Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Nassaustraat 7 Boskoop
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0484.B138BKnassaustr7-VA01

Toelichting

1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 20 september 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders van de voormalige gemeente Boskoop een schriftelijke aanvraag om tegemoetkoming in planschade ontvangen inzake Nassaustraat 7 te Boskoop. De voormalige gemeente Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude zijn per 1 januari 2014 heringedeeld tot de nieuwe gemeente Alphen aan den Rijn. Het college heeft naar aanleiding van dit verzoek d.d. 26 maart 2015 besloten een schadevergoeding toe te kennen in de vorm van herstel van de oude planologische mogelijkheden zoals opgenomen in het vorige bestemmingsplan 'Snijdelwijk-Oost'. Het besluit d.d. 26 maart 2015 is als bijlage (zie bijlagen bij toelichting bijlage 1) opgenomen.
 
Voor het adres Nassaustraat 7 in Boskoop vigeert het bestemmingsplan 'Actualisatie Boskoop-Dorp 2011'. In dit plan is expliciet opgenomen dat kamerverhuur niet is toegestaan en dat een woning bestemd is voor één huishouden. Het gebruik van een woning waarin op kamers wordt gewoond door meer dan één huishouden is dus in strijd met het bestemmingsplan 'Actualisatie Boskoop-Dorp 2011'. Het voormalige en huidige gebruik van het betreffende pand is met dit bestemmingsplan daarmee strijdig geworden. Het bestemmingsplan 'Actualisatie Boskoop-Dorp 2011' betreft een partiële herziening van het bestemmingsplan 'Boskoop-Dorp' (2009). Met het in werking treden en onherroepelijk worden van het bestemmingsplan 'Actualisatie Boskoop-Dorp 2011' zijn voor de aangepaste delen de regels uit het bestemmingsplan 'Boskoop-Dorp' (2009) komen te vervallen.
 
Om het gebruik (weer) te legaliseren conform de voorgaande bestemmingsregeling moet een nieuwe juridisch-planologische regeling worden vastgesteld. Dit geldt ook voor de mogelijkheid voor detailhandel. Om beide functies weer mogelijk te maken wordt dit postzegelbestemmingsplan opgesteld.
1.2 Ligging van het plangebied
Het plangebied Nassaustraat 7 bevindt zich in het zuidoostelijk deel van het centrum van Boskoop in de wijk Snijdelwijk-Oost. Het plangebied maakt vooralsnog deel uit van het bestemmingsplan 'Actualisatie Boskoop-Dorp 2011'.
 
Ligging plangebied (bron: Google Maps)
  
1.3 Vigerend bestemmingsplan
Het plangebied ligt binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan 'Actualisatie Boskoop-Dorp 2011'. Dit bestemmingsplan is op 15 december 2011 vastgesteld. De volgende afbeelding toont een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan.
 
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Actualisatie Boskoop-Dorp 2011'
   
In het bestemmingsplan heeft het betreffende adres de bestemming 'Wonen' (artikel 21). Op basis van de algemene gebruiksregels (artikel 30.1) is kamerverhuur niet toegestaan binnen de woonbestemming. Met dit postzegelplan wordt dit verbod uit het vigerend plan gecorrigeerd voor betreffend adres. De regeling voor het adres zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Snijdelwijk-Oost' (vastgesteld 23 februari 1984) biedt hiervoor de basis.
  
1.4 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plan beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het project onderbouwd met betrekking tot de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van het artikel 3.1.1. Bro overleg en een verslag van de tegen het ontwerp bestemmingsplan ingediende zienswijzen zijn opgenomen. 
 
2 Planbeschrijving
2.1 Huidige situatie
Het plangebied, Nassaustraat 7 in Boskoop,  bevindt zich aan de oostkant van de wijk Snijdelwijk. Het adres maakt onderdeel uit van een groter pand welke aaneengebouwd is. Het pand ligt in de rustige Nassaustraat, met daarbij uitzicht op een groenstrook en een waterpartij die voor het gebouw langs loopt. Even verder is de ligging van de Gouwe te zien.
 
In de huidige situatie vindt op het adres al zeer lange tijd kamerverhuur plaats, met de benodige vergunningen.
 
Huidige situatie plangebied (Bron: Bing maps)
   
In een zelfde gebouw zijn zowel huisnummer 7 als 8 gevestigd. Voorliggend bestemmingsplan geldt expliciet voor huisnummer 7. 
      
