direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Boskoop - derde actualisatie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0484.B152buigebbosk3act-VA02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Op 9 juli 2015 heeft de raad het bestemmingsplan Buitengebied Boskoop, tweede actualisatie vastgesteld. Hierin is onder andere voor een aantal percelen in Boskoop de bestemming van agrarische bedrijfswoning gewijzigd naar plattelandswoning. In navolging daarvan het college van burgemeester en wethouders op 8 december 2015 besloten om voor het sierteeltgebied van Boskoop en Hazerswoude één uniforme regeling op te stellen voor omzetting van voormalige agrarische bedrijfswoningen naar plattelandswoningen.

Ter uitvoering van dit besluit is met sierteeltbranche (Stichting Greenport, makelaars en (juridische) adviseurs) overleg gevoerd en zijn de volgende vragen aan de orde gekomen:

  • Zijn de geldende voorwaarden voor omzetting van een voormalige agrarische bedrijfswoning naar plattelandswoning nog de juiste en sluiten deze aan bij de huidige situatie?
  • Is omzetting naar burgerwoning onder voorwaarden ook mogelijk?
  • Is het nog wenselijk is dat er binnen het sierteeltgebied nog nieuwe eerste bedrijfswoningen bijkomen?

De uitkomsten van dit overleg zijn vertaald in onderhavig bestemmingsplan en het bestemmingsplan Sierteeltgebied, 1e herziening, dat separaat wordt opgesteld.

Tussenuitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State

Op 13 oktober 2016 heeft de raad het bestemmingsplan vastgesteld. Hiertegen is beroep ingediend. Op 9 augustus 2016 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een tussenuitspraak (zaaknummer 201608955/1/R3) op dit beroep gedaan. Hierbij heeft de Afdeling geoordeeld dat de raad het laten vervallen van de wijzigingsbevoegdheid voor een eerste bedrijfswoning binnen de bestemming Agrarisch voor de gronden van reclamant niet toereikend heeft gemotiveerd. In het belang van een spoedige beëindiging van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om de raad op te dragen dit genoemde gebrek te herstellen.

In dit bestemmingsplan is in paragraaf 3.2 de toelichting aangepast en uitgebreid en het gebrek hersteld.

1.2 Plangebied

Het plangebied betreft het totale plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Boskoop en specifiek de percelen zoals aangegeven in paragraaf 4.1.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Het geldende bestemmingsplan is Buitengebied Boskoop, inclusief de eerste en tweede actualisatie.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

Het bestemmingsplan betreft in eerste instantie het verder uitvoering geven aan de wettelijke mogelijkheden voor omzetting naar plattelandswoningen. Waar mogelijk is omzetting naar burgerwoning ook mogelijk. Hierbij gaat het om ontwikkelingen op perceelsniveau die niet in strijd zijn met rijks- en provinciaal beleid. Wat betreft gemeentelijk beleid geldt dat dit na vaststelling van het bestemmingsplan op een aantal punten wijzigt. Deze wijzigingen komen in hoofdstuk 3 aan de orde.

2.2 Uitvoeringsprogramma 2016-2020 Greenport Regio Boskoop-West

Op 16 juni 2016 heeft de raad het 'Uitvoeringsprogramma 2016-2020 Greenport Regio Boskoop-West' vastgesteld. Met dit uitvoeringsprogramma, dat door het bedrijfsleven en overheid samen is opgesteld, wordt concreet invulling gegeven aan de thema's Ruimte & Bereikbaarheid én Water & Duurzaamheid die op de actieagenda van de 'Economische Strategie Greenport Boskoop 2020' staan vermeld.

Ten aanzien van dit uitvoeringsprogramma geldt dat in 2014 een onderzoek is gestart om gezamenlijk met kwekers uit het gebied Greenport-West de kansen en bedreigingen in kaart te brengen. Er is een Houtskoolschets Greenport West ontwikkeld waarin de uitdagingen staan beschreven, oplossingen worden aangedragen en op globale wijze is verbeeld hoe het gebied zou kunnen worden ingericht om beter te functioneren. Om de gewenste ambities en maatregelen in dit westelijke deel van de Greenport regio Boskoop te realiseren is een uitvoeringsagenda opgesteld. Eén van de thema's die hierin aan de orde komt is 'Wonen'. Ten aanzien hiervan wordt het volgende gesteld.

