Plan: | Alphen Stad |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0484.01alphenstad-VA02 |
Dit bestemmingsplan vloeit voort uit het Meerjarenplan bestemmingsplannen 2015-2025. In dit Meerjarenplan is de actualiseringsopgave opgenomen van de bestemmingsplannen voor het grondgebied van Alphen aan den Rijn. De doelstelling om als gemeente te beschikken over actuele bestemmingsplannen vloeit voort uit de Wet ruimtelijke ordening. Op grond van artikel 3.1 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening geldt dat een bestemmingsplan niet ouder mag zijn dan tien jaar.
Meerjarenplan Bestemmingsplannen 2015-2025
Op 10 maart 2015 heeft het college het 'Meerjarenplan Bestemmingsplannen 2015-2025' (hierna: Meerjarenplan) vastgesteld en de raad hierover geïnformeerd (kenmerk 2015/9503). Dit Meerjarenplan is een product dat voortvloeit uit het coalitieakkoord 2014-2018, waarin onder meer is afgesproken dat herziening van bestemmingsplannen op planmatige wijze wordt aangepakt. Het Meerjarenplan geeft inzicht in de huidige status van de bestemmingsplannen binnen de gemeentegrenzen van Alphen aan den Rijn, een voorstel tot planmatige aanpak van de herziening van de bestemmingsplannen in de komende tien jaar en de daarbij behorende personele inzet en budgettering.
Thematische aanpak gebieden
In plaats van te kiezen voor vele kleine bestemmingsplannen, is met het Meerjarenplan gekozen voor een thematische aanpak van bepaalde grootschalige gebieden, waarmee in de nabije toekomst de overstap naar het opstellen van een omgevingsplan wordt vereenvoudigd. Op deze wijze wordt tevens aangesloten bij één van de pijlers van de Structuurvisie 'De Stad van Morgen' (door de raad vastgesteld op 11 juli 2013, kenmerk 2013/21934; hierna: Structuurvisie) namelijk Intense stad. Het eerste grote plangebied hiervan vormt het stadsgebied van Alphen aan den Rijn, de Stationsomgeving, de grote woonwijken en Park Zegersloot. De aanpak van het bestemmingsplan Alphen Stad is leidinggevend voor de andere drie grote plangebieden (de verschillende kernen, het buitengebied en de bedrijventerreinen), die voortvloeien uit het Meerjarenplan.
Het plangebied van het bestemmingsplan Alphen Stad beslaat de volgende gebieden:
Het gebied wordt daarmee aan de noordzijde begrensd door de Zegerbaan-Heuvelweg en de gemeentegrens met gemeente Nieuwkoop, aan de westzijde door de Heimanswetering-bedrijventerrein Heimanswetering, Rijnhaven-Baronie-Molenwetering, aan de oostzijde door de Westkanaalweg-Goudse Schouw en aan de zuidzijde door de N11.
Figuur: plangebied.
Het bestemmingsplan Alphen Stad komt in een periode tot stand waarin er veel gebeurt op het ruimtelijk vlak. Normaliter heeft een bestemmingsplan een levensduur van 10 jaar, waarna er weer een actualisatie plaats moet vinden. Gelet op de op handen zijnde Omgevingswet, waarin straks geen sprake meer is van een bestemmingsplan maar een omgevingsplan, is het verstandig om de horizon van 10 jaar los te laten.
Bezien moet worden hoe straks een en ander vorm dient te krijgen. Onderwijl is binnen het plangebied door dit bestemmingsplan echter wel sprake van een actueel planologisch kader, waardoor de overgang naar een omgevingsplan op termijn wordt vereenvoudigd.
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken enzovoorts. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaarten en/of kadastrale kaart).
Toelichting
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Regels
De regels zijn opgedeeld in vier hoofdstukken met een of meer artikelen:
Hoofdstuk 1: 'Inleidende regels' bevat de begripsbepalingen (artikel 1) en een bepaling over de wijze van meten (artikel 2). De begripsbepalingen zijn in alfabetische volgorde opgesomd en dienen als referentiekader voor de overige regels.
Hoofdstuk 2: 'Bestemmingsregels' bevat de bestemmingen. Elk artikel heeft een vaste opbouw. Eerst wordt een bestemmingsomschrijving gegeven, vervolgens de bouwregels, eventuele gebruiksregels en nadere eisen en eventuele mogelijkheden voor afwijking van de bouwregels danwel gebruiksregels. Ook kan een artikel regels bevatten ten aanzien van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
Hoofdstuk 3: 'Algemene aanduidingsregels' bevat aanduidingen die algemeen of in groter verband gelden en die vanwege deze algemeenheid gegroepeerd zijn.
Hoofdstuk 4: 'Algemene regels' bevat regels die algemeen gelden en die vanwege de algemeenheid gegroepeerd zijn.
Hoofdstuk 5: 'Overgangs- en slotregels' omvat de overgangsbepalingen van het bestemmingsplan. Deze zijn opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan.
Wijze van toetsen
De regels en verbeelding zijn bedoeld als instrument om te bepalen of gebruik in ruime zin van de gronden en opstallen in overeenstemming is met het ruimtelijk beleid dat voor een gebied geldt. Wanneer bijvoorbeeld een aanvraag voor functiewijziging of het uitbreiden van de bestaande bebouwing wordt ingediend, moet deze getoetst worden aan het bestemmingsplan.
Indien een aanvraag binnenkomt is de aanpak als volgt.
Op 22 februari 2018 heeft de raad het bestemmingsplan vastgesteld. Hiertegen is beroep ingediend. Op 18 december 2019 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een tussenuitspraak (zaaknummer 201803820/1/R3, ECLI:NL:RVS:2019:4340) op dit beroep gedaan. Hierbij heeft de Afdeling geoordeeld dat het bestemmingsplan nog een aantal gebreken bevat. Deze gebreken hebben betrekking op het aantal evenementen op de Zegerplas, de planregeling voor geluidsnormen bij evenementen en de wijze van bestemmen van het perceel Hooftstraat 254. In het belang van een spoedige beëindiging van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om de raad op te dragen dit genoemde gebrek te herstellen.
In dit hoofdstuk worden op thematische wijze de aanwezige functies binnen het plangebied besproken. Per thema wordt ingegaan op het kader zoals de relevante wetgeving en beleidsstukken. Er wordt een korte inventarisatie van de huidige situatie en/of het huidige gebied weergegeven. Hierna wordt ingegaan op de (stedenbouwkundige) visie. Tenslotte wordt per thema aangegeven hoe dit is alles is vertaald naar de regels van het bestemmingsplan. Per thema wordt afgesloten met een eindconclusie.
Voordat op alle thema's apart wordt ingegaan, is er ook een aantal uitgangspunten te noemen, die gelden voor alle thema's.
Uitgangspunt bij de actualisering van het bestemmingsplannenbestand -volgend uit het Meerjarenplan- is de systematiek van uitnodigingsplanologie. Uitnodigingsplanologie betekent ruimte geven aan gewenste toekomstige ontwikkelingen, zonder dat nu al bekend is wat dat precies zal zijn. Nieuwe, toekomstige ontwikkelingen krijgen de ruimte, zonder dat alles van te voren tot in detail is vastgelegd in functie en vorm.
Nieuwe ontwikkelingen passen daardoor eerder in het bestemmingsplanen aparte procedures zijn niet nodig of kunnen korter. Op deze wijze wordt aangesloten bij het gedachtegoed van de Structuurvisie en de Omgevingswet. Met de ingezette actualisering wordt beoogd flexibele bestemmingsplannen op te stellen, die snel op de veranderende behoefte van de markt in kunnen spelen.
De Structuurvisie geeft aan dat in de komende jaren Alphen aan den Rijn zich ontwikkelt naar een vitale, duurzame en gezonde gemeente; een aantrekkelijke en creatieve gemeente, die toekomstperspectief blijft bieden aan haar inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties. Een gemeente die kracht ontleent aan haar ligging temidden van het productieve landschap van het Groene Hart en de economische dynamiek van de Randstad. Een gemeente die zich in deze context onderscheidt door het contrastrijke samenspel tussen de intense stedelijkheid van Alphen aan den Rijn, de bijzondere leefmilieus in haar vitale dorpse kernen en het grote economische en recreatieve potentieel van een waardevol landschap.
Het sterke contrast tussen de intense stedelijkheid in Alphen aan den Rijn, de kleinschalige, hechte gemeenschappen in de dorpse kernen en het exclusieve landelijke wonen in het buitengebied bevestigen en versterken het beeld van Alphen aan den Rijn als aantrekkelijke woongemeente. De grote diversiteit aan woonmilieus in combinatie met de aansprekende omgeving en het goede voorzieningenaanbod maken de gemeente een gewilde vestigingslocatie voor uiteenlopende doelgroepen.
In de Structuurvisie staat beschreven dat Alphen aan den Rijn hiervoor een brede mix kent van wonen, bedrijvigheid en werkgelegenheid, voortgezet en middelbaar onderwijs, recreatie en (winkel- en zorg)voorzieningen. De openbare ruimte is hoogwaardig ingericht, gebruiksvriendelijk en sociaal veilig. Langzaam verkeers-, openbaar vervoer- en recreatieroutes maken hier prominent onderdeel van uit. De entrees van de stad, de stadsranden en de stedelijke kwaliteit van de vervoersassen benadrukken de zorgvuldige inpassing in het stedelijk weefsel en het contrast met de dorpen en het landschap.
De intense stad heeft een regionale functie voor stedelijke voorzieningen. Deze voorzieningen zijn geconcentreerd in de zogenaamde integrale ontwikkelzone, die loopt van Rijnhaven, via het Bospark, de Stationsomgeving en het Stadshart naar het Zegerslootgebied.
Figuur: integrale ontwikkelzone
Deze zone kenmerkt zich door samenhangende stedelijke leefmilieus met een grote diversiteit aan woon-, werk-, winkel-, horeca-, culturele en groenvoorzieningen. De verblijfskwaliteit in dit centrumgebied is hoog doordat het primaat ligt op langzaam verkeer in combinatie met een attractieve, hoogwaardig ingerichte openbare ruimte. Plekken en routes langs de Oude Rijn zijn publieksvriendelijk en aantrekkelijk en voegen hierin unieke kwaliteiten toe.
Alphen aan den Rijn is daarmee een intense maar ook spontane stad met zorgvuldig ingepaste ruimtelijke ontwikkelingen en een diversiteit aan leefstijlen, (regionale) functies en voorzieningen. Bij intensivering van het stedelijk gebied moet niet alleen of direct gedacht worden aan het volbouwen van de stad (nieuwbouw) maar ook aan het creatief omgaan met leegstand, renovatie, herstructurering, transformatie en herprogrammering, waar mogelijk en wenselijk.
De keuze voor de intense stad betekent een intensiever gebruik van de ruimte in Alphen aan den Rijn. Er wordt nadrukkelijk gezocht naar mogelijkheden om binnenstedelijke verdichting vorm te geven. Prioriteit van ontwikkelingslocaties gaat uit naar locaties waar ruimtelijk, sociaal en economisch het grootste rendement te verwachten valt. Intensivering van het stedelijk gebied wordt niet gerealiseerd door het volbouwen van de groene ruimten in de stad, maar door naast nieuwbouw samen met betrokken eigenaren en gebruikers creatief om te gaan met leegstand, renovatie, herstructurering, transformatie en herprogrammering waar mogelijk en wenselijk.
In de integrale ontwikkelzone is de uitdaging om een aantrekkelijk centrumgebied te realiseren dat bestaat uit gevarieerde stedelijke leefmilieus met een brede mix aan woon-, werk- winkel-, horeca- en culturele voorzieningen. Doelstelling is om leefmilieus toe te voegen die op dit moment nog niet in de gemeente aanwezig zijn, maar waar gelet op de trends en ontwikkelingen wel (toekomstige) behoefte aan is. Hierdoor wordt de stad interessanter als vestigingsplaats voor doelgroepen die in de huidige bevolkingssamenstelling nog onvoldoende vertegenwoordigd zijn.
Flexibiliteit wordt ook vanuit de Rijksoverheid van ons gevraagd en verwacht. Nu al wordt er steeds meer losgelaten doordat vergunningsvrije activiteiten worden uitgebreid. Wat voorbeelden:
Deze maatregelen zijn een voorloper van de nieuwe Omgevingswet, die 24 afzonderlijke wetten moet vervangen. Het huidige omgevingsrecht is verbrokkeld en verdeeld over tientallen wetten. Er zijn aparte wetten voor bodem, bouwen, geluid, infrastructuur, mijnbouw, milieu, monumentenzorg, natuur, ruimtelijke ordening en waterbeheer. Deze verbrokkeling leidt tot afstemmings- en coördinatieproblemen en verminderde kenbaarheid en bruikbaarheid voor alle gebruikers. Vanuit dit oogpunt is de Omgevingswet voorgesteld. De Omgevingswet integreert de gebiedsgerichte onderdelen van de huidige wetten in één wet met één samenhangend stelsel van planning, besluitvorming en procedures. De wet leidt naar verwachting direct tot betere mogelijkheden voor integraal beleid, tot een betere bruikbaarheid en substantiële vereenvoudiging van het omgevingsrecht. Plannen en vergunningen worden zo veel mogelijk gebundeld, procedures worden sneller.
De Omgevingswet streeft een grote mate van flexibiliteit na door alleen te regelen wat geregeld moet worden met ruimte voor ontwikkeling en waarborgen voor kwaliteit . De Omgevingswet biedt het fundament om met toekomstige maatschappelijke opgaven in de fysieke leefomgeving te kunnen omgaan. De wet beklemtoont de samenhang in de fysieke leefomgeving en biedt het instrumentarium om beter in te spelen op de dynamiek in de fysieke leefomgeving.
Het nieuwe omgevingsrecht is flexibel en biedt transparante en doelmatige procedures. Door flexibele regelgeving kan sneller op ontwikkelingen worden ingespeeld. Daarnaast draagt innovatieve ontwikkelingen van veranderd ruimtegebruik bij aan een duurzame samenleving. Het nieuwe omgevingsrecht ondersteunt en stimuleert dergelijke transities van harte.
Met het opstellen van dit plan is waar mogelijk rekening gehouden met en voorgesorteerd op de Omgevingswet. De gemeente kiest bewust voor een faciliterende rol, waarbij zij een groter beroep doet op de eigen verantwoordelijkheid, het eigen initiatief en de eigen kracht van inwoners. Doordat de gemeente meer flexibiliteit biedt in het bestemmingsplan komt er ook meer verantwoordelijkheid te liggen bij initiatiefnemers. Deze hebben de opdracht om belanghebbenden / omwonenden vooraf te betrekken bij haar plannen zodat zich in een later proces geen (of minder) conflicten voordoen. De gemeente vertrouwt erop dat buren elkaar op de hoogte brengen van elkaars plannen / ontwikkelingen. Meer informatie hierover kunt u lezen in hoofdstuk 4 Participatie.
Om de uitdaging van een intense en spontane stad te realiseren dient het bestemmingsplan voldoende flexibiliteit zowel qua regels als op de verbeelding te bieden. Hierdoor kunnen functiewijzigingen die een kwalitatieve ruimtelijke bijdrage leveren, eenvoudiger, spontaner worden doorgevoerd. Er wordt ruimte gelaten voor bedrijven, bewoners en maatschappelijke partijen voor ontwikkeling, creativiteit en innovatie.
Voor het plan gelden de volgende algemene uitgangspunten:
Uit het participatietraject is naar voren gekomen dat het volledig loslaten van regels niet gewenst is. Er wordt gevreesd voor excessen en situaties waarin geen overleg wordt gepleegd. Om tegemoet te komen aan de wens uit de maatschappij is er in veel situaties gekozen voor zogenaamde binnenplanse afwijkingsmogelijkheden. Dit betekent dat eventuele uitbreidingen of afwijkingen niet rechtstreeks zijn toegestaan. Wel is het mogelijk om voor dergelijke uitbreidingen of afwijkingen een omgevingsvergunning aan te vragen waarmee wordt afgeweken van de basis-regels mits wordt voldaan aan verschillende voorwaarden. Op deze manier wordt er een toetsend mechanisme in het proces ingebakken, zijn uitbreidingen/afwijkingen verbonden aan verschillende voorwaarden en is rechtsbescherming gewaarborgd, omdat tegen een dergelijke omgevingsvergunning bezwaar en beroep mogelijk is.
Samenvattend geldt: bestaande rechten worden gerespecteerd en maatwerk is mogelijk door middel van binnenplanse afwijkingen.
Binnen het plangebied zit een aantal specifieke woningbouwlocaties die een nadere toelichting behoeven. Hierbij gaat het om het volgende.
Ontwikkeling Gouwsluisseweg
Binnen het bestemmingsplan Prins Hendrikstraat 2005 is voor het perceel op de hoek Gouwsluisseweg, Gouwe en Oude Rijn een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de geldende bestemmingen te wijzigen naar Wonen en Verblijfsgebied, zie onderstaande figuur. De afgelopen jaren zijn door verschillende partijen stedenbouwkundige plannen voorgelegd aan de gemeente. Tot op heden hebben deze plannen niet geleid tot het starten van een ruimtelijke procedure. Momenteel is de gemeente in overleg met de huidige eigenaar om tot een stedenbouwkundig plan te komen voor het te ontwikkelen gebied. De plannen zijn echter nog niet zo ver gevorderd dat deze al in het bestemmingsplan Alphen Stad kunnen worden meegenomen. Belangrijk aandachtspunt bij deze ontwikkeling is de aan te houden bouwafstand tot de oever van de Oude Rijn en de Gouwe. Dit vanwege de bepaling uit de provinciale ruimtelijke verordening dat een vrijwaringszone moet worden aangehouden in verband met zichtlijnen en het contact tussen scheepvaartverkeer. Hierover vindt overleg plaats met de provincie, als vaarwegbeheerder. Als gevolg hiervan kan het plan niet zonder meer worden ontwikkeld conform de wijzigingsvoorwaarden uit het geldende bestemmingsplan. Dit betekent dat een nieuwe ontwikkeling alleen mogelijk kan worden gemaakt door middel van een herziening van het bestemmingsplan. In verband hiermee is deze locatie niet in het bestemmingsplan opgenomen. Dit betekent dat de geldende bouw- en gebruiksmogelijkheden blijven gelden.
Figuur: plangebied bestemmingsplan Prins Hendrikstraat 2005
Bestemming Woongebied
Voor ontwikkelingen waarvoor is onderbouwd dat deze ruimtelijk aanvaardbaar zijn, maar nog niet volledig zijn uitgewerkt, is de bestemming Woongebied met specifieke bouwregels voor de betreffende gebieden opgenomen. Dit geldt voor de volgende gebieden:
Voor een aantal locaties geldt dat deze in het ontwerpbestemmingsplan ook de bestemming Woongebied hadden maar inmiddels verder zijn uitgewerkt en zijn voorzien van een Woon-bestemming. Dit geldt voor:
Voormalige NUON-locatie
Voor de bebouwing op de voormalige NUON-locatie geldt dat de planvorming nog niet concreet is. Hiervoor wordt een seperate planprocedure gevoerd. Deze locatie blijft buiten het plangebied.
Thorbeckeplein
Voor de mogelijke bebouwing op het Thorbeckeplein is een Centrum 1-bestemming opgenomen.
In deze paragraaf wordt ingegaan op het aspect wonen waarbij waar nodig wordt ingegaan op specifieke woongebieden. Gebieden waarbij meer een mix van functies aanwezig is, waaronder ook wonen, zoals het centrumgebied, stationsomgeving en ook het Zegerslootgebied komen apart aan de orde.
Structuurvisie De stad van Morgen
Als visie wordt aangegeven dat de wijken ten noorden en zuiden van de integrale ontwikkelzone levendig zijn en programmatisch afwisselend ingericht. Het duurzame woningbestand is gevarieerd en eenvoudig aanpasbaar aan veranderende huisvestingseisen, waardoor mensen in alle fasen van hun leven in de wijk kunnen blijven wonen. Ook is er ruimte voor kleine ondernemers en maatschappelijke organisaties om hun producten en diensten aan te bieden.
De wijken worden gekenmerkt door een groene en veilige leefomgeving, waarbij iedere wijk een prominente ontmoetingsplek heeft. Hier gelegen sociaal-maatschappelijke, zorg- en winkelvoorzieningen sluiten aan bij de behoeften van gebruikers en zijn goed toegankelijk en/of bereikbaar. De Alphenaar verkiest voor korte afstanden het openbaar vervoer of langzaam verkeer boven het gebruik van de auto. Doorgaande langzaam verkeersroutes naar deze voorzieningen, veelal tegelijkertijd functionerend als recreatieve route tussen het stedelijk centrum en het buitengebied, kennen door de aantrekkelijke inrichting een hoge belevingswaarde. In Alphen Noord fungeert winkelcentrum Herenhof als wijkwinkelcentrum. In de Ridderhof komt men vooral voor de dagelijkse boodschappen. De Euromarkt in Alphen Zuid is vestigingslocatie voor webretailers. De aanwezigheid van voorzieningen, de integratie van kennisintensieve bedrijvigheid in combinatie met een gebruiksvriendelijke en sociaal veilige openbare ruimte zorgen voor een prettig leefklimaat en maken sociale netwerken sterk.
In de woongebieden is het toekomstbestendig maken van deze gebieden één van de grotere opgaven. Het is noodzakelijk om de huidige veelal monofunctionele woongebieden in de wijken te renoveren of te herstructureren. Het mogelijk maken van aanpassingen in of aan/bij de woning of woonomgeving zodat deze eenvoudiger kunnen inspelen op de veranderende eisen en woonwensen ten aanzien van de woningen zelf, werkplekken, bereikbaarheid van voorzieningen en de mogelijkheid om elkaar te ontmoeten is zeer gewenst. Een ander voorbeeld hiervoor is het toestaan van kleinschalige, decentrale (zorg-)voorzieningen in woongebieden die het mensen met een zorgbehoefte mogelijk maakt om langer en makkelijker in hun vertrouwde woonomgeving te kunnen blijven functioneren.
Alphense Woonagenda
Op 30 maart 2016 heeft de raad de Alphense Woonagenda "Alphen ademt woonkwaliteit" vastgesteld. Hierin is de visie op het wonen voor de periode tot en met 2025 vastgesteld. De toekomst van het wonen ligt meer dan in het verleden in de bestaande stad en dorpen. Wonen is niet meer alleen bouwen, maar vooral de bestaande woongebieden kwaliteit geven, zodat inwoners trots zijn op de plek waar ze wonen. Het versterken van herkenbare identiteiten, de woonaantrekkelijkheid en gebruiksfunctie van wijken en dorpen staat hierbij centraal.
Er zijn zeven woonkwaliteiten benoemd die onderscheidend zijn voor prettig wonen in Alphen aan den Rijn; nu en in de toekomst:
Bij de uitwerking van de zeven woonkwaliteiten bleken vijf thema's de rode draad te vormen, die daarmee de speerpunten van de Woonagenda vormen.
De wijken hebben een duidelijk herkenbare identiteit met een intense stad en vitale dorpen; gelegen in een waardevol landschap. Onderscheidende attractieve plekken in de wijken en kernen zijn zichtbare parels. Deze parels zijn essentieel voor de aantrekkingskracht en woonbeleving van onze gemeente. Herbestemming van karakteristieke gebouwen, authentieke nieuwbouw en inrichting van gebieden met water- en groenontwerp, bruggen en pleinen geven kleur aan het straatbeeld.
Er is een ruime variatie aan woningen, zowel qua prijs, eigendom als woningtype. Jong en oud heeft de mogelijkheid om binnen de eigen wijk door te stromen naar een passende woning. In wijken zijn nieuwe functies en woonconcepten ontstaan, die passen bij veranderende (woning)behoeften van inwoners. Door benutting van vrijkomende gebouwen en braakliggende terreinen hebben inwoners hun woondroom gerealiseerd. Voor groepen met specifieke woonvoorkeuren, zoals woonboten en woonwagens, is er ook ruimte. Of die ruimte ook daadwerkelijk benut is, hangt af van het initiatief van belangstellenden.
Inwoners voelen zich veilig en vertrouwd in hun omgeving; zonder onnodig of onwetend aan externe veiligheidsrisico's te worden blootgesteld. Er zijn voldoende beschutte en levensloopgeschikte woonvormen beschikbaar, zodat mensen met een zorgbehoefte zelfstandig kunnen blijven wonen en extra zorg kunnen ontvangen als zij dat willen. Multifunctionele accommodaties vormen de spil in wijken en kernen. Hier kunnen mensen met vragen over zorg en welzijn terecht bij professionele organisaties. Maar ook tussen bewoners onderling is er een hechte sociale structuur. Bewoners ontmoeten elkaar op verschillende plaatsen in de wijk en ze helpen elkaar als dat nodig is. Urgente groepen vinden in de gemeente een passende woonvorm. De huisvestingsdruk van deze groepen is gelijk gespreid over de gemeente. De woonomgeving –ook langs de verkeersassen- nodigt uit tot gezond gedrag, ontmoeting en het wijkgevoel. De openbare ruimte wordt door inwoners optimaal benut voor sport, ontspanning, natuurlijke ontmoeting en/of initiatieven van stadslandbouw. Groenvoorzieningen en waterverbindingen zijn in elke wijk van de gemeente aanwezig.
Bewoners organiseren en investeren met elkaar in hun leefomgeving, zoals woningen, openbare ruimte, (zorg)ondersteuning en voorzieningen. Zij maken gebruik van lokaal/regionaal geproduceerde producten en zoeken continu naar verbetering van de leefbaarheid in hun wijk of kern.
De woningvoorraad is energiezuinig en levensloopbestendig. Delen van de gemeente zijn niet meer afhankelijk van fossiele brandstoffen. Coöperatieve (woon)vormen, zoals initiatieven voor eigen energieopwekking en (collectief) particulier opdrachtgeverschap, hebben een vlucht genomen. Door flexibele woningindeling zijn woningen en utiliteitsgebouwen (scholen, kantoren) eenvoudig aanpasbaar voor verschillende generaties en (gecombineerde) functies.
Regionale Woonagenda Holland Rijnland
In de regio Holland Rijnland zal het aantal inwoners en huishoudens de komende vijftien jaar naar verwachting verder toenemen. Om goed in te kunnen spelen op de nieuwe omstandigheden hebben de gemeenten in Holland Rijnland een regionale woonagenda opgesteld. De huidige woonagenda dateert uit 2014. Momenteel wordt de regionale woonagenda geactualiseerd. Eventuele wijzigingen in uitgangspunten zullen te zijner tijd worden verwerkt in het definitieve bestemmingsplan.
Met de woonagenda willen de gemeenten de woningmarkt versterken. Ook is er een belangrijke koppeling met het ruimtelijk beleid, van bijvoorbeeld de provincie.
De gewenste ontwikkelingsrichting wordt op hoofdlijnen aangegeven. Het is een leidraad zodat de gemeenten binnen Holland Rijnland optimaal kunnen werken aan de versterking van de regionale woningmarkt. De woonagenda richt zich daarmee op een beperkt aantal thema's die regionaal van belang zijn.
Voorzien in de kwantitatieve woningbehoefte in Holland Rijnland
De gemeenten in Holland Rijnland scheppen de planologische voorwaarden om in de regionale woningbehoefte te voorzien. Hierbij geldt onder meer dat voorrang wordt gegeven aan nieuwbouwplannen die kwalitatief goed zijn: goed product op de juiste plek.
Voorzien in de kwalitatieve woningbehoefte
Het aanbod in kwalitatief opzicht moet zo goed mogelijk aangesloten worden op de toekomstige behoefte: de juiste typen woningen op de juiste plaats. Hierbij geldt onder meer dat gekozen wordt om waar mogelijk woningen te realiseren binnen bestaand bebouwd gebied (bestaand stedelijk en dorps gebied).
Klaar maken voor scheiden wonen en zorg
Voldoende passende woningen (bestaand en nieuw) voor zorgbehoevenden waaronder ouderen en gehandicapten. Dit betekent drie belangrijke opgaven voor Holland Rijnland, op te pakken samen met corporaties en zorgaanbieders en private investeerders:
Daarnaast gaat het om zaken die een zeer sterke koppeling hebben met ander sociaal-maatschappelijk, zorg- en welzijnsbeleid, denk aan:
Voldoende sociale huurwoningen voor de behoefte
Voorzien moet worden in voldoende sociale huurwoningen voor de behoefte van de sociale doelgroep en de daadwerkelijke beschikbaarheid van sociale huurwoningen moet vergroot worden. Hiervoor maken de gemeenten onder meer afspraken over de verdeling van het nieuwbouwprogramma sociale huurwoningen, passend binnen de regionale agenda
Voorzien in de behoefte aan vrijesectorhuur in Holland Rijnland
De gemeenten in Holland Rijnland stimuleren de ontwikkeling van meer vrijesectorhuur tot 2020. Daarbij wordt verkend wat aantrekkelijke bouwlocaties zijn voor dit segment.
Woonwagenbeleid en -locaties
Met de afschaffing van de Woonwagenwet in 1999 zijn gemeenten formeel ontslagen van de verplichting om exclusief beleid voor woonwagenbewoners te formuleren. Door afschaffing van de Woonwagenwet hebben woonwagenbewoners namelijk niet langer een uitzonderingspositie binnen de woningmarkt. Het intrekken van de Woonwagenwet had als belangrijkste doelstelling het normaliseren van de woonpositie van woonwagenbewoners. Het woonwagenbeleid is vanaf 1999 geïntegreerd in het reguliere volkshuisvestingsbeleid. Gemeenten hebben hiermee volledige beleidsvrijheid gekregen ten aanzien van woonwagencentra en de standplaatsen. De gemeente heeft wel een taak op het gebied van het handhaven van regelgeving en ook het opnemen van de woonwagens binnen de regels van het bestemmingsplan. Tevens zal de gemeente moeten bevorderen dat woonwagenbewoners volwaardig deelnemen aan de Alphense samenleving.