2.2 Gewenste ontwikkeling
Aanleiding van dit bestemmingsplan is het op 26 maart 2015 door burgemeester en wethouders genomen besluit een schadevergoeding toe te kennen in de vorm van herstel van de oude planologische mogelijkheden.
 
De aanvrager van de planschade is van mening dat zijn pand aan de Nassaustraat 7 te Boskoop door verschillende besluiten in waarde is verminderd. Ook zou er sprake zijn van inkomensschade (huurderving). De besluiten betreffende het besluit van het college van de voormalige gemeente Boskoop tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Boskoop-Dorp'. Ten tweede gaat het om het besluit van hetzelfde college tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Actualisatie Boskoop-Dorp 2011'.
 
Op 29 mei 2009 is het bestemmingsplan “Boskoop-Dorp” vastgesteld. In dit bestemmingsplan is opgenomen dat kamerverhuur van meer dan vier personen per woning een strijdig gebruik met het bestemmingsplan oplevert. Door deze wijziging per 29 mei 2009 is kamerverhuur aan meer dan 4 personen zonder toestemming niet meer toegestaan.
 
Op 15 december 2011 is het bestemmingsplan “Actualisatie Boskoop-Dorp 2011” vastgesteld. Dit bestemmingsplan regelt dat helemaal geen kamerverhuur meer mogelijk is. In de actualisatie wordt geregeld dat een woning bestemd is voor één huishouden. Het gebruik van een woning waarin op kamers wordt gewoond door meer dan één huishouden is in strijd met het bestemmingsplan “Actualisatie Boskoop-Dorp 2011”.
 
Geconcludeerd wordt dat de inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Boskoop-Dorp' een planologisch nadeliger situatie tot gevolg heeft. Dit heeft geleid tot een waardevermindering van het betreffende object. Op basis van deze conclusie heeft het college van Burgemeester en wethouders besloten een schadevergoeding toe te kennen in de vorm van herstel van de oude planologische mogelijkheden qua gebruik zoals neergelegd in het vorige bestemmingsplan 'Snijdelwijk-Oost'. De oude planologische mogelijkheden behelsen het toestaan van kamerverhuur en de bestemming detailhandel.
 
Het betreffende object kende op grond van het bestemmingsplan 'Snijdelwijk-Oost' de bestemming 'Woondoeleinden en detailhandel'. Het object mocht derhalve in de oude planologische situatie gebruikt worden ten behoeve van het wonen en ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van cafés en restaurants. Kamerverhuur werd niet gezien als strijdig gebruik.
 
In dit bestemmingsplan wordt een passende bestemming geboden in de vorm van de bestemming 'Gemengd -3'. Behalve woningen is detailhandel, met uitzondering van horeca, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen, toegestaan. In de gebruiksregels wordt kamerverhuur niet verboden.
 
3 Beleidskader 
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Voortaan moeten gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte te verwezenlijken.
 
In het Barro wordt een aantal projecten die van Rijksbelang zijn met name genoemd en exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen. Het nationale belang dat het stellen van regels voor deze onderwerpen rechtvaardigt, is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
   
Planspecifiek
Het plan valt niet binnen één van de projecten aangewezen in het Barro. Daarnaast is het plan dusdanig klein van schaal dat het niet van nationaal belang is. Vanuit het Barro zijn er dan ook geen specifieke randvoorwaarden voor dit plan.
 
3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie vervangt een groot aantal verschillende beleidsnota’s op het gebied van ruimte en mobiliteit zoals de Nota Ruimte (2006), Structuurvisie Randstad 2040 en de Structuurvisie voor de snelwegomgeving (2008). Door onder andere nieuwe politieke accenten, veranderende economische omstandigheden, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen zijn de geldende beleidsnota's gedateerd.
 
De visie heeft als doel dat Nederland in 2040 concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is. Daarbij gaat de visie uit van het ‘decentraal, tenzij...’ principe. Hiermee wordt de ruimtelijke ordening in toenemende mate neergelegd bij gemeenten en provincies. Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:
  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingskracht van provincies en gemeenten overstijgt;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan;
  • een onderwerp provincie- of landsoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Planspecifiek
Doordat de beoogde ontwikkeling geen rijksverantwoordelijkheid omvat zijn er geen raakvlakken met het Rijksbeleid. 
3.2 Provinciaal beleid
3.2.1 Visie Ruimte en Mobiliteit
Provinciale Staten van provincie Zuid-Holland hebben op 9 juli 2014 de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM)vastgesteld. Met het vaststellen van de VRM is de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie uit 2010, inclusief onderliggende herzieningen, komen te vervallen.
 
