Provinciale
Staten van provincie Zuid-Holland hebben op 9 juli 2014 de Visie Ruimte
en Mobiliteit (VRM)vastgesteld. Met het vaststellen van de VRM is de
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie uit 2010, inclusief
onderliggende herzieningen, komen te vervallen.
In
de VRM signaleert de provincie de structurele veranderingen in
samenleving, economie en milieu. Deze tijd vraagt om maatwerk,
flexibiliteit en aanpassingsvermogen. De provincie wil aansluiten op de
bestaande en toekomstige dynamiek door, waar mogelijk, flexibiliteit in
regelgeving te bieden. De Visie Ruimte en Mobiliteit is opgesteld
vanuit de gedachte dat regels en kaders van de overheid nodig blijven,
maar niet nodeloos mogen knellen.
De
Visie Ruimte en Mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld,
maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland
als geheel.
Beter benutten bebouwde ruimte
Het plangebied
ligt op de functiekaart in een gebied aangeduid als 'bestaand
stads- en dorpsgebied (met hoogwaardig openbaar vervoer)'. Dit is een
gebied, in de nabijheid en invloedssfeer van het StedenbaanPlusstation
Boskoop Snijdelwijk, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen
gemengd en gescheiden voorkomen.
Conclusie
De voorgenomen
regeling in dit bestemmingsplan betreft grotendeels bestaand
stedelijk gebied. De ontwikkeling is daarmee in lijn met het gestelde
om de bebouwde ruimte beter te benutten.
Deltalandschappen
Het
plangebied ligt in het veenlandschap. In het veenlandschap zet de
provincie in op behoud en versterking van het waterrijke en open
karakter. Daarnaast is behoud van de kenmerkende afwisseling van
veenweidelandschap, rivieren, boezems, plassen en droogmakerijen van
groot belang. De veenlandschappen combineren een agrarische economie
met cultuurhistorische en ecologische waarden.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling doet geen afbreuk aan de karakteristieken van het veenweidelandschap.
Kwaliteitskaart
Op
de kwaliteitskaart is het gebied gelegen in een zogenaamd 'veen
complex', zie uitsnede hieronder. De structuur in de veengebieden is
sterk bepaald door de rivieren en veenstromen, de op enige afstand
daarvan aangelegde weteringen en andere ontginningsbasissen. Nieuwe
ontwikkelingen dragen bij aan het contrast tussen het besloten,
kleinschalige karakter van de sierteelt enerzijds en het omliggende
open veenweidelandschap anderzijds. Deze kwaliteiten zijn in het
plangebied, gezien de aanwezige verstedelijking minder waar te nemen.
Conclusie
De
beschreven kwaliteiten zijn in het plangebied niet of minder
waarneembaar. In de planontwikkeling kan dit dan ook niet direct een
plaats krijgen.