Artikel 1 Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder:
1.1 Plan
Het bestemmingsplan 'Woningbouw Gouwsluisseweg, Alphen aan den Rijn' met identificatienummer NL.IMRO.0484.Awgbwgouwsluissew-VA01 van de gemeente Alphen aan den Rijn.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 Aan-huis-verbonden beroep
Het in een woning of bijbehorend bouwwerk uitoefenen van een dienstverlenend beroep die ondergeschikt is aan de woonfunctie.
1.4 Aanbouw
Een bijbehorend bouwwerk welke door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 Achtererfgebied
Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruizen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. De oppervlakte van bestaande hoofdgebouw is geen onderdeel van het achtererfgebied.
1.8 Archeologisch onderzoek
Diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
1.9 Archeologisch rapport
In rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.
1.10 Archeologische verwachting
De aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische resten.
1.11 Archeologische waarde
De waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige archeologische resten.
1.12 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 Bestaand gebruik
Het gebruik zoals dit bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding het bestemmingsplan en rechtens mag bestaan.
1.14 Bestaand hoofdgebouw
Het hoofdgebouw dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig is of mag worden gebouwd op grond van een omgevingsvergunning.
1.15 Bestaande bouwwerken
Bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of mogen worden gebouwd op grond van een omgevingsvergunning.
1.16 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.17 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 Bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.19 Bijgebouw
Een al dan niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.20 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.21 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.22 Bouwlaag
Een verdieping van zodanige afmetingen en vorm dat de daardoor ontstane ruimte zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor gebruiksfuncties en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden geeft als de daaronder gelegen bouwlagen, uitgezonderd, een kap, zolder en kelder.
1.23 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.25 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.26 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang welke op de plaats van bestemming hetzij direct danwel indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.27 Dakkapel
Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak van het dak is geplaatst.
1.28 Dakopbouw
Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in een of beide dakvlak(ken) is (of zijn) geplaatst.
1.29 Dakvlak
Een (hellend) vlak in een dak samen met andere vlakken bepalend voor de dakvorm.
1.30 Deskundige
Een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een bepaalde vakdiscipline.
1.31 Erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.32 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 Groenvoorzieningen
Het geheel van aanplant in een gebied - veelal in openbaar gebied - danwel het aanbrengen of voorzien van groen.
1.34 Hoofdgebouw
Een bouwwerk of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.35 Huishouden
Persoon of groep personen die onderling een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
1.36 Kamerverhuur
Een woonfunctie voor het verschaffen van een (tijdelijk) nachtverblijf aan meer dan één huishouden, waarbij de bewoners samen één voordeur delen. Inwoning van één huishouden (bestaande uit één persoon) bij een hoofdhuishouden (hospes/hospita) valt niet binnen de reikwijdte van het begrip kamerverhuur.
1.37 Kampeerterrein
Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.38 Kap
Een geheel of gedeeltelijke niet-horizontale dakconstructie gevormd door tenminste twee schuin hellende dakschilden ter afdekking van een gebouw waarvoor geldt dat:
- de aaneengesloten vloeroppervlakte met een voor personen normale stahoogte van ten minste 2,1 meter wezenlijk kleiner is dan die van de direct eronder gelegen bouwlaag, en;
- de afdekking bestaat uit een of meer niet-horizontale dak- en/of gevelvlakken, aan de voorzijde van het gebouw, die wezenlijk terugwijken ten opzichte van de voorgevel van het gebouw, dan wel de vorm van een puntgevel hebben.
1.39 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Het in een woning of bijbehorend bouwwerk op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten die ondergeschikt zijn aan de woonfunctie.
1.40 Langzaam verkeer
De voetganger, de fiets, fiets met trapondersteuning, snorfiets, bromfiets, inclusief bredere varianten zoals een bakfiets, het gehandicaptenvoertuig, en de geleider/berijder van bijvoorbeeld een paard. Ook bestemmingsverkeer en een motorvoertuig met een snelheidsbeperking zoals een landbouwvoertuig valt onder het begrip langzaam verkeer.
1.41 Maaiveld
Het niveau van de straat of omliggende grond.
1.42 Nok
Horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak.
1.43 Nokverhoging
Vergroting van de ruimte onder een dak, waarbij het voordakvlak wordt verlengd en de nok hoger en verder naar achter komt te liggen en aan de achterkant een nieuwe goot wordt gecreëerd.
1.44 Nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.45 Overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.46 Overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.