Wonen

Een gevolg van de steeds verdergaande schaalvergroting is dat er al een flink aantal agrarische bedrijfswoningen overbodig zijn geworden. Immers, een kweker die zijn buurmans kwekerijperceel koopt, heeft doorgaans geen behoefte aan nóg een agrarische bedrijfswoning. De overtollige bedrijfswoningen worden omgezet naar burgerwoningen of plattelandswoningen en kunnen daardoor belemmerend gaan werken op de bedrijfsvoering van de kwekerijen (klagers, milieuwetgeving). Daarom is een aantal maatregelen gewenst en nodig om te voorkomen dat er meer agrarische woningen bij komen en te voorzien in een verplaatsingsmogelijkheid. Concreet gelden de volgende uitgangspunten en te nemen maatregelen:

Uitgangspunten

Ten aanzien hiervan gelden de volgende uitgangspunten:

  • a. In het teeltgebied is een overschot aan agrarische bedrijfswoningen. Deze woningen vormen soms een belemmering om tot schaalvergroting te komen.
  • b. Het toevoegen van agrarische bedrijfswoningen in het productiegebied is niet wenselijk, alhoewel bestaande rechten uiteraard gerespecteerd dienen te worden.

Maatregelen

  • a. De gemeente wijst locaties aan waar agrarische bedrijfswoningendie verplaatst moeten worden, kunnen worden herbouwd.
  • b. De gemeente hanteert een saldo 0 bepaling voor agrarische bedrijfswoningen in het sierteeltgebied (behoudens bestaande rechten).

Hoofdstuk 3 Wijziging regels omzetting bedrijfswoning

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een toelichting op:

  • 1. het schrappen van de wijzigingsbevoegdheid voor de realisatie van eerste bedrijfswoningen;
  • 2. het opnemen van wijzigingsregels voor omzetting van een voormalige agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning;
  • 3. de aanpassing van de wijzigingsregels voor omzetting naar plattelandswoning.

3.2 Nieuwe eerste bedrijfswoningen

Huidige situatie

Het geldende bestemmingsplan Buitengebied Boskoop kent een binnenplanse wijzigingsbevoegdheid om een eerste bedrijfswoning mogelijk te maken. Op grond hiervan kan een ondernemer in aanmerking komen voor een eerste bedrijfswoning indien een doelmatige bedrijfsvoering, mede gelet op de aard, inrichting en de omvang van het betrokken bedrijf, de vestiging van ten minste één volwaardige arbeidskracht in een woning op de bedrijfsgrond duurzaam noodzakelijk maakt. Daarnaast moet advies worden gevraagd bij een agrarisch deskundige.

Schrappen wijzigingsbevoegdheid

De praktijk leert dat een bedrijfswoning ten goede komt aan een doelmatige bedrijfswoning maar dat noodzaak ontbreekt. Dit standpunt wordt bevestigt door diverse (agrarische) makelaars en adviseurs met wie overleg heeft plaatsgevonden. Ook blijkt dit uit adviezen van de agrarische adviescommissie. Deze geeft aan dat een bedrijfswoning doelmatig is maar niet noodzakelijk. Een voornaamste reden voor een bedrijfswoning in deze tijd is dat de grond al in eigendom is en hiermee relatief goedkoop een woning kan worden gerealiseerd. Daarnaast is het makkelijk om bij het bedrijf te wonen en zo toezicht te houden (doelmatig). De stand der techniek en de verdergaande professionalisering en automatisering maakt echter dat het niet noodzakelijk is dat permanent iemand aanwezig is om toezicht te houden.