Gelet op bovenstaande taken is het woonwagenbeleid tot stand gekomen. De woonwagencultuur is bovendien al lange tijd met Alphen aan den Rijn verbonden en is in 2014 door het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed aangewezen als immaterieel erfgoed. Het woonwagenbeleid biedt een goede basis om samen met de bewoners te blijven bouwen aan wederzijds vertrouwen en vorm te geven aan de door beide partijen gewenste goede, schone en veilige woonomgeving.
Beleidskader Tijdelijk wonen Alphen aan den Rijn 2015
In de bestemmingsplannen die door dit bestemmingsplan Alphen Stad worden vervangen, lopen de mogelijkheden voor bewoning nogal uiteen. Sommige bestemmingsplannen laten alle vormen van bewoning toe en in sommige bestemmingsplannen is geen kamerverhuur toegestaan. Dit veroorzaakt inconsistentie bij het handhaven en het verlenen van omgevingsvergunningen.
Uitgangspunt bij elke huisvestingvorm is het vinden van een optimaal evenwicht tussen aantallen te huisvesten mensen en het maatschappelijke draagvlak van de locatie. Een essentieel onderdeel voor draagvlak is de aanwezigheid van adequaat beheer van de locatie. Het beheer is een verantwoordelijkheid van de betreffende ondernemer. De overheid heeft een regie- en toezichthoudende taak bij het bewaren van dit evenwicht. Gemeente Alphen aan den Rijn heeft bij de huisvesting van arbeidsmigranten een faciliterende rol en wil daarbij meewerken om binnen vastgestelde kaders ruimte te bieden aan de markt om tot passende oplossingen te komen.
Verkenning naar nieuwe stedelijke woningbouwlocaties
Momenteel loopt er binnen Alphen aan den Rijn een verkenning naar nieuwe stedelijke woningbouwlocaties. Op 21 september 2017 heeft de raad besloten in te stemmen met de Verkenning woningbouwlocaties na 2020. Dit heeft besluit heeft geen invloed op het bestemmingsplan Alphen Stad.
Welstandsnota
Het welstandsbeleid is opgesteld vanuit de gedachte, dat welstand een bijdrage levert aan de totstandkoming en het beheer van een aantrekkelijke bebouwde omgeving. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden een rol te geven bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen. Daarbij wordt gezocht naar een evenwicht tussen de bouwmogelijkheden voor burgers enerzijds en het aanzien van de gemeente anderzijds.
De redelijkheid van welstand is beredeneerd aan de hand van een kwaliteitskaart. Hierop zijn waardevolle plekken en de ruimtelijke samenhang tussen de verschillende gebieden in beeld gebracht. Aan de hand van deze kaart is bepaald waar welstand bij moet dragen aan de ruimtelijke kwaliteit en waar een meer terughoudende inzet gepast is. Met name in druk bezochte gebieden of langs beeldbepalende routes wordt relatief meer belang gehecht aan ruimtelijke kwaliteit. Voor veel woongebieden en bedrijventerreinen wil de gemeente zich wat betreft welstand echter meer terughoudend opstellen en waar mogelijk ruimte laten voor particulier initiatief. Wat betreft vergunningvrij bouwen wordt aangesloten op de mogelijkheden die het Rijk biedt.
In lijn hiermee is het Alphense grondgebied opgedeeld in meerdere welstandsniveaus. Binnen het plangebied van Alphen Stad hebben enkele gebieden een bijzonder welstandsniveau, zoals de historische dijkstraten, het stadshart en de stationsomgeving. Hier is inspanning ten behoeve van het behoud en de eventuele versterking van de ruimtelijke kwaliteit gewenst.
Het reguliere welstandsniveau niveau geldt met name voor de vooroorlogse buurten en bebouwing, aangrenzend aan de belangrijke hoofdroutes. Uitgangspunt in gebieden met een regulier niveau is het handhaven van de aanwezige ruimtelijke kwaliteit. Bouwplannen aan achterkanten kunnen hier veelal eenvoudiger beoordeeld kunnen worden dan bouwplannen aan voorkanten.
De meeste bebouwing ligt in gebied met een soepel welstandsniveau. Dit betreft de meeste woongebieden en de bedrijventerreinen. In woongebieden met een soepel welstandsniveau mogen bouwplannen in principe geen afbreuk doen aan de basiskwaliteit van de openbare ruimte en de buurt. Dit betekent dat plannen aan achterkanten vanwege hun beperkte invloed op het straatbeeld alleen op excessen getoetst worden.
Daarnaast is een bepaald aantal objecten in bepaalde gebieden 'welstandsvrij' verklaard.
Buiten het centrumgebied en de stationsomgeving is het overgrote deel van het plangebied te kenmerken als woongebied. De woonfunctie staat hier voorop. De woongebieden hebben een goed voorzieningenniveau door de directe ligging rondom het centrum van Alphen aan den Rijn, en ook op wijkniveau zijn veel dagelijkse voorzieningen binnen handbereik. Deze wijkvoorzieningen zijn veelal ten dienste van deze woonfunctie. De woongebieden zijn te onderscheiden in verschillende wijken en buurten, veelal van elkaar gescheiden door bovenwijkse verkeers-, water- en groenstructuren. Vrijwel elke wijk kent zijn eigen verhouding in bebouwde en onbebouwde ruimte. Het ontwerp van de bebouwde en de onbebouwde ruimte bepaalt tezamen de eigenheid van de gebieden, veelal afhankelijk van de toenmalige tijdgeest en stedenbouwkundige inzichten. De wijken en buurten hebben daardoor elk hun eigen karakteristiek. Dit heeft op stadsniveau uiteindelijk geresulteerd in een grote diversiteit aan woonmilieus en woningtypen, zowel in de koop- als in de huursfeer. Bepaalde delen van het gebied zijn daarbij cultuurhistorisch en architectonisch waardevol. In de ontwikkeling zijn grofweg de volgende stedenbouwkundige typologieën te onderscheiden:
Historisch lint
Alphen aan den Rijn behoort tot één van de jongere (woon)steden van Nederland, die vooral na de 2e wereldoorlog een snelle groei heeft doorgemaakt. Toch is de ontwikkeling van Alphen aan den Rijn als nederzetting al bijna 2000 jaar geleden begonnen met de vestiging van het Romeinse Castellum op de oever van de Oude Rijn. De eerste permanente occupatie met woonbebouwing vond plaats in de zeventiende eeuw in de vorm van een bebouwingslintje ter weerszijden van de Oude Rijn. Na de aanleg van de spoorlijn in de 19e eeuw vinden er stedelijke uitbreidingen plaats in de richting van het spoor en door een langzame verdichting van het bebouwingslint langs de rivier. Traditioneel liepen de functies (wonen, werken, voorzieningen) door elkaar heen. Het historische dijklinten langs de Oude Rijn zijn hiermee de oudste straten van Alphen aan den Rijn en vormen een belangrijk onderdeel van de identiteit van de stad. De dijkstraten, in aanloop naar het stadscentrum, hebben een gevarieerde bebouwing uit diverse periodes in een gegroeide en compacte structuur. Basis vormt het individuele pand, aaneengesloten tot overwegend gesloten straatwanden met een stedelijk karakter. Hoewel bepalend voor de structuur is de rivier, die door verdichting en het opgeven van de jaagpaden echter maar zeer ten dele ook ruimtelijk ervaarbaar is vanaf het openbaar gebied. In zekere zin heeft de stad zich gaandeweg met de rug naar de rivier gekeerd. De vanouds aanwezige bedrijvigheid is in de loop der tijd grotendeels weggetrokken, en ingevuld met woningbouw. .
Vroege (vooroorlogse) uitbreidingen
Vanaf 1900 is er duidelijke sprake van uitbreiding achter de linten in de vorm van bebouwingsenclaves en straten loodrecht op de rivier. Hiermee wordt de eerste aanzet gegeven voor de vooroorlogse schil rondom het stadshart van Alphen aan den Rijn. De uitbreidingen bestaan uit kleinschalige woonbuurten die zich kenmerken door een sterke interne eenheid en samenhang. Deze buurten zijn niet-planmatig van oorsprong en ze bestaan vooral uit woonstraten met hier en daar bijzondere bebouwing, zoals een school of kerk. Bebouwing uit begin 1900 heeft een heldere en consequente overgang openbaar – privé ter hoogte van de voorgevel. Met het verschijnen van het eerste uitbreidingsplan in 1930 krijgt de planmatige stadsuitbreiding serieus aandacht. Op basis hiervan worden buurten ontwikkeld, die plaatselijk te karakteriseren zijn als tuindorp, met voortuinen die veelal door lage muurtjes van de openbare ruimte gescheiden worden. Winkelvoorzieningen zijn vooral ondergebracht in de doorgaande straten, op de hoeken van bouwblokken en aan de aanwezige pleinen. Over het algemeen zijn de woningen uit deze periode klein. Er zijn in deze periode echter ook meer sjieke woonmilieus tot stand gekomen , met vrijstaande villabebouwing.
Na-oorlogse woongebieden
Verreweg het grootste deel van de woningvoorraad dateert uit de periode van na de tweede wereldoorlog. In deze periode zijn er binnen Alphen aan den Rijn wijken met verschillende stedenbouwkundige concepten ontstaan.
Wederopbouw 1950-1970
Op basis van een wegenstructuur parallel aan de Rijn wordt na de oorlog aan de verder stadsuitbreiding gebouwd. De periode van de wederopbouw wordt sterk gekenmerkt door
de typologie van strokenbouw en repeterende stempels. In deze typologie werd sterk geredeneerd vanuit de woning als basiseenheid, die voldoende licht, lucht en ruimte moest hebben. Er lag minder nadruk op het vormen van stedelijke ruimte en het belang van de straat. De stedenbouwkundige structuur kenmerkt zich door een overwegend rechtlijnige opzet van lanen en woonstraten in combinatie met doorlopende groen- en waterstroken. Conform de toen geldende theorie van de wijkgedachte zijn voorzieningen, o.a. (scholen en buurtcentra) centraal gesitueerd op daartoe aangewezen plekken, voornamelijk in groenstroken. De auto maakte voor het eerst integraal onderdeel uit van de stedenbouwkundige opzet. Woningtypes variëren van galerijflats, portiekwoningen, patiowoningen tot doorsnee rijwoningen. Door de opzet met stroken en stempels , dikwijls omlijst met relatief veel openbaar groen, zijn in veel gevallen voor- en achterkanten niet goed gedefinieerd. En doordat de portiek- en galerijflats bijna allemaal op een onderlaag van garageboxen en bergingen staan, hebben deze weinig relatie met het maaiveld. Dit heeft zo zijn invloed op de beleving vanaf openbaar gebied en de straat.
Woonerven 1970-1985
Mede als reactie op de monotonie en het gemis aan menselijke maat van de stempelwijken ontstonden na 1970 voornamelijk de woonerven: woonbuurten met een vertakte plattegrond eindigend in doodlopende erven. De stedenbouwkundige plattegrond laat vaak geknikte vormen zien met korte zichtlijnen en veel beslotenheid als gevolg van voortdurend verspringende rooilijn. Het netwerk van deze wijken is opgebouwd met wijkontsluitingswegen voor doorgaand verkeer en van daaruit een diffuse verspreiding door de wijk. De ontsluitingswegen vertakken binnen de buurt tot kleine woonstraten, woonerven en hoven. Voor langzaam zijn afzonderlijke routesystemen opgezet. Winkels bevinden zich in winkelcentra die gecombineerd zijn met gestapelde woningbouw en eventueel met scholen, gezondheidsvoorzieningen of een wijkgebouw. Door de diffuse, niet-hiërarchische opzet met soms meanderende vormen en verspringende rooilijnen worden deze wijken (door bezoekers) vaak als onoverzichtelijk ervaren. Typerend zijn de veel voorkomende bergingen en soms zelfs garageboxen vóór de voorgevelrooilijn, waardoor de relatie tussen de woning en het openbaar gebied soms moeizaam is. De informele opzet brengt met zich meer dat ook de overgangen tussen openbaar en privé ruimtelijk vaak niet helder zijn gedefinieerd.
Thematische woongebieden na 1985
In reactie op de onoverzichtelijkheid van de woonerven vond halverwege de jaren '80 van vorige eeuw opnieuw een omslag plaats in de stedenbouw en architectuur. De hiërarchie in de structuur en het onderscheid openbaar - privé krijgen weer meer aandacht. Daarnaast is de identiteit van de plek en de (water)structuur van het pre-stedelijk landschap belangrijk. De uitbreidingen zijn op basis van een gedetailleerd stedenbouwkundig- en beeldkwaliteitsplan gerealiseerd, veelal met seriematige woningbouw. Het ruimteconcept is duidelijk gedefinieerd en overzichtelijk en hiërarchisch opgebouwd, vaak met het (alzijdige) bouwblok als basis. De ontwerpen hebben over het algemeen een duidelijk, vaak interdisciplinair, handschrift. Het zijn daarmee plannen met een sterke samenhang tussen architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur. Er is sprake van gevarieerde buurten die elk een samenhangend kleinschalig ensemble vormen binnen het groter geheel.
Bouwhoogtes
Binnen het plangebied is sprake van wisselende bouwhoogtes, e.e.a. voorkomend aan de woningbouwtypologie en stedenbouwkundige inzichten ten tijde van realisatie. De bouwhoogte varieert tussen éénlaagse bungalows en woontorens of galerijflats van ca. 11 à 12 bouwlagen. Vooralsnog lijkt de maximaal voorkomende bouwhoogte dus te liggen op ca. 35 meter. Gemiddeld genomen heeft het grootste deel echter een traditionele bouwhoogte van 2 lagen met een kap.
Dynamiek in de woonomgeving en vergunningverlening
Aldus kent Alphen een zeer rijk gevarieerde, in de tijd gevormde diversiteit aan woongebieden met elk hun eigen karakteristiek en identiteit. Wat deze woongebieden echter gemeen hebben, is de niet aflatende wens tot verandering van de woning of het perceel. De stad is immers nooit af, en zal telkens weer moeten kunnen voorzien in nieuwe of gewijzigde behoeften en inzichten. Op kavelniveau uit zich dat onder andere in veel aanvragen voor een omgevingsvergunning, als het gaat om uitbreiding van de woning in de lengte, breedte of hoogte, functiewijziging, overkappingen, etc. etc. Veel van deze initiatieven kunnen met een reguliere vergunningverlening worden afgedaan (passend binnen het bestemmingsplan) of zijn vergunningsvrij. Er is echter ook een deel dat volgens de traditionele (vaak generiek geformuleerde) bestemmingsplanregels niet past, maar dat in een specifieke situatie ruimtelijk en maatschappelijk toch heel acceptabel is, al dan niet na een lichte wijziging van het plan. In het kader van maatwerk wordt hiervoor dan vrijstelling verleend ('kruimelgeval'), voorzien van een kleine ruimtelijke motivatie waarom afwijking/vrijstelling in het betreffende specifieke geval geoorloofd is. Regelmatig voorkomende aanvragen, die nu volgens de traditionele bestemmingsplannen (nog) niet direct in het bestemmingsplan zijn te vergunnen zijn o.a. :
Dit bestemmingsplan wil hierop 'aan de voorkant' een antwoord bieden.
Woonwagenterreinen
De gemeente heeft verder vijf woonwagenterreinen op haar grondgebied met in totaal 60 standplaatsen. Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan gaat het om de volgende twee woonwagenlocaties:
'regelen wat geregeld moet worden met ruimte voor ontwikkeling en waarborgen voor kwaliteit'.
Een goed en divers woonmilieu is van groot belang. Herkenbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van een woonwijk is van belang voor de stad als vestigingslocatie, vertaalt zich terug in de individuele waarde van de woning en daarmee in waarde voor de stad als geheel. Daarnaast moeten de woonwijken ook kunnen mee-ademen met de tijd, en kunnen voorzien in de ruimtelijke vraag van het moment. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een verruiming van de woonfunctie met onderschikte nevenfuncties, en in ruimtelijke zin aan mogelijkheden voor aanpassing of uitbreiding. Een grotere flexibiliteit is dus gewenst, maar deze mag niet ontaarden in verrommeling of afbreuk aan ruimtelijke kwaliteit.
Tegelijkertijd moet de bewoner zich verzekerd weten van een zekere basisbescherming, als het op zijn individuele woongenot aankomt. Individuele verruiming van de mogelijkheden kan immers vaak wringen met dat van de directe buren of met dat van het collectief belang. Deze belangen zullen in redelijkheid met elkaar verenigd moeten worden. Flexibiliteit wordt daarom gecombineerd met waarborgen voor het woongenot en ruimtelijke kwaliteit. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de 'voor-en achterkant benadering'.
Voorzijde: het belang van 'de straat'
De openbare ruimte verbindt de individuele woningen, rijen of complete bouwblokken ruimtelijk aan elkaar tot een wijk. Ook in sociaal opzicht vormt 'de straat' het bindmiddel voor de samenleving, op straat is iedereen gelijk. De openbare ruimte gaat dus iedereen aan, en is daarmee een zaak van collectief belang. Naarmate de collectieve betekenis van een openbare ruimte groter is (doorgaande routes, plekken met veel bezoekers), is dit belang ook groter.
Waar de straat begrensd wordt door bebouwing, raakt het collectieve domein aan dat van het individuele domein. Stelregel voor dit grensgebied (de 'voorkant') is het handhaven en waar mogelijk versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Hierin is de gerichtheid van de woning op de straat ('sociale belevingswaarde') een belangrijk onderdeel. Dit kan zich uiten door gevelopeningen en adressen, die van belang zijn voor een sociaal aantrekkelijk en veilig openbaar verblijfsgebied. Men voelt zich in het algemeen immers sociaal oncomfortabel in een door gesloten gevels omgeven openbaar gebied.
Juridisch gezien heeft een woning maar één voorkant. Stedenbouwkundig gezien zijn in bepaalde gevallen echter meerdere voorkanten mogelijk en wenselijk. Te denken valt aan hoeksituaties, aangrenzend aan openbaar gebied. Blinde gevels moeten hier zoveel mogelijk vermeden worden. Een beproefd architectonische middel om beide zijden van een hoek voorkantkwaliteit te geven, is een op de hoek ontworpen woningplattegrond, met daarin zijgevels, zij-erkers of een zijdelingse entree tot de woning. Behalve hoeksituaties zijn er ook voorbeelden van gebouwen, die rondom omringt zijn door openbaar gebied en dus eigenlijk aan alle zijden voorkantkwaliteit behoeven. Een goede voorkant kan eigenlijk niet zonder ook een achterkant, waar ruimte is voor minder representatieve functies en flexibiliteit. In ontwerpopgaves voor nieuwbouwwoningen is een heldere definiëring van beide zijden dan ook van groot belang.
De voorgevelrooilijn is een belangrijk ordenend principe in het definiëren van de voorkant. Bouwwerken of gebouwen vóór de traditionele voorgevelrooilijn kunnen de relatie tussen woning en straat verstoren, met mogelijk vervreemding en anonimiteit die op de loer ligt. Daarnaast kunnen dergelijke bouwwerken de eenduidigheid en overzichtelijkheid van het straatprofiel aantasten. Insteek is daarom dat uitbouwen en hogere erfscheidingen aan de voorzijde niet zijn toegestaan. Niettemin zijn er ook buurten, waar een meer introverte woonoriëntatie onderdeel was van het oorspronkelijke architectonische concept. Te denken valt aan buurten, waar van begin af aan bergingen, garages of carports voor de voorgevelrooilijn zijn geplaatst. Deze worden in het bestemmingsplanuiteraard gerespecteerd. Ook voor (ruimtelijk ondergeschikte) erkers en zij-uitbouwen wordt een uitzondering op de stelregel gemaakt.
Achterzijde
Voor de achterzijde of achtererfgebied geldt de stelregel, dat hier veel meer mogelijk is , zolang het woongenot van direct omliggende percelen niet onevenredig wordt aangetast. Hierbij kan gedacht worden aan bezonning en privacy, maar ook aan het (oneigenlijk) gebruik van het woonperceel. De ruimtelijke kwaliteit (het aanzicht ) , voorzover niet van invloed op het openbaar gebied, speelt voor het achtergebied een minder grote rol.
Functioneel
Binnen de bestemming Wonen staat de woonfunctie voorop. In de eigen woning moet met zich veilig en letterlijk 'thuis' kunnen voelen. In de traditionele woongebieden, buiten het centrum om, moet de ruimtelijke dynamiek buiten de woonfunctie om dan ook relatief laag blijven. De strikte functiescheiding tussen wonen en werken zoals dat na de oorlog is nagestreefd, is echter achterhaald. IN de woongebieden er zal ook meer ruimte moeten zijn voor nevenactiviteiten, zoals het aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Hiermee wordt enerzijds een laagdrempelige mogelijkheid voor startende ondernemers geboden, en anderzijds vormen dergelijke activiteiten de smaakmakers van de buurt. Immers, het werken aan huis brengt ook overdag enige levendigheid met zich mee, en daarmee sociale controle.
Om de primaire woonfunctie en leefbaarheid geen geweld aan te doen, zitten hier wel grenzen aan, onder andere vanuit milieuwetgeving, maar ook mag een nevenactiviteit geen verkeers- en parkeeroverlast geven. Een ander belangrijk criterium is het aan-huis-gebonden karakter: Een bedrijfje is niet anoniem, want eigenaren wonen zelf in de buurt, en zijn direct aanspreekbaar voor buurtbewoners.
Inbreiding
De vraag naar binnen- en groen-stedelijk en binnenstedelijk wonen in de Randstad trekt aan. Deze vraag kan niet alleen in nieuwe uitleggebieden aan de stadsrand worden gerealiseerd, maar zal ook binnen het bestaande stedelijk gebied een plek moeten krijgen. Een belangrijke aantrekkingskracht voor binnenstedelijk wonen is de directe nabijheid van stedelijke voorzieningen. Inbreiding en ruimte bieden voor meer huishoudens binnen de stad is een middel om voorzieningenniveau op peil te houden en efficiënter met de schaarse ruimte om te gaan. Ruimte daarvoor is er door transformatie of herstructurering van leegstaande kantoorpanden, vrijgekomen maatschappelijk vastgoed of verouderde bedrijfslocaties. Een belangrijke voorwaarde bij dergelijke ontwikkelingen is dat de ruimtelijke kwaliteit verbetert.
Los van de transformatielocaties zijn er ook op individueel kavelniveau verdichtingen denkbaar, die mogelijk leiden tot extra woonadressen. Dit zijn ingrepen, die niet planmatig zijn, en op individueel initiatief organisch ingevuld kunnen worden. Ook hiervoor geldt altijd als voorwaarde dat ruimtelijke kwaliteit dient te worden toegevoegd, verdichting is immers geen doel dat helemaal op zichzelf staat. De beloning voor de kwaliteitsverbetering is waarde-creatie in de vorm van meer woonruimte of een extra woonadres.
Gedacht kan o.a. worden aan:
Genoemde transformaties en verdichtingen op de kavel vereist echter maatwerk, dat door het alomvattende karakter van bestemmingsplan Alphen stad voor deze specifieke situaties nog niet geboden kan worden.
Wel voorziet het bestemmingsplan in de mogelijkheid, om binnen de bestaande woningvoorraad ruimte te bieden voor inbreiding. Hierbij kan in bepaalde gevallen gedacht worden aan bijvoorbeeld woningsplitsing. Grotere woningen, die niet meer voldoen aan de marktvraag van het moment, kunnen -indien bouw(besluit)technisch mogelijk- worden omgevormd tot meerdere zelfstandige woningen ten behoeve van het voeren van een volwaardig individueel zelfstandig huishouden. Ook is te denken aan losse mantelzorgwoningen. Bij woningsplitsing wordt uitgegaan van bewoning door een doelgroep, die geen kortstondige relatie heeft met de woonomgeving, en -normaal gesproken- dus een vorm van eigenaarschap voor de omgeving ontwikkelt, van belang voor de leefbaarheid van straat en buurt. Uiteraard wordt dan ook gekeken of er ook voldoende parkeergelegenheid voorhanden is. Het bestemmingsplan voorziet naast splitsing uiteraard ook in het samenvoegen van woningen, mocht er sprake zijn van een dergelijke marktvraag.
Ruimte voor aanpassing en uitbreiding/maatwerk
Insteek van het bestemmingsplan is om meer ruimte te bieden voor aanpassing of uitbreiding van de woning, waarmee de bewoner zijn domicilie meer 'eigen' kan maken. Een veranderde woonbehoefte of andere levensfase hoeft dus niet langer per sé een verhuizing naar een andere woning te betekenen. Dit komt ook de sociale cohesie en het 'collectief geheugen' van de buurt ten goede.
De ruimte voor aanpassing ligt voor elk geval vaak weer anders, omdat bijna geen situatie gelijk is. De rijke diversiteit aan Alphense woonmilieus vereist dus maatwerk. Generiek geldende regels worden daarom aangevuld met specifieke (afwijkings)regels en voorwaarden, waarbinnen de gewenste flexibiliteit gestalte kan krijgen. Deze specifieke (afwijkings) regels/voorwaarden zijn gebaseerd op ruimtelijke motiveringen voor veelvoorkomende afwijkingen vanuit de praktijk. Hierin past het niet altijd, om absolute maten te stellen, maar zijn meer beschrijvende voorwaarden beter op zijn plaats. Zo wordt aan de voorkant duidelijk gemaakt onder welke voorwaarden vergunning kan worden verleend.
Woningtypologieën
Nederland heeft een rijke traditie in de regissering van woonproducten, zowel vanuit de overheid (het beleidsterrein van de 'volkshuisvesting') als vanuit de markt. Dit heeft een rijke oogst van specifieke woonmilieus en –producten opgeleverd, die ook in het dagelijks taalgebruik zijn sporen nalaat. Een willekeurige makelaarskrant spreekt bijvoorbeeld over vrijstaande, geschakelde, 2^1 kap- of rijwoningen, appartementen etc. ). Een woningtype zegt iets over status en identiteit, en soms over de portemonnee. Vanwege dit belang wordt er voor gekozen om een aantal essentiële kenmerken voor de te onderscheiden woningtypes in stand te houden. Dit betekent, dat voor bepaalde types minimale onderlinge afstanden in acht genomen moeten worden, om te voorkomen dat bijvoorbeeld 2^1 kapwoningen worden dicht gebouwd tot aaneengesloten (rij)woningen. Ook maakt het bestemmingsplan bewust onderscheid tussen grondgebonden en gestapelde woonvormen, met de bestaande situatie als basis. Een gestapeld woonmilieu geeft in de beleving van de publieke en private buitenruimte immers een andere beleving dan een grondgebonden milieu. Grondgebonden woningen hebben vaak een direct contact met het maaiveld , met voordeuren aan de straat, terwijl gestapelde woningen vaak ontsloten worden via collectieve entreeportalen en stijgpunten. Belangrijker nog is dat gestapeld wonen de woonverdiepingen (inclusief buitenruimtes) uitkijken over de omgeving, wat gevoelig kan liggen in het gevoel van privacy van omliggende kavels. Dit kan ook conflicten opleveren met het burenrecht. Alleen voor het (dichter bebouwde) centrumgebied (1+2) wordt geen onderscheid gemaakt tussen grondgebonden dan wel gestapelde bouw. Hier mag een grotere onderlinge tolerantie worden verwacht aangaande privacy en inkijk.
Dichtheid erf
De bebouwde versus de onbebouwde ruimte wordt geregeld door het definiëren van bouwvlakken. Buiten het bouwvlak is in beginsel geen bebouwing toegestaan, terwijl de bebouwingsdichtheid binnen het bouwvlak juist kan toenemen. Het ruimtelijke contrast tussen bebouwde en onbebouwde ruimte wordt hierdoor versterkt. In de traditionele regeling is (mede op basis van de voorwaarden voor vergunningsvrij bouwen) een bebouwingspercentage van maximaal 50% van achtererf toegestaan. We hebben het dan over ruimtelijk ondergeschikte bouwwerken, zoals uitbouwen en losse bijgebouwen. Bestemmingsplan Alphen-Stad maakt het mogelijk om daar bovenop ook het resterende achtererf te bebouwen, mits de bouwhoogte voor dit resterende deel niet groter is dan 3 meter. Gedachte hierachter is, dat de bebouwingsintensiteit van het achtererfgebied van minder groot belang is voor de beleving vanaf het collectief domein (voor- en achterkantbenadering). Het is uiteindelijk een individuele afweging of en zoja welke afmetingen een tuin of buitenruimte moet hebben in het achtererfgebied. Voor de buurpercelen betekent dit, dat deze verruiming een omkadering van de achtertuin kan inhouden, met wanden tot maximaal 3 meter hoog. Dit effect is onder het vergunningsvrij bouwen overigens ook niet uitgesloten.
Bouwhoogte
De stedenbouwkundige structuur wordt onder meer vormgegeven door de bouwvlakken. Invulling daarvan met bouwmassa (en bijbehorende bouwhoogte) is daar in principe op volgend. Een heldere en stevige stedenbouwkundige structuur, met een goede definiëring van het mijn-en–dijn, kan dus relatief onafhankelijk worden gezien van de bouwhoogte. Niettemin is de bouwhoogte wel heel relevant als het gaat om bestaande rechten ten aanzien bezonning, woongenot en de beleving van bijvoorbeeld het straatprofiel. Insteek is daarom dat in beginsel wordt vastgehouden aan de bestaande hoogtematen zoals nu aanwezig. Deze worden in dit bestemmingsplan dan ook vastgelegd. Alleen in bepaalde gevallen kan een hogere bouwhoogte legitiem zijn, bijvoorbeeld ter accentuering van belangrijke plekken in het stedelijk weefsel, of omdat de functie dit (traditioneel) vereist. Dit moet zich uiteraard wel goed verhouden tot het bestaande woongenot.
Alle reguliere woonfuncties hebben de bestemming Wonen. De bestemming Wonen vormt daarmee één uniforme woonbestemming. Binnen de regels wordt differentiatie aangebracht voor de verschillende woontypen.
De mogelijkheden tot aanpassingen in of aan/bij de woning of woonomgeving zodat deze eenvoudiger kunnen inspelen op de veranderende eisen en woonwensen ten aanzien van de woningen zelf, werkplekken, bereikbaarheid van voorzieningen en de mogelijkheid om elkaar te ontmoeten worden planologisch verruimd. Dit wordt mogelijk gemaakt door de keuze voor een midden-groot bouwvlak bij woningen.
