Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het uitoefenen van grondgebonden veehouderijbedrijven zoals bedoeld in artikel 1 lid 8 sub a ;
- het behoud van de
landschappelijke waarden in de vorm van het kenmerkende
verkavelingspatroon, het open weidegebied en de daarmee samenhangende
natuurwaarden zoals de aanwezigheid van weidevogels;
met daaraan ondergeschikt:
- uitsluitend
de in tabel 4.1 toegestane agrarische en niet-agrarische nevenfuncties,
waarbij in de tabel is aangegeven welk oppervlak aan bebouwing en
gronden ten hoogste in gebruik mag worden genomen ten behoeve van de
nevenfunctie;
- de bij deze bestemming
behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, fiets- en
voetpaden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen,
parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer,
waterberging en sierwater.
Tabel 4.1 Toegestane nevenfuncties
nevenfuncties |
max. aantal m2 |
|
gronden in gebruik |
bebouwing in gebruik |
inpandige opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag ten behoeve van eigen bedrijfsvoering) |
- |
500 |
bed & breakfast |
- |
100 |
recreatief nachtverblijf, kampeerboerderij, trekkershutten |
- |
200 |
verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten |
- |
100 |
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte) |
gehele bedrijf |
100 |
inpandige statische
volumineuze opslag en stalling van niet-agrarische
producten/werktuigen/voertuigen in bestaande gebouwen behorende tot de
categorieën B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, geen
detailhandel |
- |
500 |
aan-huis-gebonden beroepen |
- |
60 |
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen
uitsluitend gebouwen ten dienste van de bestemming, de daarbij
behorende bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde
bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen) en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
verder geldt het volgende:
- gebouwen, de
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen) en bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, waaronder wordt verstaan mestbassins, sleufsilo's, kuilplaten,
buitenrijbanen en paardenbakken, dienen binnen het bouwvlak te worden
gebouwd, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
- algehele herbouw van de bedrijfswoning mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten;
- de voorgevels van
andere gebouwen dan bedrijfswoningen dienen zich op minimaal 35 m
uit de as van de weg te bevinden, vermeerderd met de breedte van de
zich eventueel tussen de weg en de woning bevindende waterloop;
- voor zover niet aaneen wordt gebouwd moet de afstand tussen een gebouw en een erfscheiding ten minste bedragen:
- 1,5 m, indien het een gebouw betreft met een goothoogte van 3 m of minder;
- 3 m, indien
het een gebouw betreft met een goothoogte van meer dan 3 m, met dien
verstande dat de afstand van een gebouw tot een watergang minimaal
2 m dient te bedragen;
- per bedrijf mag binnen het bouwvlak één windturbine worden gebouwd, met een bouwhoogte van ten hoogste 15 m;
- overigens geldt het volgende:
|
max. aantal per bouwvlak |
max.
inhoud |
max. oppervlak |
max. goothoogte |
max.
bouw-hoogte |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) |
één per bouwvlak, tenzij anders is aangegeven met de aanduiding 'maximumaantal wooneenheden' |
750 m³ |
|
6 m |
|
aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen |
|
|
|
3 m |
|
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen |
|
|
50 m² |
3 m |
|
bedrijfsgebouwen |
|
|
gehele bouwvlak |
5 m |
7 m |
hooibergen en silo's |
|
|
|
|
12 m |
erf- en terreinafscheidingen op bouwvlakken |
|
|
|
|
2 m |
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlakken |
|
|
|
|
1 m |
overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
|
|
|
|
|
4 m
|
Overkappingen
|
|
|
|
|
3 m
|
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Ten behoeve van het maximale oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de tabel behorende bij
artikel 4 lid 2 sub g ,
namelijk het maximale oppervlak voor bijgebouwen en overkappingen bij
bedrijfswoningen, met inachtneming van het volgende:
- het oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag tot ten hoogste 75 m² worden vergroot;
- ontheffing wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de gronden rondom de woning ten minste 250 m² bedraagt.
4.3.2 Ten behoeve van een grotere bouwhoogte
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2 sub g
voor wat betreft de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en andere
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van het volgende:
- ontheffing wordt
uitsluitend verleend indien een grotere bouwhoogte voor een meer
doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk blijkt te zijn;
- overwegingen van landschaps- en natuurbelang dienen zich niet tegen een grotere bouwhoogte te verzetten;
- de bouwhoogte mag ten hoogste bedragen:
- 8 m voor bedrijfsgebouwen;
- 4 m voor bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.3.3 Overschrijding van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van volwaardige
agrarische bedrijven kunnen met een omgevingsvergunning afwijken
van de begrenzing van het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:
- een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk maken;
- de grenzen van een bouwvlak mogen eenmalig en aan één zijde met ten hoogste 25 m worden overschreden;
- van de
ontheffingsbevoegdheid mag geen gebruik worden gemaakt indien het
oppervlak van het agrarische bouwvlak groter dan of gelijk aan
1,5 ha is;
- de overschrijding mag niet leiden tot een overschrijding van de bestemmingsgrens;
- de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt.