1.47 Parkeervoorziening
Voorziening ten behoeve van het parkeren van voertuigen.
1.48 Peil
Het niveau gemeten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
1.49 Programma van Eisen
Document, opgesteld conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin wordt aangegeven op welke wijze archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.
1.50 Prostitutiebedrijf
De activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie.
1.51 Scheidingslijn maatvoering
Een zodanig aangegeven lijn, die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bouwvlak of bestemmingsvlak, waarbinnen verschillende maatvoeringen zijn toegestaan.
1.52 Seksbedrijf
De activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling.
1.53 Seksinrichting
Voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf.
1.54 Slopen
Het afbreken van een bouwwerk of een gedeelte daarvan.
1.55 Speelvoorziening
Voorziening die bestemd is voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt.
1.56 Staat van Bedrijfsactiviteiten
De Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij dit bestemmingsplan, zoals in bijlage 1 van de
bijlagen bij de regels is opgenomen.
1.57 Ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
Het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Woningbouw Gouwsluisseweg, Alphen aan den Rijn' (NL.IMRO.0484.Awgbwgouwsluissew-VA01).
1.58 Uitbouw
Een bijbehorend bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.59 Verkeersvoorzieningen
Verzameling van objecten in het beheer van de infrastructuur voor de geleiding van het verkeer.
1.60 Voldoende parkeergelegenheid
Parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de Beleidsregels over parkeren en laden en lossen, die zijn vastgesteld door het bevoegd gezag.
1.61 Voorgevel
De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, ligging, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.62 Voorgevelrooilijn
De denkbeeldige lijn gevormd door het verlengde van de voorgevel.
1.63 Watervoorzieningen
Voorzieningen die verband houden met de waterhuishouding, de aanvoer en afvoer van water en de doorstroming van water.
1.64 Wonen
Het houden van een verblijf of het gehuisvest zijn in een woning.
1.65 Woning
Een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.66 Zadeldak
Dakvorm die bestaat uit twee tegenoverelkaar geplaatste hellende dakvlakken.
1.67 Zone
Een als zodanig aangeduid gebied op de verbeelding waarvoor specifieke regels gelden.
1.68 Zonegrens
De begrenzing van een zone.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling
De hoek tussen een hellend dakvlak en het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van dakkappelen. In het geval een dakkapel in horizontale richting meer dan 50% van het dakvlak beslaat, wordt de bovenkant van de dakkapel als goothoogte beschouwd.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het peil ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 De breedte en diepte van een gebouw
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, op 1 meter boven peil.
2.7 Bruto vloeroppervlakte
Oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen, bepaald volgens NEN 2580.
2.8 Gebruiksoppervlakte woonfunctie
De vloeroppervlakte binnen de bouwmuren van het bestaand, bepaald volgens NEN 2580.
2.9 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor;
- tuinen;
- verhardingen;
- parkeervoorzieningen behorende bij woningen.
3.2 Bouwregels
- Op deze gronden mag niet worden gebouwd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Erkers
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in
artikel 3.2 ten behoeve van het bouwen van aan- of uitbouwen aan de voorgevel van een woning, mits:
- de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 meter, met dien verstande dat de afstand tussen de aan- of uitbouw en de voorste perceelgrens minimaal 2 meter bedraagt;
- de breedte niet meer mag bedragen dan 2/3 deel van de breedte van de voorgevel van de woning;
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van de woning vermeerderd met 25 centimeter.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- voorzieningen gericht op de verblijfs- en bestemmingsfunctie van het verkeer;
- voorzieningen ten behoeve van langzaam verkeer;
- groenvoorzieningen, met inachtneming van artikel 4.5;
- water-, speel-, parkeer-, verblijfs- en nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
4.2.1 Algemene bouwregels
Gebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
- de oppervlakte maximaal 15 m² per gebouw bedraagt;
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- voor lichtmasten, verkeerstekens en overige masten de bouwhoogte maximaal 12 meter bedraagt;
- voor speelvoorzieningen de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
- voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt.