Daarnaast is door schaalvergroting in de sector in de loop der jaren ook een toenemend aantal agrarische bedrijfswoningen overbodig geworden. Deze schaalvergroting is onder andere ingegeven doordat een ondernemer op meerdere locaties gronden in bezit heeft gekregen, met vaak daarbij ook een bedrijfswoning. Aangezien de ondernemer al een bedrijfswoning heeft, heeft hij de aangekochte bedrijfswoning niet nodig. Deze wordt dan omgezet naar plattelandswoning en verkocht. Dit heeft ertoe geleidt dat in het in 2015 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied Boskoop, 2e actualisatie en ook in onderhavige 3e actualisatie een groot aantal woningen is/wordt omgezet naar plattelandswoning. In totaal gaat hierbij om meer dan 40 woningen. Door de verdergaande schaalvergroting is de verwachting dat dit aantal de komende jaren gaat toenemen. Dit betekent dat in feite dat permanent voormalige bedrijfswoningen vrijkomen op de markt die kunnen worden aangewend als 'bedrijfswoning' bij een agrarisch bedrijf op een andere locatie.

Deze ontwikkeling waarbij de gemeente aan ene kant nieuwe eerste bedrijfswoningen vergunt en aan de andere kant bedrijfswoningen omzet naar burger- en/of plattelandswoning kan een belemmering zijn voor de toenemende schaalvergroting. Nieuwe bedrijfswoningen zijn immers woningen van derden waarmee vanuit milieuoogpunt rekening moet worden gehouden. Om de ontwikkeling van schaalvergroting niet te frustreren, acht de gemeente eerste nieuwe bedrijfswoning niet meer gewenst. Hieraan verleent de gemeente dan ook geen medewerking meer. Er wordt een saldo 0-beleid gevoerd. Dit betekent dat de huidige wijzigingsbevoegd voor een eerste bedrijfswoning uit het bestemmingsplan Buitengebied Boskoop wordt geschrapt.

Met het schrappen van deze wijzigingsbevoegdheid wordt uitvoering gegeven aan het hiervoor in paragraaf 2.2 genoemde uitgangspunt wat betreft het saldo 0-beleid ten aanzien van agrarische bedrijfswoningen.

Standpunt Stichting Belangenbehartiging Greenport Boskoop

De Stichting Belangenbehartiging Greenport Boskoop (hierna: Stichting Greenport) heeft in deze ook aangegeven dat de schaalvergroting verder zal toenemen en verzoeken tot functiewijziging regelmatig voorkomen. Het aantal verzoeken voor nieuw te bouwen bedrijfswoningen zal beperkt zijn. Ook zijn er nog maar weinig bedrijven die voldoen aan de criteria voor een nieuwe bedrijfswoning. De Stichting kan zich dan ook voorstellen dat op termijn de bouwmogelijkheid voor nieuwe bedrijfswoningen niet meer wordt opgenomen in bestemmingsplannen. Zij adviseren om bij het opstellen van onderhavig bestemmingsplan dit punt af te wegen.

Adviezen Agrarische beoordelingscommissie

Met inachtneming van de in paragraaf 1.1 genoemde tussenuitspraak is nader advies gevraagd bij de Agrarische beoordelingscommissie. Hierbij gaat om een advies specifiek over het perceel van M. Bos aan de Laag Boskoop 106 en een advies over de algemene noodzaak van bedrijfswoningen. Deze adviezen zijn als bijlage en bijlage 2 opgenomen. In deze adviezen komt de commissie tot het volgende.

Het werken met een wijzigingsbevoegdheid vraagt om een lijstje met voorwaarden waaraan een bedrijf moet voldoen om een woning noodzakelijk te maken. Het woord 'noodzakelijk' impliceert dat 'het zonder woning niet kan'. De vraag of een bedrijfswoning noodzakelijk is, kan ook anders geïnterpreteerd worden: is het wonen van een teeltverantwoordelijke op korte afstand van een bedrijf(sdeel) wenselijk of noodzakelijk, met andere woorden: moet de mogelijkheid bestaan om bij calamiteiten snel in te grijpen of aanwezig te zijn en moet een woning dan per se op het bouwvlak van het bedrijf staan.

