Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven behorende tot categorie 1 en 2 van de in BIJLAGE 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
-
bedrijven behorende tot categorie 1 tot en met 3.2 van de in BIJLAGE 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afwijkende milieucategorie' tevens voor de bedrijven zoals opgenomen in BIJLAGE 2 - Afwijkende milieucategorie;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afwijkende functie' tevens voor de functies zoals opgenomen in BIJLAGE 3 - Afwijkende functie;
-
detailhandel in volumineuze goederen alsmede voor de verkoop van een nevenassortiment, mits het nevenassortimentsdeel niet meer bedraagt dan 20% van het netto winkelverkoopvloeroppervlak én een maximale oppervlakte heeft van 500 m², uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
-
standplaatsen voor ambulante handel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
-
één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
-
ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor zelfstandige kantoren;
-
internethandel alsmede een daarbij behorend afhaalloket, mits dit afhaalloket niet meer bedraagt dan 15% van het bruto vloeroppervlak én een maximale oppervlakte heeft van 50 m²;
-
verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
-
verkooppunt motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
-
vuurwerkverkoop, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vuurwerkverkoop';
met daarbij behorende:
-
kantoren behorende bij een bedrijf met een maximum bruto vloeroppervlakte van 50% van de totale bruto vloeroppervlakte én een maximale oppervlakte van 2.000 m²;
-
ondergeschikte horeca-activiteiten in de vorm van een bedrijfsrestauratie/ kantine met een maximum bruto vloeroppervlakte van 10% van de totale bruto vloeroppervlakte én een maximale oppervlakte van 250 m².
-
productiegebonden detailhandel met een maximum bruto vloeroppervlakte van 15% van de totale bruto vloeroppervlakte én een maximale oppervlakte van 50 m².
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen: zoals groenvoorzieningen, (fiets)parkeervoorzieningen, straatmeubilair, water, (ontsluitings)wegen, doeleinden van openbaar nut, laad- en losvoorzieningen, inzamelvoorzieningen voor afvalstoffen en andere vergelijkbare voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' of de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
-
het bouwperceel mag voor 100% bebouwd worden, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' een ander maximaal bebouwingspercentage is aangegeven;
-
de afstand van gebouwen tot de zij- en achterperceelsgrens bedraagt ten minste 1,5 meter;
-
indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van tenminste 3 meter.
3.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m;
-
de inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 500 m3.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
-
de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50 m2;
-
bijbehorende bouwwerken dienen minimaal op 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 meter en 5 meter, met uitzondering van de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken welke niet meer mag bedragen dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de eerste verdieping van de bedrijfswoning;
-
indien het aangebouwde bijbehorende bouwwerk wordt voorzien van een kap dan mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de onderkant van het raamkozijn van het raam op de eerste verdieping;
-
een bijbehorend bouwwerk, niet zijnde een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, mag worden gebouwd tot op een afstand van niet meer dan 3 meter van de bedrijfswoning;
-
in afwijking van het bepaalde in sub b gelden voor carports en garages de volgende bepalingen:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2;
-
de breedte mag niet minder bedragen dan 3 meter;
-
voor de realisatie van de benodigde uitwegconstructie mag geen parkeerplaats of boom worden opgeheven in het openbaar gebied.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 meter ;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten, reclamemasten en reclameborden mag niet meer bedragen dan 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d en onder e en toestaan dat een kortere afstandsmaat wordt gebruikt, mits de brandveiligheid dit toelaat.