In de huidige bestemmingsplannen zijn nagenoeg alle bouwvlakken zeer gedetailleerd in de verbeelding opgenomen. Veelal correspondeert het bouwvlak met de bestaande vorm van het hoofdgebouw. Dit betekent onder meer geen tot weinig flexibiliteit voor wat betreft eventuele uitbreidingsmogelijkheden. Gelet hierop is gekozen voor een midden-groot bouwvlak. Het bouwvlak volgt in deze variant de voorgevelrooilijn. Bouwmogelijkheden ontstaan hierdoor voornamelijk op het achtererfgebied en wordt beheerd waar het ertoe doet, te weten de gemeenschappelijke kwaliteiten: de openbare ruimte. Bij uitzonderlijke situaties waarbij bijvoorbeeld het straatbeeld toch te veel kan worden aangetast (context bouwvlak – omgeving) kunnen in de regels gemotiveerd criteria worden opgenomen om dit te voorkomen. Deze keuze vereist de nodige verantwoordelijkheid van initiatiefnemers bij bouwplannen. In deze toelichting (hoofdstuk 4 Participatie) is dan ook beschreven waarom het belangrijk is dat initiatiefnemers de omgeving in haar plannen meeneemt en betrekt (maatschappelijke consensus).
Flexibiliteit wordt verder bereikt door het laten vervallen van de aparte bestemming Tuin. De regels hieromtrent worden opgenomen in de woonbestemming, waarbij blijft gelden de voortuinen in principe niet bebouwd mogen worden. In enkele uitzonderlijke situaties, met name waarin sprake is van meerdere voorkanten (grenzend aan openbaar gebied), kunnen de gevolgen door het wegvallen van de tuinbestemming mogelijk meer ingrijpend zijn. In die gevallen kan besloten worden tot het opnemen van een aanduiding voor die percelen binnen de woonbestemming, waarin bepaald wordt dat die specifieke gedeeltes sowieso bebouwingsvrij dienen te blijven.
Tevens wordt binnen de regels van de woonbestemming aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige en dienstverlening mogelijk gemaakt, zoals ook de buurtkapper, schoonheidssalon en gastouderopvang. Hierbij blijft de woonfunctie duidelijk in stand en wordt het woonmilieu niet onevenredig verstoord.
Zo wordt binnen de woonbestemming voldoende ruimte geboden voor nieuwe ontwikkelingen. Hierbij geldt wel dat er voldoende aandacht moet zijn en blijven voor de belangen vanuit de omgeving. De ruimtelijke kwaliteiten ter plaatse moeten niet uit het oog verloren worden. Aan de regels uit de welstandsnota, die een kwaliteit van de fysieke leefomgeving nastreven, moet daarom in principe voldaan worden.
De woonwagenlocaties kennen een specifieke bestemming Wonen - Woonwagenstandplaats met specifieke regels. Woonwagens hebben immers qua bouwregels bijvoorbeeld een andere regeling dan 'reguliere' woningen.
Economisch Actieprogramma 2016-2019
Met het Economisch Actieprogramma werkt de gemeente samen met het (lokale en regionale) bedrijfsleven, onderwijs en (maatschappelijke) instellingen aan een sterke, vitale en groene economie. In het Economisch Actieprogramma staan de economische ambities nader beschreven en zijn deze uitgewerkt in concrete en waar mogelijk meetbare doelstellingen. In het Economisch Actieprogramma staat ook beschreven op welke wijze de gemeente de doelstellingen samen met haar partners wil realiseren en hoe de gereserveerde middelen in de kadernota besteed gaan worden. Tevens zijn de spelregels rondom het toekennen van cofinanciering aan goede projecten beschreven.
Met de activiteiten en projecten vanuit het Economisch Actieprogramma streven we er naar dat onze gemeente concurrerend en daarmee de aantrekkelijkste keuze blijft voor bestaande en nieuwe bedrijven, dat de werkgelegenheid groeit (meer banen) en we toewerken aan een sterke, duurzame economische structuur waar ruimte is voor ondernemerschap en innovatie.
Actualisatie Regionale Kantorenstrategie Holland Rijnland
Voor de regio heeft Holland Rijnland een Kantorenstrategie opgesteld. Deze is geactualiseerd onder invloed van de snel veranderende kantorenmarkt. De strategie zet in op een kwalitatieve verbetering van het kantooraanbod, maar ook op een kwantitatieve vermindering. Na intensief overleg met de betrokken gemeenten en de provincie, zijn inmiddels flink wat vierkante meters kantooroppervlak getransformeerd en aan de markt onttrokken.
In het kader van de regionale kantorenstrategie is voorts de aanvaardingsbrief van de provincie Zuid-Holland van belang om te noemen. In deze brief aanvaardt de provincie de regionale kantorenstrategie en is inzicht gegeven in de plancapaciteit voor kantoren in m2 voor onder andere gemeente Alphen aan den Rijn.
Het industriële werken in Alphen kent zijn oorsprong in de Oude Rijn. Eind negentiende, begin twintigste eeuw ontwikkelt de Oude Rijn zich in toenemende mate van lommerrijke woonrivier tot noeste werkrivier. Aan de rivier ontwikkelt zich watergebonden bedrijvigheid, van timmerwerkplaats tot werf, van pannenbakkerij tot steenfabriek. Dit leidde langs de rivier tot een variatie in maat en schaal, in korrel en sfeer. Door schaalvergroting en de CIAM gedachte (scheiden van functies) verdroeg de bedrijvigheid zich na de tweede wereldoorlog steeds slechter tot de woonfunctie. Vrijwel alle bedrijvigheid is daardoor verdwenen of verhuisd naar de planmatig ontwikkelde bedrijventerreinen aan de randen van de stad. Slechts sporadisch komen er nog in de oudere stadsdelen nog wat incidentele (vaak oudere) bedrijfjes of werkplaatsen voor. Dikwijls verscholen op achterterreinen, omringd door woonbebouwing, zijn sommige daarvan zijn vanaf het openbaar gebied nauwelijks zichtbaar. Overige bedrijfsmatige functies binnen de woonstad zijn voorzieningen ten behoeve van het algemene nut, zoals transformatorstations, de rioolwaterzuiveringsinstallatie en brandstofvulstations. Verder komen, verspreid in het gehele plangebied van dit bestemmingsplan, nog diverse kantoren voor, met een (kleine) kantorenconcentratie rondom het de Henry Dunantweg, het stadscentrum en de stationsomgeving. De kantorenmarkt heeft te kampen met relatief veel leegstand. Er zijn dan ook diverse initiatieven gaande, om bestaande kantoorpanden om te zetten naar wonen. Hiervoor is momenteel nog een afwijkingsprocedure benodigd.
Door de scheiding tussen wonen en werken bestaat vandaag de dag ongeveer een derde van het bebouwd gebied van Alphen aan den Rijn uit afgebakende bedrijven- en industrieterreinen. Deze gebieden zijn duidelijk anders van schaal en sfeer dan de centrum of woongebieden. Bestemmingsplan Alphen-Stad ziet vooral op de woonstad, bedrijventerreinen vallen hier in principe buiten.
Voor wat de kleinere bedrijfjes binnen de stad geldt, dat verplaatsing of transformatie geen doel op zich is. Zolang een bedrijfgeen overlast veroorzaakt, of grote afbreuk doet aan leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit kan een bedrijf een prima aanvulling op woonomgeving betekenen, in de zin dat er enige levendigheid in de wijk is. Zoals gezegd, dit moet zich goed verhouden tot de woonomgeving. In dit kader wordt bijvoorbeeld ook voor de woonbestemming een verruiming opgenomen ten behoeve van de mogelijkheid voor beroepen aan huis en kleinschalige (ambachtelijke) bedrijvigheid.
Kantoren krijgen in de regel de bestemming 'gemengd' met de aanduiding 'kantoor'. Hiermee wordt transformatie naar een ander gebruik, zoals bijvoorbeeld wonen, vereenvoudigd en gestimuleerd. Hiermee kan de huidige leegstand van kantoren verder worden weggenomen en wordt mede tegemoet gekomen aan de regionale afspraken met betrekking tot kantoren.
Gezien de vaak nog jonge leeftijd van kantoorpanden wordt in eerste instantie ingezet op transformatie van bestaande panden. Dit heeft eveneens als voordeel, dat deze gebouwen ook weer terug kunnen transformeren naar kantoorruimte, mocht de markt daarom in de toekomst vragen. De stationsomgeving blijft van belang als concentratiegebied voor kantoren. Maar ook hier is meer flexibiliteit gewenst. Voor de stationsomgeving wordt daarom een zone ingesteld, waarbinnen een maximaal aanvaardbaar gedacht kantoorprogramma zich vrijelijk kan bewegen.
Om de transformatie van de locaties van kleinere bedrijvigheid en kantoorlocaties beter te kunnen faciliteren, is voor deze locaties de bestemming Gemengd gekozen. Bestaande bedrijvigheid danwel kantoren zijn middels een aanduiding op de verbeelding planologisch verankerd en blijven toegestaan.
De onderliggende bestemming Gemengd maakt het echter mogelijk om relatief eenvoudig te kunnen tranformeren/verkleuren naar andere functies die binnen deze Gemengde bestemming vallen, zoals maatschappelijk, dienstverlening of sport. Transformatie naar wonen is ook mogelijk, maar niet rechtsreeks. Aan deze transformatie zijn allerlei voorwaarden gekoppeld waar eerst aan moet zijn voldaan, voordat er een vergunning kan worden verleend.
Bestaande bedrijfslocaties en kantoren binnen het plangebied krijgen een positieve bestemming. Naast deze bestemming is tevens de mogelijkheid in het bestemmingsplan opgenomen om eventueel op termijn te kunnen verkleuren/transformeren qua bestemming.
Structuurvisie 'De Stad van Morgen'
De Stationsomgeving is een boeiende plek voor wonen, werken en diverse andere functies in een hoogstedelijke omgeving. Voor een grote en diverse groep mensen fungeert de Stationsomgeving dagelijks als poort van en naar de stad Alphen aan den Rijn. De ruimtelijke kwaliteit van deze plekken heeft dus grote invloed op de beleving en de beeldvorming over Alphen. Alleen al daarom is deze locatie van groot belang voor de stad. De goede bereikbaarheid maakt de stationsomgeving een interessante plek voor diverse functies zoals kantoren (bedrijfsverzamelgebouwen/seats2meet), wonen (studenten/forenzen), stationsgerelateerde horeca / detailhandel en dergelijke onderwijsinstellingen met regionaal draagvlak. Deze diversiteit vraagt om een ruimtelijke kwaliteit en gebouwtypologie die deze verschillende doelgroepen kan bedienen. Deze flexibiliteit dient in het bestemmingsplan geboden te worden. De Stationsomgeving is een van de binnenstedelijke ontwikkelingslocaties voor een dergelijk gebouwconcept.
De stationsomgeving van Alphen aan den Rijn is het gebied dat is gelegen tussen het centrum van Alphen aan den Rijn en de woonwijk Kerk en Zanen. Het gebied wordt door de spoorlijn Leiden- Utrecht in tweeën gedeeld: het gebied rond de Prins Bernhardlaan enerzijds en de strook tussen het spoor en de Australiëlaan en de Aziëlaan anderzijds. Centraal hierin gelegen is het NS-station en het aangrenzende busstation. De 'Verbinding', een ongelijkvloerse passage voor fietsers en voetgangers, ontsluit de verschillende perrons en legt –zoals de naam al aangeeft- de verbinding tussen Kerk en Zanen en het stadscentrum. Het gebied is aan weerszijden van het spoor goed bereikbaar met de auto en de fiets, en voorzien van een P+R terrein en diverse (bewaakte) fietsenstallingen. Het vormt daarmee hét belangrijkste multimodale vervoersknooppunt van de stad. Maar ook op gebied van wonen, werken, horeca, cultuur en commercie vormt de stationsomgeving een belangrijk centrum met een gemengd programma, in aansluiting op de mix aan functies in het stadscentrum.
De basis hiervoor is gelegd met het Masterplan Stationsomgeving, een op 1 juli 2004 vastgesteld ontwikkelingskader voor het toen nog nagenoeg onbebouwd gebleven tussengebied. Dit is verder uitgewerkt in een beeldkwaliteitsplan (2006), dat nu nog steeds als leidraad voor ontwikkeling geldt. Dit plan onderkent verschillende deelgebieden, met daarin verschillende genummerde bouwblokken. Het gebied heeft sindsdien een gestage ontwikkeling doorgemaakt, weliswaar enigszins getemperd door de economische crisis. Niet alle in het masterplan aangegeven bouwblokken zijn daardoor al gerealiseerd. Ook zijn voor sommige bouwblokken nieuwe stedenbouwkundige en programmatische inzichten gerezen, met name t.a.v. het aandeel vierkante meters kantoorruimte. Ook hebben zich in de loop der tijd nieuwe opgaven aangediend, iets waarin het masterplan van 2004 logischerwijs nog niet had kunnen voorzien. Niettemin krijgen de contouren van de stationsomgeving steeds meer gestalte. De meer dan gemiddelde bouwhoogte (tot maximaal ca. 35 meter) markeert de status van een eigentijds centrumgebied.
Figuur : Uitsnede uit Beeldkwaliteitsplan
Als 'entreegebied' draagt de stationsomgeving in belangrijke mate bij aan de algehele indruk van Alphen aan den Rijn, en het vormt daarmee een visitekaartje voor de stad. Gestreefd wordt naar een zekere formele stedenbouwkundige opzet met architectonisch op elkaar afgestemde gebouwen en een heldere inrichting van de openbare ruimte, waar de bezoeker zich welkom voelt. Het moet in die zin het voorportaal van het stadscentrum worden.
Daarbij zal er sterker ingezet moeten worden op de ruimtelijke relatie tussen stationsomgeving en het centrum, want hier valt nog veel winst te halen. Dit tussengebied kent momenteel een erg gefragmenteerde opzet. Oude landschappelijke (water)structuren loodrecht op de Oude Rijn zijn in de loop der jaren vertroebeld geraakt, door onder andere dempingen, maar ook door verkeersdoorbraken zoals de prins Bernhardlaan. Ook de bebouwingsstructuur, de inrichting van de openbare ruimte én de architectuur laat een gefragmenteerd beeld zien. Bezoekers die niet bekend zijn met de omgeving kunnen hierdoor nogal eens gedesoriënteerd raken. De wens voor een vanzelfsprekende route tussen station en stadshart wordt daardoor extra gevoeld.
Insteek is om de te verwachten dynamiek en transformatie in het gebied in te zetten om deze situatie te verbeteren. Onder meer door de ondergelegen landschappelijke ontginningsstructuur te herstellen en te versterken, kan het gebied aan leesbaarheid winnen. Een voorbeeld hiervan is het voornemen, om de Hoflaan door te trekken naar het P+R terrein, die daardoor een directe aansluiting op de prins Bernhardlaan krijgt, en veel beter vindbaar wordt. Invulling van de structuur met het principe van gesloten bouwblokken draagt bij aan het vormen van helder begrensde stedelijke ruimtes, waarin er geen onduidelijkheid meer bestaat tussen openbaar en privéterrein. Dit principe krijgt in het stationskwartier onder andere zijn beslag in de Nuon locatie (geen onderdeel van het plangebied) en op de plek van het voormalige (tijdelijke) busstation aan de Havenstraat. Het in het beeldkwaliteitsplan geschetste idee van 3 losse urban villa's wordt hier dus verlaten. Verder is er ook een grote rol weggelegd voor de inrichting van de openbare ruimte. Door een eenduidige bestrating, gelijk of gelijkwaardig aan die van het stadshart, wordt 'de rode loper' in figuurlijke zin uitgelegd. Daarbij hoort ook dat het autoverkeer in beeld en gebruik minder dominant wordt, en de oversteekbaarheid van de prins Bernhardlaan wordt bevorderd.
Ten aanzien van de functionele invulling wordt gestreefd naar een grote mate van diversiteit en levendigheid met veel beweging en interactie. De gewenste levendigheid houdt ook in, dat het programma niet altijd in traditionele afgebakende functies is in te delen. Ook moet rekening gehouden worden met functieverandering, afhankelijk van de behoefte en marktvraag van dat moment. Ook de stationsomgeving zal qua programma en gebruik dus moeten kunnen mee-ademen met de tijd. Uitgangspunt is dan ook een gemengde bestemming waarin een veelheid aan functies mogelijk is. Enkele van deze functies, zoals kantoren, detailhandels- en horecavoorzieningen, zijn in kwantiteit echter begrensd. Dergelijke functies kunnen elders in de stad of regio in een onevenredige mate leiden tot leegstand. Gemeentelijk, maar ook provinciaal beleid ziet hier op toe. Bovenop de bestemming 'Gemengd' is daarom een zoneringsgebied opgenomen, waarin dergelijke functies min of meer vrij kunnen bewegen, maar in aantal vierkante meters wel gelimiteerd zijn. De zone omgrenst binnen de stationsomgeving een gebied, dat nog ontwikkeld moet worden of momenteel aan transformatie onderhevig is.
Figuur: zoneringsgebied Stationsomgeving
Met de zonering wordt o.a. ruimte geboden voor een mogelijk andere invulling voor de nog niet ontwikkelde blokken in het Singelkwartier en het Kluwer-kantoorpand, bijvoorbeeld ter versterking van de woonfunctie. Blok 22 is in het masterplan/beeldkwaliteitsplan indertijd gepland als kantoorlocatie ten behoeve van kantoorvloeroppervlak. Hiervoor is vooralsnog geen behoefte gebleken. De leegstand van het naastgelegen kantoorpandvan Wolters-Kluwer is wat dat betreft veelzeggend. Vanuit provinciaal beleid is de helft van dit bedachte kantoorprogramma dan ook geschrapt. (Gedeeltelijke) invulling van of transformatie naar woningbouw binnen het stationsgebied is dus goed mogelijk, zonder dat planologische ruimte voor kantoren verder wordt ingeperkt. Het is immers zeer goed denkbaar dat de kantorenmarkt op een later moment weer aantrekt. Want gezien de goede bereikbaarheid blijft de stationsomgeving een prima plek als kantorenlocatie. Dit kantoorprogramma kan -binnen de zone- uiteraard ook aan de stadse zijde (in het stationskwartier) een plek krijgen.
Ook het aantal meter detailhandel en horeca is binnen de zone begrensd. Aanvullend geldt, dat deze functies alléén kunnen worden gesitueerd in de plint langs de belangrijkste openbare ruimtes (Prins Bernhardlaan en 'Stationsplein'), ter ondersteuning van de verblijfskwaliteit en van de routes tussen centrum en stationsomgeving. Dit programma is daarom alleen op begane grondniveau toegestaan. In nieuwbouwsituaties wordt een extra hoge verdiepingshoogte van de plint nagestreefd, waardoor bouwkundige voorwaarden voor flexibiliteit en eventuele functieverandering van begin af aan aanwezig zijn.
Door een wat ruimer kader voor de programmatische invulling en gewijzigde inzichten, is de ruimtelijke vertaling daarvan (zoals beschreven in het beeldkwaliteitsplan) , niet overal meer actueel. Zo sluiten de oorspronkelijk gedachte getrapte kantoorvleugels voor blok 22 niet meer aan bij het gewenste beeld van een meer aaneengesloten, ruimte begrenzende bouwmassa. En als het een geluidgevoelige invulling krijgt (zoals wonen), is een meer gesloten bouwwijze wenselijk, opdat spoorlawaai beter wordt afgeschermd. Daarom wordt voor de plot van blok 22 gedacht aan een grotendeels gesloten bouwblok.
Zuidelijk van blok 22 is er in het huidige masterplan/beeldkwaliteitsplan nog een solitaire woontoren van maximaal 48 meter hoog geprojecteerd, bij wijze van 'landmark' voor de stationsomgeving. Een dergelijke toren vraagt een alzijdige representatieve uitstraling. Door zijn vrijstaande karakter is er op straatniveau echter onvoldoende ruimte om het noodzakelijke grondgebonden programma (bergingen, parkeren, 'achterkanten') op acceptabele wijze te kunnen huisvesten. Dit kan mogelijk worden ondervangen door dergelijke voorzieningen te integreren in blok 22. Dit blok vormt dan als het ware het basement, waarin parkeren en bergingen ten behoeve van de woontoren fatsoenlijk kan worden opgelost. Vooralsnog echter blijft bestemmingsplan Alphen-Stad voorzien in de mogelijkheid voor een woontoren op de plek zoals aangeduid in het beeldkwaliteitsplan.
Wat niet meer terugkomt in dit bestemmingsplan is het 'bruggebouw', als onderdeel van blok 2. De gedachte van een overkluizing over de busperrons, ondersteund door een woontoren van maximaal 41 meter hoog aan de Prins Berhardlaan, is inmiddels achterhaald. De ruimtelijke begrenzing van het stationplein wordt aan deze zijde nu immers vervuld door de busluifel. Ook blok 5, parallel aan het spoor, is met de realisatie van blok 4 (voormalig hotel Toor) niet langer meer realistisch, en daarom vervallen als bouwlocatie.
Voor het stationsgebied geldt een eigen dynamiek waarbij ten aanzien van de functionele invulling gestreefd wordt naar een grote mate van diversiteit en levendigheid. Daarnaast geldt voor het stationsgebied een specifieke zone, waarin bepaalde functies zoals detailhandel en horeca min of meer vrij kunnen bewegen, maar in aantal vierkante meters wel gelimiteerd zijn. De zone omgrensd binnen de stationsomgeving een gebied, dat nog ontwikkeld moet worden of momenteel aan transformatie onderhevig is. Dit bewerkstelligt een flexibiliteit voor zowel gemeente als marktpartijen, zonder afbreuk te doen aan het totale programma voor het gebied.
Door aan het Stationsgebied een flexibeler regime toe te kennen binnen dit bestemmingsplan, door toekenning van ruimere bestemmingen en een zone Stationsomgeving, wordt recht gedaan aan de missie voor dit gebied: de stationsomgeving moet een boeiende plek zijn voor diverse functies in een hoogstedelijke omgeving.
De komende jaren zal hard gewerkt worden aan de verdere ontwikkeling van het Stadshart. Daarnaast zullen er meer woningen worden gerealiseerd waardoor het stadscentrum niet alleen een bestemming voor bezoekers wordt maar ook een interessante en levendige woonomgeving. Van groot belang is hierbij ook de kwaliteit van de publieke ruimte. Daarom wordt er naar gestreefd om het centrum zoveel mogelijk voor langzaam verkeer in te richten. Als verbindend element tussen het centrum en het recreatiegebied rondom de Zegerplas speelt de Kromme Aar en de oeverzone aan weerszijden hier een belangrijke rol. Maar ook ter plekke van de monding in de Oude Rijn en het aangrenzende Thorbeckeplein zal naar een hoogwaardig afwerkingsniveau en interessante functiemenging toegewerkt worden.
Detailhandelsbeleid
In oktober 2016 is een nieuwe detailhandelsvisie 2016-2025 door de gemeenteraad vastgesteld. De detailhandelsvisie biedt handvatten om winkelgebieden beter ten opzichte van elkaar te laten functioneren. Er wordt onderscheid gemaakt in de functies die winkelgebieden hebben voor de consument. Het gaat om de functies recreatief, boodschappen en doelgericht. Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan zijn de functies recreatief en boodschappen van belang. Voor elk van deze functies geldt een aparte visie. Daarnaast gelden algemene beleiduitgangspunten, namelijk:
Voor het recreatieve centrum van Alphen aan den Rijn (het Stadshart) geldt dat sprake moet zijn van een sterke recreatieve identiteit en een aantrekkelijk verblijfsgebied. Daarnaast moet de focus liggen op de verscheidenheid binnen het recreatieve aanbod en de compactheid van het winkelgebied.
Voor de boodschappen winkelgebieden binnen het plangebied, waaronder de winkelgebieden de Atlas, de Ridderhof en de de Herenhof vallen, is van belang dat er binding gecreeerd wordt met de lokale doelgroep. Verder is van belang dat er een sterke basis van het dagelijks aanbod is en een diversiteit aan supermarkten. Tenslotte zijn compacte(re) winkelgebieden gewenst vanuit de visie. Hier wordt in paragraaf 2.7 verder op ingegaan.
In het bestemmingsplan Alphen Stad is rekening gehouden met de visie zoals deze is opgesteld. Meer specifieke is onderscheid gemaakt tussen de uitgangspunten voor het recreatieve centrum en de winkelgebieden die zijn gelegen buiten het centrum. Dit onderscheid is vertaald in het soort bestemming dat is toegekend en de daarmee samenhangende regels.
City marketing
Om Alphen aan den Rijn goed op de kaart te zetten en invulling te geven aan Alphen Marketing is er door de Economic Development Board Alphen (EDBA), een marketeer voor Alphen aan den Rijn aangesteld en een Plan van aanpak citymarketing gepresenteerd, inclusief een merkkader dat richting moet geven aan de inspanningen voor Alphen Marketing. De Rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar de marketing van Alphen aan den Rijn en in haar rapport aanbevelingen gedaan. Een deel van die aanbevelingen is al opgevolgd een ander deel volgt met de monitoring van de Alphen Marketing-inspanningen. Om het effect en de realisatie van doelstellingen te meten heeft de Erasmus Universiteit samen met de EDBA een Aanpak Monitoring Alphen aan den Rijn geschreven. Het vergroten van de naamsbekendheid en het imago van Alphen aan de Rijn in de regio en het versterken van de waardering en trots van inwoners en ondernemers op Alphen aan den Rijn is wat de gemeente met Alphen Marketing wil bereiken. Op 23 november 20117 heeft de raad hierover een besluit genomen (nr. 141855).
Ruimtelijk
Centrumgebied beslaat het hoofdwinkelgebied van Alphen langs de Oude Rijn. Het centrum bestaat uit een aaneengroei van de linten (de Dijkstraten) langs de oude Rijn, het historische bebouwingspatroon. Doordat de bebouwing in de loop der jaren aan elkaar is gebouwd, is het aantal doorsteken en plekken aan het water niet groot.
In het verleden was de bebouwing aan de Oude Rijn georiënteerd op de wegen waaraan ze lagen. De Rijn werd als vaarweg gebruikt (vooral voor het beroepsgoederenvervoer). Hiermee werd het rivierfront een echte achterkant. Toename van de pleziervaart, maar ook de wens de rivier meer bij de stad te betrekken, noodzaken tot een andere behandeling van de “achterkant” van de bebouwing. In feite behoeft nieuwe bebouwing twee “voorkanten”. In de loop van de tijd een is er in de linten een verdikking ontstaan van bebouwing met centrumfuncties ter plekke van de Alphense brug, waarbij de brug de verbinding vormt tussen de Hoge en de Lage Zijde. Binnen de hoofdstructuur van het centrum is er een duidelijk verschil in karakter tussen de Hoge en Lage Zijde. Dit komt tot uiting in de aard van de bebouwing, in de rooilijnen van bebouwing, bouwmassa's, in voor- en achterkanten en in karakteristiek van het openbaar gebied. De Lage Zijde kent een kleinschaligere, meer dorpse schaal dan de Hoge Zijde.
Aan zowel de Hoge als de Lage Zijde komt in het centrumgebied de grootste variëteit aan bebouwing voor. Het is juist deze diversiteit die afwisseling in beeld geeft; geen pand is gelijk. Ze verschillen van hoogte, breedte, opbouw, gevelindeling en materialisatie. Seriematige bouw komt op een klein aantal uitzonderingen na hier niet voor. De realisatie van het nieuwe gedeelte aan de Lage Zijde speelt in op deze kenmerken.
De laatste jaren is er ingezet op het vergroten van de belevingswaarde van het water. Door toevoeging van openbaar gebied langs de Oude Rijn (Rijnplein en de nieuwe Rijnkade) en het realiseren van nieuwe panden met gevels met voorkantkwaliteit aan de Rijnzijde en langs de Kromme Aar is het centrum van Alphen aan den Rijn aantrekkelijker vanaf het water. Anderzijds is de beleefbaarheid van het water vanuit de winkelstraten hiermee vergroot.
Het historische centrumgebied van Alphen doet gezellig aan. Dit komt door de verhouding tussen de breedte van de straten en de hoogte van de bebouwing. De centrumstraten zijn smal in verhouding tot andere centrumgebieden, variërend van zo'n 6 tot 8 meter breed. Naar het centrum toe is de gemiddelde bouwhoogte aan beide zijden van het lint groter. De verhouding kent echter wel een maximum die past bij de Alphense schaal. Dit maximum ligt op 4 bouwlagen (inclusief kap) bij een straatbreedte van minimaal 7 meter.
Van een ander kaliber is de bebouwing van de Aarhof. Deze vormt een uitzondering op de kleinschalige pandsgewijze opbouw: het betreft een kloek winkelcentrum daterend uit de jaren '70. Het winkelcentrum is naar binnen gekeerd; de winkels worden merendeels van binnen het winkelcentrum ontsloten. Aan de oostzijde bevinden zich enkele winkels aan de buitenzijde: de afzomers. Bovenop het winkelcentrum is op het Aarhofdek een parkeergarage gesitueerd.
Functioneel
In het centrumgebied vindt een maximale functiemenging plaats met detailhandel, horeca, dienstverlening, ambachtelijke bedrijfjes, maatschappelijke voorzieningen, parkeren en wonen. Op de begane grond is detailhandelvoornamelijk in de winkel- en aanloopstraten en in de Aarhof gesitueerd en ook de horecafunctie is in het hoofdwinkelgebied goed vertegenwoordigd. Naarmate je je verder van het centrum begeeft maakt de detailhandelsfunctieen de horecafunctie plaats voor de woonfunctie.
Op plekken met detailhandel en horeca op de begane grond zijn op de verdieping veelal woonfuncties gesitueerd, maar ook worden deze verdiepingen gebruikt voor kantoor en/of opslag ten dienste van de detailhandel en horeca. Deze laatste invulling werkt niet mee aan de levendigheid van het centrum buiten sluitingstijden; een woonfunctie versterkt de belevingswaarde en levendigheid van het gebied.