Deze vraag is gerechtvaardigd, omdat bij ingrijpen de verantwoordelijke niet overal tegelijk kan zijn. Argumenten die worden genoemd voor het nodig hebben van een bedrijfswoning zijn onder andere: diefstal, buiten 'normale' werktijden spuiten, nachtelijk laden en lossen en nachtvorstbestrijding. Echter als iemand 20 pompen moet bedienen bij nachtvorst, nog afgezien van de vraag of dat niet technisch comfortabeler opgelost kan worden door middel van afstandsbedieningen, zal degene deze pompen in volgorde moeten afwerken en sowieso 'onderweg' zijn. Of de woning dan op het (grote) bedrijf staan of op, bij wijze van spreken, 10 minuten afstand, maakt geen verschil. Het dicht in de buurt wonen is dan voldoende. Een dergelijk argument geldt ook voor het spuiten en ontvangen van vrachtauto's buiten 'normale werktijden'. De maatschappij is in een aantal jaren tijd veranderd in een 24-uurs economie, waar we zelf ook gebruik van maken. Zo sluit bijvoorbeeld de supermarkt niet meer om zes uur 's avonds en komt de pakjesbezorger ook 's avonds aan de deur. Er is (dus) geen goede reden waarom voor het uitvoeren van gewasbescherming in de avond een woning noodzakelijk zou zijn.

Diefstal is helaas ook een maatschappelijk verschijnsel, maar het is een illusie te denken dat wonen aan één kant van een groot bedrijf het stelen van planten of materialen enkele honderden meters verderop zal kunnen voorkomen. Zonder twijfel is de bouw van een bedrijfswoning goedkoper dan een woning kopen op de vrije markt. Het 'vrije' wonen is voor een agrariër aantrekkelijk en in bepaalde gevallen is er het comfort van wat sneller kunnen ingrijpen.

De genoemde argumenten zijn echter geen argumenten die het woord 'noodzakelijk' rechtvaardigen en met de toenemende technische mogelijkheden, zoals hiervoor genoemd, wordt dit ook steeds lastiger. Daarnaast geldt voor bijvoorbeeld grote boomkwekerijbedrijven, die tot de top zijn gaan behoren, dat zij dat mede geworden zijn door de best mogelijke interne organisatie en niet uitsluitend door op het bedrijf te wonen. Bovendien hebben dit type bedrijven doorgaans toch ook meerdere, verspreid liggende kwekerijpercelen. Daaraan liggen dan ook bewust genomen investeringsbeslissingen ten grondslag.

De commissie is van mening dat het vaststellen van de noodzaak van een woning op objectief beoordeelbare gronden niet langer mogelijk is. In de geschrapte wijzigingsbevoegdheid werd gesproken over een minimale bedrijfsomvang van 2 ha. Er wordt daarbij geen verschil gemaakt tussen grootschalige teelten, hectaren van één soort of geslacht of een zeer intensief stekbedrijf. Oppervlakteregels roepen volgens de commissie in grensgevallen vragen op als 'Waarom zou een woning bij een oppervlakte van 1,9 ha niet noodzakelijk zijn en bij 1000 m2 méér wel?'.

Bij plantaardige voortbrenging is voor vrijwel alle problemen een oplossing, lage kosten en sociaal comfort zijn oneigenlijke argumenten. Er is, zoals de commissie stelt, bij plantaardige voortbrenging vrijwel geen serieus te nemen argument om een bedrijfswoning, dus een woning die gebouwd moet worden op het eigen bouwvlak, noodzakelijk te noemen.

Er zal in een professioneler wordende sector dan wellicht meer aandacht moeten zijn voor de interne organisatie van bedrijven, zeker als ze groter worden, maar als de sierteelt ook in de toekomst zich wil blijven ontwikkelen, zullen de consequenties van de voortuitgang moeten worden aanvaard, ook als die bij de eerste aanblik niet aantrekkelijker worden.

De commissie spreekt uit dat het blijven beoordelen op 'noodzaak' in toenemende mate zal leiden tot gekunstelde adviezen, omdat in feite de basis voor deze term niet langer aanwezig is. De commissie stelt dat we ons dus bevinden, met regelgeving die is gebaseerd op vervlogen omstandigheden, op een speelveld dat zeer sterk is veranderd en, is de conclusie, de huidige manier van beoordelen is vrijwel onmogelijk geworden.

