Artikel 20 Algemene bouwregels
Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en het bepaalde in hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze regels met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
-
b. de hellingshoek van een kap bedraagt maximaal 60°, voorzover ter plaatse de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' geldt;
-
c. de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag -tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)', in hoofdstuk 2 of in de overige regels anders is bepaald - maximaal bedragen:
|
|
Bouwhoogte
|
|
Van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied
|
2 m
|
|
Van erf- en terreinafscheidingen elders
|
1 m
|
|
Van voorzieningen voor de betreding van een dakterras
|
1,5 m
|
|
Van lichtmasten
|
9 m
|
|
Van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
3 m
|