In de VRM signaleert de provincie de structurele veranderingen in samenleving, economie en milieu. Deze tijd vraagt om maatwerk, flexibiliteit en aanpassingsvermogen. De provincie wil aansluiten op de bestaande en toekomstige dynamiek door, waar mogelijk, flexibiliteit in regelgeving te bieden. De Visie Ruimte en Mobiliteit is opgesteld vanuit de gedachte dat regels en kaders van de overheid nodig blijven, maar niet nodeloos mogen knellen.
 
De Visie Ruimte en Mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. 
        
Beter benutten bebouwde ruimte
Het plangebied ligt op de functiekaart in een gebied aangeduid als 'bestaand stads- en dorpsgebied (met hoogwaardig openbaar vervoer)'. Dit is een gebied, in de nabijheid en invloedssfeer van het StedenbaanPlusstation Boskoop Snijdelwijk, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen. 
 
Conclusie
De voorgenomen regeling in dit bestemmingsplan betreft grotendeels bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling is daarmee in lijn met het gestelde om de bebouwde ruimte beter te benutten.
     
Deltalandschappen
Het plangebied ligt in het veenlandschap. In het veenlandschap zet de provincie in op behoud en versterking van het waterrijke en open karakter. Daarnaast is behoud van de kenmerkende afwisseling van veenweidelandschap, rivieren, boezems, plassen en droogmakerijen van groot belang. De veenlandschappen combineren een agrarische economie met cultuurhistorische en ecologische waarden. 
 
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling doet geen afbreuk aan de karakteristieken van het veenweidelandschap. 
 
Kwaliteitskaart
Op de kwaliteitskaart is het gebied gelegen in een zogenaamd 'veen complex', zie uitsnede hieronder. De structuur in de veengebieden is sterk bepaald door de rivieren en veenstromen, de op enige afstand daarvan aangelegde weteringen en andere ontginningsbasissen. Nieuwe ontwikkelingen dragen bij aan het contrast tussen het besloten, kleinschalige karakter van de sierteelt enerzijds en het omliggende open veenweidelandschap anderzijds. Deze kwaliteiten zijn in het plangebied, gezien de aanwezige verstedelijking minder waar te nemen.
 
 
Conclusie
De beschreven kwaliteiten zijn in het plangebied niet of minder waarneembaar. In de planontwikkeling kan dit dan ook niet direct een plaats krijgen.
  
3.2.2 Programma Ruimte
Tegelijk met de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland ook het Programma Ruimte vastgesteld. Dit Programma kent, net als de Visie Ruimte en Mobiliteit, de status van structuurvisie. Gezamenlijk beschrijven ze het integrale ruimtelijk beleid. De vier rode draden die beschreven zijn in de Visie Ruimte en Mobiliteit en die richting geven aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie, komen ook terug in het Programma Ruimte.
 
Het programma biedt zoveel mogelijk de ruimte om kansen, vernieuwende ideeën en plannen uit de samenleving, gezamenlijk door te vertalen naar concrete handelingsperspectieven. Door bijvoorbeeld het proces van gebiedsgerichte verkenningen, kennisontwikkeling, strategisch onderzoek en beleidsinformatie op onderdelen meer in samenwerking met partners in de regio te organiseren, schept de provincie belangrijke voorwaarden voor het (laten) ontstaan van nieuwe vitale coalities van partijen en initiatieven uit de samenleving aan de voorkant van ontwikkelingen gefaciliteerd worden. De verschillende activiteiten zijn inzichtelijk gemaakt in de Actieagenda ruimte.
 
Het Programma Ruimte beschrijft de operationele doelen en de realisatiemix om deze doelen te (doen) bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio’s en provincie. De realisatiemix uit het Programma Ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid. In de praktijk worden deze vrijwel altijd gecombineerd ingezet.
 
Planspecifiek
Voorliggend planvoornemen maakt geen onderdeel uit van één van de in het Programma Ruimte beschreven projecten. Daarnaast zijn er ook geen andere raakvlakken met het gestelde in het Programma Ruimte. Vanuit het Programma Ruimte zijn er dan ook geen specifieke randvoorwaarden voor dit plan.
 
3.2.3 Verordening Ruimte
Tegelijk met de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland ook de Verordening Ruimte 2014 vastgesteld. In de verordening stelt de provincie regels aan ruimtelijke ontwikkelingen. De Verordening Ruimte draagt bij aan het realiseren van het provinciaal ruimtelijke beleid zoals dat benoemd is in de VRM. De verordening omvat in aanvulling op de Visie Ruimte en Mobiliteit toetsbare criteria waaraan planvorming moet voldoen.
 