Concluderend is de commissie van oordeel dat bedrijfswoningen niet altijd overbodig zijn, maar het 'afturven' van een lijstje om een woning via een binnenplanse procedure mogelijk te maken is niet meer van de huidige tijd. De norm zal naar de mening van de commissie het maatwerk moeten worden, door middel van een bestemmingsplanherziening, waarbij de toenemende technische mogelijkheden ook in de toekomst medebepalend zullen zijn.

3.3 Omzetting naar burgerwoning

Het komt regelmatig voor dat woningen in het sierteeltgebied zijn bestemd als bedrijfswoning terwijl deze dat in de praktijk niet (meer) zijn. Dit kan verschillende redenen hebben. Meestal komt het doordat de bewoner/eigenaar is gestopt met zijn bedrijf en dit heeft verkocht en/of te koop heeft staan. Het bestemmingsplan Buitengebied Boskoop kent dit geval een wijzigingsbevoegdheid om de woning om te zetten naar plattelandswoning.

Het komt echter ook voor dat de gronden die voorheen bij het agrarische bedrijf hoorde inmiddels geen agrarische gronden meer zijn. In dat geval komt de woning niet in aanmerking voor wijziging naar een plattelandswoning. Ook komt het voor dat woningen zijn bestemd als bedrijfswoning terwijl deze dat in de praktijk nooit zijn geweest.

In deze gevallen is omzetting naar plattelandswoning niet juist omdat er geen sprake is van een relatie met een voormalig agrarisch bedrijf. In die gevallen is omzetting naar burgerwoning de juiste bestemmingswijziging. Hierbij dient te worden aangetoond dat er vanuit milieutechnisch oogpunt geen bezwaren zijn tegen de omzetting. Daarnaast moet de woning een eigen toegang hebben. Daarbij geldt dat omzetting naar burgerwoning ook geen gebiedsvreemde ontwikkeling is. Aan straten zoals het Laag Boskoop, Rijneveld, Biezen en Reijerskoop staan tientallen woningen met een woon-bestemming, zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.B152buigebbosk3act-VA02_0001.png"

Geldende bestemmingen (de gele vlakken zijn burgerwoningen)

3.4 Omzetting naar plattelandswoning

Zoals hiervoor aangegeven, kent het geldende bestemmingsplan Buitengebied Boskoop reeds een wijzigingsbevoegdheid om een agrarisch bedrijfswoning om te zetten naar plattelandswoning. Na wijziging geldt dat een voormalige agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning nog steeds deel uitmaakt van de inrichting en niet wordt beschermd tegen de milieuemissie van deze inrichting. De inrichting wordt op deze manier niet in zijn bedrijfsvoering belemmerd door het gebruik van de (voormalige) agrarische bedrijfswoning als burgerwoning.

Voorwaarden wijzigingsprocedure

In het geldende bestemmingsplan zijn de voorwaarden voornamelijk gericht op schaalvergroting en reconstructie. In de praktijk blijkt dat dit soms tot problemen leidt omdat niet volledig aan de voorwaarden wordt voldaan, terwijl het wel gewenst is dat de bestemming wordt gewijzigd. In dat geval wordt maatwerk geleverd door middel van een bestemmingsplanprocedure.

In de aangepaste wijzigingsbevoegdheid wordt dit ondervangen door de voorwaarden te laten aansluiten op de praktijk/huidige situatie en die aspecten die direct van belang zijn voor een omzetting. Hierbij gaat het om de toegankelijkheid van het bedrijf waartoe de woning voorheen behorende. Deze moet een rechtstreeks verbinding hebben/houden met de openbare weg. Daarnaast is het van belang dat de wijziging milieuhygienisch inpasbaar is. Indien een aan te houden afstand, in verband met bijvoorbeeld geluid en/of gebruik gewasbeschermingsmiddelen, niet wordt gehaald, dienen aanvullende maatregelen worden getroffen zoals de aanleg van een sloot, het realiseren van een bufferzone, het plaatsen van een scherm en/of andere doelmatige bouwkundige voorziening.

