direct naar inhoud van 5.6 Geur
Plan: Buitengebied Aarlanderveen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0484.B085buitengeboost-0003

5.6 Geur

5.6.1 Wettelijk kader

Bij het uitwerken van een ruimtelijk plan/bestemmingsplan moet er voor worden gezorgd dat er een goed woon- en verblijfsklimaat heerst op de plaatsen waar de vestiging van een geurgevoelig object mogelijk is of wordt gemaakt. Daarnaast moet worden voorkomen dat bestaande veehouderijen in hun bedrijfsvoering worden belemmerd. Om voor het deelaspect geur de contouren te bepalen moet in de ruimtelijke ordening worden uitgegaan van de omgekeerde werking van de milieuregelgeving. In de bestemmingsplantoets wordt getoetst of ter plaatse van de te bestemmen geurgevoelige objecten voldaan kan worden aan de eisen die de milieuregelgeving stelt. De geplande geurgevoelige objecten moeten buiten de geurcontouren en vaste afstandscontouren van de aanwezige veehouderijen liggen.

Voor de bepaling van de geurcontour wordt uitgegaan van de verleende vergunning of ingediende melding. Daarnaast blijkt uit jurisprudentie dat, voor de aan te houden afstanden en geurcontouren in principe moet worden uitgegaan van de randen van het (vastgestelde) bouwvlak. Een veehouderij heeft immers het recht om overal binnen dit bouwvlak te bouwen. In sommige gevallen kan, door de aanwezigheid van bestaande woningen, het bouwvlak niet volledig worden benut. In deze gevallen is het reëel te benutten bouwvlak het uitgangspunt.

Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv), vormt sinds 1 januari 2007, het toetsingskader voor milieuvergunningen. Ruimtelijke plannen worden getoetst aan deze wet volgens de 'omgekeerde werking". In de Wgv staan afstandseisen en geurnormen waaraan de ligging van en geurbelasting door dierenverblijven moeten worden getoetst. De Wgv is nader uitgewerkt in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv). De normen gelden ter plaatse van geurgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen) en de afstanden gelden tot deze geurgevoelige objecten. De geurbelasting wordt berekend en getoetst met het verspreidingsmodel V-Stacks vergunning. In de ruimtelijke ordening wordt het model V-Stacks gebied toegepast. De Wgv maakt onderscheid in gebieden waar geur wordt waargenomen. In de bebouwde kom wordt geur anders ervaren dan in het buitengebied. Voor bebouwde kom en buitengebied zijn daarom verschillende geurnormen vastgesteld. Ook maakt de wet onderscheid tussen intensieve en extensieve veehouderij. Met intensieve veehouderij wordt het 'stalgebonden' houden van o.a. varkens en pluimvee bedoeld, de extensieve veehouderij is de weidegebonden rundveehouderij. Voor dieren die op een intensieve manier worden gehouden is een geuremissiefactor vastgesteld. Voor deze dieren wordt een geurcontour berekend. Voor de rundveehouderij geldt een vaste afstand van het emissiepunt van de stal tot een woning van derden. Voor de intensieve veehouderijen wordt de geurnorm uitgedrukt in aantallen Europese odour units per volume-eenheid lucht (ou/m3). De geurnorm geldt ten opzichte van een gevoelig object. Over het algemeen is dit een woning. Afhankelijk van de afstand tot deze woning en het aantal dieren, dat op het bedrijf wordt gehouden, kan de vergunning worden verleend of een bestemming worden gewijzigd.

De Wgv schrijft voor op welke wijze het bevoegd gezag de geurhinder van dierenverblijven moet beoordelen, als een veehouder een milieuvergunning aanvraagt. Vanuit het principe 'een goede ruimtelijke ordening', zoals genoemd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft de Wgv indirect consequenties voor de oprichting van geurgevoelige objecten binnen de geurcontouren van veehouderijen. De werking die de Wgv heeft op de ruimtelijke ordening wordt ook wel aangeduid met de term 'omgekeerde werking'. De geurnormen uit de Wgv zijn bedoeld om mensen in de omgeving van een veehouderij te beschermen tegen overmatige geurhinder. Omgekeerd moet het bevoegd gezag dan ook niet toestaan dat inwoners zich blootstellen aan die overmatige hinder door het realiseren van een geurgevoelig object binnen een geurcontour toe te staan.

De Wgv geeft het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid om voor de geurnormering lokaal maatwerk te leveren, door de normen of afstanden binnen een wettelijke marge voor een bepaald (deel)gebied te wijzigen. Dit is geen verplichting, maar de gemeente kan het gebiedsgericht geurbeleid als sturingsinstrument gebruiken. Als wordt besloten om gebruik te maken van het instrumentarium, dan moet aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan.