Omdat de linten/dijkstraten uniek zijn voor de geschiedenis van Alphen aan den Rijn is het belangrijk voor zowel de differentiatie in woningtypes als in beeld deze bebouwingstypologie in stand te houden. Omdat het particuliere ontwikkeltempo in de linten hoger ligt dan bij de andere plandelen van dit bestemmingsplan is het noodzakelijk om richting te geven aan eventuele transformatie. Bij ver- of nieuwbouw zal de bebouwing zich qua hoogte moeten aanpassen aan de gemiddelde hoogte. Oplopend richting het centrum worden daarbij vier bouwlagen als maximum gezien. Verder van het centrum wordt het aantal bouwlagen minder. Op een aantal strategische punten, bijvoorbeeld bij de waterovergangen of langs stadsassen wordt ruimte geboden voor de bebouwing om de bruggen markeren (bouwhoogte).
Om variatie in het straatbeeld te bereiken worden zowel een goot- als bouwhoogte gedefinieerd. Dit impliceert een schuine kap, danwel een terugliggende vierde bouwlaag. Ook is het van belang om de variatie tussen de panden te waarborgen en een parcellering (het verdelen in kleine stukken) na te streven. Hiertoe wordt een maximale pandbreedte vastgesteld.
Vooral in de linten moet bij nieuwbouw worden gebouwd met inachtneming van de bestaande rooilijn. Tezamen met de bouwhoogte bepaalt de rooilijn het profiel van het lint. Extra flexibiliteit wordt geboden door voor de kavels aan de Rijnzijde bebouwingsmogelijkheden over de volle diepte te bieden. Bij grootschalige ontwikkelingen (ontwikkelingen van meerdere naast elkaar gelegen panden) zal gestuurd worden op het fysiek beleefbaar maken van de kwaliteit van de Oude Rijn. Deze grootschalige ontwikkelingen zijn alleen door de versnipperde eigendomssituatie de komende 10 jaar niet te voorzien en kunnen dus niet worden vertaald in beleid.
Parkeren is met het dichte bebouwingspatroon in het centrumgebied niet overal mogelijk. Binnen de centrumbestemming zal, daar waar het mogelijk is met een auto te komen, een bestemming worden opgenomen die parkeren mogelijk maakt. Om de levendigheid en de continuiteit van het winkelgebied en in de aanloopstraten te garanderen zal dat niet gelden voor de begane grondlaag.
Functionele zonering
Er worden twee centrumbestemmingen onderscheiden om het verschil tussen het hoofdwinkelgebied en het overig winkelgebied aan te duiden.
Centrumfuncties in hoofdwinkelgebied
Voor een goed florerend stadshart is het in het hoofdwinkelgebied is het wenselijk detailhandels- dienstverlenende, en horecafuncties op de begane grond te huisvesten. Wonen op de begane grond is hier niet wenselijk, maar wel op de verdieping, ten behoeve van sociale controle na sluitingstijden van de winkels en de nodige levendigheid. Voor horeca geldt dat dit een aanvulling zou moeten zijn op het winkelgebied, dus is het van belang dat het overdag levendigheid brengt en geopend is. Er bestaat tevens een mogelijkheid detailhandel en horeca op de eerste verdieping toe te staan, mits deze hoort bij de functie op de begane grond. Daarmee wordt een uitbreiding van functies binnen de bestaande panden mogelijk gemaakt.
Centrumfuncties in aanloopstraten
In de uitlopers van het winkelgebied, de aanloopstraten, bevinden zich verspreid detailhandel en horeca, afgewisseld met wonen. De horeca varieert van cafés, grillrooms tot restaurants. In noordelijke en zuidelijke richting neemt het aandeel wonen op de begane grond toe en zijn alleen hier en daar andere functies gevestigd (aanloopfuncties). Hier is de vraag naar de woonfunctie ten koste van de centrumfunctie erg actueel. Uitbreiding van de horeca en het toestaan van zware horeca in dit gebied is niet wenselijk vanwege het toenemen van de woonfunctie. Ook is er voor dit soort functies een structureel tekort aan parkeerplaatsen.
Uitgangspunt bij het functioneel zoneren vormt de systematiek dat vanuit het hart van het centrum -waar de centrumfuncties geconcentreerd zijn- de functies langzamerhand kleuren naar de functie wonen. De aanloopstraten vormen daarbij een overgang tussen het centrumgebied en het woongebied.
Er worden twee centrumbestemmingen onderscheiden om het verschil tussen het hoofdwinkelgebied en het overig winkelgebied aan te duiden.
Centrum-1
De bestemming Centrum 1 is toegekend aan het hoofdwinkelgebied. Hier overheerst de winkelfunctie op de begane grond en wordt de vorming van een gesloten winkelfront voorgestaan. Op de verdieping wordt op een aantal plaatsen nog gewoond. Helaas neemt die woonfunctie af en wordt de verdieping steeds meer onderdeel van de begane grondfunctie. In het bestemmingsplan is wonen op de verdieping als recht opgenomen en de andere functies niet of alleen door middel van een een afwijking. Hierdoor kan het verdwijnen van de woonfunctie worden afgeremd en een structurele uitbreiding van winkelvloeroppervlak in de hand worden gehouden.
De bestemming Centrum 1 is primair bedoeld voor winkels, maar ook andere activiteiten zijn mogelijk, die nauw verwant zijn aan een winkelcentrum. Het gaat daarbij om functies die eveneens op bezoekers gericht zijn, zoals bepaalde vormen van dienstverlening en een in eerste instantie op de dag gerichte horeca. Horeca categorie 1 en 2 zijn in beginsel onbeperkt toegestaan, aan uitbreiding van Horeca 3 vestigingen zijn voorwaarden opgenomen ten aanzien van oppervlakte en aantal. Dit houdt mede verband met de verkeersaantrekkende werking van dergelijke activiteiten. De bestemming laat een grote mate van flexibiliteit in de functionele invulling. Binnen de bestemmingsomschrijving opgesomde functies is een grote mate van uitwisseling mogelijk. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de dynamiek die centrumgebieden hebben en die een voorwaarde is voor verdere ontwikkelingen. De verschillende centrumfuncties moeten zich zoveel mogelijk vrijelijk kunnen ontwikkelen en specifieke functies moeten niet bij voorbaat op de huidige situering worden vastgelegd.
Centrum-2
De bestemming Centrum 2 is toegekend aan het gebied dat aansluit op het hoofdwinkelgebied. Het betreft de zogenaamde aanloopstraten naar het hart van het centrum met een meer gemengd karakter. In dit gebied zitten verspreid detailhandelen horeca, afgewisseld door wonen. Het gebied is met name geschikt voor functies die een zekere verwantschap hebben met het winkelen, maar waarvan de ligging temidden van winkels als minder gewenst wordt beschouwd. Voor dit gebied kan met name gedacht worden aan de vestiging van (commerciele) dienstverlening of aan ambachtelijke bedrijvigheid die goed aansluit op de overige centrumactiviteiten. Ten aanzien van horeca kan worden gezegd dat het aantal nieuw te vestigen horeca beperkt is, zowel qua aantal als qua vierkante meters oppervlakte. Wonen is zowel op de verdieping als op de begane grond mogelijk.
Het Centrumgebied van Alphen aan den Rijn vormt een belangrijk deel van de stad. Dit geldt niet alleen voor de beleving van het stadshart, maar ook voor het aanbod in winkels, horeca en andere voorzieningen.
Door te werken met twee verschillende bestemmingen wordt tegemoet gekomen aan de filosofie van Stadshart met daaromheen een schil die de overloop vormt naar de woonwijken. Door dit onderscheid te maken wordt gestuurd op ruimtelijke aanvaardbaarheid en functioneel onderscheid.
Detailhandelsbeleid
In oktober 2016 is een nieuwe detailhandelsvisie 2016-205 door de gemeenteraad vastgesteld. De detailhandelsvisie biedt handvatten om winkelgebieden beter ten opzichte van elkaar te laten functioneren. Er wordt onderscheid gemaakt in de functies die winkelgebieden hebben voor de consument. Het gaat om de functies recreatief, boodschappen en doelgericht. Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan zijn de functies recreatief en boodschappen van belang. Voor elk van deze functies geldt een aparte visie. Daarnaast gelden algemene beleiduitgangspunten, namelijk:
Voor de boodschappen winkelgebieden binnen het plangebied, waaronder de winkelgebieden de Atlas, de Ridderhof en de de Herenhof vallen, is van belang dat er binding gecreeerd wordt met de lokale doelgroep. Verder is van belang dat er een sterke basis van het dagelijks aanbod is en een diversiteit aan supermarkten. Tenslotte zijn compacte(re) winkelgebieden gewenst vanuit de visie. Hier wordt in paragraaf 2.7 verder op ingegaan.
In het bestemmingsplan Alphen Stad is rekening gehouden met de visie zoals deze is opgesteld. Meer specifieke is onderscheid gemaakt tussen de uitgangspunten voor het recreatieve centrum en de winkelgebieden die zijn gelegen buiten het centrum. Dit onderscheid is vertaald in het soort bestemming dat is toegekend en de daarmee samenhangende regels.
De winkelcentra Ridderhof, Herenhof en de Atlas die buiten het stadscentrum liggen vallen onder de bestemming Gemengd. Deze gebieden verschillen met het hoofdwinkelgebied omdat er veel minder horeca aanwezig is. De winkelcentra zijn elk gebouwd ten behoeve van de vele woningen die in de uitleglocaties van Alphen zijn gebouwd. Alle winkelcentra zijn gecombineerd met woningbouw rondom. De Ridderhof verschilt van de rest van de winkelcentra omdat het een interne, overdekte ontsluitingsstructuur heeft en op de verdieping is gelegen.
Verspreid over de oudere delen van Alphen is nog een aantal detailhandels- en horecavestigingen gesitueerd. Deze zijn vaak in losse winkelstrips in de jaren '60 gebouwd om de nieuwe buurten voorzieningen te voorzien. Een gedeelte van deze functies is niet meer levensvatbaar vanwege de concentratie van detailhandel en horeca in het centrum. Een enkele functie met een specifieker aanbod is levensvatbaar binnen deze oude winkelstrips. Bij het wegtrekken van de detailhandel en horeca is transformatie naar woningbouw het meest voorkomend, al lenen deze panden zich ruimtelijk vaak slecht voor een woonfunctie. Toch is een enkele functie nog steeds wenselijk voor de levendigheid op dit soort locaties. Door de lagere huren zijn dit nog betaalbare plekken voor startende ondernemers met een specifieker aanbod dan de ketens die in het centrum zijn gevestigd. Deze locaties zijn ook een gewilde plek voor de vestiging van coffeeshops en avondwinkels. Dit soort functies hebben een grote impact op de directe (woon)omgeving.
Daarnaast komt nog een aantal verspreide horecavestigingen voor, zoals in Park Rijnstroom en sportscholen, verspreid over de gehele stad.
De winkelcentra hebben elk hun eigen verzorgingsgebied en wijkfunctie. Functioneel richt het zich op detailhandel en lichte horeca. De winkelcentra alsmede de winkelstrips en de losse horecavestigingen worden in de huidige staat mogelijk gemaakt. Voor de winkelstrips geldt de redenering dat deze toch in een aparte markt voorzien. Hier wordt echter niet in verdere uitbreiding voorzien. Voor alle huidige functies die onder de gemengde bestemming zijn geschaard geldt een flexibiliteit in functionele zin. De gemengde doeleindenbestemming maakt het mogelijk een maximale functiedifferentiatie toe te staan, met een lichte vorm van horeca (lunchroom etc.). Op de bestaande zwaardere horecavestigingen (cafe's en restaurants) wordt geen actief beleid gevoerd op uitbreiding, maar wordt mogelijk gemaakt zodat deze kan blijven bestaan. Dit vanwege de impact die dit soort functies heeft op de woonomgeving (geluid, lucht en verkeer)
Functioneel geeft een gemengde doeleindenbestemming flexibiliteit voor de toekomst. Ook een transformatie naar eventuele woningbouw is mogelijk binnen het bebouwde oppervlak. Daarbij is het wel van belang de parkeerdruk in acht te nemen.
De winkelcentra Ridderhof, Herenhof en de Atlas, gelegen buiten het stadscentrum, hebben een Gemengde bestemming gekregen. Binnen deze winkelcentra is lichte horeca (categorie 1.1. en 1.4 van de Staat van Horeca activiteiten) overal toegestaan.
Voor de overige winkelstrips geldt eveneens een Gemengde bestemming. Bestaande legaal aanwezige horeca en detailhandel is middels een aanduiding op de verbeelding toegestaan. Nieuwe horeca en detailhandel is alleen mogelijk daar waar reeds horeca danwel detailhandel reeds gevestigd was.
Door een duidelijk onderscheid te maken in de functies detailhandel en horeca binnen het Centrumgebied en binnen de overige winkelcentra, wordt uitvoering gegeven aan de Detailhandelsnota.
In de detailhandelsnota is een duidelijke visie neergelegd waarbij uitgangspunt is dat horeca en detailhandel zich primair concentreert binnen het (stads)centrum, teneinde leegloop van het stadscentrum te voorkomen.
Evenementenbeleid
Er worden steeds meer evenementen georganiseerd in Alphen aan den Rijn. Dat zijn soms kleine evenementen zoals een straatfeest. Maar het kunnen ook meerdaagse evenementen zijn zoals 'de Jaarmarkt'.
Bij evenementen komen veel zaken kijken, zoals veiligheid en effect op de directe omgeving. Een klein evenement heeft geen invloed op de ruimtelijke kwaliteit. Meerdaagse evenementen kunnen dat wel hebben. Wanneer er significante invloed is op de ruimtelijke kwaliteit worden evenementen in een bestemmingsplan beoordeeld en geborgd. Dit is ook meermalen bevestigd door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het Alphens evenementenbeleid gaat in op hoe we evenementen willen regelen binnen de gemeente. Verschillende aspecten worden in het beleid behandeld. Zo wordt ingegaan op het soort evenementen dat gewenst is en op de locaties waar evenementen toegestaan zijn. Andere aspecten betreffen het aantal bezoekers en eisen die gesteld worden aan bijvoorbeeld geluid en parkeren.
Het evenementenbeleid vormt een belangrijke pijler voor de wijze waarop evenemententerreinen zijn opgenomen in het bestemmingsplan.
In het evemementenbeleid is een lijst opgenomen waarin alle relevante evenementenlocaties zijn opgesomd. Deze lijst maakt via de regels onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
Locaties die structureel gebruikt worden voor evenementen worden in het bestemmingsplan aangewezen als evenementenlocatie. Het betreft voornamelijk locaties die de centrumfuncties kunnen versterken. Echter, ook buiten het centrum zijn locaties gelegen waar evenementen worden gehouden. Voor alle locaties geldt dat zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de directe omgeving en de functie van het gebied waar de evenementen worden gehouden.
Ook vormen de locaties/evenementen een belangrijk element in het kader van de citymarketing. In het centrum vullen de evenementen het winkelbestand aan, en ze zijn belangrijk voor de levendigheid van de stad.
Belangrijk aspect voorts is dat de evenementen niet ten koste moeten gaan van de openbare ruimte en de inrichting daarvan. Daarom zijn de locaties ook als zodanig aangewezen.
Het plangebied behelst aanzienlijk veel locaties die aangewezen zijn als evenemententerrein in het evenementenbeleid. Alle locaties zijn op de verbeelding aangeduid en gekoppeld aan een gebiedsaanduiding 'Overige zone-Evenementen'. Voor deze locaties gelden nadere regels in geval van evenementen. Deze regels zijn gebaseerd op de geldende jurisprudentie aangaande dit onderwerp, waarin is aangegeven dat het bestemmingsplan een regeling dient te bevatten over evenementen. Dit geldt alleen voor zover dat uit een oogpunt van ruimtelijke aanvaardbaarheid van een evenemententerrein op een bepaalde locatie van belang is. Deze afweging is in het kader van het evenementenbeleid gemaakt. Aspecten die zijn opgenomen in de regels in combinatie met het evenementenbeleid betreffen in ieder geval het aantal evenementendagen en het maximum aantal bezoekers. Daarnaast gelden nadere regels die onder meer zien op de begin- en eindtijd van een evenement en de geluidsbelasting.
Door de evenementen te verankeren in het bestemmingsplan middels locaties en bijbehorende regels, wordt voldaan aan de landelijke jurisprudentie op dit gebied. Daarbij is de uitdrukkelijke koppeling gelegd met het Evenementenbeleid.
Structuurvisie 'De Stad van Morgen'
In de Strcutuurvise wordt een aantal trends aangegeven die als opgave gelden voor de komende jaren. Enkele van deze trends houden verband met het onderwerp Maatschappelijke functies. Te denken valt aan vergrijzing en ontgroening.
Vergrijzing
Verwacht wordt dat in 2035 ongeveer een kwart van de Nederlandse bevolking ouder is dan 65 jaar. In Alphen aan den Rijn is dat niet anders. De 'oudere van de toekomst' zal gemiddeld welvarender, fitter en mobieler zijn dan de 'oudere van vroeger en nu'. Ouderen zullen vaker gebruik maken van het recreatieaanbod in de gemeente en actief deelnemen aan het culturele leven. Er blijft behoefte om elkaar te ontmoeten en mee te doen in de samenleving. Naast de sociaal- economische gevolgen die deze ontwikkeling heeft, zullen ook op ruimtelijk niveau antwoorden gevonden moeten worden.
Ontgroening
Tegelijkertijd met de vergrijzing neemt het percentage jongeren van 0-19 jaar af. Deze ontwikkeling kan ingrijpende gevolgen hebben voor het draagvlak aan voorzieningen als scholen, gymzalen, kinderopvang, speeltuinen of kinderboerderijen. Mogelijk verdwijnen er scholen, doordat ze niet meer voldoen aan de gestelde bezettingsnorm of moeten voorzieningen voor meerdere doelgroepen, functies of organisaties op een locatie gecombineerd worden.
Maatschappelijke functies liggen verspreid over de gehele stad. Zo vallen onder maatschappelijke functies: scholen, kerken, wijkgebouwen, verenigingsgebouwen, sporthallen e.d.. De functies in deze gebouwen spelen een sociaal-maatschappelijke rol in de Alphense samenleving. Ondanks dat ze verspreid liggen zijn ze vaak op strategische plekken in de buurt of wijk gesitueerd en vervullen daarmee een belangrijke buurt- of wijkfunctie. Een aantal gebouwen is gemeentelijk of rijksmonument, zoals sommige school- en kerkgebouwen.
Van belang is dat er ruimte blijft voor de invulling van maatschappelijke functies. Zowel op het schaalniveau van de stad en de regio als op buurtniveau geldt dat maatschappelijke voorzieningen een onmisbaar onderdeel van de woonomgeving vormen.
Op het terrein van onderwijs is een beweging gaande gericht op ontwikkelen van brede scholen, waar ook functies als ontmoeting, educatie, bewegen, etc. kan plaatsvinden en ontwikkeling van nieuwbouw voor huisvesting in het Voortgezet Onderwijs. Daardoor zal een aantal onderwijsgebouwen in de nabije toekomst worden afgestoten (Masterplan Onderwijshuisvesting, en door decentralisatie Onderwijshuisvesting). Ook komt een gedeelte van de wijk- en buurgebouwen leeg door een afnemende deelname van vrijwilligers en steeds hogere huisvestingslasten. Bij zowel dit soort welzijnsaccomodaties als schoollocaties is het van belang dat bij afstoting eerst wordt bekeken welke rol dergelijke gebouwen/functies spelen in de directe omgeving alvorens wordt overgegaan tot herontwikkeling. Veel van deze locaties liggen zeer centraal in de verschillende buurten en veel betreft het functies in bijzondere gebouwen, die niet altijd geschikt zijn voor andere functies.
Specifiek te noemen is Park Rijnstroom, waar een groot aantal maatschappelijke functies is ondergebracht, zoals het Parktheater en het Creativiteitscentrum Expressie '70. (theater, filmvoorstellingen en cursussen op kunstzinnig gebied). De gebouwen waarin deze functies zitten, maken onderdeel uit van het bebouwingsensemble in het park en heeft een monumentenstatus als Rijksmonument.
Zoals gezegd is er een tendens tot wijziging in maatschappelijke functies, zoals een verschuiving van schoolfuncties en het opheffen van buurt- en wijkfuncties. Omdat deze functies vaak een sociale en maatschappelijke verankering in de samenleving hebben, en ook een sterkt ruimtelijke verweving met de woonomgeving moet voorzichtig worden omgegaan met het verkleuren van dit soort functies. De sociaal maatschappelijke context vraagt om extra inspanning voor het behoud van dit soort functies, dus zowel in functioneel als ruimtelijk opzicht. Als een functie niet meer rendabel is en een gebouw dreigt afgestoten te worden is het van belang dat er altijd eerst bekijken moeten worden of het bestaande gebouw of gebouwen voor herinvulling/transformatie in aanmerking komt/komen in plaats van de gebouwen af te stoten naar de markt. Dit maakt dat er een keuze wordt gemaakt voor weinig extra flexibiliteit. De flexibiliteit die wel wordt geboden zit al in de verzamelbestemming van de maatschappelijke bestemming, waar al veel functies onder kunnen vallen. Dit betekent dat er maatwerk zal moeten worden geleverd en een extra inspanning ligt in de zoektocht naar behoud van het gebouw en naar een andere passende invulling.
Alle maatschappelijke functies zijn als zodanig bestemd. Onder maatschappelijke functies worden verstaan voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport en ontspanning, onderwijs en opvoeding, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
Door het opnemen van een maatschappelijke bestemming voor reeds bestaande maatschappelijke functies, worden deze voorzieningen als zodanig planologisch beschermd. Binnen de bestemming Gemengd, die in dit plangebied breder is toegepast, ontstaan meer mogelijkheden om ook nieuwe maatschappelijke functies op te richten binnen bebouwing die deze bestemming heeft gekregen, aangezien binnen de bestemming Gemengd ook maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan. Dit kan een positief effect hebben op de sociale en maatschappelijke verankering van dergelijke voorzieningen in onze stad.
Binnen het plangebied van Alphen Stad liggen twee grote recreatieparken, te weten Avifauna en Archeon. Beide parken zijn belangrijk voor de landelijke en regionale zichtbaarheid en bekendheid van Alphen aan den Rijn, jaarlijks trekken beide parken vele duizenden bezoekers.
Het betreffen parken die ook al een (planologische) positie hadden in de oude bestemmingsplannen. In beginsel vormen de regels van de oude bestemmingsplannen het uitgangspunt voor het nieuwe planologische kader. Er zijn verder geen beleidsmatige documenten die van invloed zijn. Wel wordt momenteel gewerkt aan een masterplan voor Archeon waarin de ontwikkeling van het park wordt behandeld.
Met beide partijen is overleg gepleegd waarbij de huidige stand van zaken is geinventariseerd en eventuele toekomstplannen zijn besproken. Ook is de huidige set planregels tegen het licht gehouden.
Beide parken hebben de bestemming Cultuur en Ontspanning gekregen. Binnen deze bestemming zijn de activiteiten van beide parken toegestaan. In de bouwregels is onderscheid gemaakt tussen de beide parken aangezien er veschillende behoefte bestaat in soorten bouwwerken en afmetingen daaromtrent.
Binnen de bestemming Cultuur en Ontspanning is horeca en detailhandel mogelijk ondersteunend aan het park. Zo hebben de parken meer vrijheid om deze ondersteunende functies binnen de grenzen van het park uit te kunnen oefenen.
Het parkeren is onderdeel geworden van de functie Cultuur en Ontspanning, ook op deze manier is meer flexibiliteit geboden om deze functie meer vrijelijk in te kunnen vullen.
Voor Avifauna geldt dat er nog zes bedrijfswoningen zijn toegestaan, ook op basis van bestaande planologische rechten. Dit betreffen onder meer 3 bedrijfswoningen voor de verzorgers van de dieren van het park, die dag en nacht klaarstaan ten behoeve van het welzijn van de dieren. Ook wisselt Avifauna veel dieren uit, vaak met dierentuinen in het buitenland. Het is steeds vaker de gewoonte dat bij de plaatsing van een dier, een verzorger tijdelijk meekomt. Hierdoor ervaren de dieren minder stress, omdat ze wel een nieuw verblijf krijgen, maar ze nog even hun vertrouwde verzorger houden. Ook kan ervaring en kennis beter persoonlijk door de verzorgers worden overgedragen. Ook buitenlandse stagiaires of dierentuinmedewerkers die in Avifauna kennis en ervaring willen opdoen, hebben vaak een overnachting nodig. Hiervoor is ook een bedrijfswoning beschikbaar. Verder geldt dat voor het bedrijf, met een rederij, hotel, casino en verschillende restaurants, doorlopend gasten aanwezig zijn. Wanneer er met de gasten een calamiteit plaatsvindt, zal er door een verantwoordelijke persoon snel en adequaat moeten worden gereageerd. Ook hiervoor zijn twee bedrijfswoningen nodig, zodat wanneer nodig direct gehandeld kan worden.
De recreatieparken Avifauna en Archeon zijn planologisch vastgelegd binnen het bestemmingsplan Alphen Stad. Daarbij is gekeken naar de huidige planmogelijkheden en eventuele toekomstplannen van beide parken. Het bestemmingsplan biedt de nodige planologische flexibiliteit voor beide parken om te kunnen blijven bestaan en mee te groeien in de komende (plan)periode.
Structuurvisie 'De Stad van Morgen'
Het Zegerslootgebied ontwikkelt zich tot een esthetisch aansprekend en functioneel divers recreatiegebied. Op lokaal niveau wordt het Zegerslootgebied actiever benut als het recreatieve hart van de stad, voor (water)sport, evenementen, recreatief verblijf en ontspannen wonen. Het opwaarderen van het Zegerslootgebied wordt bereikt door het recreatief gebruik te verbeteren, het gericht toevoegen van functies aan het gebied en het wegnemen van obstakels om de bevaarbaarheid voor pleziervaartuigen mogelijk te maken.
Het Zegerslootgebied is voor veel Alphense burgers een belangrijke plek in de stad. Functies als de sportvelden, het strandje, de waterskibaan of de kinderboerderij zijn dé plek voor groenrecreatie dichtbij. Door het gebied nog toegankelijker te maken en nieuwe functies toe te voegen, zowel aan de randen van het gebied als ook direct aan het water, wordt het gebied nog aantrekkelijker en interessant voor een groter en gevarieerder publiek. Met het oog op de doelstellingen voor intensivering van de bebouwing binnen de stadsgrenzen van Alphen aan den Rijn is het van groot belang om de bewoners een esthetisch aansprekend en functioneel divers groengebied te kunnen bieden.Aan de noordkant liggen er mogelijkheden om de natuur en biodiversiteit te benadrukken en te versterken. Naast de inrichting van het gebied is een goede bereikbaarheid, vooral voor het langzaam verkeer, van groot belang. Aandachtspunten zijn hierin de oversteekbaarheid van de Oranje Nassausingel en de President Kennedylaan.
Ontwikkelambitie 'Het park centraal'
Alphen aan den Rijn wil Park Zegersloot verder ontwikkelen door middel van Gebiedsontwikkeling 3.0. Deze manier van ontwikkelen gaat uit van initiatieven van de markt om een duurzame gebiedsontwikkeling te realiseren vanuit een vastgesteld ambitieniveau. De overheid heeft in dit kader een meer faciliterende rol; de gemeente stelt kaders, neemt (juridische) barrières weg en biedt vooral ruimte. Deze nieuwe manier van werken en de beoogde resultaten worden verder uitgelegd in de ontwikkelambitie Park Zegersloot.
Met deze ontwikkelambitie wil de gemeente dan ook ruimte scheppen voor initiatieven vanuit het gebied, waarbij een duidelijke verbinding wordt gelegd met de gemeentelijke ideeën ten aanzien van Park Zegersloot. Het uiteindelijke resultaat is een proces dat ertoe bijdraagt dat er meer bezoekers komen in het gebied, er ruimte komt voor initiatieven van ondernemers en verenigingen en dat de bewoners van Alphen aan den Rijn toegang hebben tot een goed functionerend recreatiegebied waar ze trots op kunnen zijn.
Inkleuring kader Park Zegersloot 2015
Door middel van een verdere inkleuring van de kaders van de Ontwikkelambitie is meer handen en voeten gegeven aan de manier waarop Zegersloot zich kan ontwikkelen tot hét recreatiegebied van de stad.
Park Zegersloot is voor veel Alphense inwoners een belangrijke plek in de stad. Het park nodigt uit tot diverse vormen van recreatie, in clubverband of individueel en zowel acties als passief. Iedereen gebruikt en bezoekt het gebied op zijn manier: van nordic walking tot waterskien, van joggen (rondje plas is een begrip) tot een dagje aan het strand, van golfen in het polderlandschap tot een bezoek aan de kinderboerderij. Van voetballen tot chillen voor de jeugd, voor de rust of juist voor de grote evenementenzoals het Vakantiespel of het Zomerspektakel. De unieke kenmerken van het gebied bieden voor ieder wat wils.
Juist de combinatie van recreatie en natuur maakt Park Zegersloot onderscheidend, en beide functies versterken elkaar. Daarnaast is er een positief effect op de lokale volksgezondheid als de natuur voelbaar en zichtbaar is in de stad. De plas stimuleert tot bewegen, of dat nu bij de voetbalvereniging of de atletiekbaan is, als jogger rondom het meer of als duiker in de plas.
Dichtbij huis ontsnappen aan de hectiek van alledag om te onthaasten en te ontspannen: dat is de belangrijkste waarde van dit gebied. Het recreatiegebied ligt aan de rand van de stad, maar tegelijkertijd om de hoek voor Alphense inwoners uit de diverse wijken. Naast deze sterke lokale wijk- en stadsfunctie trekt Park Zegersloot ook bezoekers uit omliggende dorpen zoals Aarlanderveen, Nieuwkoop, Ter Aar en Zwammerdam en in mindere mate elders uit de regio.
