Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan actualisatie Buitengebied Boskoop 2013
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.0499.BPL12039HBU-OH01

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het uitoefenen van grondgebonden veehouderijbedrijven zoals bedoeld in artikel 1 lid 8 sub a ;
  2. het behoud van de landschappelijke waarden in de vorm van het kenmerkende verkavelingspatroon, het open weidegebied en de daarmee samenhangende natuurwaarden zoals de aanwezigheid van weidevogels;
met daaraan ondergeschikt:
  1. uitsluitend de in tabel 4.1 toegestane agrarische en niet-agrarische nevenfuncties, waarbij in de tabel is aangegeven welk oppervlak aan bebouwing en gronden ten hoogste in gebruik mag worden genomen ten behoeve van de nevenfunctie;
  2. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
Tabel 4.1 Toegestane nevenfuncties
nevenfuncties max. aantal m2
  gronden in gebruik bebouwing in gebruik
inpandige opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag ten behoeve van eigen bedrijfsvoering) - 500
bed & breakfast - 100
recreatief nachtverblijf, kampeerboerderij, trekkershutten - 200
verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten - 100
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte) gehele bedrijf 100
inpandige statische volumineuze opslag en stalling van niet-agrarische producten/werktuigen/voertuigen in bestaande gebouwen behorende tot de categorieën B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, geen detailhandel - 500
aan-huis-gebonden beroepen - 60
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van de bestemming, de daarbij behorende bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen) en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
verder geldt het volgende:
  1. gebouwen, de bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen) en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder wordt verstaan mestbassins, sleufsilo's, kuilplaten, buitenrijbanen en paardenbakken, dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  2. algehele herbouw van de bedrijfswoning mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten;
  3. de voorgevels van andere gebouwen dan bedrijfswoningen dienen zich op minimaal 35 m uit de as van de weg te bevinden, vermeerderd met de breedte van de zich eventueel tussen de weg en de woning bevindende waterloop;
  4. voor zover niet aaneen wordt gebouwd moet de afstand tussen een gebouw en een erfscheiding ten minste bedragen:
    1. 1,5 m, indien het een gebouw betreft met een goothoogte van 3 m of minder;
    2. 3 m, indien het een gebouw betreft met een goothoogte van meer dan 3 m, met dien verstande dat de afstand van een gebouw tot een watergang minimaal 2 m dient te bedragen;
  5. per bedrijf mag binnen het bouwvlak één windturbine worden gebouwd, met een bouwhoogte van ten hoogste 15 m;
  6. overigens geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak max.
inhoud
max. oppervlak max. goothoogte max.
bouw-hoogte
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) één per bouwvlak, tenzij anders is aangegeven met de aanduiding 'maximumaantal wooneenheden' 750 m³   6 m  
aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen       3 m  
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen     50 m² 3 m  
bedrijfsgebouwen     gehele bouwvlak 5 m 7 m
hooibergen en silo's         12 m
erf- en terreinafscheidingen op bouwvlakken         2 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlakken         1 m
overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
       
4 m
Overkappingen
 
 
 
 
3 m
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Ten behoeve van het maximale oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de tabel behorende bij artikel 4 lid 2 sub g , namelijk het maximale oppervlak voor bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, met inachtneming van het volgende:
  1. het oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag tot ten hoogste 75 m² worden vergroot;
  2. ontheffing wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de gronden rondom de woning ten minste 250 m² bedraagt.
4.3.2 Ten behoeve van een grotere bouwhoogte
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2 sub g  voor wat betreft de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van het volgende:
  1. ontheffing wordt uitsluitend verleend indien een grotere bouwhoogte voor een meer doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk blijkt te zijn;
  2. overwegingen van landschaps- en natuurbelang dienen zich niet tegen een grotere bouwhoogte te verzetten;
  3. de bouwhoogte mag ten hoogste bedragen:
    1. 8 m voor bedrijfsgebouwen;
    2. 4 m voor bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.3.3 Overschrijding van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de begrenzing van het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:
  1. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk maken;
  2. de grenzen van een bouwvlak mogen eenmalig en aan één zijde met ten hoogste 25 m worden overschreden;
  3. van de ontheffingsbevoegdheid mag geen gebruik worden gemaakt indien het oppervlak van het agrarische bouwvlak groter dan of gelijk aan 1,5 ha is;
  4. de overschrijding mag niet leiden tot een overschrijding van de bestemmingsgrens;
  5. de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt.