4.3.4 Ten behoeve van de herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande funda menten
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2 sub c ten behoeve van de herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande fundamenten, met inachtneming van het volgende:
- wijziging van de
locatie van de bedrijfswoning is alleen toelaatbaar ten behoeve van
volwaardige agrarische bedrijven en voor zover een doelmatige
bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
- het bestaande oppervlak van de woning mag niet worden vergroot;
- de nieuwe bedrijfswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- de naar de weg
gekeerde gevel van de nieuwe bedrijfswoning dient zich te bevinden op
een afstand van 20 tot 30 m uit de as van die weg, vermeerderd met
de breedte van de zich eventueel tussen de weg en de bedrijfswoning
bevindende waterloop, of op de afstand die ten minste dient te worden
aangehouden in verband met de Wet geluidhinder;
- er mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- voor wat betreft de
herbouw van de bedrijfswoning dient in ieder geval te worden voldaan
aan het bepaalde in artikel 21 lid 21.3 'Afstand gevoelige objecten ten
opzichte van kassen';
- omtrent het bepaalde in sub a, c en e dient advies te worden gevraagd bij een agrarisch deskundige;
- voor het overige zijn de bepaling ten aanzien van de bedrijfswoning uit dit artikel van overeenkomstige toepassing.
4.3.5 Ten behoeve van het bouwen van schuilgelegenheden voor dieren
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2 voor wat betreft het bouwen van schuilgelegenheden van dieren met inachtneming van het volgende:
- de maximale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m2;
- de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
- de schuilgelegenheid milieutechnisch inpasbaar is;
- belangen van derden niet onevenredig geschaad worden.
4.3.6 Ten behoeve van erfbebouwing Middelweg 4
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de 'specifieke
bouwaanduiding - erfbebouwing middelweg 4' met een
omgevingsvergunning afwijken van de regels en de bouw van erfbebouwing
al dan niet in de vorm van gebouwen toestaan waarbij geldt dat de
maximale bouwmogelijkheden zoals deze gelden voor het perceel Middelweg
4 als uitgangspunt dienen.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- indien sprake is van
meerdere nevenfuncties op één bedrijf geldt dat ten
hoogste 500 m² aan bebouwing en 4.000 m² aan
gronden in gebruik mag worden genomen;
- de teelt van ruwvoedergewassen is toegestaan op ten hoogste 20% van de bij het bedrijf behorende gronden;
- het verlenen van
mantelzorg en het gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand
bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is
niet toegestaan;
- het is niet toegestaan de gronden te gebruiken voor:
- de opslag van goederen buiten de bestaande bebouwing met een totale hoogte van meer dan 4 m;
- lichtmasten en lichtreclame.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 1 sub d
ten behoeve van het toestaan van één of meerdere
nevenfuncties zoals genoemd in tabel 4.2, met inachtneming van de tabel
en het volgende:
- nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- er mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- er dient sprake te
zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de nevenfunctie
niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de in het gebied
voorkomende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische
waarden;
- er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
- parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
- een verzoek om
toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing
voorgelegd aan een agrarisch deskundige en een deskundige inzake natuur
en landschap en/of cultuurhistorie omtrent de vraag of aan het gestelde
onder b, c en d van deze regel wordt voldaan.
Tabel 4.2 Nevenfuncties
nevenfuncties |
max. aantal m2 |
|
gronden in gebruik |
bebouwing in gebruik |
agrarisch loonbedrijf behorende tot ten hoogste categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
- |
500 |
huisdierenpension/hondenfokkerij |
- |
200 |
kano-, boot- of fietsenverhuur |
- |
100 |
kleinschalige horecagelegenheid/dagrecreatie (theeschenkerij, wijnproeverij, speelboerderij) |
500 |
100 |
minicamping (maximaal 25 standplaatsen) |
3.000 m² binnen of aansluitend op het bedrijfscentrum |
100 |
agrarisch verwante sociale functie (resocialisatie, therapie, zorgboerderij) |
gehele bedrijf |
200 |
kinderdagopvang |
100 |
200 |
museum/tentoonstellingsruimte |
500 |
200 |
overige niet-agrarische bedrijven (behorende tot ten hoogste categorie 2) met uitzondering van horecabedrijven |
- |
200 |
4.5.2 Algemene ontheffing nevenfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning
afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in
tabel 4.1 en 4.2, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard,
omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de
ingevolge tabel 4.1 en 4.2 toelaatbare nevenfuncties, met inachtneming
van de voorwaarden zoals opgenomen in
artikel 4 lid 5.1
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in gronden met de bestemming Agrarisch met
waarden - Natuur- en landschapswaarden zonder of in afwijking
van een omgevingsvergunning van burgemeester en
wethouders de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde,
of werkzaamheden uit te voeren:
- het ontginnen of scheuren van graslanden van meer dan 20% van de bij het bedrijf behorende gronden;
- het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
- het uitvoeren van
grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen,
diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
- het aanleggen van
boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van
daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
- het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
- het beplanten van
gronden met houtgewassen, ter plaatse van de gronden op het tijdstip
van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen
waren beplant.