  • a. de huidige en de te verwachten geursituatie vanwege de veehouderijen in het gebied;
  • b. het belang van een geïntegreerde aanpak van de verontreiniging;
  • c. de noodzaak van een even hoog niveau van de bescherming van het milieu.

Daarnaast moet er ook een relatie zijn met de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied, of moet er sprake zijn van een afwijkende relatie tussen geurbelasting en geurhinder.

In het buitengebied van Alphen aan den Rijn vormt de ruimtelijke inrichting in relatie met de ontwikkelingsmogelijkheden van de rundveehouderijen de aanleiding om een geurverordening vast te stellen.

Besluit Landbouw

De meeste veehouderijen in de gemeente Alphen aan den Rijn vallen onder het Besluit landbouw. Het is daarom van belang om te bepalen wat de consequenties zijn van een geurverordening op deze categorie bedrijven. Het Besluit landbouw is bedoeld voor de meest voorkomende agrarische bedrijven. Deze bedrijven hoeven geen milieuvergunning aan te vragen. Zij kunnen volstaan met een melding. Onder het besluit kunnen maximaal 200 stuks melkrundvee, 50 geiten; 50 konijnen, pelsdieren, 50 paarden en 50 mestvarkeneenheden (ten hoogste 50 schapen gedurende de aflamperiode niet meegerekend) worden gehouden. Het Besluit landbouw geldt niet voor bedrijven, die op minder dan 100 meter van de bebouwde kom liggen en voor bedrijven op minder dan 50 meter van een woning in het buitengebied. Deze afstanden komen overeen met de standaardafstanden uit de Wet geurhinder en veehouderij. Binnen deze afstanden kan daarom geen milieuvergunning worden verleend. Als er een gemeentelijke geurverordening is vastgesteld, dan kunnen deze afstanden worden verkleind en kan er (in de geurverordening aangewezen gebieden) wel een vergunning worden verleend.

De Wgv heeft geen rechtstreekse doorwerking op de afstanden, die gelden voor veehouderijen die onder het Besluit landbouw vallen. Als er een afstandsknelpunt optreedt bij een dergelijke veehouderij, biedt de geurverordening geen oplossing. Om gebruik te maken van de mogelijkheden van de geurverordening zal de veehouder een milieuvergunning moeten aanvragen. Bij verlening van de milieuvergunning wordt namelijk getoetst aan de geurverordening. De Rijksoverheid is van plan om het Besluit landbouw te wijzigen, waardoor wel rechtstreeks aan de geurverordening kan worden getoetst. Deze wijziging maakt deel uit van het Besluit Landbouwactiviteiten

Geurgebiedsvisie

Als onderbouwing van de geurverordening is een geurgebiedsvisie voor Alphen aan den Rijn uitgewerkt. De geurgebiedsvisie is opgesteld als onderdeel van de pilot Multifunctionele Landbouw. De visie bevat een overzicht van de agrarische bedrijven per polder. Verder wordt aangegeven wat de visie op het buitengebied is (ruimtelijke, economische en sociale ontwikkelingen) en welke positie de veehouderij in het gebied inneemt.

5.6.2 Onderzoek

In de polder Danz komen in hoofdzaak traditionele melkrundveebedrijven voor. Ook is er een aantal kleinschalige paardenhouderijen. De aanleiding om voor dit gebied agrarisch geurbeleid te ontwikkelen ligt in de wens om aan de traditionele melkrundveesector kansen te bieden voor economische versterking door het ontwikkelen van niet agrarische nevenactiviteiten en de mogelijkheid te bieden om niet meer in gebruik zijnde agrarische bedrijfsgebouwen een nuttige herbestemming te geven.

In het zuidelijk deel van dit poldergebied bevindt zich een aantal varkenshouders. De varkenshouderij heeft geen groeimogelijkheid ten aanzien van de geurnormering. Als gevolg van het Besluit huisvesting kan het aantal varkens per bedrijf nog wel toenemen als er gaswassers worden toegepast. De geurbelasting neemt daardoor af. Overigens is nieuwvestiging van intensieve veehouderij uitgesloten in het plangebied.

Voor deze polder worden met de vaststelling van de geurverordening de geldende afstanden voor melkrundvee- en paardenhouderijen gehalveerd. De minimum afstand die ten opzichte van geurgevoelige bestemmingen binnen de bebouwde kom moet worden aangehouden bedraagt 50 meter, buiten de bebouwde kom bedraagt deze 25 meter. Voor de intensieve veehouderij blijft de landelijk geldende standaardnormering gehandhaafd.

De polder Nieuwkoop is niet een specifiek veenweidegebied. Naast melkrundveebedrijven zijn hier ook akkerbouwbedrijven gevestigd. In deze polder ligt het accent op de agrarische ontwikkeling. Voor deze polder worden daarom in de geurverordening geen afwijkende normen vastgelegd.