Volgens artikel 2.1.1 lid 1 van de Verordening Ruimte moet een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoen aan de volgende eisen:de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  1. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of;
  2. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die:
    1. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld;
    2. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1. van toepassing is, en;
    3. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.
Planspecifiek
De mogelijkheid tot kamerverhuur op het betreffend adres betreft bestaande stadsgebied welke qua fysieke omvang gelijk blijf. Ditzelfde geldt voor de functie detailhandel. In die zin is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. 
 
3.3 Gemeentelijk beleid
3.3.1 Structuurplan Boskoop
De gemeenteraad van de voormalige gemeente Boskoop heeft op 15 september 2005 het structuurplan Boskoop vastgesteld met de titel 'Ondernemend in het groen, Vernieuwend in wonen'. In dit plan wordt de toekomstige ontwikkeling van de gemeente Boskoop tot 2015 aangegeven. In het structuurplan worden de volgende vier speerpunten genoemd voor de ontwikkeling van Boskoop:
  • het versterken van de boomteelt;
  • vernieuwend bouwen voor de lokale vraag;
  • het koesteren van de karakteristieken van Boskoop;
  • het benutten van de strategische ligging.

Planspecifiek
Het plangebied betreft geen specifiek speerpunt en is niet strijdig met het structuurplan.
    
4 Uitvoerbaarheid
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1 lid 3 van de Wro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
4.1 Milieu
4.1.1 Bodem
In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
 
Planspecifiek
Voor het plangebied is geen sprake van een functiewijziging of nieuwbouw. De functie wonen is bestaand en is al mogelijk binnen het vigerend bestemmingsplan op basis van de huidige bodemkwaliteit. Detailhandel vindt plaast in bestaande bebouwing, ook dit behoeft geen bodemonderzoek.
 
4.1.2 Geluid
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh | per 01-04-2012):
  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen terrein dat vanwege de bestemming of het gebruik daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen (bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen gebouw dat vanwege de bestemming of het gebruik daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft, niet zijnde een woning).  

Planspecifiek
Voor het plangebied is sprake van een bestaande woning. Een akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Bovendien is de Nassaustraat een 30 km zone en geen doorgaande weg . Ook voor dergelijke zones hoeft geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.
       
4.1.3 Bedrijven en milieuzonering
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
 
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van reeds aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. 
 
Planspecifiek
In de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van functieveranderingen. In het bestaande pand blijft de functie wonen onveranderd. De toevoeging van kamerverhuur doet hier geen afbreuk aan.
 
4.1.3.1 Luchtkwaliteit
In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
 
In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. In bijlage 3a, voorschrift 3A punt 2 van de Regeling NIBM wordt onder andere een woningbouwlocatie met twee ontsluitingswegen en maximaal 3000 woningen als niet in betekenende mate bijdragen aangewezen. 
   
Planspecifiek
In dit plan is geen sprake van het toevoegen van woningen en kan aangemerkt worden als een NIBM- project. Projecten met een omvang van van minder dan 3.000 woningen worden gezien als een NIBM-project. Ook de functiedetailhandel in een omvang zoals in dit plangebied wordt aangemerkt als een NIBM-project. Luchtkwaliteit staat de ontwikkeling niet in de weg.
 
4.1.4 Externe veiligheid
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico’s:
  • risicovolle (Bevi-)inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
 
Planspecifiek
Voor de beoordeling of in de omgeving van het plangebied mogelijke risico's aanwezig zijn is de risicokaart geraadpleegd. Op de volgende afbeelding is een uitsnede van deze kaart weergegeven.
 
Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)
 
Uit de risicokaart blijkt dat er voor wat betreft het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor en door buisleidingen geen belemmeringen zijn voor de ruimtelijke plannen. Er vindt transport plaats via de weg (Den Ham). Het bestaande object ligt echter niet binnen de invloedsfeer hiervan. Tevens is geen EV-relevante bedrijvigheid in de omgeving van het plangebied aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering. 
4.2 Watertoets
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
 
De ‘watertoets’ is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.
 
