26.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en het bepaalde in hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze regels met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
a.
hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
-
b. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal bouwlagen' mag de maximaal toelaatbare hoogte van een bouwlaag niet meer bedragen dan 4 m en mag de maximaal toelaatbare hoogte van een halve bouwlaag niet meer bedragen dan 1,5 m;
-
c. de maximale hoogte van een kap bedraagt 5 m, de hellingshoek bedraagt maximaal 55°, voorzover ter plaatse geen aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' geldt;
-
d. de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag -tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)', in hoofdstuk 2 of in de overige regels anders is bepaald - maximaal bedragen:
|
|
Bouwhoogte
|
|
Van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied
|
2 m
|
|
Van erf- en terreinafscheidingen elders
|
1 m
|
|
Van voorzieningen voor de betreding van een dakterras
|
1,5 m
|
|
Van lichtmasten
|
9 m
|
|
Van geluidschermen
|
8 m
|
|
Van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
3 m
|