4.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van
artikel 4 lid 6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
- uitgevoerd worden binnen het bouwvlak;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;
- uitgevoerd worden vanuit het regulier beheer en onderhoud van openbare wegen, fiets- en voetpaden.
4.6.3 Voorwaarde voor de aanlegvergunning
- het belang dat met de ingreep is gediend, aangetoond wordt;
- daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
- het
waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog
op de waterhuishoudkundige doelstellingen gewaarborgd wordt;
- daardoor de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
4.6.4 Advisering over de aanlegvergunning
Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld in
artikel 4 lid 6.1
winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de
deskundige inzake natuur- en landschapswaarden of cultuurhistorie
omtrent de vraag als bedoeld in
artikel 4 lid 6.3 .
4.6.5 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van
artikel 4 lid 6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat
agrarische bouwvlakken mogen worden vergroot, met inachtneming van het
volgende:
- wijziging van de
begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar ten behoeve van
volwaardige agrarische bedrijven en voor zover een doelmatige
bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
- bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
- als het bestaande bouwvlak al de maximaal uit te breiden omvang heeft bereikt, mag het bouwvlak met 15% worden vergroot;
- de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- er mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- er dient sprake te zijn
van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de uitbreiding van
het bouwvlak niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de in
het gebied voorkomende natuurlijke, landschappelijke en
cultuurhistorische waarden, hiervoor wordt het wijzigingsplan getoetst aan de Waarderingskaart;
- een verzoek om
toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd
aan een agrarisch deskundige en een deskundige inzake natuur en
landschap en/of cultuurhistorie omtrent de vraag of aan het gestelde
onder a, e en f van deze regel wordt voldaan.
4.7.2 Ten behoeve van vervolgfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve
van een vervolgfunctie indien sprake is van een algehele
bedrijfsbeëindiging van een ter plaatse gevestigd agrarisch
bedrijf, welke in tabel 4.3 zijn aangegeven, met inachtneming van de
tabel en het volgende:
- het agrarische gebruik is beëindigd;
- vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- er mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- er dient sprake te zijn
van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de vervolgfunctie
niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de in het gebied
voorkomende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, hiervoor wordt het wijzigingsplan getoetst aan de Waarderingskaart;
- er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of de verkeersaantrekkende werking;
- ten behoeve van vervolgfuncties gelden de volgende bouwregels:
- vervolgfuncties maken gebruik van de bestaande bebouwing;
- indien de
resterende bebouwing niet functioneel is in te zetten voor de
vervolgfunctie, mag nieuw gebouwd worden nadat sloop van
bedrijfsbebouwing heeft plaatsgevonden, met dien verstande dat ten
hoogste 50% van het oppervlak aan gesloopte gebouwen mag worden
herbouwd met een maximum van 400 m²;
- in het wijzigingsplan
wordt de vervolgfunctie door middel van een specifieke aanduiding
weergegeven, waarbij het aantal te bebouwen m² wordt vastgelegd en
het bouwvlak wordt aangepast aan de resterende bebouwing;
- vervolgfuncties die
naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot
de ingevolge tabel 4.3 toelaatbare vervolgfuncties zijn eveneens
toegestaan, indien voldaan wordt aan de onder a t/m g genoemde
voorwaarden.
Tabel 4.3 Vervolgfuncties ter plaatse van vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen
vervolgfuncties |
wonen/hobbyboer |
inpandige opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing |
dierenpension/hondenfokkerij |
recreatief nachtverblijf/kampeerboerderij/trekkershutten |
kleinschalige horecagelegenheid/dagrecreatie (theeschenkerij, boerderijcafé, wijnproeverij, speelboerderij) |
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, relatie met het buitengebied |
sociale functie (resocialisatie, therapie, zorgboerderij) |
kinderopvang |
museum/tentoonstellingsruimte |
inpandige statische
volumineuze opslag en stalling van niet-agrarische
producten/werktuigen/voertuigen in bestaande bebouwing, behorende tot
ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
overige niet-agrarische bedrijven (behorende tot ten hoogste categorie 2) met uitzondering van horecabedrijven |