4.3.4 Ten behoeve van de herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande funda menten
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2 sub c  ten behoeve van de herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande fundamenten, met inachtneming van het volgende:
  1. wijziging van de locatie van de bedrijfswoning is alleen toelaatbaar ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven en voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  2. het bestaande oppervlak van de woning mag niet worden vergroot;
  3. de nieuwe bedrijfswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  4. de naar de weg gekeerde gevel van de nieuwe bedrijfswoning dient zich te bevinden op een afstand van 20 tot 30 m uit de as van die weg, vermeerderd met de breedte van de zich eventueel tussen de weg en de bedrijfswoning bevindende waterloop, of op de afstand die ten minste dient te worden aangehouden in verband met de Wet geluidhinder;
  5. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  6. voor wat betreft de herbouw van de bedrijfswoning dient in ieder geval te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 21 lid 21.3 'Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen';
  7. omtrent het bepaalde in sub a, c en e dient advies te worden gevraagd bij een agrarisch deskundige;
  8. voor het overige zijn de bepaling ten aanzien van de bedrijfswoning uit dit artikel van overeenkomstige toepassing.
4.3.5 Ten behoeve van het bouwen van schuilgelegenheden voor dieren
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2 voor wat betreft het bouwen van schuilgelegenheden van dieren met inachtneming van het volgende:
  1. de maximale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m2;
  2. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  3. de schuilgelegenheid milieutechnisch inpasbaar is;
  4. belangen van derden niet onevenredig geschaad worden.
4.3.6 Ten behoeve van erfbebouwing Middelweg 4
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - erfbebouwing middelweg 4' met een omgevingsvergunning afwijken van de regels en de bouw van erfbebouwing al dan niet in de vorm van gebouwen toestaan waarbij geldt dat de maximale bouwmogelijkheden zoals deze gelden voor het perceel Middelweg 4 als uitgangspunt dienen.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. indien sprake is van meerdere nevenfuncties op één bedrijf geldt dat ten hoogste 500 m² aan bebouwing en 4.000 m² aan gronden in gebruik mag worden genomen;
  2. de teelt van ruwvoedergewassen is toegestaan op ten hoogste 20% van de bij het bedrijf behorende gronden;
  3. het verlenen van mantelzorg en het gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  4. het is niet toegestaan de gronden te gebruiken voor:
    1. de opslag van goederen buiten de bestaande bebouwing met een totale hoogte van meer dan 4 m;
    2. lichtmasten en lichtreclame.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub d  ten behoeve van het toestaan van één of meerdere nevenfuncties zoals genoemd in tabel 4.2, met inachtneming van de tabel en het volgende:
  1. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  2. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  3. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de nevenfunctie niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de in het gebied voorkomende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  4. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  5. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  6. een verzoek om toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan een agrarisch deskundige en een deskundige inzake natuur en landschap en/of cultuurhistorie omtrent de vraag of aan het gestelde onder b, c en d van deze regel wordt voldaan.
Tabel 4.2 Nevenfuncties
nevenfuncties max. aantal m2
  gronden in gebruik bebouwing in gebruik
agrarisch loonbedrijf behorende tot ten hoogste categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - 500
huisdierenpension/hondenfokkerij - 200
kano-, boot- of fietsenverhuur - 100
kleinschalige horecagelegenheid/dagrecreatie (theeschenkerij,  wijnproeverij, speelboerderij) 500 100
minicamping (maximaal 25 standplaatsen) 3.000 m² binnen of aansluitend op het bedrijfscentrum 100
agrarisch verwante sociale functie (resocialisatie, therapie, zorgboerderij) gehele bedrijf 200
kinderdagopvang 100 200
museum/tentoonstellingsruimte 500 200
overige niet-agrarische bedrijven (behorende tot ten hoogste categorie 2) met uitzondering van horecabedrijven - 200
4.5.2 Algemene ontheffing nevenfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in tabel 4.1 en 4.2, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 4.1 en 4.2 toelaatbare nevenfuncties, met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 4 lid 5.1 
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden zonder of in afwijking van een  omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontginnen of scheuren van graslanden van meer dan 20% van de bij het bedrijf behorende gronden;
  2. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  4. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  5. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  6. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  7. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
  8. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  9. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse van de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant.
