direct naar inhoud van 4.1 Algemene uitgangspunten
Plan: Buitengebied Alphen Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0484.B084buitengebalpnd-VA02

4.1 Algemene uitgangspunten

Met de Structuurvisie Buitengebied die in 2008 door de gemeenteraad is vastgesteld, is gekozen voor een strategie van ontwikkelingsplanologie. Ontwikkelingsplanologie is sinds 1996 als begrip in opmars om uit te drukken dat ruimtelijke ordening moet worden ingezet om vooruit te komen. In het buitengebied wordt vaak het woord toelatingsplanologie gebruikt. Maar ook in het buitengebied groeit het bewustzijn dat het 'verbieden' dat zo kenmerkend lijkt voor de toelatingsplanologie, niet altijd oplevert wat gewenst is. Ook het buitengebied kent dynamiek waarop een gemeente in moet spelen, en ook het buitengebied kent nieuwe ruimtebehoeften die op creatieve wijze ingezet en opgepakt moeten worden.

4.1.1 Ontwikkelingsplanologie

De kernwoorden van de ontwikkelingsplanologie in het buitengebied zijn:

  • Initiatieven (ontwikkelingen) worden gestuurd op doelen en kwaliteiten. Bij kwaliteiten gaat het niet alleen om ruimtelijke kwaliteiten, maar ook om economische en sociale kwaliteiten; alledrie in verbinding en samenhang met elkaar. De waarde van het gebied hangt immers af van wat de mens kiest om er te doen, en andersom bepaalt het gebied wat de mens er kan doen. Dit kan men vergelijken met de drie P's: people, planet en profit van duurzaamheid. Het sturen op doelen en kwaliteiten vereist een nauwkeurige balans tussen ontwikkelen en ordenen. Ordenen is: denken in lagen, bepalen van hoofdstructuren en zones. Dit wordt verwoord door: 'behouden door te ontwikkelen'. Dit motto vat samen waar het om gaat: het buitengebied heeft belangrijke waarden. Die waarden moeten mee-ontwikkelen met de tijd door ondernemers en burgers nieuwe perspectieven (ontwikkelingen) te geven. Het is een nauwkeurige balans. De flexibiliteit van 'ontwikkelen' slaagt uitsluitend binnen duidelijke grenzen van het 'ordenen'.
  • De gemeentelijke communicatie en toetsing is gericht op deze gewenste kwaliteiten en doelen. Het proces en de communicatie is daarmee gericht op het organiseren en meedenken, verantwoordelijkheid op de juiste plek leggen, continuïteit waarborgen en handhaving.

Is dit nu zo anders dan de huidige benadering? De belangrijkste verschillen zijn:

  • Een visie op gewenste doelen en economische, ruimtelijke en sociale kwaliteiten staat centraal. Het bestemmingsplan blijft een belangrijk middel om dit te bereiken. Er is een nieuwe balans tussen visie en bestemmingsplan ontstaan. Overigens is dit voor de stad niet nieuw, maar voor het buitengebied wel.
  • Er wordt gecommuniceerd op visie en op doelen, en niet op wat volgens het bestemmingsplan 'mag'. Als je niet weet wat je wilt, kun je niet volstaan door te verbieden. De taal wordt positiever: we geven vooral aan wat gewenst is. Het normatieve van het bestemmingsplan (grenzen, hoogten) blijft overigens altijd intact.
  • Ontwikkelingsplanologie is de enige manier om nieuwe formules zoals rood-voor-groen en ruimte-voor-ruimte te organiseren. Met de uitwerking van de Structuurvisie Buitengebied worden ze gebiedsgericht ingezet om doelen en kwaliteiten te bereiken. Elk deelgebied heeft andere kwaliteiten. Maatwerk per deelgebied is daarmee noodzakelijk.