3.4 Specifieke gebruiksregels
-
Bij het oprichten of uitbreiden van gebouwen of het veranderen van het gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Er dient voorzien te zijn in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen welke zijn opgenomen in BIJLAGE 5 - Nota Parkeernormen 2006;
-
Bij het oprichten of uitbreiden van gebouwen of het veranderen van het gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is voor het parkeren van fietsen. Er dient voorzien te zijn in voldoende plaatsen voor het parkeren van fietsen conform de fietsparkeernormen welke zijn vastgesteld door het CROW;
-
Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
-
risicovolle inrichtingen, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
-
zelfstandige kantoorvestigingen, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
-
opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
-
geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
opslag van goederen voor de voorgevel of het verlengde daarvan;
-
opslag en stort van goederen op onbebouwde gronden binnen 3 meter vanaf de grens met de bestemming Water.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 3.1, sub a en b ten behoeve van:
-
het toe laten van bedrijven uit ten hoogste één categorie hoger dan de ter plaatse maximaal toegestane milieucategorie, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toegestane categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
-
het toelaten van bedrijven die niet in BIJLAGE 1 - Staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse maximaal toegestane categorie van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
met dien verstande dat de omgevingsvergunning slechts verleend mag worden, indien voldoende parkeergelegenheid aanwezig is conform de parkeernormen welke zijn opgenomen in BIJLAGE 5 - Nota Parkeernormen 2006, voldoende plaatsen voor het parkeren van fietsen aanwezig zijn conform de fietsparkeernormen welke zijn vastgesteld door het CROW en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd.
-
lid 3.4 sub a ten behoeve van het realiseren van parkeervoorzieningen anders dan op eigen terrein, met dien verstande dat de omgevingsvergunning slechts verleend mag worden, indien voldoende parkeergelegenheid aanwezig is conform de parkeernormen welke zijn opgenomen in BIJLAGE 5 - Nota Parkeernormen 2006 en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd.
-
lid 3.4 sub c.2 ten behoeve van het vestigen van zelfstandige kantoorvestigingen op de gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', met dien verstande dat:
-
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2;
-
voldaan wordt aan de wettelijke vereisten inzake externe veiligheid;
-
het bevoegd gezag advies aanvraagt bij de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond;
-
de omgevingsvergunning slechts verleend mag worden, indien voldoende parkeergelegenheid aanwezig is conform de parkeernormen welke zijn opgenomen in BIJLAGE 5 - Nota Parkeernormen 2006, voldoende plaatsen voor het parkeren van fietsen aanwezig zijn conform de fietsparkeernormen welke zijn vastgesteld door het CROW en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd.
-
lid 3.1 sub l ten behoeve van het realiseren van vuurwerkverkoop anders dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vuurwerkverkoop', met dien verstande dat:
-
niet meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk opgeslagen mag worden;
-
voldaan wordt aan de wettelijke vereisten van het vuurwerkbesluit;
-
voldoende parkeergelegenheid aanwezig is conform de parkeernormen welke zijn opgenomen in BIJLAGE 5 - Nota Parkeernormen 2006, voldoende plaatsen voor het parkeren van fietsen aanwezig zijn conform de fietsparkeernormen welke zijn vastgesteld door het CROW en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - afwijkende milieucategorie', 'bedrijfswoning', 'kantoor', 'specifieke vorm van bedrijf - vuurwerkverkoop' en 'specifieke vorm van bedrijf - afwijkende functie', mits de betreffende activiteiten duurzaam zijn beëindigd.
Artikel 4 Detailhandel - Woonboulevard
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Woonboulevard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel in volumineuze goederen met als thema 'in en om het huis' alsmede voor de verkoop van een nevenassortiment, mits het nevenassortimentsdeel niet meer bedraagt dan 20% van het netto winkelverkoopvloeroppervlak én een maximale oppervlakte heeft van 500 m²;
-
ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor zelfstandige kantoren;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afwijkende functie' tevens voor de functies zoals opgenomen in BIJLAGE 3 - Afwijkende functie;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2 tevens voor bedrijven zoals opgenomen in BIJLAGE 4 - Bedrijven binnen de bestemming 'Detailhandel - Woonboulevard'';
-
één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
-
internethandel alsmede een daarbij behorende afhaalloket, mits dit afhaalloket niet meer bedraagt dan 15% van het bruto vloeroppervlak én een maximale oppervlakte heeft van 50 m²;
-
standplaatsen voor ambulante handel;
met daarbij behorende:
-
kantoren behorende bij een bedrijf met een maximum bruto vloeroppervlakte van 50% van de totale bruto vloeroppervlakte én een maximale oppervlakte van 2.000 m²;
-
ondergeschikte horeca-activiteiten ten behoeve van de functie zoals opgenomen onder a alsmede in de vorm van een bedrijfsrestauratie/ kantine ten behoeve van de functies onder b en c, met een maximum bruto vloeroppervlakte van 10% van de totale bruto vloeroppervlakte én een maximale oppervlakte van 250 m²;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen: zoals groenvoorzieningen, (fiets)parkeervoorzieningen, straatmeubilair, water, (ontsluitings)wegen, doeleinden van openbaar nut, laad- en losvoorzieningen, inzamelvoorzieningen voor afvalstoffen en andere vergelijkbare voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' of de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
-
het bouwperceel mag voor 100% bebouwd worden, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' een ander maximaal bebouwingspercentage is aangegeven;
-
de afstand van gebouwen tot de zij- en achterperceelsgrens bedraagt ten minste 1,5 meter;
-
indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van tenminste 3 meter.