Verder blijft als uitgangspunt gelden een maximale kaveloppervlakte van 1000m2, met dien verstande dat de bestaande situatie aanleiding kan geven tot een grotere oppervlakte. Een afwijkende bestaande situatie kan onder andere worden veroorzaakt door de situering van de woning op het perceel en/of een bestaande toegangsweg en/of de aanwezigheid van een natuurlijke perceelsgrens van water en/of groen. Een nieuwe aanvullende voorwaarde is dat de afstand tussen de achtergevel van de bestaande woning en de grens van het bestemmingsvlak maximaal 15 meter mag bedragen. Net als bij de kavelgrootte geldt dat bestaande situatie aanleiding kan geven om hiervan af te wijken. Het doel van deze afstandsmaat is te voorkomen dat onnodig bruikbare sierteeltgrond als tuingrond in gebruik wordt genomen.

Door de aanpassing van de wijzigingsbevoegdheid hoeven minder bestemmingsplanprocedures te worden gevoerd. Hierdoor zijn de kosten lager voor een initiatiefnemer en de proceduretijd korter. Hierbij geldt dat één of twee keer per jaar een parapluwijzigingsplan kan worden opgesteld.

Hoofdstuk 4 Beschrijving plan

4.1 Wijzigingen bestemming percelen

In onderhavig bestemmingsplan wordt de bestemming van de volgende percelen gewijzigd.

  Adres   Plaats   Burger- of plattelandswoning  
1   Halve Raak 17   Boskoop   Plattelandswoning  
2   Halve Raak 72   Boskoop   Plattelandswoning  
3   Insteek 72   Boskoop   Plattelandswoning  
4   Laag Boskoop 135   Boskoop   Plattelandswoning  
5   Reijerskoop 311   Boskoop   Plattelandswoning  
6   Zuidkade 145   Boskoop   Burgerwoning  
7   Zuidwijk 18   Boskoop   Plattelandswoning  
8   Oude Wijk 13   Boskoop   Burgerwoning  
9   Rijneveld 63   Boskoop   Burgerwoning  
10   Laag Boskoop 1   Boskoop   Burgerwoning  
11   Laag Boskoop 31   Boskoop   Plattelandswoning  
12   Biezen 139   Boskoop   Plattelandswoning  
13   Zijde 113   Boskoop   Plattelandswoning  
14   Zijde 127   Boskoop   Plattelandswoning  
15   Goudse Rijweg 151   Boskoop   Burgerwoning  
16   Halve Raak 18   Boskoop   Plattelandswoning  
17   Halve Raak 49   Boskoop   Plattelandswoning  
18   Halve Raak 85   Boskoop   Plattelandswoning  
19   Koetsveld 15   Boskoop   Plattelandswoning  
20   Reijerskoop 170   Boskoop   Plattelandswoning  
21   Rijnveld 78   Boskoop   Plattelandswoning  
22   Den Ham 50   Boskoop   Plattelandswoning  
23   Biezen 134   Boskoop   Plattelandswoning  
24   Rijneveld 49   Boskoop   Plattelandswoning  
25   Laag Boskoop 51   Boskoop   Plattelandswoning  
26   Voshol 35   Boskoop   Burgerwoning  

In Bijlage 1 worden de wijzigingen toegelicht.

4.2 Milieuaspecten

In het kader van de voorgenomen bestemmingswijzigingen is per locatie onderzoek gedaan naar de van toepassing zijnde milieuaspecten. In principe geldt voor alle locaties het onderstaande. Indien dit voor een locatie anders is, is dat aanvullend opgenomen in Bijlage 3.

4.2.1 M.e.r.

De wet- en regelgeving voor milieueffectrapportage (m.e.r.) is vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in de AMvB Besluit milieueffectrapportage (Besluit me.r.). In de Wet milieubeheer zijn vooral de procedurele verplichtingen opgenomen. In Besluit m.e.r. is opgenomen wanneer een m.e.r. verplicht is. Globaal zijn er 3 soorten m.e.r's, namelijk, een plan-m.e.r. is, een project- of besluit-m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling. De functiewijziging die men wil realiseren valt niet onder categorie D11.2 van het Besluit m.e.r

4.2.2 Bedrijven en milieuzonering

Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar.

Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Activiteitenbesluit milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.