4.1.2 Visie op verschillende deelaspecten
4.1.2.1 Stad in het groen

In de Stadsvisie kiest Alphen aan den Rijn voor de compacte stad. Dit is een kwaliteit en strategie die bijdraagt aan de doelen van het Groene Hart. Zo blijft de omringende open ruimte groen en open. Deze keuze bouwt voort op bestaand beleid voor ontwikkelingsruimte voor de grondgebonden veehouderij. Sierteelt en glas krijgen geen extra ruimte. Hierin benadrukt Alphen aan den Rijn haar landschappelijke identiteit in de regio en kan hierin zelfstandig deze keuze uitwerken.

4.1.2.2 Fysieke stad-land verbinding

De ruimtelijk heldere, 'harde' grenzen tussen de stad Alphen aan den Rijn en het ommeland wordt gekoesterd. Wél zullen op enkele plekken nieuwe ecologische en recreatieve fysieke verbindingen tot stand komen. Voor een aantal plekken kunnen gebiedspoorten worden ontworpen. Dit gebeurt zodanig dat deze plekken herkenbaar zijn met een eensluidende en betekenisgevende stijl.

In de stedelijke ontwikkeling van de afgelopen 100 jaar is Alphen aan den Rijn steeds binnen bestaande lijnen in het landschap verder gegroeid. Van polder naar polder. Dit heeft geleid tot de huidige situatie van een stad met harde randen; de Heimanswetering in het westen, de Ridderbuurt in het noorden, het Aarkanaal in het oosten en recentelijk de N11 in het zuiden vormen duidelijke grenzen. We kunnen zeggen dat de stad Alphen aan den Rijn anno 2013 met de rug staat gekeerd naar haar ommelanden/platteland. De beleefbaarheid en bereikbaarheid van het platteland vanuit de stad zijn daardoor slecht.

Harde grenzen hebben ook voordelen; zij benadrukken het karakter van zowel stad als platteland. Scherpe grenzen zijn ook van belang voor het tegengaan van ongewenste ontwikkelingen en voor het betaalbaar houden van agrarische grond. De harde stadsranden van Alphen aan den Rijn zullen in stand blijven. Maar nieuwe overgangen zijn gewenst; punten waar de harde grens geen barrière meer is maar waar de harde grens overbrugd wordt met nieuwe ecologische en/of recreatieve verbindingen, of waar nieuwe 'scherpe' overgangszones worden gemaakt, zoals destijds de Zegerplas en nu polder Oudshoorn met golfbaan en een beperkte opzet van een wandelbos. Via groene en blauwe ecologische verbindingen kan flora en fauna de stad in en uit. Ook de stedelijke wateropgave heeft hierin een verbindende functie voor flora en fauna en voor de mens.

Er is vooral behoefte aan recreatieve verbindingen voor langzaam verkeer; plekken waar Alphenaren makkelijker vanuit de stad het platteland op kunnen fietsen, lopen, skaten of varen en vice versa. Aansluitend moet gedacht worden over een padenstructuur. Waar mogelijk, kan dit gecombineerd worden met ruiterpaden. Kleinschalige recreatieve voorzieningen/bedrijvigheid zijn hier welkom.

Het realiseren van nieuwe verbindingen is een uitdagende ontwerpopgave. Vanuit de infrastructuur valt te denken aan gebiedspoorten die weer gecombineerd kunnen worden met andere functies zoals educatie, leisure, sport, stadslandbouw, horeca enz. De locaties zijn grotendeels reeds bepaald in het Actieplan GVVP (Alphen aan den Rijn, 2003). Mogelijke plek voor een nieuwe recreatieve verbinding is in het verlengde van de Burgemeester Bruin Slotsingel bij het glastuinbouwgebied langs het Aarkanaal en in het Zaanse Rietveld. Op deze plek willen wij dat het ontwerp de herkenbaarheid van de plek een eigen betekenis of identiteit meegeeft, niet alleen ruimtelijk maar ook door nieuwe samenwerkingsverbanden van partijen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.B084buitengebalpnd-VA02_0008.jpg"

Figuur: compacte stad en omringende buitengebied (Jan van Rijn fotografie).