4.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m;
-
de inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 500 m3.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
-
de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50 m2;
-
bijbehorende bouwwerken dienen minimaal op 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 meter en 5 meter, met uitzondering van de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken welke niet meer mag bedragen dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de eerste verdieping van de bedrijfswoning;
-
indien het aangebouwde bijbehorende bouwwerk wordt voorzien van een kap dan mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de onderkant van het raamkozijn van het raam op de eerste verdieping;
-
een bijbehorend bouwwerk, niet zijnde een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, mag worden gebouwd tot op een afstand van niet meer dan 3 meter van de bedrijfswoning;
-
in afwijking van het bepaalde in sub b gelden voor carports en garages de volgende bepalingen:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2;
-
de breedte mag niet minder bedragen dan 3 meter;
-
voor de realisatie van de benodigde uitwegconstructie mag geen parkeerplaats of boom worden opgeheven in het openbaar gebied.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 meter ;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten, reclamemasten en reclameborden mag niet meer bedragen dan 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder d en onder e en toestaan dat een kortere afstandsmaat wordt gebruikt, mits de brandveiligheid dit toelaat.
4.4 Specifieke gebruiksregels
-
Bij het oprichten of uitbreiden van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Er dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie conform de parkeernormen welke zijn opgenomen in BIJLAGE 5 - Nota Parkeernormen 2006;
-
Bij het oprichten of uitbreiden van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is voor het parkeren van fietsen. Er dient voorzien te zijn in voldoende plaatsen voor het parkeren van fietsen conform de fietsparkeernormen welke zijn vastgesteld door het CROW;
-
Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
-
risicovolle inrichtingen;
-
zelfstandige kantoorvestigingen, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
-
opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
-
geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
opslag van goederen voor de voorgevel of het verlengde daarvan;
-
opslag en stort van goederen op onbebouwde gronden binnen 3 m vanaf de grens met de bestemming Water.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 4.1 sub a ten behoeve van een gemakswinkel, mits de maximale oppervlakte niet meer bedraagt dan 200 m2 met dien verstande dat de omgevingsvergunning slechts verleend mag worden, indien voldoende parkeergelegenheid aanwezig is conform de parkeernormen welke zijn opgenomen in BIJLAGE 5 - Nota Parkeernormen 2006, voldoende plaatsen voor het parkeren van fietsen aanwezig zijn conform de fietsparkeernormen welke zijn vastgesteld door het CROW en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd.
-
lid 4.1 ten behoeve van de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, educatief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, culinair, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied op de verdieping, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 500 m2;
-
de belangen van de omliggende bedrijven en functies niet onevenredig worden aangetast;
-
de omgevingsvergunning slechts verleend mag worden, indien voldoende parkeergelegenheid aanwezig is conform de parkeernormen welke zijn opgenomen in BIJLAGE 5 - Nota Parkeernormen 2006, voldoende plaatsen voor het parkeren van fietsen aanwezig zijn conform de fietsparkeernormen welke zijn vastgesteld door het CROW en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd.
-
lid 4.4sub a ten behoeve van het realiseren van parkeervoorzieningen anders dan op eigen terrein, met dien verstande dat de omgevingsvergunning slechts verleend mag worden, indien voldoende parkeergelegenheid aanwezig is conform de parkeernormen welke zijn opgenomen in BIJLAGE 5 - Nota Parkeernormen 2006 en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 2', 'kantoor', specifieke vorm van bedrijf - afwijkende functie' en 'bedrijfswoning', mits de betreffende bedrijfsactiviteiten duurzaam zijn beëindigd.