Functiezones voor Park Zegersloot vormen belangrijke ruimtelijke ontwikkellijnen, die richtinggevend of kaderstellend zijn voor toekomstige initiatieven. Toekomstige functies dienen qua ruimtegebruik, sfeer en uitstraling aan te sluiten bij deze zonering, zodat het gebied zich op een herkenbare, eenduidige manier ontwikkelt. Het gaat om de zones Natuur, Recreatie en Sport.
De natuurzone bevindt zich in Zegersloot-Noord West. Hier voert de natuur de boventoon, met loslopende Galloways, wandelpaden en veel water en groen. Het natuurgebied wordt extensief beheerd, maar intensief gebruikt. Jong en oud kan zich er terugtrekken en de stilte opzoeken. Het Heemgebied in deze zone (langs de Kromme Aar) is een broedplaats voor prachtige inheemse vogels. Hier vinden al regelmatig excursies, maar er liggen nog meer kansen voor educatieve activiteiten, het ontdekken van het gebied en het ervaren van de natuur.
De recreatiezone, de plas en de daaromheen gelegen randen, is het gebied waar recreatie de belangrijkste waarde is. De gebied biedt ruimte om levendigheid en recreatie te intensiveren. In de recreatiezone kan men ontspannen en recreeren in de buitenlucht, elkaar ontmoeten in een omgeving die bruist en dynamisch is.
Initiatieven zijn onderscheidend en versterken elkaar zodat het totale recreatieaanbod samenhangend en zo compleet mogelijk wordt. Het aanbod kan zowel non-profit voorzieningen als exploitabele accomodaties en voorzieningen betreffen.
Naast meer activiteiten op het water, kan het gebied ook beter benut worden met plannen die de oever en het water meer met elkaar verbinden. Denk bijvoorbeeld aan uitbreiding van horeca en/of strandrecreatie of andere mogelijkheden om gemakkelijker te water te gaan.
De sportzone, het zuidelijke gedeelte, is het gedeelte waar alles in het teken van het sporten staat. Dit gedeelte wordt vanuit clubs en verenigingen georganiseerd. Acties om deze zone te versterken zijn bijvoorbeeld een multifunctioneel gebruik van de verschillende accommodaties en meer samenwerking bij evenementen door verenigingen.
De bijzondere functie die het Zegerslootgebied vervult voor de stad, rechtvaardigt ook een bijzondere aanpak in planologisch opzicht. De ontwikkelambitie gaat uit van een zonering waarbij sport, natuur en recreatie centraal staan. Dit is als zodanig vertaald in drie specifieke bestemmingen "Zegersloot , verdeeld in: sport, recreatie, natuur. Ook de woningen die in dit gebied liggen, hebben een specifieke Zegersloot-Wonen bestemming gekregen, het betreft immers wonen waarbij sprake is van grotere erven dan gemiddeld genomen. Ook zijn bij sommige woningen paardenbakken aanwezig. Daarom is een onderscheid gemaakt in het wonen dat geldt voor de stad en het wonen specifiek voor het Zegerslootgebied.
Ondersteunend aan de bestemming in relatie tot de ambities die we voor ogen hebben voor het Zegerslootgebied, is een kwaliteitsgids opgesteld, die ingaat op de kwaliteiten en ambities die we voor dit gebied hebben. Deze ambities liggen op sociaal, ruimtelijk en economisch vlak. De kwaliteitsgids is juridisch verankerd in de planregels die gaan over het gebied Zegersloot.
Bouwvlakken voor de bebouwingin Zegersloot zijn opgenomen in de onderliggende bestemming. Specifieke functies zoals bestaande horeca en maatschappelijke voorzieningen worden middels een aanduiding op de verbeelding aangeduid.
De ambitie voor Park Zegersloot is vastgelegd in de verschillende hiervoor genoemde documenten. De juridische verankering daarvan is in dit bestemmingsplan en de bijbehorende kwaliteitsgids vastgelegd. Op deze manier worden initiatiefnemers uitgenodigd om met hun (hoogwaardig) initiatief bij te dragen aan de kwaliteiten van het Park Zegerslootgebied op sociaal, econimisch en ruimtelijk vlak.
Structuurvisie 'De Stad van Morgen'
Een belangrijke vestigingsfactor voor Alphen aan den Rijn is de prettige leefomgeving door de vele hoogwaardige groengebieden. Deze bieden de mogelijkheid voor buitenrecreatie, beweging en sport. Het beleid is erop gericht om deze gebieden met elkaar te verbinden, beter toegankelijk en attraktiever te maken en hierdoor het gebruik te intensiveren.
Onder overige recreatie en sport worden gebieden verstaan waar sport- en recreatie plaatsvindt die op buitenactiviteiten is gestoeld. Hieronder vallen onder meer de volkstuinen, de groenstrook in Kerk en Zanen met haar sportfuncties, de tennisverenigingen Tean en Nieuwe Sloot en de twee zwembaden De Hoorn en Aquarijn. Het betreft hiermee een verzamelbestemming voor her en der verspreide functies die iets met recreatie en/of sport te maken hebben.
Omdat de druk op stedelijke verdichting steeds meer toeneemt en meer druk legt op dit soort locaties zijn ze opgenomen in een aparte bestemming. Ruimte voor sport en recreatie wordt steeds belangrijker binnen het stedelijke woonmilieu. Het beleid is erop gericht deze functies te behouden en positief te bestemmen, waarbij de locaties ook intensiever kunnen worden ingevuld. Ook is multifunctioneel gebruik van de bijbehorende accommodaties wenselijk, zodat er te allen tijde levendigheid bestaat op deze locaties.
Alle sport- en recreatieve functies met een externe uitstraling zijn als zodanig bestemd. Per perceel wordt een bebouwingspercentage opgenomen. Sportscholen en binnensportaccomodaties zijn onder de gemengde bestemming ondergebracht. Dit geldt ook voor de dansscholen in het gebied, die de bestemming Gemengd hebben gekregen, en een nadere aanduiding 'dansschool'. De sportvelden binnen het Zegerslootgebied vallen onder de aparte bestemming Sport-Zegersloot.
Vanwege de uitstraling naar buiten toe, zijn de diverse sportaccomodaties zoals hiervoor genoemd, bestemd middels een Sportbestemming. Hiermee wordt recht gedaan aan het ruimtegebruik en ruimtelijke uitstraling die deze functies met zich brengen.
Structuurvisie 'De Stad van Morgen'
De woonwijken worden gekenmerkt door een groene en veilige leefomgeving, waarbij iedere wijk een prominente ontmoetingsplek heeft.
Het Bospark en Park Rijnstroom zorgen onder meer voor de nodige onthaasting en ontspanning in de hectiek van alledag. Het Bospark vormt als stedelijk park de natuurlijke overgang tussen de Rijnhaven en het Stadshart. Park Rijnstroom is het stedelijk park voor ontspanning en evenementen.
Het Bospark ontwikkelt zich tot attractief stadspark en groen plein van het centrumgebied. Park Rijnstroom versterkt haar positie als stedelijk park met ruimte voor kunst, ontspanning en evenementen. In Alphen Noord en Zuid is de opgave om via aanwezige groenzones zoals de Dijksloot/het Dijkslootpad en de Alphense- en Molenwetering doorgaande routes tussen (het centrum van) de stad Alphen aan den Rijn en het buitengebied te realiseren. Een aantrekkelijke vormgeving van deze gebieden, onder andere door het beter zichtbaar, herkenbaar en begaanbaar maken van de oevers, paden en het groen en het kiezen van materiaalgebruik en inrichting met een hoge belevingswaarde, wordt de kwaliteit en sociale veiligheid van deze verbindingen verhoogd. Tegelijkertijd kan een kwaliteitsslag gemaakt worden door de aangrenzende bebouwing zoveel mogelijk te oriënteren op deze gebieden. Op deze manier wordt het aantrekkelijk om vanuit het stedelijk gebied via deze routes gebruik te maken van het recreatieaanbod in het buitengebied.
Alphen aan den Rijn is een groene gemeente. De stad kent een aantal openbare parken, recreatiegebieden, groene lanen en kleinere groengebieden. Met name de dorpen zijn goed verbonden met het buitengebied. De stad is minder goed verbonden met het groen om de stad. Verbinden van de interne groenstructuur is uitgangspunt van de visie, evenals het realiseren van betere verbindingen tussen de stad en het buitengebied.
Een belangrijke vestigingsfactor voor Alphen aan den Rijn is de prettige leefomgeving door de vele hoogwaardige groengebieden. Deze bieden de mogelijkheid voor buitenrecreatie, beweging en sport. Het beleid is er op gericht om deze gebieden met elkaar te verbinden, beter toegankelijk en attraktiever te maken en hierdoor het gebruik ervan te intensiveren.
Groenstructuurplan
In het groenstructuurplan zijn beschrijvingen en waarderingen gegeven aan de bestaande boombeplantingen, heestervallen en gazons. Tevens zijn de groenambities benoemd. De hoofdgroenstructuur en de daarmee samenhangende uitgangspunten worden gehanteerd voor het verder uitwerken van het groenbeleid.
Nota beschermwaardige bomen
In de Nota beschermwaardige bomen staan bomen opgenomen die vanwege diverse criteria bescherming genieten. Momenteel wordt gewerkt aan nieuw bomenbeleid, met daaraan gekoppeld ook een nieuwe bomenlijst. Binnen de gemeente zijn ca. 2000 beschermwaardige bomen, waarvan ca. 1400 binnen het plangebied van Alphen Stad staan. Deze bomen staan zowel op openbare als particuliere grond. Het nieuwe beleid wordt begin 2018 behandeld in de raadscommissie.
Het opnemen van deze bomen in het bestemmingsplan heeft een zekere meerwaarde. Je benadrukt het belang van de boom en het feit dat je rekening moet houden met de aanwezigheid hiervan bij ontwikkelingen. Dit is een andere benadering dan vanuit de APV en het vergunningstelsel om te kappen. Anderzijds is met het huidige vergunningstelsel wel al geregeld dat bomen niet zo maar kunnen worden gekapt. Daarnaast is het overzicht van beschermwaardige bomen dat wordt bijgehouden aan veranderingen onderhevig en actueler dan een bestemmingsplan. Er komen immers bomen bij en er vallen weer bomen af. Het is niet gewenst om hiervoor iedere keer een planologische procedure te voeren. Een mogelijkheid is een paraplubestemmingsplan op te stellen om alle bomen planologisch vast te leggen.
Speelruimteplan
Het Speelruimteplan maakt helder wat op welke plek in de stad te verwachten is op het gebied van speelgelegenheid. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen kleinschalige speelvoorzieningen die her en der in de wijk zijn geplaatst en grote speeltuinen. De eerste vallen onder de algemene bestemming Groen danwel Verkeers- en verblijfsgebied. De grotere speeltuinen die zich in het plangebied bevinden, hebben een specifieke aanduiding. Het gaat dan om de speeltuinen aan de Vorselenburghstraat, Hortensiastraat, Jan Nieuwenhuizenstraat en de Ruisdaelstraat.
Alphen aan den Rijn is een groene stad in het groene hart. Dit groen is onmiskenbaar van belang voor een prettige woon- en werkomgeving. Al in de zeventiende en achttiende eeuw werd dit onderkend, toen rijke stedelingen hier hun buitenhuis lieten bouwen. De comfortabele vaarverbinding met de nabije steden maakte de oevers van de Oude Rijn tot een aantrekkelijk groen woongebied. Zo ontstond aan de Oude Rijn een reeks buitenplaatsen. Een aantal hiervan heeft nadien een andere functie verkregen, maar is in basis nog steeds aanwezig en vervult nog altijd een grote rol in de groene beleving van de stad. Zoals :
'Rijnoord', thans onderdeel van het Rijnland ziekenhuis.
Buitenplaats 'Rijnstroom', wat we nu kennen als het Park Rijnstroom. Dit park kenmerkt zich door een opzet in de Engelse landschapsstijl. Door zijn voormalige functie als opvangtehuis voor jongeren kent het park een veelheid aan verspreid gelegen gebouwen waarin nu verschillende functies zijn ondergebracht, waaronder horeca en culturele voorzieningen. Ondanks de vele bebouwing kent Park Rijnstroom ruimtelijk een meer open structuur, met verre doorzichten en ruime gazons, geschikt voor sport, spel en manifestaties.
De buitenplaats 'Rust en Werk' aan de Hoorn, de voorloper van het vogelpark Avifauna.
De jongere parken zijn vaak ontworpen als onderdeel van het stedenbouwkundig uitbreidingsplan:
Alphen aan den Rijn kent aldus een rijke diversiteit aan openbare parken en recreatiegebieden, elk vaak met hun eigen onderscheidende karakteristiek. Verder wordt het groene karakter van Alphen gevormd door meer lineaire groengebieden, die niet zelden gekoppeld zijn aan historische waterstructuren. Voorbeelden hiervan zijn de groenzones rondom de Dijksloot, Alphense Wetering en Molenwetering. Deze groene structuren leggen een ruimtelijke en groene relatie met het buitengebied, dat hierdoor -in de beleving- dichter tot in de stad komt. Ook vertellen zij veel over de ontstaansgeschiedenis van het onderliggende cultuurlandschap, en de daarop volgende occupatie door de stad. Deels worden de groenstructuren ook ingezet als groene buffer tussen bedrijfsterrein en woonwijk.
Verder wordt de stad dooradert door monumentale lanen en singels, zowel langs de grotere verkeersroutes als in de woongebieden zelf. Deze lanen spinnen tezamen een samenbindend groen web. Wegen als de Oranje Nassausingel of de Burgemeester Bruins-Slotsingel kennen een ruim profiel. De laanbomen hebben daardoor de ruimte gekregen om uit te groeien tot monumentale groenstructuren, en bepalen hierdoor mede het groene beeld van Alphen aan en Rijn.
Op het laagste schaalniveau vinden we het buurtgroen en kleine buurtplantsoentjes, die zo ook hun betekenis hebben voor de buurt of zelfs individuele woning. Met name in de buurten uit de wederopbouwperiode is dit groen overvloedig aanwezig. Door de stedenbouwkundige opzet met o.a. het verhoogde wonen en de afwisseling van voor- en achterkanten, wordt dit groen nogal eens als anoniem ervaren. Ook zijn er buurten, waarin de grondgebonden woningen met de achterkanten naar het groen gelegen zijn. De potentie van het groen als zichtkwaliteit wordt hierdoor onvoldoende benut.
In een intense(re) stad en een veranderd klimaat wordt het belang van groen alleen maar groter, als ontspannings-en ontmoetingsruimte, een plek om de seizoenen te beleven. Goed groen heeft positieve effecten op onder andere de gezondheid, het vestigingsklimaat, de economie, het microklimaat, de biodiversiteit en de natuur. Het openbaar groen is meer dan om naar te kijken, steeds vaker willen mensen het ook kunnen gebruiken als uitloop-, uitvaar- en uitrengebied, om Koningsdag te vieren, naar een concert te luisteren, om zelf groenten te verbouwen of water te bergen.
De inrichting, het gebruik en het beheer van de (groene) openbare ruimte is daarom gericht op het invulling geven aan de ambitie van 'De Gezonde Stad'. Een openbare ruimte die niet alleen attractief is om naar te kijken, maar die ook uitdaagt tot beweging en ontmoeting, die ecologisch gezond is en die voorbereid is op een veranderend klimaat en een veranderende demografie. Dit vertaalt zich onder meer in meer ruimte voor waterberging, het terugdringen van verharde oppervlaktes en meer aandacht voor groene plekken waar men verkoeling of juist de zon kan vinden. De openbare ruimte biedt ruimte aan ontmoeting en kan bijdragen aan het tegengaan van een sociaal isolement van ouderen of maatschappelijke ontwrichting van jongeren.
Belangrijk hierin zijn de verschillende Alphense parken. Deze hebben ieder hun eigen kwaliteiten, zowel in ruimtelijk opzicht als in hun gebruik. De gemeente streeft naar het verder aanscherpen van de onderscheidende identiteit per parkgebied. Dat betekent dat bij komende ontwikkelingen eerst de onderscheidende kwaliteiten van het betreffende park precies in beeld worden gebracht en de ontwikkeling wordt aangewend om de onderscheidende identiteit te versterken. Een recent voorbeeld hiervan betreft de nu bijna afgeronde reconstructie van Bospark. Met behulp van interactieve informatieavonden en participatietrajecten is inzicht verkregen in de collectieve, maar ook individuele betekenis van de park voor de Alphenaar. De herinrichting is hier zoveel mogelijk op afgestemd.
Voor wat betreft de monumentale lanen wordt gestreefd naar behoud en mogelijk versterking van de bomenstructuren. Het feit dat de laanstructuren overwegend binnen de verkeersbestemming vallen (en op de verbeelding daardoor 'onzichtbaar' zijn) betekent niet dat ze niet belangrijk zijn. Gestreefd wordt naar behoud en mogelijk versterking van monumentale bomenlanen. Voor zettingsgevoelige gebieden wordt gekeken naar mogelijkheden om bij boomaanplant te anticiperen op de bodemdaling, opdat bij de eerstvolgende reconstructie en ophoging van de openbare ruimte het net volwassen groen niet direct weer hoeft te sneuvelen. Want één monumentale boom doet in de beleving soms meer dan een reeks kleinere laanboompjes.
Het grootste groengebied van de stad ligt er om heen: het buitengebied. Ingezet wordt op het versterken en completeren van de ruimtelijke verbindingen tussen de stad en het buitengebied. Een voorbeeld hiervan is de aanleg van een fietsbrug over het Aarkanaal, dat nu in voorbereiding is.
In de relatie tussen groen en bebouwing is het streven om het openbare groen zoveel mogelijk te laten begrenzen door voorkanten met adressen. Dit heeft enerzijds als voordeel dat de sociale controle op het groengebied toeneemt, en anderzijds dat het groen een veel grotere betekenis gaat spelen in de woonbeleving.
Structureel groen danwel gebiedsbepalend groen dat als zodanig ruimtelijk relevant zijn, hebben een groenbestemming gekregen. Dit betreft in overwegende mate het groen zoals dat is aangeduid in het groenstructuurplan. Overig (snipper)groen, zoals bermstroken en bermgroen heeft de bestemming Verkeers-verblijfsgebied dan wel een andere logische functionele bestemming gekregen.
Dit (snipper)groen is echter wel beschermd en kan niet zomaar worden ingevuld voor parkeren of verbreding van de functionele bestemming zoals een weg. Dit in verband met het behoud van dit groen.
Mocht er toch sprake zijn van een situatie dat dit groen om wat voor reden verkleuren moet naar grijs (parkeren/weg), dan zal daar een binnenplanse afwijkingsprocedure voor gevolgd moeten worden. Deze procedure is omkleed met de nodige voorwaarden en rechtsbescherming.
Het groen in Alphen aan den Rijn is van wezenlijk belang voor de stad. Daarom zijn alle structurele groenvoorzieningen zoals opgenomen in het Groenstructuurplan bestemd als Groen. Ook het groen dat ruimtelijk relevant is, is bestemd als Groen. Overige stukken (snipper)groen hebben een functionele bestemming gekregen, voornamelijk vallend binnen de bestemming Verkeers- en verblijfsgebied. Dit groen kan echter niet zonder meer ingevuld worden voor parkeren of voor verbreding van de weg. Dit is slechts mogelijk via een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid die is omkleed met de nodige voorwaarden en rechtsbescherming. Op deze manier is gewaarborgd dat het bestaande groen in de stad zoveel als mogelijk behouden en beschermd wordt.
Structuurvisie 'De Stad van Morgen'
Het gemeentelijk beleid is er op gericht om het autoverkeer zonder bestemming om het centrum heen te geleiden. Uitbreiding en verfraaiing van het voetgangersgebied zorgt voor een prettig verblijf in het centrumgebied. Tegelijkertijd wordt het gebruik van de (elektrische) fiets voor korte afstanden gestimuleerd door meer, aantrekkelijkere en snellere fietsroutes aan te leggen en hier voldoende, goede parkeervoorzieningen inclusief oplaadpunten aan te koppelen. Ook het groen-blauwe raamwerk van open ruimtes in de stad vormt een netwerk van attractieve langzaam-verkeersroutes die intensiever gebruikt kunnen worden door publieke voorzieningen in de nabijheid hiervan te situeren. Door het aanleggen van een (decentraal gevoed) netwerk van oplaadpunten voor elektrische voertuigen wordt het gebruik hiervan aangemoedigd. Deze gecombineerde maatregelen zorgen voor minder luchtvervuiling en minder geluidsoverlast in het stedelijke gebied en daarmee voor een aangenamer en gezonder verblijfsklimaat. Openbaar vervoer is frequent, hoogwaardig, toegankelijk en goed bereikbaar.
Prominente doorgaande wegen kennen een duidelijke ontwerpopgave. De meest belangrijke uitdaging voor de infrastructuur in de intense stad is het minimaliseren van de nadelige gevolgen van het autogebruik op de leefbaarheid, bereikbaarheid, verkeersveiligheid en ruimtelijke kwaliteit in de stad. Daarom wordt gezocht naar mogelijkheden om voorrang voor fietsers en openbaar vervoer te verlenen bij verkeersregelinstallaties; het verbeteren van de inrichting rondom scholen voor het langzaam verkeer; de realisatie van gratis en goede (en bewaakte) fietsenstallingen. Voor de intense stad is de aanwezigheid van een kwalitatief hoogwaardige, gebruiksvriendelijke en sociaal veilig ingerichte openbare ruimte evident, in het bijzonder rondom de hoofdvervoersassen.
Visie openbare ruimte 'De Alphense lijn'
In De Alphense Lijn wordt de visie beschreven die de gemeente Alphen aan den Rijn heeft voor de inrichting van de openbare ruimte. De openbare ruimte heeft zowel betrekking op de wijken en kernen als op het buitengebied. Binnen de wijken en kernen wordt de openbare ruimte gevormd door de ruimte tussen de gebouwen. In het buitengebied wordt de openbare ruimte gevormd door het stelsel van openbare wegen, lanen en paden, watergangen, groen- en natuurgebieden. Alphen aan den Rijn kent een rijke verscheidenheid aan ruimtelijke sferen. De inrichting van de openbare ruimte is bij uitstek een instrument om de eigen ruimtelijke identiteit kracht bij te zetten en de ruimtelijke verscheidenheid aan te zetten. De inrichting van de openbare ruimte bepaalt in belangrijke mate het leefklimaat van de wijken en kernen van Alphen aan den Rijn, zowel fysiek als sociaal. De openbare ruimte is het domein waar zich een groot deel van het publieke leven afspeelt. In de openbare ruimte komen beleven,bewegen en ontmoeten samen. Vanuit die veelheid aan aspecten hecht Gemeente Alphen aan den Rijn aan een kwalitatieve inrichting van de openbare ruimte. Een inrichting die aanleiding geeft tot gebruik en waar de inwoners actief bij betrokken zijn.
Structuurvisie Verkeer en vervoer
Belangrijke elementen van de visie zijn:
Ring om Alphen aan den Rijn
Het externe verkeer gebruikt meer de randwegen om de stad. Het sluiten van de buitenring om Alphen aan den Rijn maakt deel uit van de visie. Net zoals dat alle kruisingen met de N11 ongelijkvloers zullen zijn en de N207 zal worden verbreed. Alphen aan den Rijn ligt op het snijpunt van doorgaande regionale oost-west en noord-zuid verbindingen;
Meer fietsen, meer ruimte
Alphen aan den Rijn zal zich meer als fietsstad gaan ontwikkelen. In de stad krijgt de fiets meer ruimte en prioriteit onder andere door de keuze voor een Stadsring. De concurrentiepositie van fiets ten opzichte van de auto neemt toe en de kwaliteit van de fietsroutes verbetert;
Stadsring
Koningin Julianabrug
De Koningin Julianabrug blijft ook na vernieuwing een functie houden voor het bestemmingsverkeer van de Hoge en Lage Zijde.
Bospark
Bij de herinrichting van Bospark en Prins Bernhardlaan wordt niet ingezet op een verdere capaciteituitbreiding van de Prins Bernhardlaan en aansluiting Burgemeester Visserpark. Uitgangspunt is de visie Bospark met een aantrekkelijk en meer recreatief gebruik van het Bospark. Het overstekend langzaam verkeer krijgt voorrang en er wordt geanticipeerd op de gewenste verbetering van het verblijfsklimaat.
Figuur: Wegenstructuur (De Alphense Lijn - Visiedocument openbare ruimte, 2015)
De verkeersstructuur heeft zich in de 20e eeuw danig ontwikkeld. In 1900 volgt de hoofdroute nog de Oude Rijn. Belangrijke wegen naar het noorden zijn de Heerenweg en de Westkanaalweg, naar het zuiden vormde de Goudse Rijweg de belangrijkste verbindingen richting en Boskoop.
Een tijdsprong verder, omstreeks 1970, heeft de hoofdroute bij Alphen aan den Rijn de kern verlaten. De hoofdwegen liggen op enige afstand van beide oevers. Twee belangrijke bruggen over de Oude Rijn, de Koningin Julianabrug en de Steekterbrug, vormen een eerste aanzet tot een ringstructuur. De Herenweg is met de aanleg van de Ridderbuurt verlegd (nu Eisenhowerlaan) en als historische lijn uitgewist. Ook is een doorgaande weg parallel aan de Gouwe gerealiseerd welke via Boskoop een verbinding richting Gouda vormt.
In 2000 is Alphen aan den Rijn wederom flink uitgebreid, ook in zuidelijke richting. Met de aanleg van de N11 krijgt Alphen aan den Rijn een zuidelijke ringweg. Samen met de Oostkanaalweg en de Zegerbaan vormt dit een driekwart rondweg om de stad en een aanzienlijk snellere verbinding richting A4 en A12. En met de recente oplevering van de koningin maximabrug zijn voorwaarden gecreëerd om de rondweg verder te completeren.
De herkenbare randen, entrees en de hoofdwegen van de stad zijn het visitekaartje voor gebruikers en bezoekers van de stad. Deze plekken geven de stad een eigen gezicht en zorgen voor een goede presentatie van en oriëntatie in de stad. De inrichting van de prominente stedelijke vervoersassen als de Eisenhowerlaan, de Prins Bernhardlaan, de President Kennedylaan, de Aziëlaan en de Oranje Nassausingel geven blijk van een zorgvuldige inpassing. Naast een snelle verkeersafwikkeling van het doorgaande autoverkeer in de centrale rijstroken maakt bestemmingsverkeer gebruik van ventwegen. Aangrenzende bebouwing en stedelijke ontmoetingsplekken maken van deze wegen gecombineerde vervoers- en verblijfsruimtes.
De auto is een populair vervoersmiddel in de stad Alphen aan den Rijn en deze wordt ruimtelijk goed gefaciliteerd. Hoewel al veel korte verplaatsingen op de fiets worden gemaakt, wordt toch nog vaak de auto gepakt. Korte autoritten veroorzaken een relatieve hoge uitstoot. Veel intern verkeer zonder bestemming in en om het centrum rijdt dwars door dit gebied. De routes worden bepaald door de ligging van bruggen en spoorwegovergangen.
Fietsroutes zijn vaak gekoppeld aan autowegen. Hierdoor hebben fietsers te maken met meer geluidhinder, luchtverontreiniging en kruisend autoverkeer. Als alternatief kan men een rustigere route door de woonwijk nemen, alleen zijn die niet altijd korter. Maar er zijn ook vrij liggende fietspaden gekoppeld aan groenstructuren, zoals bijvoorbeeld de molenwetering en de dijksloot. Deze fietspaden verzorgen de barrièrevrije relatie met het buitengebied. De ligging van bruggen en spoorwegovergangen bepaalt mede welke route wordt gekozen. Door de aanleg van de ongelijkvloerse spoorkruising bij het station is de barrièrewerking van het spoor verkleind. De kwaliteit van de fietspaden is de afgelopen jaren door het aanbrengen van asfalt sterk verbeterd. Ter vermindering van de barrièrewerking worden de fietspaden langs de hoofdwegen aan beide zijden geschikt gemaakt voor tweerichtingsverkeer. De noodzaak om drukke wegen over te steken is hierdoor verminderd. Belangrijk is dat deze fietspaden voldoende breed en duurzaam veilig zijn ingericht.
In Alphen aan den Rijn bestaat een goed openbaar vervoersnetwerk. Dit netwerk bestaat onder andere uit de treintrajecten tussen Utrecht-Alphen aan den Rijn-Leiden en Alphen aan den Rijn-Gouda. Op dit traject rijden NS-intercity's en R-net sprinters die beide stoppen op station Alphen aan den Rijn. Het busnetwerk in Alphen aan den Rijn wordt verzorgd door Arriva die verschillende stadsbussen en regionale bussen heeft rijden in Alphen. De belangrijkste regionale busverbindingen zijn de buslijnen naar Zoetermeer, Schiphol, Uithoorn en Leiden Centraal. Deze buslijnen vormen ook de lokale verbinding tussen het centrum en de wijken en kernen in de gemeente Alphen aan den Rijn.
Figuur: Visiekaart (De Alphense Lijn - Visiedocument openbare ruimte, 2015)
Alphen aan den Rijn kent verschillende openbare ruimtes en sferen. Plekken langs de Oude Rijn, langs de Weteringen, in het Zegerslootgebied, het Bospark en het Rijnplein hebben allen hun kwaliteit en functie. Afstemming en verbinding van deze openbare ruimtes is van belang. Een belangrijke opgave voor de gemeente is een hoogwaardige, sociaal veilige en gebruiksvriendelijke inrichting van de openbare ruimte.
Verkeersgebied is over het algemeen openbaar toegankelijk gebied en vaak ook een ontmoetingsplek. Onder de verkeersbestemming worden zowel die ruimtes verstaan, die primair bedoeld zijn om zich te verplaatsen, alsmede ook ruimtes die voornamelijk een verblijfs- en ontmoetingsfunctie hebben. Bij het ontwikkelen van deze openbare ruimtes is dus niet alleen de verkeersfunctie belangrijk maar ook de ruimtelijke kwaliteit. De ruimtelijke kwaliteit van verkeersgebieden is onder andere afhankelijk van groen, bijvoorbeeld in de vorm van bermstroken en straatbomen. Dit ondergeschikte groen is niet als zodanig opgenomen in de verbeelding, maar zijn bepalend voor de groene uitstraling van Alphen aan den Rijn en de ruimtelijke kwaliteit van een betreffend verkeersgebied. Omdat de openbare ruimte van iedereen is hecht de gemeente belang aan participatie van de gebruikers.