4.1.2.3 Beleving van het buitengebied

Een toenemende recreatieve behoefte wordt voorzien vanuit de stad. Signalen zijn de opkomst van de beleveniseconomie en de sterke ontwikkeling in de sector leisure. Veel Alphenaren recreëren nu buiten de gemeentegrenzen. Er zijn echter vele kansen te benutten. Recreatie in de directe omgeving geeft ook duurzaamheidwinst; mensen kunnen er op uit zonder eerst de auto te pakken.

Het buitengebied is een bekend terrein voor recreatieve en (race)fietstochten, langere wandeltochten, een enkele kanotocht, of toeren met auto of motor. Maar ook moet gedacht worden aan skeeleren, joggen, sportvissen, pleziervaart en paardrijden. Elk gebruik heeft eigen ruimtelijke behoeften. We benoemen drie specifieke punten:

  • 1. Er is een behoefte aan kortere ommetjes voor wandelaars rondom Alphen aan den Rijn of vanuit de kleine kernen.
  • 2. Wat betreft fietsen voldoet het provinciale fietspadenplan als (utilitaire) hoofdstructuur. Het is de wens om een aantal geplande paden versneld te realiseren en daarbij een aantal nieuwe (recreatieve) verbindingen te maken. Op korte termijn vereist de veiligheid op de vele smalle plattelandswegen de aandacht. Het fietsknooppuntensysteem is inmiddels gerealiseerd.
  • 3. Autoverkeer zou beter gestuurd moeten worden door de verkeersafwikkeling van auto's beter vanaf en naar de hoofdwegen te leiden. Soms betekent dit omrijden, maar het verkeersnet verdraagt niet dat auto's steeds via de kortste weg ergens kunnen komen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.B084buitengebalpnd-VA02_0009.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0484.B084buitengebalpnd-VA02_0010.jpg"

Figuur: recreëren in het buitengebied.

Bewoners van het buitengebied beleven dat verkeersproblemen van de stad en de groeiende mobiliteit wordt afgewenteld op het buitengebied. Daarnaast dragen alle bewoners bij aan de groeiende mobiliteit op het platteland (net als in alle woonwijken). Daarom zijn - mede in afstemming met langzaam/recreatief verkeer - keuzen nodig: deze liggen in een verkeersafwikkeling naar de hoofdwegen en het kortsluiten van doorgaande verbindingen. Het project 'Duurzaam Veilig' zal voor het buitengebied worden uitgewerkt, mogelijk gebruik makend van de principes van 'Natuurlijk Sturen'.

4.1.2.4 Sociale relaties met het buitengebied

Met de harde stadsranden en huidige vorm van landgebruik bestaan er weinig sociale en economische relaties tussen stad en het omliggende gebied. Zoals hierboven gesteld is er de wens de fysieke verbinding tussen stad en platteland te verbeteren, bijvoorbeeld door paden voor langzaam verkeer. Maar ook de 'emotie' speelt: de verbinding die een Alphenaar voelt met de directe omgeving is een belangrijk welzijnsaspect. Ingrediënten van dit 'wel-zijn' zijn: kennis van de cultuurhistorie of de geschiedenis, herkenbaarheid van de waarden van het gebied (identiteit) en nieuwe mogelijkheden voor (mede-)gebruik en medeverantwoordelijkheid van dat platteland. Educatie en communicatie speelt een belangrijk rol. Maar ook kan men denken aan nieuwe vormen van organisatie. Bestaande voorbeelden in Alphen aan den Rijn zijn een zorginstelling met patiënten die op een boerderij wonen en werken, of de projectontwikkelaars die in Kerk en Zanen bouwen en die meebetalen aan de regeling groene diensten in het Zaanse Rietveld. Verder valt te denken aan levering van energie, zuivering van water en boer-consumentrelaties rond streekproducten. Streekproducten zouden op het niveau van het Groene Hart gestimuleerd kunnen worden. Mogelijkheden voor dit soort stad-land verbanden worden actief onderzocht en waar mogelijk gefaciliteerd.

