10.1 Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regels:
Indien niet met toepassing van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, zijn burgemeester en wethouders bevoegd om in overeenstemming met artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan ten behoeve van:
-
a. een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, de telecommunicatie, het openbaar vervoer of het trein-, water-, of wegverkeer:
-
1. waarvan het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 50 m2,
-
2. dat bestaat uit één bouwlaag, en
-
3. dat gemeten vanaf het aansluitende terrein niet hoger is dan 5 m;
-
b. ten behoeve van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
-
1. waarvan het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 50 m2, en
-
2. dat gemeten vanaf het aansluitende terrein niet hoger is dan 10 m;
-
c. ten behoeve van een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw;
-
d. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
-
e. het toestaan dat de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw met 3 meter mag worden verhoogd;
-
f. hen toestaan dat een hoofdgebouw mag worden verbreedt en/of verdiept met maximaal 5 meter ten opzichte van het op de plankaart aangegeven bouwvlak voor het hoofdgebouw;
-
g. hen toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
-
h. hen toestaan dat voor de voorgevel dan wel voorgevel rooilijn gebouwd wordt;
-
i. hen toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.