Alphen aan den Rijn kent een rijke verscheidenheid aan ruimtelijke sferen. Het oude centrum ademt een andere sfeer uit dan de na-oorlogse wijken die op hun beurt weer van een ander karakter zijn dan de meer recent ontwikkelde woongebieden. De inrichting van de openbare ruimte is bij uitstek een instrument om de eigen ruimtelijke identiteit kracht bij te zetten en de ruimtelijke verscheidenheid aan te zetten. De inrichting van de openbare ruimte kan letterlijk het verschil maken. De gemeente streeft een inrichting van de openbare ruimte na die is afgestemd op de ruimtelijke context, op de aard van de omgeving waar deze openbare ruimte deel van uitmaakt en die past bij de leefwereld van inwoners, ondernemers, verenigingen en gebruikers.
Er wordt ruimte geboden voor eigen initiatief vanuit de samenleving. In interactieve trajecten met inwoners, ondernemers, verenigingen en gebruikers kunnen bijzondere projecten tot stand komen in de openbare ruimte die naast een additionele kwaliteit in materiaal of beplanting ook resulteren in de beantwoording van andere maatschappelijke behoeftes. In samenspraak met de bewoners kan bijvoorbeeld worden voorzien in extra parkeerbehoefte of lokaal groen.
Randvoorwaarde bij de gehele openbare ruimte van Alphen aan den Rijn is dat deze schoon, heel en veilig is. De openbare ruimte biedt voor alle inwoners van Alphen aan den Rijn een veilige en bruikbare omgeving. Dat betekent dat verhardingen voldoende regelmatig zijn om ook door ouderen en minder validen te worden gebruikt. De openbare ruimte dient niet alleen fysiek, maar ook sociaal veilig te zijn. Dat stelt eisen aan verlichting en zichtbaarheid. Transparantie, de aanwezigheid van lange zichtlijnen zijn hierin essentieel. De gebruiker moet ver van zich af kunnen kijken, dat maakt dat deze de situatie kan overzien, en omgekeerd, dat anderen toezicht hebben op zijn reilen en zeilen.
In de stad Alphen bevinden zich verschillende barrières voor langzaam verkeer, zoals de Oude Rijn de spoorlijn en verschillende grote invalswegen. Om deze barrièrewerking te verminderen is het van belang oversteekbaarheid van deze verkeersassen te verbeteren. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de reconstructie van de Prins Bernhardlaan ter plaatse van het Bospark, waar door middel van een groene middenberm het Bospark en het Burgemeester Visserpark beter met elkaar worden verbonden in beleving en gebruik. Andere manieren om de barrièrewerking te verminderen zijn het realiseren van shared space (zoals toegepast in het stadshart) en het aanleggen van goede fietsverbindingen, zoals bijvoorbeeld een fietsbrug over het Aarkanaal.
Dit soort maatregelen komen ook ten goede aan het streven van de gemeente om Alphen tot een fietsstad te ontwikkelen waarbij korte interne verplaatsingen steeds vaker met de fiets gemaakt worden. Bij het realiseren van verkeersgebieden dient ook rekening te worden gehouden met toekomstige ontwikkeling, zoals bijvoorbeeld de doorontwikkeling van zelfrijdende auto's en carsharing.
Alphen aan den Rijn heeft een goed openbaar vervoersnetwerk dat moet worden behouden en versterkt. Dit netwerk is afhankelijk van een goede inrichting van het verkeersgebied en een goede doorstroom. De busverbindingen binnen Alphen aan den Rijn kunnen versterkt woorden door een goede routing door middel van een stadsring, daardoor kunnen wijken en buurten onderling verbonden worden zonder een overstap op het busstation.
De wegen met een overwegende stroomfunctie zijn bestemd tot 'Verkeer'. Dit betreft onder andere de Willem de Zwijgerlaan en de Churchillaan. Behalve de weg vallen binnen deze bestemming ook de aangrenzende bermen, trottoirs, fiets- en voetpaden en parkeerplaatsen.
Alle (overige) wegen zijn bestemd tot 'Verkeer-verblijfsgebied'. Deze wegen hebben voornamelijk een functie voor het bestemmingsverkeer in de wijk. In deze bestemming is een groot deel van de openbare straatruimte rond de woningen vastgelegd. Behalve de wegen zijn veelal ook direct aan de woningen aansluitende trottoirs, centrale parkeervoorzieningen en stroken(blok)groen in deze bestemming opgenomen.
Indien sprake is van een herinrichting/reconstructie in een wijk, zal in gezamenlijkheid met de bewoners worden gekeken waar de prioriteit moet komen te liggen qua inrichting voor wat betreft groen (leefbaarheid) danwel grijs (parkeren/parkeerdruk). Bestaand groen kan pas omgevormd worden tot parkeren indien hiervoor een binnenplanse afwijking is gevolgd.
Het thema verkeer is binnen het plangebied voldoende verankerd middels de bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeers-verblijfsgebied', waarbij een onderscheid is gemaakt in wegen met een overwegende stroomfunctie en wegen met het karakter van bestemmingsverkeer. Bestaand groen in de wijk, dat binnen deze bestemming valt, wordt beschermd doordat een verkleuring binnen de bestemming slechts mogelijk is na het voeren van een binnenplanse afwijking.
Onder “water” verstaan we binnen dit thema het oppervlaktewater, stedelijk afvalwater en grondwater in het plangebied. Voor het oppervlaktewater beschouwen we de aspecten waterkwantiteit (waterveiligheid) en ecologische waterkwaliteit. Ook wordt kort ingegaan op water als recreatievorm en de vaarwegen.
Waterbeleid Gemeente Alphen aan den Rijn
Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020
In december 2015 heeft de raad het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP 2016-2020) vastgesteld. Het GRP bevat het beleid voor de invulling van de wettelijke gemeentelijke watertaken. Deze watertaken bestaan uit zorgplichten voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater:
Gemeenten hebben op grond van de Wet milieubeheer een zorgplicht voor de inzameling van stedelijk afvalwater. Deze zorgplicht dient mede ter implementatie van de EU-richtlijn stedelijk afvalwater en sluit aan op de zorgplicht van de waterschappen om het stedelijk afvalwater te zuiveren alvorens het terug in het milieu wordt gebracht.
Burger en bedrijven zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het hemelwater (regen- en smeltwater) dat op hun terrein komt. Op grond van deze zorgplicht ligt er pas een taak voor de gemeente als burger of bedrijf zich in alle redelijkheid niet kan ontdoen van het hemelwater op zijn terrein.
Burgers en bedrijven zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de gevolgen van overtollig grondwater of een lage grondwaterstand. Deze zorgplicht houdt in dat de gemeente het eerste aanspreekpunt is bij problemen met de grondwaterstand in het stedelijk gebied. Daarnaast heeft de gemeente een zorgplicht voor de grondwaterstand in de openbare ruimte.
Het beleid in het GRP bevat een aantal speerpunten voor de planperiode. Belangrijkste daarvan voor dit plan zijn samenwerking in de waterketen, volksgezondheid, aanpassing aan klimaatverandering en duurzaamheid.
Stedelijk Waterplan Alphen aan den Rijn 2008
In 2008 hebben gemeente en Hoogheemraadschap van Rijnland het “Stedelijk Waterplan Alphen aan den Rijn 2008” vastgesteld. Dit plan bevat ambities en maatregelen om de kwantiteit (veiligheid) en ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater in het stedelijk gebied van Alphen aan den Rijn te verbeteren. Belangrijkste maatregelen zijn het vergroten van duikers en watergangen, en de aanleg van natuurvriendelijke oevers. Het maatregelprogramma loopt tot 2018 en is grotendeels uitgevoerd.
Structuurvisie De Stad van Morgen
Water en groen zijn beeldbepalende elementen die de basis vormen voor een duurzame economische en ruimtelijke ontwikkeling en een aantrekkelijke leefomgeving. Binnen de gemeente is er een sterke fysieke en programmatische relatie tussen stad en buitengebied met attractieve en toegankelijke groen- en waterstructuren. De natuur van het weidse polderlandschap en de waterpartijen vormen samen met de talrijke, hoogwaardige sport- en recreatievoorzieningen uitstekende voorwaarden voor een gezonde leefwijze in een attractieve leefomgeving.
Meer concreet, Alphen aan den Rijn is gesitueerd binnen een rijk netwerk van water. De Oude Rijn is beeldbepalend voor de stad. De Heimanswetering en het Aarkanaal, de Dijksloot, de Kromme Aar, de Molenwetering en de Alphense Wetering zijn van belang in het Alphense waternetwerk. Door de ruimtelijke ontwikkelingen van Alphen aan den Rijn in de afgelopen decennia zijn onderdelen van het waternetwerk verbroken of verborgen. De visie neemt het waternetwerk als een van de belangrijke uitgangspunten voor de verdere ontwikkeling van Alphen aan den Rijn.
Visie op Water
Op het kruispunt van twee belangrijke doorgaande vaarroutes ligt Alphen aan den Rijn op een strategische plek in het Groene Hart. De Staande Mast Route en de Oude Rijn worden intensief gebruikt en vormen een belangrijke schakel in het Hollandse Plassengebied, een aangesloten waterrecreatiegebied bestaande uit een netwerk van grotere en kleinere plassen. Er gebeurt van alles rondom de vaarwegen in Alphen. Het op orde houden en ontwikkelen van het vaarwegennetwerk vergt een blijvende inspanning van de gemeente. Vanuit de Visie op Water vloeit voort dat de van belang zijnde watergangen beschermd worden.
De Alphense Lijn - Visiedocument openbare ruimte
In dit document wordt de visie beschreven die de gemeente Alphen aan den Rijn heeft voor de inrichting van de openbare ruimte. De inrichting van de openbare ruimte is bij uitstek een instrument om de eigen ruimtelijke identiteit kracht bij te zetten en de ruimtelijke verscheidenheid aan te zetten. De inrichting van de openbare ruimte bepaalt in belangrijke mate het leefklimaat van de wijken, zowel fysiek als sociaal. Immers, in de openbare ruimte speelt zich een groot deel van het publieke leven af. In de openbare ruimte komen beleven, bewegen en ontmoeten samen, daarom wordt veel waarde gehecht aan een kwalitatieve inrichting van de openbare ruimte.
Voor water zijn twee elementen extra van belang, te weten klimaatadaptatie en het water als beeldbepalend element. Vanwege piekbelasting van het watersysteem en riolering in de zomer veroorzaakt door kortdurende en hevige regenval, is het van belang te voorzien in een extra behoefte aan waterbergend vermogen in de openbare ruimte. De openbare ruimte wordt dan ook versterkt klimaatadaptief ingericht.
Gelet op de ligging van Alphen aan den Rijn –middenin het Groene Hart- en de prominente positie die het water inneemt, is het de ambitie om de waterlaag sterker aan te etten, om het water, op alle schaalniveaus te ontwikkelen tot beeldbepalend element. Het water tekent de gemeente Alphen aan den Rijn.
Beleid waterschap Hoogheemraadschap van Rijnland
Waterbeheerplan 5 (2016-2021)
Het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan (WBP5) vastgesteld. Daarmee beoogt het hoogheemraadschap dat het gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. In het WBP5 staat samen werken aan water centraal. Hoogheemraadschap van Rijnland wil samen met de omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
Waterbeleid
Hoogheemraadschap van Rijnland zet zich in voor:
Keur en Uitvoeringsregels
De Keur is een juridisch document (verordening). Bij de Keur horen de Uitvoeringsregels. Hierin staan voorwaarden voor allerlei werkzaamheden bij water en dijken. De Uitvoeringsregels kunnen een zorgplicht, een Algemene regel en een Beleidsregel bevatten.
Het actuele beleid van Hoogheemraadschap van Rijnland staat op www.rijnland.net.
Nationaal en Europees waterbeleid
Het nationale en Europese waterbeleid staat beschreven op de website www.helpdeskwater.nl van Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving (RWS WVL).
De site www.staatvanonswater.nl bevat de actuele stand van zaken betreffende de uitvoering van het waterbeleid.
In deze paragraaf is de huidige situatie binnen het plangebied voor het oppervlaktewater, het stedelijk afvalwater en het grondwater beschreven.
Oppervlaktewater
Het oppervlaktewater in het stedelijk gebied is, net als de groenvoorzieningen, zeer belangrijk voor een prettige leefomgeving. Hierbij speelt de beleving en ecologische kwaliteit een rol. Daarnaast is het stedelijk oppervlaktewater onderdeel van het watersysteem, waarmee de waterhuishouding en waterveiligheid wordt geregeld. De bergings- en afvoercapaciteit van het oppervlaktewater is vooral van belang bij hevige neerslag.
Het plangebied van Alphen Stad bevat boezemwater en (gedeeltes van) de volgende polders: Polder Vierambacht, Polder Oudshoorn-Noord, Polder Oudshoorn-Zuid, Coupépolder, Ridderveld en de Bijlen, Zegersloot, Polder Alpherhoorn.
Figuur: overzicht boezemwater en polders (gedeeltelijk) binnen het plangebied
In haar “Waterbeheerplan 2010-2015” heeft het hoogheemraadschap van Rijnland een inventarisatie opgenomen van de peilgebieden met een wateropgave volgens de normen uit het NBW (Nationaal Bestuursakkoord Water). Een wateropgave betekent dat het oppervlaktewatersysteem verbeterd moet worden, omdat er onvoldoende berging en/of afvoer is. In het Waterbeheerplan 2016-2020 is deze inventarisatie niet geactualiseerd.
Figuur: NBW-wateropgave (bron: kaart 5, Waterbeheerplan 2010-2015, Hoogheemraadschap van Rijnland)
Het boezemwater betreft de Zegerplas, de Oude Rijn, het Aarkanaal, de Kromme Aar en het Omloopkanaal. Het vastgestelde peil is NAP -0,62 m. De Zegerplas is een waterlichaam binnen de Europese Kaderrichtlijn Water. De Oude Rijn, de Heimanswetering en het Aarkanaal behoren tot de provinciale vaarwegen.
Deze polder is vrijwel onbebouwd en het grondgebruik is agrarisch en recreatief (golfbaan). De polder bestaat uit één peilgebied met de waterpeilen NAP -2,38 m (zomerpeil) en NAP -2,43 m (winterpeil). Er zijn enkele gebiedjes met onderbemaling.
Deze polder is vrijwel onbebouwd en het grondgebruik is recreatief (golfbaan). De polder bestaat uit één peilgebied met de waterpeilen NAP -2,42 m (zomerpeil) en NAP -2,47 m (winterpeil).
Deze polder is vrijwel onbebouwd en het grondgebruik is recreatief (golfbaan). De polder heeft drie peilgebieden. Langs de Kromme Aar fluctueert het peil tussen NAP -1,77 m en NAP -2,82 m. Het middendeel heeft een peil van NAP -1,82 m en langs het Aarkanaal is het peil NAP -0,82 m.
In deze polder is het deel ten westen van de Oranje Nassausingel dicht bebouwd stedelijk gebied en het oostelijk deel bestaat uit sportvelden en recreatie. In het dicht bebouwde deel is zeer weinig oppervlaktewater aanwezig. Het grootste deel van de polder heeft NAP -1,92 m als peil. Langs de randen liggen vijf gebiedjes met een hoger peil, variërend van NAP -0,97 m tot NAP -1,52 m.
Binnen het plangebied ligt de uitbreidingswijk Ridderveld II in deze grote en voornamelijk agrarische polder. Deze polder is een diep gelegen polder en mede daarom gevoelig voor kwel en opbarsting van de bodem bij grondroering. In deze nieuwere woonwijk is redelijk veel oppervlaktewater aanwezig. Het deel binnen het plangebied bestaat uit één peilgebied met een peil van NAP -5,40 m.
In deze polder liggen de oudere bebouwing langs de Oude Rijn, de uitbreidingswijk Ridderveld I en sportvelden. In het dicht bebouwde deel langs de Oude Rijn is weinig oppervlaktewater aanwezig, maar dit is lokaal wel verbeterd door de recente ontwikkeling Nieuwe Sloot. De uitbreidingswijk Ridderveld I bevat oppervlaktewater, maar minder dan Ridderveld II. In vrijwel de gehele polder is het peil NAP -2,22 m. Alleen de sportvelden en een gebiedje aan de noordzijde van de Zegerplas hebben een afwijkend peil.
Het deel van het plangebied ten zuidwesten van de Oude Rijn ligt in Polder Alpherhoorn. Het bestaat geheel uit bebouwd stedelijk gebied, deels woonwijken en deels bedrijventerreinen. De polder heeft twee grote peilgebieden en enkele kleinere peilgebiedjes. Het grote peilgebied met de oudere bebouwing langs de Oude Rijn heeft een peil van NAP -2,12 m. Het grote peilgebied met de recente woonwijk Kerk en Zanen en bedrijventerreinen Molenwetering en Rijnhaven heeft een peil van NAP -2,52 m. In het oudere stedelijk gebied is relatief weinig oppervlaktewater aanwezig.
Stedelijk afvalwater
Stedelijk afvalwater is huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater. Het stedelijk afvalwater wordt ingezameld en afgevoerd via de gemeentelijke riolering. Binnen het plangebied liggen verschillende typen rioolstelsels. Bij de oudere bebouwing dichter bij de Oude Rijn zijn het voornamelijk gemengde stelsels, waarvan het openbaar gebied in een later stadium deels is afgekoppeld. Bij de meer recente bebouwing, vanaf jaren '70, zijn het meestal gescheiden stelsels. In het noordoosten van het plangebied ligt ook nog een stukje drukriolering.
Bij de gemengde stelsels wordt het vuile water gemengd met het hemelwater en in één leiding afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie (awzi). Bij hevige regenval is de afvoercapaciteit niet voldoende en stroomt het overtollige rioolwater via overstortputten in het oppervlaktewater. Om de kwaliteit van het oppervlaktewater te beschermen is een aantal van deze overstortlocaties voorzien van een bergbezinkbassin of – leiding. Bij gescheiden stelsels is er een aparte leiding aangelegd voor inzamelen en afvoeren van schoon hemelwater. Deze leiding loost vrijwel altijd direct op het dichtstbijzijnde oppervlaktewater. Drukriolering is qua capaciteit alleen geschikt voor vuil afvalwater. Daar waar drukriolering ligt moet het hemelwater ter plaatse op andere wijze verwerkt worden. Sinds de eeuwwisseling is begonnen met het afkoppelen van gemengde stelsels. Dit is het apart inzamelen van schoon hemelwater door het aanleggen van een extra leiding naast het gemengde riool. De extra hemelwaterleiding voert direct af naar het oppervlaktewater. Afkoppelen wordt doelmatig geacht als de extra kosten en inspanningen opwegen tegen de voordelen van minder afvalwater naar de awzi en minder kans op wateroverlast bij hevige neerslag.
Het stedelijk afvalwater uit het plangebied gaat ten noorden van de Oude Rijn (lage zijde) naar de awzi Alphen Noord en ten zuiden van de Oude Rijn (hoge zijde) naar de awzi Kerk en Zanen. Beide awzi's zijn in beheer bij het hoogheemraadschap van Rijnland.
Figuur: overzicht gemeentelijke riolering in het plangebied
Grondwater
De gemeente heeft een zorgplicht voor het grondwaterpeil in het openbare gebied. Daarnaast houdt de zorgplicht in dat zij als eerste loket fungeert bij grondwateroverlast in stedelijk gebied. Om een globaal beeld te hebben van de grondwaterstanden heeft de gemeente een aantal peilbuizen in beheer.
Binnen dit plangebied geldt het streven dat het structurele grondwaterpeil in het openbare gebied minimaal 0,80 m onder het straatpeil staat. Er zijn binnen het plangebied enkele locaties die gevoelig zijn voor grondwateroverlast. Deze gevoeligheid wordt veroorzaakt door specifieke, zeer plaatselijke omstandigheden, zoals bodemopbouw (kleilagen) en hoogteligging. Grondwateroverlast komt op zeer beperkte schaal voor, zowel in aantal locaties als in frequentie. Oorzaak is meestal een geringe drooglegging (hoogteverschil tussen staatpeil en slootpeil) en/of aanwezigheid van dichte lagen in de bodem, waardoor het regenwater niet snel genoeg wegzakt.
Figuur: overzicht gemeentelijke peilbuizen voor meten grondwaterstanden in het plangebied
Integraal stedelijk watersysteem
Het totale stedelijk watersysteem bestaat uit deelsystemen voor oppervlaktewater, grondwater en riolering. Deze deelsystemen kunnen niet los van elkaar functioneren, omdat er een onderlinge beïnvloeding en afhankelijkheid is. Voorbeelden zijn de directe relatie tussen grondwaterpeil en de waterstand in nabijgelegen oppervlaktewater, en de lozing van hemelwater uit de riolering op het oppervlaktewater. Naast een kijk op de verschillende deelsystemen is er ook een integrale visie op het totale stedelijk watersysteem nodig.
Waterkwantiteit en waterkwaliteit
Dat zijn de twee basismaatstaven waaraan we afmeten of een watersysteem goed functioneert. Of het een meerwaarde aan de leefomgeving biedt of juist een verstorende factor vormt. Te veel water, bijvoorbeeld door zeer hevige neerslag, kan overlast en schade veroorzaken. Te weinig water, door bijvoorbeeld langdurige droogte, kan ook overlast en schade veroorzaken, zij het van een ander orde. Daarnaast moet de kwaliteit van het water geschikt zijn voor de wijze waarop het gebruikt of beleefd wordt. Bij een zwemwaterlocatie gelden bijvoorbeeld andere eisen voor de waterkwaliteit dan bij een sloot in een bedrijventerrein. Maar ook aan afvalwater stellen we “kwaliteitseisen”, omdat de goede werking van riolering en zuivering niet in gevaar mag komen.
Bij het verwerken van neerslagwater hanteren we voor waterkwantiteit en voor waterkwaliteit de landelijk geldende voorkeursvolgorden:
De grote variatie in belasting pleit voor robuuste watersystemen met een flinke tolerantie.
Toekomstige uitdagingen
We streven naar een toekomstbestendig integraal stedelijk watersysteem. Om dat vorm te kunnen geven moeten we anticiperen op de bedreigingen en kansen, zowel voor waterkwantiteit als waterkwaliteit.
Waterkwantiteit
De klimaatverandering is de grootste uitdaging bij het beheren/beheersen van de waterkwantiteit. Door deze klimaatverandering moeten we enerzijds rekening houden met het vaker voorkomen van heviger neerslag binnen korte perioden. Aan de andere kant wordt de kans op langduriger droogte en hogere gemiddelde temperaturen aanzienlijk groter. Aanpassing aan deze verandering (klimaatadaptatie) vraagt om een nieuwe kijk op beheer, inrichting en ontwikkeling van onze ruimte, oftewel ruimtelijke adaptatie. Dit moet meer gericht zijn op het bestendig maken tegen de negatieve effecten van de klimaatverandering (klimaatbestendigheid) en benutten van positieve effecten. De oplossingen voor waterkwantiteitsproblemen zijn meestal het creëren van meer ruimte en mogelijkheden voor vasthouden, bergen en afvoeren van overvloedig neerslagwater.
Meer groen in plaats van steen in de stad houdt het regenwater ter plaatse vast en gebruikt het. Bovendien is het goed voor de leefbaarheid. Voor info kijk op www.operatiesteenbreek.nl. De gemeente doet hier ook aan mee.
De riolering kan al dat water van de toekomstige hoosbuien niet verwerken. Dus moeten we de openbare ruimten en gebouwen zo maken dat het water van die hoosbuien weinig overlast en geen schade geeft. Voorbeelden zijn waterpleinen, hogere drempels en andere wegprofielen. Ook bij het ontwerp van gebouwen en particuliere terreinen zijn er alternatieven en innovatieve manieren om regenwater beter vast te houden en te benutten.
Ruimte is schaars in de stad. En oppervlaktewater moet concurreren met andere ruimteverbruikers. Maar uiteindelijk zou meer ruimte voor oppervlaktewater weleens de beste investering kunnen zijn. Vooral bij herontwikkeling en inbreiding in dicht stedelijk gebied moet meer ruimte voor water een essentieel onderdeel van het plan zijn.
Waterkwaliteit
De waterkwaliteit is voor een groot deel afhankelijk van de stoffen die door menselijk handelen in het water terechtkomen. Nieuwe stoffen zoals medicijnresten en microplastics in het huishoudelijk afvalwater vormen een steeds groter probleem bij de zuivering. Met de zwaardere buien wordt het ook belangrijker dit regenwater zo schoon mogelijk te houden en niet te vermengen met afvalwater. Het vanaf de bron geïsoleerd houden van de verschillende soorten afvalwater biedt betere mogelijkheden voor hergebruik en terugwinning van grondstoffen. Het bestrijden van ongewenste en illegale lozingen blijft belangrijk. Innovaties op het gebied van inzameling, transport en zuivering van afvalwater kunnen een grote bijdrage leveren aan betere waterkwaliteit.
Water is van ons allemaal
Gemeente en hoogheemraadschap hebben als overheden wettelijke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen het stedelijk watersysteem. Voor een integrale benadering is het essentieel dat zij intensief samenwerken bij vraagstukken over waterkwantiteit en waterkwaliteit. Dit leidt tot de meest doelmatige oplossingen voor de laagste maatschappelijke kosten. Maar ook inwoners en bedrijven spelen een grote rol in een goed werkend en gezond stedelijk watersysteem. Bijvoorbeeld door klimaatbestendig ontwerpen en inrichten van particuliere tuinen en gebouwen, oftewel meer groen en minder steen. Om dit te ondersteunen heeft de gemeente zich aangesloten bij “Operatie Steenbreek”. Een andere belangrijke manier voor particulieren om bij te dragen aan een goed en gezond watersysteem is het zorgvuldig omgaan met lozingen op riolering en open water.
Watersystemen in het plangebied
Oppervlaktewater
In de oudere, dicht bebouwde delen van het plangebied is naar verhouding veel verharding en weinig oppervlaktewater aanwezig. Verhard oppervlak zorgt voor snelle afstroming naar het oppervlaktewater, dat vervolgens bij hevige neerslag te weinig bergings- en afvoercapaciteit heeft. Door de klimaatverandering is het nodig dat in deze gebieden enerzijds meer neerslagwater wordt vastgehouden op de plek waar het valt en anderzijds elke kans voor het vergroten van bergings- en afvoercapaciteit van het oppervlaktewater wordt benut, oftewel meer ruimte voor water.
Aanleg van natuurvriendelijke oevers bevordert de ecologische kwaliteit en beleving van open water. Lozingen uit de riolering op het oppervlaktewater die schadelijk zijn voor de waterkwaliteit worden zoveel mogelijk voorkomen door verbeteren van de (werking van) rioolstelsels.
Riolering
In het plangebied liggen gescheiden en gemengde rioolstelsels. Bij vervanging van gemengde riolen heeft aanleg van geheel gescheiden stelsel de voorkeur. Maar dat is meestal niet mogelijk, omdat het afvalwater en regenwater vanuit de oudere bebouwing gemengd wordt aangeboden. Afkoppelen van schoon regenwater is vaak wel een goede optie, mits het doelmatig kan worden uitgevoerd. De doelmatigheid wordt bepaald door een afweging van voordelen, nadelen, kosten (aanleg en beheer), uitvoerbaarheid en risico's. In de praktijk komt het meestal neer op afkoppelen van openbaar gebied als er binnen een redelijke afstand oppervlaktewater ligt om het regenwater op te lozen.
De gescheiden stelsels beheren en onderhouden we, zodat ze goed blijven functioneren, waarbij we extra aandacht besteden aan vermijden en opheffen van foute aansluitingen.
Bij alle nieuwe aanleg en vervanging van riolering proberen we zo goed mogelijk te anticiperen op de gevolgen van de klimaatverandering. Hierbij beseffen we dat de capaciteit van het ondergrondse buizenstelsel in de toekomst niet voldoende kan zijn om al het water van hoosbuien te verwerken. Dus creëren we bij de inrichting op maaiveldniveau ruimte om water tijdelijk te bergen zonder al te veel overlast.
Grondwater
In het openbare gebied streven we naar een grondwaterstand die past bij de functie en eisen van het openbare gebied. In de praktijk is dit meestal 0,80 tot 1,00 m onder het maaiveld. Bij reconstructies in bestaand gebied proberen we dit, indien nodig, te bewerkstelligen door het meeleggen van drainage bij rioolvervanging. Maatregelen voor reguleren grondwaterstand in bestaand gebied worden altijd getoetst op doelmatigheid. Bij ruimtelijke (her-)ontwikkeling wordt de kans op grondwateroverlast in de toekomst onderzocht en worden zo nodig afdoende maatregelen genomen om dit te voorkomen.
Gekozen is om de primaire - en daarmee de belangrijke - dan wel gebiedsbepalende watergangen die als zodanig ruimtelijk relevant zijn, te beschermen door het blijven hanteren van de bestemming Water of de bestemming Water-Waterweg (Waterstaat-Waterkering). Overige watergangen worden opgenomen in andere, functionele (omliggende) bestemmingen, zoals de bestemming Verkeer-verblijfsgebied.
In dit hoofdstuk worden de overige relevante omgevingsaspecten aan de orde gesteld, zoals geluid, externe veiligheid, gezondheid, cultureel erfgoed en parkeren.
De wet- en regelgeving voor milieueffectrapportage (m.e.r.) is vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de Wet milieubeheer zijn vooral de procedurele verplichtingen opgenomen. In Besluit m.e.r. is opgenomen wanneer een m.e.r. verplicht is.
Globaal zijn er 3 soorten m.e.r.:
Onderzocht is of het bestemmingsplan het ruimtelijk kader biedt voor activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r.. Daarbij is zowel naar (de mogelijkheid tot) nieuwe ontwikkelingen als naar onbenutte bouwmogelijkheden gekeken. Het bestemmingsplan maakt de oprichting van nieuwe functies mogelijk. Echter is het oprichten van die functies niet opgenomen in onderdeel C en D.3.