4.2.2 Specifieke bouwregels
- In uitzondering op artikel 4.2.1 sub b onder 3 mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van geluidwerende voorzieningen worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 6 meter;
In uitzondering op
artikel 4.2.1 mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van nutsvoorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
- de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de uiterlijke verschijningsvorm en inrichting van:
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en verhardingen;
- bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
Deze nadere eisen kunnen allen gesteld worden met het oog op de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de beeldkwaliteit.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Scootmobielstalling
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4.2.1 sub a voor de plaatsing van een berging voor een scootmobiel, met dien verstande dat:
- de inhoud maximaal 3 m³ bedraagt;
- het bouwwerk ruimtelijk passend is;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het woon- en leefmilieu;
- de stedenbouwkundige structuur en het straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Bestaande groenvoorzieningen zoals bedoeld in
artikel 4.1 sub c, zoals deze op het tijdstip van aanwezig zijn, mogen niet worden gewijzigd in een ander gebruik zoals bedoeld in
artikel 4.1.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Groenvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bestaand gebruik zoals genoemd in
artikel 4.1 sub c, en het gebruik te veranderen naar overige functies zoals genoemd in
artikel 4.1, met dien verstande dat:
- overleg met de directe betrokkenen in de omgeving heeft plaatsgevonden;
- het voorgenomen gebruik aanvaardbaar is gelet op de verkeerskundige situatie ter plaatse;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, waaronder begrepen het uitoefenen van een 'aan-huis-verbonden beroep' en 'kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten', met in achtneming van artikel 5.4;
- verkeers-, water-, groen-, speel-, parkeer-, verblijfs- en nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
5.2.1 Algemene bouwregels
- Bouwwerken worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- Het aantal woningen bedraagt niet meer dan één per bouwvlak danwel het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal wooneenheden;
- De goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' aangegeven goot- en bouwhoogte;
- De voorgevel van een hoofdgebouw bevindt zich in danwel binnen 2 meter van de voorgevelrooilijn;
- Ter plaatse van de 'sprecifieke bouwaanduiding - 1' geldende de volgende regels:
- hoofdgebouwen zijn voorzien van een zadeldak;
- de noklijn van het zadeldak staat haaks op de voorgevelrooilijn;
- Aan- en uitbouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte aansluit op de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, waarbij een afwijking is toegestaan van maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
Bijgebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
- de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
- op bijgebouwen en aan- en uitbouwen is een kap toegestaan, mits de dakvorm van de kap een afgeleide is van de kap van het hoofdgebouw;
- Indien sprake is van een kap op een bijgebouw of aan- en uitbouw, mag de maximale bouwhoogte - in afwijking van het bepaalde onder e en f - niet hoger zijn dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
- De gezamenlijke oppervlakte van bij het bestaande hoofdgebouw behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 50% van het achtererfgebied;
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- voor overkappingen de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
- voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt.
5.2.2 Specifieke bouwregels
- In uitzondering op artikel 5.2.1 sub a mogen bouwwerken buiten het bouwvlak, zoals deze ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn, in stand blijven danwel worden vervangen;
In uitzondering op
artikel 5.2.1 sub a mogen uitbouwen aan de voorgevel van de woning buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:
- de diepte van de uitbouw vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1,5 meter bedraagt, waarbij geldt dat de afstand tot de voorste perceelsgrens minimaal 2 meter bedraagt;
- de breedte van de uitbouw maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
- de bouwhoogte van de uitbouw aansluit op de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een afwijking daarvan is toegestaan van maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw.
- de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter bedraagt;
- de bouwhoogte gelegen achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter bedraagt.
In uitzondering op
artikel 5.2.1 mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van nutsvoorzieningen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
- de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Vergroten van het aantal woningen binnen bouwvlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 5.2.1 sub b voor het vergroten van het bestaand aantal woningen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het woon- en leefmilieu;
- de stedenbouwkundige structuur en straatbeeld;
- de verkeerskundige situatie ter plaatse;
- de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende percelen;
- het past binnen het regionale woningbouwprogramma.
5.3.2 Meer dan 50% bebouwing achtererfgebied
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 5.2.1 sub i voor het bouwen van bij het bestaand hoofdgebouw behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte van het bijgebouw maximaal 3 meter bedraagt;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het woon- en leefmilieu;
- de stedenbouwkundige structuur en het straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende percelen.
5.3.3 Nokverhoging
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 5.2.1 sub c voor het oprichten van een nokverhoging aan de achterzijde van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
- de goothoogte aan de achterzijde van het hoofdgebouw maximaal 8 meter vanaf peil bedraagt;
- de goothoogte aan de voorzijde van het hoofdgebouw niet hoger is dan in het bouwvlak is aangegeven;
- de dakhelling ruimtelijk passend is en aansluit op de bestaande kapstructuur aan de voorzijde van het hoofdgebouw;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het woon- en leefmilieu;
- de stedenbouwkundige structuur en het straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende percelen.