De te beoordelen situaties zijn te herleiden tot drie groepen en bijbehorende aanpak, te weten:

  • Nieuwe milieugevoelige functies nabij bestaande bedrijven;
  • Nieuwe bedrijfsbestemmingen nabij bestaande milieugevoelige functies;
  • Nieuwe milieugevoelige functies nabij nieuwe bedrijfsbestemmingen.

De richtafstanden in de richtlijn Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de VNG gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype “gemengd gebied” kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Dit omgevingstype en bijbehorende systematiek zullen dan wel in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd.

In zijn algemeenheid geldt voor alle locaties dat het originele bedrijf waar de woningen (tot voor kort) bij hoorde, valt onder SBI code 011, 012, 013 Tuinbouw: bedrijfsgebouwen welke valt onder milieucategorie 2. De planlocaties betreffen bebouwing in het buitengebied van Boskoop waarin functiemenging voorkomt. In het bestemmingsplan worden de gebieden waar de locaties zich bevinden, aangeduid als 'agrarisch'. Doordat in dit agrarisch gebied wonen en bedrijvigheid naast elkaar functioneren, kan het worden beschouwd als 'gemengd gebied'. Ter plaatse wordt een richtafstand van 10 meter tussen de milieugevoelige functies en bestaande / toekomstige milieubelastende functies gehanteerd, zie tabel 1. Dit geldt voor de sierteeltbedrijven met bestemming 'agrarisch'. Indien deze afstand wordt gehaald, is een burgerwoning mogelijk. Indien dit niet het geval is, is omzetting naar plattelandswoning een optie. Dit is ook als uitgangspunt gehanteerd. Indien dit afwijkt, is dit in de bijlage specifiek opgenomen.

Milieu-
categorie  
Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied   Richtafstand tot omgevings-
type gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  

Tabel 1: Richtafstanden VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering 2009 (Bron: VNG).

4.2.3 Bodem

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.

Voor de omzetting van een bedrijfs- naar plattelandswoning dan wel burgerwoning is bodemkwaliteit niet relevant (geen gevoeligere bestemming) en daarom geen belemmering voor de beoogde bestemmingswijzigingen.

4.2.4 Geluid

Weg- en railverkeerslawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog niveau van wegverkeerslawaai kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden (zones) langs wegen (art. 74-75 Wgh) en spoorwegen (art. 1 Wgh en art. 1.3 Besluit geluidhinder). Tevens stellen de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder (Bgh) regels aan de maximale geluidsbelasting op deze bestemmingen.

Woningen zijn gevoelige bestemmingen voor de wet geluidhinder. De beoogde bestemmingswijzigingen zijn niet gelegen in de zone spoorweglawaai of industrielawaai van een spoorlijn of een industrieterrein. De verschillende woningen zijn gelegen in zones van bestaande wegen. Echter, op grond van artikel 76 lid 3 Wgh behoeft geen toetsing op grond van de Wgh plaats te vinden indien de wijziging door middel van een bestemmingsplan (of wijzigings-, uitwerkingsplan) wordt gerealiseerd. Hierdoor is het aspect geluidshinder niet relevant en vormt daarom geen belemmering voor beoogde bestemmingswijzigingen.

De beoogde bestemmingswijzigingen zijn niet gelegen in de zone spoorweglawaai of industrielawaai van een spoorlijn of een industrieterrein. De verschillende woningen zijn gelegen in zones van bestaande wegen. Echter, op grond van artikel 76 lid 3 Wgh behoeft geen toetsing op grond van de Wgh plaats te vinden indien de wijziging door middel van een bestemmingsplan (of wijzigings-, uitwerkingsplan) wordt gerealiseerd. Hierdoor is het aspect geluidshinder niet relevant en vormt daarom geen belemmering voor beoogde bestemmingswijzigingen.

4.2.5 Luchtkwaliteit

Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse.

Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5).

Het gebruik van de woning blijft gelijk, in het kader van de functie wijziging van bedrijfs- naar plattelands- of burgerwoning vormt de toetsing van het aspect luchtkwaliteit geen belemmering.