Op het bestemmingsplan Alphen Stad rust geen plicht tot het uitvoeren van een MER of een MER-beoordeling. Een vormvrije MER-beoordeling vindt wel plaats in de vorm van de aparte behandeling van de verschillende milieuaspecten.
Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor milieugevoelige functies in de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Activiteitenbesluit milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.
De richtafstanden in de richtlijn Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de VNG gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype “gemengd gebied” kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Dit omgevingstype en bijbehorende systematiek worden dan wel in het bestemmingsplanvastgelegd.
Gebiedstypekaart Kern Alphen aan den Rijn
In het kader van duurzame gebiedsontwikkeling (DGO) heeft de gemeente Alphen aan den Rijn een ambitiedocument opgesteld. In dit document is aan de hand van functie, de mate van functiemenging, de bebouwingsdichtheid en de gebruiksintensiteit het plangebied ingedeeld in gebiedstypen (zie onderstaande figuur). Binnen het plangebied liggen de onderscheidende gebiedstypen groenstedelijk wonen, centrum stedelijk, bedrijven, winkelcentra, intensieve en extensieve recreatie.
Figuur: Gebiedstypekaart uit het DGO ambitiedocument gemeente Alphen aan den Rijn, situatie 2016.
Algemeen
Het plangebied bestaat voornamelijk uit woongebieden, recreatiegebieden en het centrumgebied. Een aantal bedrijfsfuncties (zoals waterwininstallatie van Oasen, waterzuivering Zegersloot) liggen versnipperd binnen het plangebied.
Binnen de woongebieden zijn naast wonen ook maatschappelijke bestemmingen en gemengde bestemmingen opgenomen. Het centrumgebied bestaat uit twee centrumbestemmingen, waarbij detailhandel, horeca-activiteiten, (publiekgerichte) dienstverlening en ambachtelijke bedrijvigheid zijn toegeestaan. Voor de bedrijvigheid binnen de gemengde bestemming is alleen categorie 1 en 2 toegestaan. In de staat van bedrijfsactiviteiten zijn daarom alleen deze categorieën opgenomen.
De centrumbestemmingen en de gemengde bestemming kunnen gezien worden als een gemengd gebied zoals is omschreven is Bedrijven en milieuzonering 2009, waarbij er geen rekening hoeft te worden gehouden met richtafstanden. Met deze wijze van bestemmen is er flexibiliteit ingebouwd voor het vestigen van meerdere functies op een locatie. In de woongebieden wordt hier terughoudend mee omgegaan en zijn richtafstanden (zonering) nog wel nodig voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in een overwegend woongebied.
Bedrijvenbestemming
Binnen het plangebied krijgen de waterwininstallatie van Oasen (Watertorenpark 29), de rioolwaterzuivering Zegersloot (President Kennedylaan 10) en de zend-/ontvanginstallatie van KPN (Concertweg 51) een bedrijfsbestemming met aanduiding. De locaties betreffen bestaande situaties.
Het onderdeel Bedrijvigheid staat vaststelling van het bestemmingsplan Alphen Stad niet in de weg.
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.
Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft (Wbb):
Niet saneren
Indien de verontreiniging voor het beoogde doel niet hoeft te worden gesaneerd kan het ruimtelijke plan voor wat betreft deze verontreiniging zonder meer doorgang vinden.
Saneren
Indien de verontreiniging moet worden gesaneerd dient een saneringsplan te worden opgesteld en ingediend bij de Omgevingsdienst Midden-Holland. In sommige gevallen kan worden volstaan met het indienen van een BUS-melding (Besluit Uniforme Saneringen). Na goedkeuring kan de sanering doorgang vinden. Na afloop dient de sanering te worden geëvalueerd en ook dit verslag dient ter goedkeuring te worden voorgelegd. Tijdens de saneringsprocedure kan de ruimtelijke procedure worden voortgezet. Echter, een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen kan pas inwerking treden nadat is vastgesteld dat er geen sprake is van een ernstige en spoedeisende sanering (art. 6.2. c. Wabo).
Een onderzoeks- en saneringstraject heeft soms grote financiële consequenties voor de beoogde plannen. Enerzijds omdat de kosten van sanering hoog kunnen zijn, anderzijds omdat deze trajecten van grote invloed kunnen zijn op de planning. In het kader van de Grondexploitatiewet dienen deze kosten tijdig in kaart te worden gebracht. Het is daarom aan te bevelen reeds in een vroeg stadium van planvorming een (historisch) bodemonderzoek uit te voeren. Een (historisch) bodemonderzoek is veelal ook noodzakelijk bij de aanvraag van een omgevingsvegrunning voor het onderdeel bouwen.
De gemeente Alphen aan den Rijn is het bevoegd gezag voor het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen op of in de landbodem. Dit is sinds 1 juli 2008 landelijk geregeld in het Besluit bodemkwaliteit en de Regeling Bodemkwaliteit (hierna: Bbk). Op grond van het Bbk moet de gemeente tenminste een bodemfunctiekaart opstellen. Wil de gemeente het hergebruik van grond en bagger doelmatig en weloverwogen regelen, dan zijn daarnaast een bodemkwaliteitskaart (Bkk) en een Nota Bodembeheer onmisbaar. In de Nota Bodembeheer zijn de randvoorwaarden voor grond- en baggerverzet beschreven. De gemeente Alphen aan den Rijn beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart (Bodemkwaliteitskaart regio Midden-Holland en gemeente Zoetermeer, LievenseCSO, 15M2020.RAP001, van 11 januari 2016) en de bijbehorende Nota Bodembeheer (ODMH, productnummer A-2015-000535, van 12 oktober 2016).
In de Nota Bodembeheer zijn het beleid en de regels voor het nuttig toepassen van milieuhygiënisch geschikte grond en baggerspecie op de landbodem in de gemeente Alphen aan den Rijn beschreven. Voor toepassingen in oppervlaktewater zijn de waterschappen het bevoegd gezag. Wat wordt verstaan onder 'milieuhygiënisch geschikt' wordt in de Nota uitgebreid beschreven. Sterk verontreinigde grond en bagger (gehalten die de Interventiewaarden overschrijden) vallen hier in ieder geval niet onder. Ook het saneren van grond en grondwater valt buiten de reikwijdte van deze Nota.
Uitgangspunten zijn dat de kwaliteit van her te gebruiken grond aansluit bij de functie ter plaatse en het mogelijk maken van zoveel mogelijk hergebruik van grond en bagger, zonder dat dit risico's oplevert. Alle grondverzet dient te worden gemeld bij het Meldpunt Bodemkwaliteit (www.meldgrond.nl).
Van het plangebied is met behulp van het Bodem Informatie Systeem (BIS) alle bij de Omgevingsdienst Midden-Holland bekende informatie verzameld over de onderwerpen:
Met betrekking tot de bodemkwaliteit is het van belang om te bepalen of er knelpunten zijn met betrekking tot de huidige en de toekomstige functie van het plangebied.
In deze paragraaf wordt de bekende bodeminformatie besproken. In bijlage 2 (hoofdstuk 1) is de bij de Omgevingsdienst Midden-Holland bekende bodeminformatie van het plangebied weergegeven.
Tanks
Binnen het plangebied zijn meerdere voormalige tanks bekend in het Bodem Informatie Systeem. Ze zijn niet verdacht voor het veroorzaken van potentiële spoedeisende verontreinigingen. Een locatie met een voormalige tank is bekend als een bodemonderzoekslocatie. Zie voor een verdere beschrijving van de status en de ligging van een tank onderstaand onderdeel Bodemonderzoekslocaties.
Voormalige bedrijven
Uit het voormalige bedrijfsbestand (Historisch Bodem Bestand) van de provincie Zuid-Holland blijkt dat er in het verleden binnen het plangebied meerdere bedrijven, waar potentieel bodembedreigende activiteiten zijn uitgevoerd, gevestigd zijn geweest. Binnen het plangebied zijn alle voormalige bedrijfsactiviteiten waarbij mogelijk spoedeisende verontreinigingen konden ontstaan, reeds onderzocht. Locaties waar eventueel nog vervolgonderzoek noodzakelijk is, zijn meegenomen onder Bodemonderzoeklocaties. Een locatie met een voormalige bedrijfsactiviteit is bekend als een bodemonderzoekslocatie. Zie voor een verdere beschrijving van de status en de ligging van een locatie onderstaand onderdeel Bodemonderzoekslocaties.
Huidige bedrijven
Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat er binnen het plangebied diverse bedrijven zijn gevestigd. De huidige bedrijven vallen onder een melding of omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu, waarmee voorwaarden ten aanzien van voorkoming van bodemverontreiniging zijn vastgelegd. Voor meer informatie over de bedrijven zie hoofdstuk 3.2 Bedrijvigheid.
Gedempte sloten
Uit het bestand met slootdempingen blijkt niet dat er in het verleden binnen het plangebied meerdere sloten zijn gedempt.
Bodemonderzoekslocaties
Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat binnen of overlappend met het plangebied diverse onderzoeken naar de bodem zijn uitgevoerd. Op sommige locaties daarvan is een vermoeden van bodemverontreiniging en moet nog een historisch of nader bodemonderzoek plaatsvinden op basis van de voormalige verdachte activiteit of voorgaand onderzoek. Dit onderzoek kan plaatsvinden bij een ruimtelijke ontwikkeling of in het kader van de geldende milieuwetgeving (vergunning). Voor enkele locaties geldt dat deze voldoende zijn onderzocht danwel voldoende zijn gesaneerd.
Binnen het plangebied bevinden zich enkele spoedlocaties. Voor de spoedlocaties binnen het plangebied geldt dat hier al een sanering loopt of reeds is afgerond. Voor de ligging van de onderzoeken zie Bijlage 2, Bodemonderzoekslocaties.
Grondverzet
De gemiddelde bodemkwaliteit op onverdachte percelen binnen plangebied Alphen Stad is vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Alphen aan den Rijn (vastgesteld in 2016). Binnen het plangebied liggen meerdere zones, weergegeven in onderstaande tabel. Voor de ligging van de zones zie Bijlage 2, Bodemkwaliteit zones.
Tabel: Overzicht bodemkwaliteit zones
Zone | Omschrijving |
1E | Historische en oude bebouwing < 1940 Alphen aan den Rijn |
5 | Uitbreidingen 1940 – 1990 (noord en oost) |
7 | Recente uitbreidingen na 1970 à 1990 |
8B | Lintbebouwing Oude Rijn |
13 | Oude industrie |
15 | Kantoren, bedrijven na 1990 en kassen |
17 | Buitengebied - toemaakdek |
19 | Buitengebied - overig |
Niet gezoneerd |
Voor nadere informatie over het keuren, opslaan en het melden van grond(verzet) kan contact opgenomen worden met de Omgevingsdienst Midden Holland (088-5450341 of www.odmh.nl).
Diffuse bodemkwaliteit
Het bestemmingsplan omvat tevens de oude binnenstad van Alphen aan den Rijn (zone 1E). Uit de bodemkwaliteitskaart (Bodemkwaliteitskaart regio Midden-Holland en gemeente Zoetermeer, LievenseCSO, 15M2020.RAP001, 11 januari 2016), die is vastgesteld in 2016, blijkt dat in de oude binnenstad sterk verhoogde gehalten aan lood voorkomen.
De provincie Zuid-Holland heeft in 2016 een inventarisatie (Verdiepingsslag humane spoed door diffuse bodemkwaliteit, Provincie Zuid-Holland, LievenseCSO, kenmerk 15M1143.RAP002, 12 februari 2016) uitgevoerd naar mogelijke humane risico's in diffuus verontreinigde gebieden. Uit dit onderzoek blijkt dat voor de functie wonen met tuin het risico gering is (< 2%). Alleen bij de functie moestuin (> 100 m2) is er een kleine kans dat er sprake is van risico's (4 - 6%). In de loop van 2016/2017 wordt provincie-breed afspraken gemaakt over vervolgstappen (bijvoorbeeld vervolgonderzoek; gebruiksadviezen). Hoewel dit slechts in een gering deel van het gebied het geval is wordt uit voorzorg geadviseerd een moestuin op een halve meter (schone) teelaarde aan te leggen. Deze maatregelen kunnen worden genomen vooruitlopend op verdere acties uit provincie-brede afspraken.
Uit het onderzoek blijkt dat er geen directe vervolgactie op het gebied van de bodem dient te worden uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan Alphen Stad.
Ten aanzien van toekomstige wijzigingen binnen het plangebied zijn alleen met betrekking tot de bodem de volgende aandachtspunten van belang:
Geluid kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog geluidsniveau kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen.
De Wet geluidhinder verplicht ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden langs gezoneerde geluidsbronnen. Onder geluidsgevoelige bestemmingen wordt verstaan (art. 1 Wgh):
Bij realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen dient de geluidsbelasting ten hoogste de voorkeursgrenswaarde te bedragen. Als uit onderzoek blijkt dat hier niet aan voldaan kan worden en maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn ofwel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard kan in sommige gevallen een Hogere Waarde worden vastgesteld. Ter bepaling of deze Hogere Waarde inderdaad kan worden vastgesteld is de Beleidsregel Hogere Waarden regio Midden-Holland (16 april 2012) door de gemeente Alphen aan den Rijn op 22 december 2015 vastgesteld. In onderstaande tabel zijn de voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden ten aanzien van wegverkeer, railverkeer en industrie weergegeven.
Bestemming | Geluidsbron | Geluidsbelasting Lden in dB | |
Nieuw te bouwen of het bestemmen van geluidsgevoelige bestemmingen |
Voorkeurs- grenswaarde |
Maximale grenswaarde |
|
Wegverkeer | 48 | 63 | |
Railverkeer | 55 | 68 | |
Industrielawaai | 50 | 55 |
Tabel: Overzicht voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden in dB voor weg-, railverkeer en industrielawaai.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is inzicht vereist in de geluidsbelasting ter plaatse van het plangebied. De cumulatieve geluidsbelasting geeft een indicatie voor de te verwachten geluidhinder. Voor cumulatie van geluid is in Bijlage I, hoofdstuk 2 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012 een methodiek gegeven voor het bepalen van de gecumuleerde geluidsbelasting. Hierin wordt de geluidsbelasting geclassificeerd en beoordeeld op basis van klassen van 5 dB. Voor bepaling van de milieukwaliteitsmaat is de gangbare rekenmethode Miedema gehanteerd. De te verwachten hinder als cumulatieve geluidsbelasting is gekwantificeerd volgens onderstaande tabel.
Gecumuleerde geluidsbelasting in Lden in dB | Milieukwaliteitsmaat MKM |
< 50 | Goed |
50-55 | Redelijk |
55-60 | Matig |
60-65 | Tamelijk slecht |
65-70 | Slecht |
> 70 | Zeer slecht |
Tabel: Milieukwaliteitsmaat (Miedema).
In het Bouwbesluit zijn voor het binnenniveau in de woningen/appartementen regels opgenomen voor nieuwbouw en verbouw. Voor nieuwbouw gelden normen waarbij een goed leefklimaat in de woningen/appartementen wordt gewaarborgd. In het Bouwbesluit is voor verbouw als geluidsnorm 'het rechtens verkregen niveau' opgenomen. Dit betekent dat de normen gelden van de functie die het gebouw had voor de verbouwing. Om een kwalitatief goede geluidsgevoelige bestemming te realiseren, wordt bij de wijziging naar een geluidsgevoelige bestemming beoordeeld of in verblijfsruimten van de geluidsgevoelige bestemmingen een goed leefklimaat wordt nagestreefd.
In dit bestemmingsplan worden niet direct nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Wel is het zo dat op diverse plaatsen een gemengde bestemming vastgesteld wordt waar op grond van het vigerend bestemmingsplan een andere functie geldt. Aangezien het hierdoor mogelijk is dat (nieuwe) geluidsgevoelige functies worden gerealiseerd is voor deze locaties akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 4 Algeheel van de regels. Hierbij is de geluidssituatie per locatie inzichtelijk gemaakt. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat op een groot aantal locaties de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van zowel het wegverkeer als het railverkeer wordt overschreden. Aangezien maatregelen niet mogelijk, gewenst en/of doelmatig zijn zullen voor die locaties hogere waarden vastgesteld worden.
Verder blijkt dat op een aantal gemengde bestemmingen op de rand van het bouwvlak niet voldaan wordt aan de maximale greswaarde van 63 dB voor wegverkeer uit de Wet geluidhinder. Het gaat hierbij om de locaties aan de Hoorn ten gevolge van het verkeer op de Hoorn.
Op deze locaties is realisatie van geluidsgevoelige bestemmingen ter plaatse van het bouwvlak op voorhand niet mogelijk. Deze locaties hebben de nadere aanduiding 'wonen uitgesloten' dan wel 'maatschappelijk uitgesloten' gekregen.
Alle locaties met een gemengde bestemming zijn niet gelegen binnen de geluidszone van de industrieterreinen Heimanswetering en Oude Rijn, zie hiervoor ook paragraaf 3.5. Binnen deze geluidszones zijn verder geen nieuwe geluidsvoelige functies mogelijk gemaakt. Hiermee is nader onderzoek naar industrielawaai niet nodig.
Aangezien voor wegverkeer en railverkeer hogere waarden nodig zijn is naar cumulatie gekeken. Voor zes locaties is cumulatie van weg- en railverkeer akoestisch relevant. Ter plaatse van deze locaties varieert de milieukwaliteitsmaat van matig tot slecht. Om na transformatie in de geluidsgevoelige bestemmingen te voldoen aan een goed woon- en leefklimaat zullen op deze locaties extra (zware) voorzieningen getroffen moeten worden aan de gevel. Daar dient rekening mee gehouden te worden.
Om ter plaatse van geluidsbelaste locaties een goed leefklimaat binnen in de geluidsgevoelige bestemmingen te creëren dient de gevelwering voldoende hoog te zijn. Dit is geborgd in de regels bij dit plan.
Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek, zoals opgenomen in Bijlage 4 Algeheel akoestisch onderzoek van de regels, blijkt dat op een groot aantal locaties hogere waarden voor zowel het wegverkeer als het railverkeer vastgesteld zullen worden. Dit aangezien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden.
Het aspect industrielawaai staat het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige functies vanuit de gemengde bestemmingen niet in de weg, de locaties zijn niet gelegen binnen de geluidszones van de industrieterreinen Heimanswetering en Oude Rijn, waar paragraaf 3.5 nader op ingaat.
Voor een aantal locaties geldt dat geluidsgevoelige bestemmingen ter plaatse van het geprojecteerde bouwvlak op voorhand niet mogelijk zijn, hier wordt namelijk de maximale grenswaarde ten gevolge van het wegverkeer overschreden. Op deze locaties zijn geluidsgevoelige functies dan ook uitgesloten door middel van de gecombineerde aanduiding 'wonen uitgesloten' en 'maatschappelijk uitgesloten'.
Momenteel bestaan er geen overschrijdingen van de geluidnormwaarden ten gevolge van de gezoneerde industrieterreinen. Een aanleiding voor aanpassing van de zones vanuit saneringsreden is er aldus niet. Directe aanleiding voor de eerdere herziening van de geluidszones in 2016 was dat de (tot 2016 geldende) zones uit 1991 verouderd waren en daarmee aan actualisatie toe waren, gelet op de volgende gemeentebrede redenen:
De aangepaste geluidszones worden ook in dit bestemmingsplan voortgezet.
Figuur: grenzen Gezoneerd industrieterrein Oude Rijn.
Figuur: grenzen Gezoneerd industrieterrein Heimanswetering.
De Wet geluidhinder (hierna: Wgh) ziet toe op drie soorten geluidbronnen: industrie, wegverkeer en railverkeer. Kernbegrip binnen de hele wet is de geluidzone, een aandachtsgebied dat zich om of langs de geluidbron bevindt.
Wat houdt de geluidszone in?
De geluidszone is het gebied tussen de grens van het industrieterrein en de zonegrens. Buiten de zonegrens mag de door alle bedrijven die op het industrieterrein zijn gevestigd gezamenlijk veroorzaakte geluidsbelasting niet hoger zijn dan 50dB(A) etmaalwaarde. De zone is dus het gebied, behalve het industrieterrein zelf, waarbinnen vanwege dat industrieterrein een geluidsbelasting mag heersen van 50 dB(A) etmaalwaarde of meer. Deze eis is vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh) en gekoppeld aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Gevolg hiervan is, dat zowel bij ruimtelijke plannen, als bij het verlenen van omgevingsvergunningen rekening wordt gehouden met de geluidszone die om het industrieterrein is gelegen.
Wat is het doel van de geluidszone?
Het doel van de zone is het vormen van een buffer, een ruimtelijke scheiding tussen industriële activiteiten en woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, zoals ziekenhuizen en onderwijsgebouwen. De keuze van de ligging van de zone is gebaseerd op een afweging tussen de ruimte voor de industrie en de ruimte voor geluidsgevoelige objecten. De geluidszone zelf vormt hierbij een aandachtsgebied voor geluid, waar niet zonder meer woningen (en andere geluidsgevoelige objecten) mogen worden gebouwd. De geluidszone voorkomt enerzijds dat woonbebouwing oprukt in de richting van bedrijven. Anderzijds geven de geluidszone en de daarbinnen vastgestelde grenswaarden de akoestische grenzen aan waaraan bedrijven op het industrieterrein zich dienen te houden.
Toets aan een geluidszone
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bedrijf op een gezoneerd industrieterrein moet het bevoegd gezag de grenswaarden binnen de geluidszone in acht nemen. Dit wordt ook wel het toetsen aan een geluidszone genoemd. Deze toets is verplicht voor alle bedrijven op het industrieterrein die vallen binnen het toepassingsgebied van de Wabo. Dus ook de geluidbelasting vanwege niet-vergunningplichtige bedrijven (zogenaamde AMvB-bedrijven: bedrijven die sinds 1 januari 2008 onder het Activiteitenbesluit vallen) wordt betrokken bij de toets aan de grenswaarden binnen de geluidzone.
Optimale benutting gronden industrieterrein
Gronden op geluidgezoneerde industrieterreinen voor bedrijven uit de hogere milieucategorieën zijn relatief schaars. Vanwege deze schaarste is het van belang de wel beschikbare gronden optimaal te benutten. Voor een optimale benutting van de gronden van het industrieterrein en dient te worden voorzien in voldoende geluidruimte. Dit staat als zodanig ook genoemd in de gemeentelijke Beleidsnotitie Bedrijventerreinen Alphen aan den Rijn 2010-2020. Hierin is opgenomen dat het akoestisch beheer van de bedrijventerreinen zodanig zal worden georganiseerd dat er voldoen ruimte is voor geluid producerende bedrijven zonder dat de leefbaarheid van (omliggende) woonwijken in het geding is. Dit is niet voor alle gronden het geval dan wel mogelijk. Een groot deel van het industrieterrein is al in gebruik. Daarnaast mogen voor die delen waarbij het industrieterrein dicht in de buurt van woonwijken is gelegen, geen HMC-bedrijven worden toegelaten.
De provincie Zuid-Holland heeft in haar beleid optimale benutting van gronden van een industrieterrein als een provinciaal belang benoemd, zo blijkt ook uit de toelichting bij artikel 8 (over bedrijventerreinen) van de Verordening Ruimte. Hierin staat onder meer het volgende staat vermeld: “Bedrijven in de hogere milieucategorieën vormen een belangrijke schakel in de economische structuur in de provincie Zuid-Holland. De zogenaamde HMC-bedrijven, vanaf categorie 4, kennen veelal een hoge toegevoegde waarde en vormen vaak het middelpunt van andere bedrijvigheid met vele toeleveranciers, inclusief de zakelijke dienstverlening. De ruimte voor bedrijven in de hogere milieucategorieën staat echter onder druk door de milieuzoneringen rond de oprukkende woningbouw. Gezien het belang van de HMC-bedrijven is de (milieu)ruimte voor dit type bedrijven van provinciaal belang”.
Daarnaast staat in provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) aangegeven dat de provincie intensief ruimtegebruik op bedrijventerreinen wil bevorderen door de toepassing van geluidruimteverdeling. Daarmee kan worden voorkomen dat een industrieterrein 'op slot' moet, terwijl het fysiek nog niet vol is.
Uitgangspunten bij geluidberekeningen
Om het gehele industrieterrein, ten behoeve van een optimale benutting, te voorzien van voldoende geluidruimte zijn aan het zonebewakingsmodel voor gronden die nog uitgeefbaar geluidsbronnen toegevoegd. Dit betreffen zogenaamde verkavelingsbronnen ter reservering van de toekomstig benodigde geluidruimte. Deze stellen activiteiten voor, gebaseerd op de categorie indeling conform het bestemmingsplan. Ervaring heeft uitgewezen dat de verkavelingsbronnen een goede prognose zijn van de te ontwikkelen activiteiten.
Voor het geluidreductieplan is het zonebewakingsmodel geheel geactualiseerd. Voor de berekeningen is het computerprogramma Geomilieu V1.80 en Geomilieu V2.61 gehanteerd. Met dit computerprogramma zijn de geluidsbelastingen vanwege het industrieterrein opnieuw berekend. De geldende rechten van de inrichtingen op het industrieterrein zijn hierbij ongewijzigd gebleven. Van de inrichtingen is uitgegaan van de laatst bekende gegevens omtrent de uitgevoerde activiteiten. Voor een uitgebreide verantwoording van de akoestische berekeningen wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek, zoals opgenomen in Bijlage 3 Akoestisch onderzoek - Geluidszone industrieterrein Oude Rijn en Bijlage 4 Akoestisch onderzoek - Geluidszone Industrieterrein Heimanswetering.
In onderstaande figuren zijn de weergave van de geluidbelasting van het industrieterrein Oude Rijn en Heimanswetering naar de omgeving weergegeven. De 50 dB(A)-contour vormt de basis waarop de zonegrens is bepaald. Binnen de berekende geluidzone zijn geluidgevoelige bestemmingen gelegen.
Figuur: Berekende geluidcontouren industrieterrein Oude Rijn
Figuur: Berekende geluidcontouren industrieterrein Heimanswetering
Ligging geluidszone en benodigde hogere grenswaarden
De akoestische gevolgen zijn berekend met het pakket Geomilieu. Het doel van het uitgevoerde aanvullende akoestisch onderzoek is tweeledig, namelijk:
De geluidsbelasting van het industrieterrein is berekend op 5 meter hoogte, rekening houdend met een zogenaamde vrij veld situatie, dat wil zeggen zonder bebouwing. De geluidzone is vastgesteld op basis van de berekende 50 dB(A) contourlijn. In onderstaande figuren zijn de berekende geluidcontouren weergegeven. De zonegrens volgt deze 50 dB(A) contourlijn waarbij zo veel mogelijk aangesloten is bij de bestaande stedenbouwkundige structuur van wateren, wegen en erfafscheidingen.
Figuur: Berekende geluidzone Oude Rijn
Figuur: Berekende geluidzone Heimanswetering
Hogere grenswaarden
Voor de woningen binnen de (nieuwe) zone is de geluidsbelasting bepaald. Voor woningen die in de zone zijn komen te liggen, die voorheen nog niet als gezoneerd gebied was aangemerkt en een geluidsbelasting ondervinden hoger dan 50 dB(A), is bij de eerdere herziening in 2016 een hogere waarde vastgesteld van maximaal 55 dB(A). Voor de woningen die al in de daarvoor bestaande zone lagen en nu een geluidsbelasting van meer dan 55 dB(A) ondervinden, is bij de herziening in 2016 een hogere waarde vastgesteld van maximaal 60 dB(A). Dit laatste komt overigens niet voor aangezien de geluiduitstraling van het gezoneerde industrieterrein ter hoogte van woningbouw onveranderd blijft.
De wijziging van het industrieterrein geeft geen wijziging van de reeds bestaande geluidbelasting bij woningen. Het is hiermee geen verbetering of verslechtering van de geluidsituatie, maar een status quo. De vastgestelde hogere waarden zijn bepaald aan de hand van het rekenmodel, waarbij alle hogere waarden zijn vastgesteld op het eerste hogere gehele getal. De hogere grenswaarden zijn vastgesteld in een hogere waarden besluit.
Voor alle bovengenoemde woningen geldt dat de gecumuleerde geluidsbelasting (verkeerslawaai en industrielawaai samen) nergens leidt tot een toename van 2 dB of meer.
De geluidszone (50 dB(A) contour) is vastgelegd. De geluidszone is het toetsingskader voor vergunningverlening voor inrichtingen en de toepassing van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer ook wel het Activiteitenbesluit genoemd. Verder vormt deze regeling het toetsingskader voor het aspect geluidhinder door industrielawaai voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen en het verlenen van hogere grenswaarden en de kadastrale aantekening daarvan.
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' is het realiseren van woningen, andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 Wet geluidhinder niet toegestaan.
Wettelijk kader
Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Het Besluit externe veiligheid (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid trans-portroutes (BEVT) vormen op dit moment het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico's. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen,kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.
Plaatsgebonden risico (PR)
Als "harde" afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.
Groepsrisico (GR)
Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit in-vloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld.
De hoogte van het GR wordt door middel van een bestuurlijke afweging verantwoord.
Als binnen het invloedsgebied (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden geprojecteerd, geldt ook voor de hiermee samenhangende toename van het GR een bestuurlijke verantwoordingsplicht.
Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG tankstations
Op 28 juni 2016 is de 'Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de externe veiligheid' in de Staatscourant gepubliceerd. Deze circulaire vraagt actie van gemeenten bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan rondom LPG-tankstations.
Kern van deze circulaire is dat de gemeente bij het vaststellen van bestemmingsplannen rondom LPG-tankstations meer rekening moeten houden met de effecten die kunnen optreden bij een eventueel inci-dent. Concreet betekent dit (naast het voldoen aan de huidige regelgeving zoals verwoord in het Bevi):
Gemeentelijk beleid
In de raadsvergadering van 21 april 2016 is de "Beleidsvisie externe veiligheid Alphen aan den Rijn 2016-2020" vastgesteld. In deze beleidsvisie zijn concrete kaders opgenomen hoe om te gaan met externe veiligheid bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen bepaalde zones van risicobronnen. Voor plannen die buiten deze specifieke zones zijn gelegen geldt een standaard verantwoordingsparagraaf welke opgenomen is in paragraaf 4.3.3. van de Beleidsvisie EV (zie: Beleidsvisie Externe veiligheid ).