4.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van artikel 4 lid 6.1  is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
  2. uitgevoerd worden binnen het bouwvlak;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  4. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;
  5. uitgevoerd worden vanuit het regulier beheer en onderhoud van openbare wegen, fiets- en voetpaden.
4.6.3 Voorwaarde voor de aanlegvergunning
Een aanlegvergunning zoals bedoeld in artikel 4 lid 6.1  wordt verleend indien:
  1. het belang dat met de ingreep is gediend, aangetoond wordt;
  2. daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  3. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen gewaarborgd wordt;
  4. daardoor de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
4.6.4 Advisering over de aanlegvergunning
Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 4 lid 6.1  winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de deskundige inzake natuur- en landschapswaarden of cultuurhistorie omtrent de vraag als bedoeld in artikel 4 lid 6.3 .
4.6.5 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van artikel 4 lid 6.1  is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat agrarische bouwvlakken mogen worden vergroot, met inachtneming van het volgende:
  1. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven en voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  2. bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
  3. als het bestaande bouwvlak al de maximaal uit te breiden omvang heeft bereikt, mag het bouwvlak met 15% worden vergroot;
  4. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  5. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  6. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de uitbreiding van het bouwvlak niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de in het gebied voorkomende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, hiervoor wordt het wijzigingsplan getoetst aan de Waarderingskaart; 
  7. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan een agrarisch deskundige en een deskundige inzake natuur en landschap en/of cultuurhistorie omtrent de vraag of aan het gestelde onder a, e en f van deze regel wordt voldaan.
4.7.2 Ten behoeve van vervolgfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie indien sprake is van een algehele bedrijfsbeëindiging van een ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf, welke in tabel 4.3 zijn aangegeven, met inachtneming van de tabel en het volgende:
  1. het agrarische gebruik is beëindigd;
  2. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  3. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  4. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de vervolgfunctie niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de in het gebied voorkomende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, hiervoor wordt het wijzigingsplan getoetst aan de Waarderingskaart; 
  5. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of de verkeersaantrekkende werking;
  6. ten behoeve van vervolgfuncties gelden de volgende bouwregels:
    1. vervolgfuncties maken gebruik van de bestaande bebouwing;
    2. indien de resterende bebouwing niet functioneel is in te zetten voor de vervolgfunctie, mag nieuw gebouwd worden nadat sloop van bedrijfsbebouwing heeft plaatsgevonden, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het oppervlak aan gesloopte gebouwen mag worden herbouwd met een maximum van 400 m²;
  7. in het wijzigingsplan wordt de vervolgfunctie door middel van een specifieke aanduiding weergegeven, waarbij het aantal te bebouwen m² wordt vastgelegd en het bouwvlak wordt aangepast aan de resterende bebouwing;
  8. vervolgfuncties die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 4.3 toelaatbare vervolgfuncties zijn eveneens toegestaan, indien voldaan wordt aan de onder a t/m g genoemde voorwaarden.
Tabel 4.3 Vervolgfuncties ter plaatse van vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen
vervolgfuncties
wonen/hobbyboer
inpandige opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing
dierenpension/hondenfokkerij
recreatief nachtverblijf/kampeerboerderij/trekkershutten
kleinschalige horecagelegenheid/dagrecreatie (theeschenkerij, boerderijcafé, wijnproeverij, speelboerderij)
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, relatie met het buitengebied
sociale functie (resocialisatie, therapie, zorgboerderij)
kinderopvang
museum/tentoonstellingsruimte
inpandige statische volumineuze opslag en stalling van niet-agrarische producten/werktuigen/voertuigen in bestaande bebouwing, behorende tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
overige niet-agrarische bedrijven (behorende tot ten hoogste categorie 2) met uitzondering van horecabedrijven