4.1.2.5 Grondgebruikers

De gemeente kan niet alles regelen en onderhouden en is afhankelijk van eigenaren en beheerders van gronden en gebouwen. In principe is de eigenaar de beheerder. Onze wens is dat mensen verantwoordelijkheid nemen voor welzijn en milieu. Zij pakken 'problemen' op en wentelen deze niet af op gemeente/gemeenschap. Dit komt onder andere tot uiting in verantwoordelijkheid voor ruimtelijke zorg van erf en gebouw.

Er wordt gewerkt op basis van vertrouwen. Van burgers en bedrijven wordt een betrokken houding en sociaal verantwoordelijk handelen verwacht. Waar dit niet gebeurt, wordt opgetreden.

De Europese Unie heeft gezocht naar een vernieuwend plattelandsbeleid waarin economie en waarden voor de toekomst beter samengaan en waarbij de financiële EU-steun aan de landbouwproductie is omgezet in steun aan regio's en aan grondeigenaren in plaats van aan agrariërs. Deze (ongemerkte) opschuiving sluit aan bij de praktijk waarin niet alleen agrariërs zoeken naar een evenwicht tussen economie en landschap/natuur en milieu/water maar elke grondeigenaar (stoppende agrariër, nieuwe burger) dit doet. Dit is een uitdagende opgave omdat tenslotte elke burger/grondeigenaar of grondgebruiker verantwoordelijkheid heeft voor dat wat 'we' als gemeente en gemeenschap willen.

4.1.2.6 (ver)Bouwen

Er is vraag naar (her)gebruik van bestaande gebouwen. Niemand heeft zin om een gebouw te slopen, tenzij je er wat voor terugkrijgt. Wat de gemeente vooral wil bieden vanuit de Structuurvisie Buitengebied is 'beleidsruimte'. Gepleit wordt gebouwen niet te slopen maar gebouwen te benutten om díe economie te stimuleren die ook gaat bijdragen aan het gebied. Zoals gezegd is die omgeving ook van belang voor de bedrijven. De schoonheid, het groene, het verkeersveilige, het uitzicht, het zijn allemaal vestigingsfactoren voor het bedrijf of de nieuwe bedrijfstak.

Agrarische grondgebonden bedrijven zijn de drager van het grootste deel van het buitengebied. Zij zullen in de eerste plaats ook creatief zijn in het benutten van de bestaande gebouwen, maar zij moeten wel nieuw kunnen bouwen voor hun bedrijfsontwikkeling. Zij hebben immers het landschap opgebouwd en kunnen niet ergens anders heen. De benadering voor het bouwen voor agrarische bedrijven bouwt voort op de bovengenoemde redenering, namelijk: uitsluitend die agrarische bedrijven kunnen extra nieuwe gebouwen bouwen die volwaardig zijn én die eveneens bijdragen aan de gewenste kwaliteiten (ruimtelijk, economisch, sociaal) van het gebied. Voor agrariërs verandert er dus niet zo veel ten opzichte van het huidige beleid. Het enige dat verandert is dat agrariërs, als ze stoppen of klein zijn, toch hun stal agrarisch kunnen blijven gebruiken terwijl dat nu formeel strijdig gebruik is, omdat agrariërs dan strikt genomen geen bedrijf meer zijn.

Voor de uitwerking in dit bestemmingsplan is het bestaande gebouw uitgangspunt. In sommige gevallen is het gebouw niet (meer) geschikt. In die gevallen is nieuwbouw mogelijk, waarbij het wenselijk is dat er dat er iets voor terugkomt dat minder m³ of m² omvat; dat is dan kwaliteitswinst, want een nieuw gebouw is efficiënter te bouwen voor het nieuwe gebruik dan een oud gebouw. Gaat het de ondernemer goed, en kan het bedrijf niet meer voldoen aan de bijdragen aan het gebied dan is verplaatsing of splitsing de enige optie.

Wat betreft nieuwbouw wordt in principe uitgegaan van bestaande erven; het is niet gewenst om geheel nieuwe bouwvlakken mogelijk te maken.