Artikel 5 Horeca
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
horecabedrijven behorende tot categorie 2 en 3;
-
horecabedrijven behorende tot categorie 5, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 5';
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen: zoals groenvoorzieningen, (fiets)parkeervoorzieningen, straatmeubilair, water, ontsluitingswegen, doeleinden van openbaar nut en andere vergelijkbare voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 meter ;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten mag niet meer dan 25 meter bedragen, met dien verstande dat per bestemmingsvlak maximaal 1 reclamemast is toegestaan;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
-
Bij het oprichten of uitbreiden van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Er dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie conform de parkeernormen welke zijn opgenomen in BIJLAGE 5 - Nota Parkeernormen 2006;
-
Bij het oprichten of uitbreiden van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is voor het parkeren van fietsen. Er dient voorzien te zijn in voldoende plaatsen voor het parkeren van fietsen conform de fietsparkeernormen welke zijn vastgesteld door het CROW.
Artikel 6 Maatschappelijk - Begraafplaats
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
begraafplaats, met dien verstande dat de afstand tot de bestemming 'Wonen-Woonwagencentrum' minimaal 50 meter bedraagt;
-
crematorium;
-
rouwcentrum;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen: zoals groenvoorzieningen, (fiets)parkeervoorzieningen, straatmeubilair, water, wegen en paden, doeleinden van openbaar nut en andere vergelijkbare voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' ;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels
-
Bij het oprichten of uitbreiden van gebouwen of het veranderen van gebruik dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie conform de parkeernormen welke zijn opgenomen in BIJLAGE 5 - Nota Parkeernormen 2006;
-
Bij het oprichten of uitbreiden van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is voor het parkeren van fietsen. Er dient voorzien te zijn in voldoende plaatsen voor het parkeren van fietsen conform de fietsparkeernormen welke zijn vastgesteld door het CROW.
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, met dien verstande dat het aantal rijstroken niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - verdubbeling Hoofdweg': wegen met niet meer dan 2x2 doorgaande rijstroken, alsmede parallelwegen, opstelstroken, in- en uitvoegstroken, op- en afritten en de daarbij behorende bermen en taluds;
-
voet- en fietspaden;
-
(fiets)parkeervoorzieningen;
-
viaducten ten behoeve van het railverkeer;
-
een reclamemast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - reclamemast';
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals straatmeubilair, tunnels, viaducten, onderdoorgangen, kunstobjecten, kunstwerken, geluidswerende voorzieningen, (ondergrondse) afvalcontainers, doeleinden van openbaar nut, abri's, water, bruggen, duikers, groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging of regeling van het verkeer en een spoorwegviaduct mag niet meer dan 20 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van de reclamemast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - reclamemast' mag niet meer bedragen dan 40 m;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 12 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer dan 10 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.
Artikel 8 Verkeer- Railverkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ten hoogste vier spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds, bermsloten en spoorwegovergangen en -onderdoorgangen;
-
viaducten ten behoeve van het railverkeer en overig verkeer;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidwerende voorzieningen, viaducten, onderdoorgangen, wegen, voet- en fietspaden, (fiets)parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, groen, water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
het bouwen van gebouwen is niet toegestaan'.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging of regeling van het railverkeer mag niet meer dan 5 meter, gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf, bedragen;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 12 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer dan 10 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer dan 6 meter bedragen
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.
Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
-
standplaatsen voor ambulante handel;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, voet- en fietspaden, viaducten, onderdoorgangen, (fiets)parkeervoorzieningen, (ondergrondse) afvalcontainers, straatmeubilair, kunstobjecten, kunstwerken, reclameborden, speelvoorzieningen, doeleinden van openbaar nut, geluidswerende voorzieningen, abri's, water, bruggen, duikers, groenvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 12 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 8 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer dan 10 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub 9.2.1 ten behoeve van de realisatie van een jongeren ontmoetingsplaats die:
-
bescherming tegen wind en regen biedt;
-
een open karakter heeft;
-
goed en eenvoudig onderhouden kan worden;
-
binnen de omgeving past;
-
verplaatsbaar is;
-
vandalismebestendig is.
