direct naar inhoud van 3.2 Historische context
Plan: Waterrijk - Boomgaard
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0499.BPL11031HBD-OH01

3.2 Historische context

Boskoop ligt in een voormalig uitgestrekt veenmoeras achter de Hollandse kuststrook met duinen en strandwallen. Het veenmoeras ontstond toen door de stijging van de zeespiegel na het smelten van het landijs van de laatste ijstijd de grondwaterspiegel omhoog kwam. Uit het moerasgebied werd het overtollige water via veenstromen zoals de Gouwe afgevoerd. Dichtbij de veenstromen is onder invloed van de zee klei afgezet. Belangrijke sporen van vroege bewoning zijn in het Boskoopse grondgebied niet aangetroffen. Wel is bekend dat de grens van het Romeinse rijk lange tijd langs de Oude Rijn lag, net ten noorden van het Boskoopse grondgebied. Op de hoger gelegen oeverwallen van de Oude Rijn zijn talrijke archeologische vondsten gedaan.

In de Middeleeuwen is het veenmoeras geleidelijk ontgonnen tot agrarisch gebied (veenweidegebied en kwekerijen). Daarnaast zijn door afgraven van het veen voor turfwinning grote plassen ontstaan. Waar deze plassen later drooggelegd werden, ontstonden de droogmakerijen (zoals de Polder Hazerswoudsche Droogmakerij en de Zuidplaspolder). Het veenontginningsgebied van het Groene Hart kent een zeer karakteristieke ruimtelijke structuur met een slagenverkaveling, lintbebouwing en de overvloedige aanwezigheid van water. Langs wegen het gebied in vestigden zich mensen, die haaks op de weg het veengebied zijn gaan ontginnen. Voor de ontwatering werd een dicht stelsel van parallelle sloten gegraven. De polders van de droogmakerijen liggen enkele meters lager dan het omringende veengebied. Traditioneel worden ze gebruikt voor akkerbouw.

In het kort is de ruimtelijke ontwikkeling in de gemeente Boskoop tussen 1900 en 2000 als volgt. Rond 1900 is het zojuist beschreven ontginnings- en bebouwingsbeeld duidelijk aanwezig. Rond de brug over de Gouwe is een bebouwingsconcentratie ontwikkeld. Deze niet-agrarische bebouwing zet zich in noordelijke richting lintvormig aan weerszijden van de Gouwe door.

In de periode voor de Tweede Wereldoorlog worden kavels, die incidenteel vrijkomen, aangekocht om te bebouwen. Vooral aan de oostkant van de Gouwe ontstaan hierdoor geïsoleerde, langgerekte woonstraten en buurtjes tussen de kwekerijen, haaks op de ontsluitende weg. Voorbeelden hiervan zijn de A.P. van Neslaan, Rozenlaan, Valkerburgerlaan, Tuinstraat, Goudse Rijweg en de buurtjes van het Julianakwartier en de Nieuwstraat. De verspreide bebouwing op de koppen van kwekerijen breidt zich in deze periode verder uit. Opvallend is ook de lintbebouwing aan de zuidkant van de Zijde. De spoorlijn tussen Gouda en Alphen aan den Rijn wordt aangelegd en zorgt voor bedrijvigheid rondom het station van Boskoop.

Tussen 1940 en 1960 zijn er slechts weinig veranderingen in de bebouwing. De opvallendste uitbreidingen liggen aan de Wilhelminalaan, in aansluiting op de Julianastraat en Emmakade, en aan de Goudse Rijweg.

Pas na 1960 raakt de woningbouw in Boskoop in een sterke stroomversnelling. In plaats van incidentele invullingen, worden er hele woonwijken tegelijk ontwikkeld. De grootste hiervan is Snijdelwijk. Om de boomteelt te ontzien is deze wijk aangelegd in veenweidegebied, waardoor sprake is van een excentrische ligging ten opzichte van de dorpskern. Snijdelwijk heeft eigen voorzieningen zoals een winkelsteunpunt en basisscholen. Met de jongste uitbreiding Waterrijk is wel direct aangesloten op de dorpskern en is in boomteelt gebied gebouwd.