5.3.4 Dakopbouw
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 5.2.1 sub c voor het verhogen van de goothoogte door het toestaan van een derde bouwlaag, met dien verstande dat:
- de derde bouwlaag voorzien is van een plat dak;
- de hoogte van de derde bouwlaag maximaal 3 meter bedraagt;
- de derde bouwlaag 1 meter terug is gelegen ten opzichte van de voorgevel;
- de derde bouwlaag ruimtelijk passend is en aansluit op de bestaande structuur van het hoofdgebouw;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het woon- en leefmilieu;
- de stedenbouwkundige structuur en het straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende percelen.
5.3.5 Overkappingen buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van
artikel 5.2.1 sub a voor overkappingen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
- de oppervlakte maximaal 18 m² bedraagt;
- de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
- de overkapping ruimtelijk passend is en aansluit bij de bestaande stedenbouwkundige structuur en straatbeeld.
5.3.6 Woningsplitsing
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van
artikel 5.2.1 sub b voor het splitsen van een bestaande woning in meerdere woningen, met dien verstande dat:
- de gebruiksoppervlakte van het bestaand hoofdgebouw groter of gelijk is aan 120 m²;
- de gebruiksoppervlakte van elke zelfstandige woning die als gevolg van de splitsing ontstaat niet kleiner is dan 50 m²;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het woon- en leefmilieu;
- de verkeerskundige situatie ter plaatse;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, gelden de volgende specifieke gebruiksregels:
- de bedrijfsactiviteiten mogen geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- en leefmilieu van de woonomgeving;
- de bedrijfsactiviteiten mogen door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten;
- het betreft niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken. Onevenredige hinder door klantenbezoek en leveranciers moet worden voorkomen;
- de bedrijfsactiviteiten zijn ondergeschikt aan de woonfunctie;
- er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en direct in verband met het beroep;
- buitenopslag ten behoeve het bedrijf op het perceel is niet toegestaan, stalling van bedrijfsvoertuigen daarvan uitgezonderd.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Kleine vormen van kamerverhuur
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 5.1 sub a om kleinschalige kamerverhuur mogelijk te maken, met dien verstande dat een aanvraag moet voldoen aan de op het moment van aanvragen geldende beleidsregels voor tijdelijk wonen.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden die zijn aangewezen met 'Waarde - Archeologie 3' zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
- Op deze gronden worden bouwwerken ten behoeve van de in artikel 6.1 bedoelde bestemming gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 6.3 vooraf in acht zijn genomen.
- Tevens worden op deze gronden bouwwerken gebouwd ten behoeve van de primaire bestemming(en) als bedoeld in dit bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 6.3 vooraf in acht zijn genomen.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het verlagen van het waterpeil;
- het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
- het heien van palen en slaan van damwanden.
- De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, overlegt bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag naar het oordeel van het bevoegd gezag wordt verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
- De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
6.3.2 Geen omgevingsvergunning vereist
Het verbod zoals bedoeld in
artikel 6.3.1 is niet van toepassing indien:
- de werken of werkzaamheden niet dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld en over een totale oppervlakte kleiner dan 100 m² worden uitgevoerd;
- het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande traces van kabels en leidingen;
- de werken of werkzaamheden:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
6.3.3 Voorwaarden omgevingsvergunning
Aan de omgevingsvergunningen zoals bedoeld in de
artikel 6.3.1 kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
- de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
- de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
- de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
6.3.4 Programma van eisen
Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in
artikel 6.3.3 wordt uitgevoerd op basis van een programma van eisen. Het programma van eisen wordt opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en wordt goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het programma van eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd.
6.3.5 Afwijken van de onderzoeksplicht
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de archeologische onderzoeksplicht, indien uit schriftelijke informatie (afkomstig van de gemeente, aanvrager of anderszins) blijkt dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is, de archeologisch waarde naar beneden kan worden bijgesteld, of dat de archeologie niet evenredig wordt bedreigd door de voorgenomen plannen.
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:
- watervoorzieningen;
- instandhouding van waterkeringen en bijbehorende beschermingszone(s);
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.
7.2 Bouwregels
- Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de functie 'Waterstaat-Waterkering' zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 6 meter.
Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende, bestemmingen mogen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, gebouwd worden, met dien verstande dat het bouwplan uitsluitend betrekking heeft op vervanging, vernieuwing en/of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij geldt dat:
- de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en
- gebruikt wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 7.2 sub b voor bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende, bestemmingen, met dien verstande dat:
- het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad;
- vooraf advies ingewonnen is bij de beheerder van de waterkering.