De voorwaarden om met behulp van een omgevingsvergunning af te wijken van de regels zijn:
-
de jongeren ontmoetingsplaats ligt op minimaal 60 meter afstand tot de bestemming 'Wonen';
-
de goot- en bouwhoogte van de jongerenontmoetingsplaats niet meer bedraagt dan respectievelijk 3 meter en 4 meter;
-
de jongeren ontmoetingsplaats in de nabijheid van andere voorzieningen ligt;
-
de jongeren ontmoetingsplaats op een eenvoudige wijze gecontroleerd kan worden;
-
de jongeren ontmoetingsplaats in de buurt/wijk ligt waar de jongeren woonachtig zijn die de jongeren ontmoetingsplaats gaan gebruiken;
-
de jongerenontmoetingsplaats van een prullenbak is voorzien;
-
de jongeren ontmoetingsplaats eenvoudig bereikbaar is.
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding en de waterberging.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel;
-
het bouwen van gebouwen is niet toegestaan
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:
-
op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals keermuren voor de waterbeheersing, beschoeiingen, duikers, bruggen, (inlaat)gemalen, zinkers en steigers worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
aan huis verbonden beroep;
-
met de daarbij behorende voorzieningen zoals groen, water, bruggen, duikers, garages, bergingen, (fiets)parkeervoorzieningen, doeleinden van openbaar nut, speelvoorzieningen, tuinen, erven en verharding.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 8 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
-
het stallen van caravans en boten en daarmee gelijk te stellen voertuigen;
-
het gebruik van de gronden en bebouwing ten behoeve van aan huis gebonden beroep indien niet wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij maximaal 30% van het totale vloeroppervlak van de woning als zodanig mag worden gebruikt, tot een maximum van 50 m2;
-
de bewoner zelf het beroep of de activiteit uitoefent;
-
de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
-
het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
-
geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van de nabij gelegen woonbebouwing;
-
door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
-
detailhandel slechts is toegestaan voorzover deze beperkt blijft tot een beperkte verkoop en in direct verband staat met het aan huis gebonden beroep of het aan huis gebonden bedrijf;
-
het gebruik van gronden en gebouwen voor detailhandels- en/of horeca-activiteiten (anders dan aan huis gebonden beroepen).
Artikel 12 Wonen - Woonwagencentrum
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagencentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een woonwagencentrum ten behoeve van 6 standplaatsen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals bergruimten en voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer;
-
geluidwerende voorzieningen;
-
doeleinden van openbaar nut;
-
met de daarbij behorende voorzieningen zoals groen, water, bruggen, duikers, (fiets)parkeervoorzieningen, tuinen, erven en verharding.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen danwel woonwagens gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
-
de gezamenlijke bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 600 m2 bedragen;
-
de inhoud van nutsvoorzieningen mag niet meer dan 120 m3 bedragen.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt de volgende bepaling:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.
Artikel 13 Leiding - Gas
13.1 Bestemmingsomschrijving
-
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 30 inch en een druk van ten hoogste 70 bar.
-
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' voorrang krijgt.
13.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
-
op of in deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
-
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
13.3 Afwijken van de bouwregels
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen, de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
-
Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld onder a, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Dit advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding-Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
-
het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het permanent opslaan van goederen.
13.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod in lid 13.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
-
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in lid 13.3;
-
normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
13.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in 13.4.1, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Dit advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
Artikel 14 Leiding - Leidingstrook
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Leidingstrook’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor ondergrondse energie- en transportleidingen, niet zijnde een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 30 inch en een druk van ten hoogste 70 bar, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals afsluiters en afsluitergroepen .
14.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
-
op of in deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
-
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 onder b. indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Artikel 15 Waarde - Archeologie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
15.2 Bouwregels
-
In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan het bevoegd gezag te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van dat bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
-
Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in lid 15.3.
-
Het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
-
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
-
In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de hierna genoemde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m² beslaan. Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:
-
grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
-
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
-
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
-
het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
-
het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
-
Het omgevingsvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.
-
De omgevingsvergunning wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
-
Alvorens de omgevingsvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen.
-
Aan een omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
-
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
Artikel 16 Waterstaat
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
-
op of in de gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
-
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2 onder b ten behoeve van bebouwing welke is toegestaan op basis van de andere bestemmingen. Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.