Planspecifiek
De beoogde ontwikkeling leidt niet tot een toename van de verharding door bijvoorbeeld nieuwbouw en of een verandering van de wijze van bijvoorbeeld waterafvoer. Dit betekent dat het plangebied met de bestaande bebouwing en eenzelfde functie als weleer geen effect heeft op de waterhuishoudkundige situatie van het plangebied en haar omgeving.
De Zuidkade heeft een waterstaatkundige functie, met bijbehorende beschermingszone voor de Gouwe die langs het plangebied loopt. Het plangebied valt echter buiten de betreffende beschermingszone.
4.3 Verkeer en parkeren
Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuwe project op de verkeersstructuur en het parkeren in en rondom het plangebied. 
 
Planspecifiek
De parkeervoorzieningen en de verkeersstructuur ter plaaste van het plangebied blijven onveranderd. Met het opnemen van de mogelijkheid van het verhuren van kamers binnen de bestemming Wonen en detailhandel (ter plaaste van het adres Nassaustraat 7, Boskoop) verandert er niets aan de eerdere planologische situatie zoals deze was opgenomen in het bestemmingsplan Snijdelwijk-Oost. Ook de fysieke situatie ter plaatse is onveranderd met de situatie destijd en op dit moment. Dit bestemmingsplan is dan ook passend binnen de verkeersstructuur van de wijk en het aanbod van parkeervoorzieningen. 
4.4 Ecologie
Bij ruimtelijke ingrepen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
   
Planspecifiek
Het bestemmingsplan heeft geen negatief effect op de ecologische situatie voor zowel de gebieds- als de soortenbescherming. Er is geen sprake van sloop dan wel nieuwbouw of overige fysieke veranderingen. 
4.5 Archeologie en cultuurhistorie
In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet en de Wet op Archeologie en Monumentenzorg. Op basis van deze wetten zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. . In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het initiatief aangepast kan worden. Daarnaast maakt vanaf 1 januari 2012 cultuurhistorisch onderzoek verplicht onderdeel uit van een bestemmingsplan.
 
Planspecifiek
Het pand Nassaustraat 7 te Boskoop betreft geen monumentale panden of bevat cultuurhistorische elementen. Er zullen ook geen wijzigingen plaatsvinden in de vorm van het gebouw. Ook zullen geen graafwerkzaamheden plaatsvinden binnen het plangebied. Archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk en staat de wijziging in dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
    
4.6 Economische uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van ‘afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek
Uitvoering van dit bestemmingsplan vindt plaats in opdracht van de gemeente Alphen aan den Rijn naar aanleiding van het het planschadebesluit d.d. 26 maart 2015 (zie bijlagen bij toelichting bijlage 1). Door gemeente Alphen aan den Rijn zijn voor de uitvoering van dit bestemmingsplan middelen gereserveerd om de kosten voor het maken te dekken.
     
5 Juridische planbeschrijving
5.1 Algemeen
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten weer die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maken de bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
5.2 Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc.. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
5.3 Planregels
Voor het opstellen van de planregels is uitgegaan van de gemeentelijke standaard. Op deze wijze beschikt de gemeente over zoveel als mogelijk uniforme plannen.
 
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen.
 
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de SVBP 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemming op alfabetische volgorde. Ook dit hoofdstuk kent een standaardopbouw:
  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).
5.4 Artikelgewijze toelichting
Het bestemmingsplan kent een bestemming, te weten 'Gemengd - 3'. Met deze bestemming wordt binnen de
Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012) het meeste recht gedaan aan de bestemming 'Woningen en detailhandel' van het bestemmingsplan 'Snijdelwijk-Oost' qua functiegebruik. Voor de bouwregels is vastgehouden aan de meeste recente regels binnen de gemeente Alphen aan den Rijn. De bestemming 'Gemengd - 3' is een bestemming waarbinnen de hoofdfuncties wonen zijn toegestaan. Detailhandel is alleen op de begane grond toegestaan. Anders dan in het vigerend bestemmingsplan 'Actualisatie Boskoop-Dorp 2011' staat in de gebruiksregels geen verbod op kamerverhuur.
 
6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.1 Algemeen
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met relevante instanties.
 
Een ontwerp plan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan.
 
Na vaststelling door de gemeenteraad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens de dag na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. 
6.2 Verslag artikel 3.1.1 Bro overleg
Op het ontwerpbestemmingsplan zijn geen Bro reacties ontvangen.
6.3 Verslag zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan 'Nassaustraat 7 Boskoop' heeft met ingang van 25 juni tot en met 5 augustus 2015 (6 weken) voor een ieder ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen op het plan ingediend.
 
Verder zijn er ook geen ambthalve aanpassingen. Gezien het ontbreken van overlegreacties, zienswijzen en ambtshalve aanpassingen is een Nota van Beantwoording niet aan de orde.