21.2 32.2. Bouwregels
21.2.1 Woonwagens
Voor de aanleg van standplaatsen en de bouw van woonwagens gelden de volgende bepalingen:
-
a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woonwagens niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
b. de standplaatsen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
-
c. de minimale oppervlakte van een standplaats (exclusief berging en sanitaire ruimte) bedraagt 112 m²;
-
d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' mag de goothoogte van de woonwagens niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
e. de kapconstructie mag bestaan uit platte afdekking of een kap, ingeval van een kap bedraagt de dakhelling minimaal 30°.
21.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woonwagens gelden de volgende bepalingen:
-
a. de bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd;
-
b. per standplaats is maximaal 1 bijgebouw toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m²;
-
c. de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter;
-
d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter.
21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
-
a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen;
-
b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per standplaats gerealiseerd mag worden en tot maximaal 30 m²;
-
c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.