De wijzigingen betreffen enkel het omzetten van een bedrijfswoning naar plattelandswoning dan wel burgerwoning. De beoogde bestemmingswijzigingen dragen 'niet in betekenende mate' bij aan de lokale luchtverontreiniging omdat er geen toevoeging van functies plaatsvindt. Derhalve zijn beoogde bestemmingswijzigingen toelaatbaar in het kader van luchtkwaliteit.

4.2.6 Externe veiligheid

Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vormen op dit moment het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico's. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, etc.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.

Geen van de planlocaties is gelegen binnen het invloedsgebied van Bevi-inrichtingen, het invloedsgebied van relevante buisleidingen en/of het invloedsgebied voor transport van gevaarlijke stoffen over de weg. Indien van toepassing is in de bijlage bij de betreffende locatie ingegaan op andere externe veiligeheidsaspecten, zoals de aanwezig van propaantanks en/of leidingen. De conclusie is dat het aspect externe veiligheid in geen van de gevallen een belemmering vormt voor de beoogde bestemmingswijzigingen.

4.2.7 Archeologie

Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De Wamz verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan of bij een omgevingsvergunning rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van voorschriften in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van omgevingsvergunningen in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.

Voor de omzetting van een bedrijfs- naar plattelandswoning dan wel burgerwoning is archeologie niet relevant (grond wordt niet geroerd) en daarom geen belemmering voor de beoogde bestemmingswijzigingen.

4.2.8 Flora en Fauna

Om natuurwaarden in Nederland te beschermen gelden de wetten: de Flora- en Faunawet (F&fw), de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998), Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de Wro. Deze wetgeving is voor een deel verwerkt in provinciaal beleid, te weten:

Structuurvisie Zuid-Holland 2020; natuurbeheerplan 2015 en Provinciaal Compensatiebeginsel 2013. De Nbw 1998 implementeert de Europese regelgeving vastgelegd in de Vogel- en Habitatrichtlijn. De meeste beschermde gebieden betreffen Natura 2000-gebieden.

Voor de omzetting van een bedrijfs- naar plattelandswoning dan wel burgerwoning is flora en fauna niet relevant (geen bouw- en/of sloopwerkzaamheden) en daarom geen belemmering voor de beoogde bestemmingswijzigingen.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven welke de gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding. Aangezien het hier enkel om omzettingen in gebruik gaat, is de waterhuishouding niet in het geding.

Hoofdstuk 6 Juridische en bestuurlijke aspecten

6.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

6.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidigen, bouwvlakken enzovoorts. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaarten en/of kadastrale kaart).

6.3 Opbouw van de regels

Dit bestemmingsplan is een partiële herziening van het bestemmingsplan Boskoop - Buitengebied. Dat houdt in dat voor de in dit plan genoemde onderwerpen het bestemmingsplan Boskoop - Buitengebied wordt aangepast. Dat houdt in dat waar wordt gesproken over het bestemmingsplan Buitengebied Boskoop, dit gelezen moet worden als het bestemmingsplan Buitengebied Boskoop, inclusief eerste en tweede actualisatie.

Dit geldt ook voor de actuele en in onderhavig bestemmingsplan opgenomen regeling die moet worden gelezen inclusief het bestemmingsplan Buitengebied Boskoop, inclusief eerste en tweede actualisatie.

Naast de aanpassing van een aantal planregels wordt voor verschillende locaties ook de verbeelding aangepast of aangevuld. Voor welke locaties dat geldt, wordt in paragraaf 4.1 omschreven.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Ter voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft meerdere malen overleg plaatsgevonden met betrokken partijen, zoals de Stichting Belangenbehartiging Greenport Boskoop, diverse (agrarische) makelaars en (juridische) adviseurs. Deze partijen vertegenwoordigen veel belanghebbenden binnen het plangebied. Daarnaast heeft de Stichting Greenport gedurende de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een informatiemiddag georganiseerd waarbij de gemeente ook was vertegenwoordigd.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

In het bestemmingsplan worden omzettingen naar plattelandswoningen planologisch geregeld. Dit zijn geen bouwplannen in de zin van de Wet ruimtelijke ordening. Dit betekent dat geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld. Ten behoeve van alle omzetting zijn vaststellingsovereenkomsten vastgesteld waarin het verhaal van plankosten en planschade is geregeld.