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Bebouwingsgrenzen geluidsgevoelige objecten
Onverminderd het bepaalde in
hoofdstuk 2 mogen geluidgevoelige objecten slechts worden gebouwd indien voldaan kan worden aan de in de of krachtens de Wet geluidhinder gestelde grenswaarden.
9.2 Voorwaardelijke verplichting
Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan uitsluitend worden verleend indien is aangetoond dat de bodemkwaliteit voldoet aan de normen voor het beoogde gebruik.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen:
- het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen ten behoeve van een seksbedrijf of een prostitutiebedrijf;
- het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen ten behoeve van een bedrijfswoning, tenzij de bedrijfswoning expliciet is toegestaan binnen de regels;
- het gebruiken of laten gebruiken van (delen) van daken ten behoeve van een dakterras, tenzij sprake is van bestaand gebruik;
- het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen ten behoeve van:
- staan- of ligplaats van onderkomens;
- staanplaats van voertuigen waarin detailhandel plaatsvindt;
- kampeer- of caravanterrein;
- opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
- lawaaisporten.
- een gebruik van gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken ten behoeve van een geluidszoneringsplichtige inrichting;
- het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen voor meer woningen dan op grond van de regels of verleende omgevingsvergunning is toegestaan;
- het gebruiken dan wel laten gebruik van bijgebouwen bij woningen en bedrijfsgebouwen voor (on) zelfstandige bewoning/kamerverhuur;
- het gebruiken dan wel laten gebruiken van een woning voor onzelfstandige bewoning/ kamerverhuur.
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
11.1 Overige zone - parkeren
11.1.1 Algemeen
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - parkeren' geldt dat het bevoegd gezag pas een omgevingsvergunning kan verlenen voor de activiteit bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in regels strijd met ruimtelijke ordening, met inachtneming van het volgende:
- in het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen;
- er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien:
- voldaan wordt aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning;
- de parkeerplaatsen voldoen aan de verdere eisen (maatvoering en ontwerp) die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.
11.1.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 11.1.1, indien:
- aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein redelijkerwijs niet kan worden verlangd en
- op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen.
11.1.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in
artikel 11.1.1, indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.
11.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
11.2.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m' zijn de gronden mede aangewezen voor doeleinden ter bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element.
11.2.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m' mag de maximale hoogte niet meer bedragen dan 1/30 van de afstand tussen bouwwerk en het middelpunt van die molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.
11.2.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 11.2.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, met dien verstande dat:
- de windvang en het zicht op de molen al zijn beperkt door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, of zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd;
- vooraf schriftelijke ontheffing van Gedeputeerde Staten is ontvangen, gehoord de eigenaar en de eventuele beheerder van de molen.
11.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop 400 m' opgaande beplanting aan te brengen met een grotere groeihoogte dan 1/30 van de afstand tussen beplanting en het middelpunt van die molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.
11.3 Vrijwaringszone - vaarweg
11.3.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het voorkomen van belemmeringen voor:
- de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
- het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
- de toegankelijkheid van de provinciale vaarweg voor hulpdiensten vanaf de wal;
- het uitvoeren van beheer en onderhoud aan de provinciale vaarweg.
11.3.2 Bouwregels
Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende, bestemmingen zijn, in afwijking van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, niet toegestaan.
11.3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 11.3.2 voor bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende bestemmingen, met dien verstande dat:
- rekening wordt gehouden met het voorkomen van belemmeringen voor de in artikel 11.3.1 genoemde belangen;
- vooraf advies ingewonnen is bij de beheerder van de vaarweg.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
12.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten aanzien van:
- de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken met een hoogte van ten hoogste 3.50 meter en met een inhoud van ten hoogste 50 m3 ten dienste van het openbaar nut, zoals:
- wachthuisjes, telefooncellen, muurtjes en standbeelden;
- transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes, zulks met uitzondering van gasdrukregel- en gasdrukmeetstations;
- het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens of een weg nader te bepalen, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk, gewenst en/of noodzakelijk is;
- het veranderen van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken met ten hoogste 15%, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze veranderingen noodzakelijk zijn.
12.2 Voorwaarde
Een omgevingsvergunning zoals genoemd in
artikel 12.1 wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 13.2.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Woningbouw Gouwsluisseweg, Alphen aan den Rijn'.