4.1.2.7 Weilanden als natuur

Op de bewonersavonden die in het kader van de Structuurvisie Buitengebied zijn gehouden, werd helder gesteld: voor agrariërs en bewoners zijn alle weilanden natuur. Er zijn ecologische verschillen tussen weilanden maar deze zijn voor de directe beleving door bewoners minder opvallend. De gemeente bepleit vergoedingen voor weilanden die bijdragen aan biodiversiteit. Aaneensluiting van deze weidegebieden is een groot voordeel voor de biodiversiteit. In het huidige beleid zijn alleen vergoedingen mogelijk als de functie verandert van landbouw naar natuur. Agrariërs en inwoners willen de functie landbouw behouden met de combinatie met agrarisch natuurbeheer. De gemeente heeft slechts een beperkte zeggenschap over dit beheer.

De gemeente is niet direct voorstander van aankoop van grond door een natuurbeherende organisatie en/of functiewijziging naar natuur. Aankoop en functiewijziging is een optie, als het niet lukt afspraken te maken met de huidige beheerders of als de nood hoog is vanuit natuurdoelstellingen. Opgaven op het gebied van water, bodem en recreatieve toegankelijkheid moeten hierin worden betrokken. Gestreefd wordt naar de opschaling van het initiatief Landschapsfonds Alphen en omstreken, zodat agrariërs beloond kunnen worden voor natuur- en landschapsbeheer.

4.1.2.8 Ruimteregelingen en verevening

Gemeente Alphen aan den Rijn kiest voor een secure toepassing van de verschillende ruimteregelingen zoals, ruimte voor ruimte, rood voor groen, etc. Deze instrumenten worden alleen ingezet indien het een bijdrage kan leveren aan de gewenste kwaliteiten. Dat betekent dat alleen gesloopt wordt waar stenen in de weg staan en alleen gebouwd wordt waar dat gewenst is en een gewenste bijdrage levert.

De ruimte voor ruimte regeling is gericht op 'ontstening' van het buitengebied of vermindering van de milieubelasting door de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen. Volgens de regels van de provincie Zuid Holland mag de initiatiefnemer ter compensatie van de sloop van 1000 m2 (gebouw) of 5000 m2 (glas), ter plekke of elders, een woning bouwen (bron: Provincie Zuid-Holland, Verordening Ruimte, Ruimte voor Ruimte regels, februari 2012). In 2011 heeft de provincie de Ruimte voor Ruimteregeling bovendien verruimd. Van de verruimde regeling (min. 500 m² afbreken en het te kort aan afgebroken m2 als bijdrage storten in een fonds) kan pas gebruik worden gemaakt als er een lokaal of regionaal fonds is ingesteld. De regeling nieuwe landgoederen is een uitwerking van rood voor groen en is gericht op de realisatie van nieuwe natuur in gebieden waar natuurontwikkeling is gewenst maar waarvoor onvoldoende financiële middelen beschikbaar zijn, zoals buiten de EHS. De provincie heeft dit als kader uitgewerkt: de eigenaar van het landgoed heeft de verplichting om ten minste 5 ha natuur in te richten en te beheren. Dit gebied moet ook toegankelijk zijn. In ruil daarvoor mag de eigenaar maximaal 3 huizen 'met allure' bouwen (bron: Provincie Zuid-Holland, beleidskader nieuwe landgoederen, november 2005). Het is aan de gemeenten om deze ideeën en regelingen al dan niet op te pakken, aan te vullen naar hun beleidsdoelen en te detailleren.

Gemeente Alphen aan den Rijn wil deze regelingen alleen toepassen om de gebiedsdoelen en de gewenste gebiedskwaliteiten te bereiken. Gemeente Alphen aan den Rijn ziet mogelijkheden voor een wandelbos in combinatie met landgoedontwikkleling in polder Oudshoorn. De gemeente heeft hiervoor een masterplan opgesteld. Het is van belang dat economische activiteiten het buitengebied blijven dragen. Daarom wordt zorgvuldig omgegaan met het inzetten van 'nieuwe woningen' die op zich geen economische activiteit zijn. De ruimte voor ruimte regeling wordt ingezet in deelgebieden waar geen nieuwe economische activiteit verwacht of gewenst is.