 1e helft 19e eeuw na 1832; op achtererf restant betonnen hooischelf, van kort na 1945 |
Noordeindseweg 55 en 57 | Aan elkaar gebouwde schuren van beide boerderijen, (delen ervan) voor 1832, mogelijk kern 17e eeuws? |
De oudere objecten worden toegevoegd vanwege a) hun algemene cultuurhistorische betekenis als aanduiding van de oorspronkelijk agrarische functie van het gebied, en b) vanwege het mogelijke architectuur- en bouwhistorisch belang van elk object op zich. Tevens vormen de objecten aan en rond Klein Delfgauw gezamenlijk het redelijk gave en gevarieerde ensemble van een oud buurtschap. Het buurtschap krijgt als geheel de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.
In het wederopbouwonderzoek als cultuurhistorisch waardevol benoemd object:
Korftlaan 2 en 4 | 2 woningen, 1959-1966, H.A. Maaskant |
Gemist object uit de wederopbouwperiode, aangetroffen tijdens check van het gebied:
Noordeindseweg 47 | Woning, rond 1950 |
Dit pand wordt toegevoegd vanwege zijn kwaliteit als type landelijke woning van hoogwaardige traditionalistische architectuur uit deze periode.
In het gebied zijn veel waardevolle historische structuren en deelgebieden aanwezig. Behoud en versterking daarvan is gewenst waarbij wel beperkte, bij het karakter passende nieuwe ontwikkelingen mogelijk moeten zijn. Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen dienen beschermd te worden tegen sloop zondermeer en tegen te grote, het beeld verstorende uitbreidingen. In dit gebied, met vroeger een landelijk karakter, dient verder bij het toestaan van bebouwingsmogelijkheden gelet te worden op instandhouding van typerende perceel- en erfstructuren, met name bij buurtschap Klein Delfgauw. Van de onder 9.2.2 aangegeven groengebieden dient in ieder geval de bestaande water- en padenstructuur behouden te blijven. Verder dient bebouwing tot een minimum beperkt te blijven, alleen waar noodzakelijk voor behoud en versterking van de individuele recreatieve en/of educatieve functie van het betreffende deelgebied.
Door het algemeen consoliderend bestemmen zijn de structuren c.q. deelgebieden voldoende beschermd. De cultuurhistorische waardevolle gebouwen zijn voldoende beschermd met de aanduiding dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Ook de cultuurhistorisch waardevolle groengebieden hebben deze dubbelbestemming.