In deze paragraaf is aangegeven dat buiten de aangegeven zones alleen zogenaamde 'toxische scenario's' relevant zijn. Het gaat dan om toxische (rook)gassen die zich over een groot gebied kunnen verspreiden. In dat geval is het belangrijk om te schuilen en niet direct aan de toxische (rook)gassen te worden blootgesteld. Zoals ook in de algemene crisiscommunicatie wordt vermeld moet men in dat geval naar binnen, ramen en deuren sluiten en de mechanische ventilatie uitschakelen. Om dit laatste mogelijk te maken wordt voor nieuwe gebouwen waar mensen kunnen verblijven in de voorschriften van de bouwvergunning opgenomen dat de mechanische ventilatie met één druk op de knop kan worden uitgeschakeld (dit kan ook worden bereikt door de stekker van de ventilatie op een makkelijk bereikbare plek te situeren).
Provinciaal groepsrisicobeleid
De provincie Zuid-Holland heeft een 'Beleidsregel groepsrisico en ruimtelijke ordening' (Provinciaal Blad, nr. 168, 14 januari 2015) vastgesteld. De hoogte van het groepsrisico speelt in deze beleidsregel een be-langrijke rol. Het beleid is met name erop gericht om te voorkomen dat door ruimtelijke ontwikkelingen het groepsrisico toeneemt en in de eindsituatie boven de oriëntatiewaarde ligt (of als er aanleiding is om dat te verwachten). Daarnaast heeft de provincie Zuid-Holland in haar beleidsregel aangegeven dat 'bereikbaarheid' en 'bluswatervoorzieningen' (voor de hulpdiensten) en de mogelijkheden tot zelfredzaamheid minimaal op orde moeten zijn om het groepsrisico bij ruimtelijk plannen te kunnen verantwoorden.
Ter voorbereiding van het bestemmingsplan 'Alphen Stad' is onderzocht of er risicobronnen binnen of nabij het plangebied zijn gelegen die hierop van invloed zijn. In het plan zijn in principe geen grote nieuwe ontwikkelingen voorzien. Wel is flexibiliteit binnen de bestemmingen gewenst. Deze flexibiliteit kan mogelijk conflicteren met EV wetgeving of de beleidsvisie EV van de gemeente Alphen aan den Rijn. Waar deze conflicten mogelijk kunnen ontstaan, is dat in dit onderzoek weergegeven. Mogelijke risicobronnen zijn bedrijven (inrichtingen), waar activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden of transportmodaliteiten bestemd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals (spoor)wegen en buisleidingen.
Inrichtingen
In en nabij het plangebied is een aantal inrichtingen gelegen die relevant zijn voor het plangebied. In onderstaande tabel/figuur zijn deze inrichtingen weergegeven.
Tabel: EV-relevante bedrijven
Nr. | Bedrijfsnaam | Aard risico | PR 10-6 (of veiligheidsafstand) | Invloedsgebied GR (mtr.) | Afstand tot plangebied (mtr.) |
1 | Windturbines langs N11 | Afbreken wieken | 162 | n.v.t. | 570 |
2 | LPG tankstation | Explosie | 35 | 150 | 630 |
3 | Luiten Food | Toxisch (ammoniak koelinst.) | 0 | 0 | 600 |
4 | Hoogvliet B.V. | Toxisch | 30 | 1.670 | 1.110 |
5 | Avery Dennison Materials B.V. | Toxisch | 30 | 1.700 | 560 |
6 | Mavom B.V. | Toxisch | 90 | 675 | 120 |
7 | Kluthe B.V. | Toxisch | 20 | 320 | 150 |
8 | Schouten Olie B.V. | Brandbaar | 0 | 90 | 300 |
9 | Propaantank | Explosie | 10 | n.v.t. | 265 |
10 | Gabo Autoservice Alphen B.V. | Explosie (LPG tankstation) | 35 | 150 | 172 |
11 | Shellstation Zegerbaan | Explosie (LPG tankstation) | 35 | 150 | 21 |
12 | Propaantank | Explosie | 10 | n.v.t. | Binnen plangebied |
13 | Propaantank | Explosie | 10 | n.v.t. | Binnen plangebied |
14 | Shellstation Aziëlaan | Explosie (LPG tankstation) | 35 | 150 | 60 |
15 | Indaver Compost B.V. | Explosie (biogas) | 70 | 210 | 325 |
16 | DGV Beheer B.V. | Brandbaar | 0 | 90 | 270 |
17 | Gasdrukregel- en meetstation | Explosie | 25 | n.v.t. | Binnen Plangebied |
Gezien de afstand tot het plangebied zijn de volgende inrichtingen relevant voor het plangebied:
Hieronder worden deze inrichtingen beschreven.
Hoogvliet B.V. (nr. 4), Avery Dennison Materials B.V. (nr. 5), Mavom B.V. (nr. 6), Kluthe B.V. (nr. 7)
Het plangebied ligt binnen de invloedsgebieden van deze bedrijven. Het gaat voor al deze bedrijven om een toxisch scenario waarbij (rook)gassen kunnen vrijkomen die zich over grotere afstanden verspreiden.
Zoals verwoord in paragraaf 1.1 onder het 'Lokaal beleid' is in de 'Beleidsvisie EV' is in dat geval schuilen in gebouwen relevant en dat deze gebouwen afgesloten kunnen worden om indringing van toxische (rook)gassen tegen te gaan. Mechanische ventilatie moet uit te schakelen zijn om te voorkomen dat toxische (rook)gassen naar binnen worden gezogen. Deze maatregel is ook geadviseerd door de Veiligheidsregio (advies 'Bestemmingsplan Alphen Stad', Veiligheidsregio Hollands Midden, 20 april 2017, kenmerk UIT-2017-067409) , zie bijlage 5.
Propaantanks (nr. 9, 12 en 13)
Het gaat om 3 propaantanks met een inhoud tussen de 3 en 5 m3. Daarmee vallen deze tanks niet onder het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen'. Gezien de ligging van de tanks is er geen probleem om te voldoen aan de gestelde veiligheidsafstanden uit het 'Activiteitenbesluit milieubeheer'.
Shellstation Zegerbaan (nr. 11)
Dit tankstation is aan de noordzijde van de N207 gelegen en omliggende bebouwing bevindt zich op een grote afstand. De plaatsgebonden risico contouren 10-6 vormen geen beperking voor het plan 'Alphen Stad'. Het groepsrisico is berekend in 2008 (Groepsrisicoberekening LPG-tankstation Zegerbaan 2 te Alphen aan den Rijn', Cauberg-Huygen, 1 juli 2008, referentie 20080071-05) en is ruim onder de oriëntatiewaarde gelegen. Zowel de situatie bij het LPG tankstation (doorzet LPG) als de ruimtelijke situatie is niet gewijzigd en dus is deze berekening nog steeds representatief.
Figuur: EV relevante inrichtingen bestemmingsplan Alphen Stad
Shellstation Aziëlaan, Tankval 1 (nr. 14)
Dit tankstation (het LPG vulpunt, bepalend voor het risico) is op 60 meter buiten het plangebied gelegen en daarmee vormt het plaatsgebonden risico geen belemmering voor het plangebied 'Alphen Stad'. Wel is een deel van het plangebied binnen het invloedsgebied van dit LPG tankstation gelegen. Het groepsrisico is in 2010 berekend (met behulp van de LPG-rekentool) en is onder de oriëntatiewaarde gelegen. Zowel de situatie bij het LPG tankstation (doorzet LPG) als de ruimtelijke situatie is niet gewijzigd en dus is deze berekening nog steeds representatief.
Gasdrukregel- en meetstation Prins Bernhardlaan (nr. 17)
Voor dit station geldt een veiligheidsafstand van 25 meter tot kwetsbare objecten. Hier wordt aan voldaan.
Transport over de weg
In onderstaande figuur zijn de relevante wegen voor het bestemmingsplan 'Alphen Stad' weergegeven. Het gaat om de N11 en N207.
Figuur: EV relevante wegen
N11
Aan de de zuidwest kant van het plangebied is de N11 deels binnen het plangebied gelegen. Tussen de N11 en de hier aanwezige bebouwing zit een behoorlijke afstand. In verband met de risico's die samenhangen met transport van gevaarlijke stoffen over de weg is voornamelijk de zone van 80 meter vanaf de weg relevant. Binnen deze 200 meter bevindt zich weinig bebouwing (zie ook figuur: EV relevante wegen).
Ter hoogte van het plangebied is er geen sprake van een PR 10-6 contour (bijlage I Tabel Basisnet weg, Regeling basisnet). Ter hoogte van het plangebied is het groepsrisico kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (Basisnet-tabel (bijlage 7) uit 'Eindrapportage Basisnet Weg', okt. 2009).
N207
De provinciale weg N207 is gedeeltelijk binnen het plangebied gelegen. Over de N207 vindt in beperkte mate transport van gevaarlijke stoffen plaats. Deze weg loopt om de kern Alphen heen en de bebouwing bevindt zich overal op een redelijke afstand van de weg. In het verleden zijn er berekeningen uitgevoerd voor ruimtelijke plannen nabij de N207 (o.a. voor plan Herenweg 113/115 ) (Beoordeling externe veiligheid Herenweg 113/115
te Alphen aan den Rijn', Cauberg-Huygen, referentie 20080071-01, 28 februari 2008) . Conclusie is dat er geen plaatsgebonden risicocontour 10-6 ontstaat buiten de weg en dat het groeprisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
Transport over het spoor en water
Voor de spoor- en waterwegen in en nabij Alphen aan den Rijn geldt dat er geen relevante hoeveelheden gevaarlijke stoffen worden vervoerd (zie ook paragraaf 2.1 van de Beleidsvisie EV Alphen aan den Rijn).
Transport van gevaarlijke stoffen over spoor- en waterwegen vormt dan ook geen belemmering voor het plangebied.
Transport per buisleiding
Voor het bestemmingsplan 'Alphen Stad' zijn twee hogedruk aardgasleidingen relevant (zie onderstaand figuur):
Figuur: Ligging aardgasleidingen t.o.v. bestemmingsplan Alphen Stad
Hogedruk aardgasleiding W-517-02
In het kader van de plannen van de 'NUON-locatie' naast het station, is een risicoberekening uitgevoerd door de Omgevingsdienst Midden-Holland (Risicoberekening NUON locatie', rekenprogramma CAROLA, Omgevingsdienst Midden-Holland, 3 februari 2016) voor een deel van de hogedruk aardgasleiding W-517-02. Uit deze berekening blijkt dat er geen PR 10-6 contour ontstaat en dat het groepsrisico, inclusief de nieuwbouwplannen rond het station, kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
Voor het overige deel van de aardgasleiding W-517-02 is in het kader van het bestemmingsplan 'Molenwetering' een berekening uitgevoerd door de Omgevingsdienst West-Holland (Risicoberekening hogedruk aardgasleidingen bestemmingsplan Molenwetering, Alphen aan den Rijn, Omgevingsdienst West-Holland, 7 maart 2013). Uit deze berekeningen blijkt dat er ter hoogte van het plangebied geen sprake is van een PR 10-6 contour. Het groepsrisico is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
Hogedruk aardgasleiding A515
De aardgasleiding A515 is aan de zuidwest kant parallel aan de grens van het plangebied gelegen. De gasleiding is bijzonder, omdat op bepaalde trajecten deze leiding niet ondergronds is gelegen. Voor het tracé ter hoogte van het plangebied is deze gasleiding wel ondergronds gelegen.
Om duidelijkheid te verkrijgen over de risico's in verband met deze gasleiding op het gehele traject Leiden - Woerden is een risicoanalyse opgesteld in opdracht van de Gasunie (Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding A-515, N.V. Nederlandse Gasunie, Report no.: GCS.74106766, 17 juni 2015). Uit deze risicoanalyse blijkt dat er ter hoogte van het plangebied geen sprake is van een PR 10-6 contour en dat het groepsrisico ter hoogte van het plangebied kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
De risico's in verband met het transport van gevaarlijke stoffen over het water en het spoor zijn niet relevant voor het plangebied. De volgende risicobronnen zijn wel relevant voor het plangebied:
Het plaatsgebonden risico in verband met deze risicobronnen vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Het groepsrisico in verband met deze risicobronnen is kleiner dan de oriëntatiewaarde.
Verantwoording groepsrisico Hoogvliet B.V., Avery Dennison Materials B.V. Mavom B.V. en Kluthe B.V.
Voor de verantwoording ten aanzien van deze risicobronnen kan verwezen worden naar paragraaf 4.3.3 (zie ook paragraaf 1.1) van de Beleidsvisie EV van Alphen aan den Rijn. Hierin is aangegeven dat voor deze risicobronnen op deze afstand alleen het toxisch scenario relevant is.
In het kader van zelfredzaamheid is het dus belangrijk om te "schuilen" om zodoende niet bloot te worden gesteld aan het toxisch gas (in ieder geval blootstelling zo lang mogelijk uit te stellen). Schuilen zal over het algemeen plaats vinden in gebouwen. Het is dus van belang dat gebouwen afgesloten kunnen worden om de indringing van toxisch gas tegen te gaan.
Het gaat hierbij niet alleen om ramen en deuren, maar ook om het uitschakelen van de eventueel aanwezige ventilatiesystemen. Bij nieuwe bouwwerken (of ingrijpende verbouwing) is het dus zaak dat het ventila-tiesysteem met één druk op de knop kan worden uitgeschakeld, zodat wordt voorkomen dat toxische gassen naar binnen worden gezogen. Bij grotere gebouwen kan deze voorziening op het brandmeldpaneel worden geïnstalleerd. Het uitschakelen van de mechanische ventilatie moet organisatorisch worden ge-borgd in het calamiteitenplan (bedrijfsnoodplan). Deze maatregel is ook in Bijlage 5 Advies van de Veiligheidsregio opgenomen.
Verantwoording groepsrisico LPG tankstations Zegerbaan en Aziëlaan
Het groepsrisico voor beide LPG tankstations is ruim onder de oriëntatiewaarde gelegen.
Scenario
Het meest ernstige scenario is een zogenaamde 'warme BLEVE'. Dit wordt veroorzaakt doordat een aanwezige brand de druk in de LPG-tankwagen doet oplopen. Hierdoor verzwakt en bezwijkt de tankwand. LPG komt vrij en ontsteekt. Er ontstaat een vuurbal en een drukgolf.
Tot zeker 240 meter afstand zijn er nog dodelijke slachtoffers mogelijk. Voor ruimtelijke ontwikkelingen nabij LPG tankstations is in de Beleidsvisie EV van Alphen aan den Rijn aangegeven dat zeer terughoudend moet worden omgegaan met bouwplannen binnen invloedsgebied (150 meter).
LPG tankstation Zegerbaan
Het invloedsgebied van het LPG tankstation Zegerbaan valt voor een deel over de wijk Ridderveld. Binnen dit gebied worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt middels het bestemmingsplan 'Alphen Stad'. Het groepsrisico is al ruim onder de oriëntatiewaarde gelegen. Alle LPG tankwagens in Nederland zijn reeds voorzien van hitte werende coating, waardoor het veel langer zal duren voor een tankwagen bezwijkt die betrokken raakt bij een brand. De jaarlijkse doorzet voor dit LPG tankstation is in de vergunning gemaximaliseerd op 1.000 m3 LPG per jaar. Er is geen aanleiding tot het nemen van verdere maatregelen. Ook in het Bijlage 5 Advies van de Veiligheidsregio zijn geen verdere maatregelen opgenomen.
LPG tankstation Aziëlaan
Binnen het invloedsgebied van het LPG tankstation Aziëlaan zijn geen (beperkt) kwetsbare gebouwen aanwezig binnen het plangebied. En deze worden ook niet mogelijk gemaakt in dit gebied.
In de 'Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de externe veiligheid' (zie paragraaf 1.1) wordt aangegeven dat deze circulaire niet van toepassing is op (o.a.) conserverende bestemmingsplannen. Het is van belang om in de toekomst te voorkomen dat binnen de genoemde zones uit de circulaire ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met de circulaire. Daarom zijn in het bestemmingsplan zoneringen voor de 60 en 160 meter contouren opgenomen. Binnen deze zones worden respectievelijk '(beperkt) kwetsbare gebouwen' en 'zeer kwetsbare gebouwen' uitgesloten.
Verantwoording groepsrisico N11 en N207
In de 'Beleidsvisie EV Alphen aan den Rijn' is een planologisch kader opgenomen voor ruimtelijke ontwikkelingen nabij de N11 en de provinciale wegen. Hieronder zijn deze planologische kaders weergegeven.
Tabel: Planologisch kader N11 uit de Beleidsvisie EV Alphen aan den Rijn
Zone | Maatgevend scenario | Functie, inrichting plangebied en maatregelen |
0 – 30 meter | plasbrand BLEVE toxische gaswolk |
Geen functies voor niet of verminderd zelfredzame personen; (Beperkt) kwetsbare objecten alleen onder strikte voorwaarden (met name hulpverlening en zelfredzaamheid); Opvang/afvoersloten brandbare vloeistoffen; Bouwkundige maatregelen overwegen. |
30 - 200 meter | BLEVE toxische gaswolk |
Uitsluiten nieuwe functies voor niet of verminderd zelfredzame personen (alleen in zone 30-80 meter); hoogbouw kantoorfuncties mogelijk; Streven naar lage personendichtheid (verdichten van de bron af); Bij indeling panden kwetsbare functies zoveel mogelijk van bron af (risicoluwe zijde) situeren; Bouwkundige maatregelen overwegen |
0 – 200 meter | Bij inrichting plangebied voldoen aan praktijkrichtlijnen van brandweer: bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen; Minimaal 2 vluchtroutes en aanrijdroutes hulpdiensten met voldoende capaciteit. De vluchtroutes moeten van de bron (transportroute) af gericht zijn; Centrale uitschakeling van het luchtcirculatiesysteem of andere maatregelen aan nieuwe gebouwen of specifieke gebouwen die veel mensen huisvesten om de schuilmogelijkheden in geval van een toxisch gas te vergroten; Bij kwetsbare objecten bestemd voor verminderd zelfredzame personen extra aandacht voor ontruiming- en evacuatieplannen; Voldoende aandacht voor risicocommunicatie Verantwoording groepsrisico: maatwerk noodzakelijk, met inachtneming van dit planologisch kader |
Tabel: Planologisch kader provinciale wegen uit de Beleidsvisie EV Alphen aan den Rijn
Zone | Maatgevend scenario | Functie, inrichting plangebied en maatregelen |
0 – 80 meter | BLEVE, Plasbrand | Opvang/afvoersloten brandbare vloeistoffen (0-30 mtr); Beperken nieuwe functies voor niet of verminderd zelfredzame personen Vluchtwegen van de weg af; |
0 – 200 meter | Bij inrichting plangebied voldoen aan praktijkrichtlijnen van brandweer: bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen; Bij kwetsbare objecten bestemd voor verminderd zelfredzame personen extra aandacht voor ontruiming- en evacuatieplannen; Voldoende aandacht voor risicocommunicatie Verantwoording groepsrisico: maatwerk noodzakelijk, met inachtneming van dit planologisch kader. |
De zone van 30 meter langs de N11 en N207 is maar zeer beperkt en binnen dit gebied zijn vrijwel geen objecten mogelijk. Alleen ter hoogte van de Steekterbrug ligt een woonbestemming deels binnen de zone van 30 meter. Om die reden worden er geen beperkingen opgelegd aan deze zone van 30 meter langs deze wegen.
De zone van 80 meter langs de N11 valt alleen samen met de bestemmingen 'Groen' en 'Sport'. Binnen de bestemming 'Sport' zijn 'maatschappelijke voorzieningen' toegestaan. Binnen deze bestemming kan het dus ook gaan om functies voor verminderd zelfredzame personen.
Binnen de zone van 80 meter van de N207 zijn de bestemmingen 'wonen' en 'gemengd' gelegen. Ook binnen deze bestemmingen kan het dus ook gaan om functies voor verminderd zelfredzame personen.
Om die reden is op de verbeelding de zone van 80 meter opgenomen waarbinnen de vestiging van functies voor verminderd zelfredzame personen (zeer kwetsbare gebouwen) niet is toegestaan. Dit is geborgd in de planregels.
De zone van 200 meter geldt als 'aandachtsgebied'. Binnen deze zone moet bij ontwikkelingen rekening worden gehouden met:
Verantwoording groepsrisico hogedruk aardgasleidingen
In de 'Beleidsvisie EV Alphen aan den Rijn' is een planologisch kader opgenomen voor ruimtelijke ontwikkelingen nabij hogedruk aardgasleidingen. Hieronder is het planologische kader weergegeven.
Tabel: Planologisch kader hogedruk aardgasleidingen uit de Beleidsvisie EV Alphen aan den Rijn
Zone | Maatgevend scenario | Functie, inrichting plangebied en maatregelen |
0 meter – 100% letaal |
Fakkelbrand | Belemmeringenstrook (4 meter aan weerszijden leiding) Uitsluiten nieuwe functies voor niet of verminderd zelfredzame personen; Streven naar lage personendichtheid (verdichten van de buisleiding af). Bouwkundige maatregelen overwegen |
Binnen gehele invloedsgebied | Bij inrichting plangebied rekening houden met praktijkrichtlijnen van brandweer: bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen; Minimaal 2 vluchtroutes en aanrijdroutes hulpdiensten met voldoende capaciteit. De vluchtroutes moeten van de buisleiding af gericht zijn; Bij kwetsbare objecten bestemd voor verminderd zelfredzame personen aandacht voor ontruiming- en evacuatieplannen; Voldoende aandacht voor risicocommunicatie; Verantwoording groepsrisico: maatwerk noodzakelijk, met inachtneming van dit planologisch kader. |
Het gehele invloedsgebied van de hogedruk aardgasleiding geldt als 'aandachtsgebied'. Binnen deze zone moet bij ontwikkelingen rekening worden gehouden met:
Mogelijkheden rampenbestrijding en zelfredzaamheid
In het advies van de Veiligheidsregio is aangegeven dat:
In het kader van het onderdeel externe veiligheid is advies gevraagd aan de Veiligheidsregio Hollands Midden. In Bijlage 5 Advies veiligheidsregio zijn verschillende maatregelen genoemd.
Om het groepsrisico te kunnen verantwoorden zijn de volgende maatregelen genomen en geborgd in het bestemmingsplan.
Daarnaast wordt in de standaard sjabloon voor bouwvergunningen binnen Alpen aan den Rijn een voorschrift opgenomen dat nieuwe gebouwen (waar personen verblijven) voorzien moeten worden van mechanische ventilatie die met één druk op de knop kan worden uitgeschakeld.
Uit het advies van de Veiligheidsregio blijkt dat er binnen het plangebied voldoende mogelijkheden zijn voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid.
Gemeente Alphen aan den Rijn acht het groepsrisico, gelet op bovenstaand, aanvaardbaar.
Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen, kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom wordt bij ruimtelijke planvorming rekening gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse.
Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide en fijn stof. De grenzen voor deze stoffen zijn opgenomen in onderstaande tabel.
stof | jaargemiddelde | uurgemiddelde | 24-uursgemiddelde | Opmerkingen | |||
Stikstofdioxide (NO2) | 40 µg/m3 | 200 µg/m3 | n.v.t. | Uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden | |||
Fijn stof (PM10) |
40 µg/m3 | n.v.t. | 50 µg/m3 | 24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden | |||
Fijn stof (PM2,5) |
25 µg/m3 | n.v.t. | n.v.t. |
Tabel : Grenswaarden Wet luchtkwaliteit.
De Wet luchtkwaliteit en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien:
Het Besluit NIBM heeft een aantal NIBM-grenzen vastgesteld, waarvan met zekerheid kan worden gesteld dat de 3%-grens niet zal worden overschreden, te weten:
In alle overige gevallen of combinaties van bovenstaande grenzen zal middels een berekening moeten worden aangetoond of de bijdrage niet in betekenende mate is of dat de grenswaarden niet worden overschreden.
Tevens is in het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
Het plangebied beslaat een groot aantal gebieden: het centrumgebied, de woonwijken in de stad, de stationsomgeving en het Zegerslootgebied. De luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is in de figuren 1 t/m 3 aan hand van de NSL-monitoringstool 2015 (www.nsl-monitoring.nl), die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort, inzichtelijk gemaakt. De figuren geven een indruk van de luchtkwaliteit langs de drukke wegen (intensiteit meer dan 10.000 mvt/etmaal) in en rond het gebied, voor het jaar 2015.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de achtergrondconcentratie in het plangebied. Deze concentraties zijn dermate laag dat er relatief veel milieugebruiksruimte is voor ontwikkelingen.
Stikstofdioxide (NO2) | Fijn stof (PM10) | Fijn stof (PM2,5) | |
17-21 µg/m3 | 21-22 µg/m3 | 13-14 µg/m3 |
Tabel: Achtergrondconcentraties luchtkwaliteit 2015.
Figuur: Stikstofdioxide (NO2).
Figuur : Fijn stof (PM10).
Figuur : Fijn stof (PM2,5).
Uit de figuren blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof (Pm10) direct langs de maatgevende wegen onder de 35 ìg/m³ liggen en daarmee ruimschoots onder de wettelijke grenswaarde van 40 ìg/m³. Voor PM2,5 geldt dat de concentraties onder de 20 ìg/m³ liggen en daarmee onder de wettelijke waarde van 25 ìg/m³. Omdat in de huidige situatie aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook in de toekomstige situatie het geval zijn. De concentraties zullen de komende jaren namelijk afnemen.
Middels dit bestemmingsplan wordt op diverse plaatsen een gemengde bestemming vastgesteld waar op grond van het voorheen geldend bestemmingsplan een andere functie geldt. Dit kan betekenen dat bijvoorbeeld woningbouw mogelijk wordt waar in de huidige situatie maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan.
Deze ontwikkelingsruimte (het vaststellen van een gemengde bestemming) in het bestemmingsplan kan leiden tot een toename van de concentraties luchtverontreinigende stoffen. De nieuwe functie kan namelijk een grotere verkeersaantrekkende werking hebben.
Zoals voorgaand bepaald liggen de concentraties luchtverontreinigende stoffen ruim onder de wettelijke grenswaarden. Een toename van de concentraties luchtverontreinigende stoffen als gevolg van de ontwikkelingsruimte in het bestemmingsplan leidt dan ook in geen geval tot een overschrijding van grenswaarden.
Uit de monitoringstool blijkt dat langs de maatgevende wegen in het plangebied aan de grenswaarden voldaan wordt.
De ontwikkelingsruimte in het bestemmingsplan (vaststellen van een gemengde bestemming) kan leiden tot een toename van de concentraties luchtverontreinigende stoffen, maar in geen geval tot een overschrijding van grenswaarden. Deze plannen zijn conform Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) dan ook toelaatbaar.
Kunstlicht kan lichtvervuiling en lichthinder veroorzaken. Bij lichtvervuiling gaat het om de verhoogde helderheid van de nachtelijke omgeving door overmatig gebruik van kunstlicht. Bij lichthinder gaat het om de overlast die mensen, dieren en planten hiervan ondervinden.
Zuid-Holland is de meest verlichte provincie van Nederland en Nederland is op haar beurt één van de meest lichtvervuilende landen van Europa. Er zijn verschillende oorzaken te vinden voor deze lichtvervuiling; een grote bevolkingsdichtheid, een hoog welvaartsniveau en een hoge concentratie van industrie. De bronnen voor deze lichtvervuiling zijn ook divers; openbare verlichting, terreinverlichting, sportveldverlichting, reclameverlichting en assimilatiebelichting in de kassen. Naast het feit dat het produceren van licht veel energie kost, wordt licht ook steeds meer een bron van klachten van burgers en wordt steeds meer bekend wat de (nadelige) effecten kunnen zijn voor mens en natuur.
Kunstlicht is belangrijk voor de economie, verkeersveiligheid, sportbeoefening en het gevoel van sociale veiligheid. Glastuinders belichten planten om de productiviteit te verhogen.
Het bestemmingsplan Alphen Stad maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die lichthinder kunnen veroorzaken zoals: sportveldverlichting, reclameverlichting, openbare verlichting, aanstralingsverlichting van gebouwen of objecten, assimilatiebelichting, enz. Ook worden er geen windmolens mogelijk gemaakt zodat slagschaduw niet zal optreden.
Op basis van het bovenstaand wordt geconcludeerd dat lichthinder geen belemmering kan vormen.
Structuurvisie Alphen aan den Rijn
In juni 2013 heeft Alphen aan den Rijn een structuurvisie opgesteld voor 2031. De centrale opgave is het duurzaam vormgeven van de intense stad en de relaties tussen stad, water, landschap en dorpen. Duurzaamheid is onderdeel van alle facetten van de ruimtelijke ordening en een gezond woon- en leefklimaat zijn hierin een verbindende factor. Alphen aan den Rijn toont ambities binnen duurzaamheid.
Duurzaamheidsprogramma van A naar D: Alphen op weg naar Duurzaamheid
In het duurzaamheidsprogramma Van A naar D: Alphen op weg naar Duurzaamheid dat op 24 september 2015 is vastgesteld, worden de duurzaamheidsambities uit de structuurvisie en het collegeprogramma verder uitgewerkt. De ambities zijn gedefinieerd tot en met 2020 en dragen bij aan het realiseren van het hoofddoel: Alphen aan den Rijn is energie- en CO2-neutraal in 2050.
De ambities tot en met 2020 zijn verdeeld in gemeentelijke ambities en ambities waarbij inzet van de samenleving nodig is. De gemeentelijke ambities die van toepassing zijn bij de ontwikkeling van Alphen Stad zijn:
* in 2018 alleen nog maar tenminste energieneutraal bouwen bij gemeentelijke plannen en projecten.
* In 2020 20% besparing ten opzichte van 2013 in de openbare verlichting en verkeersinstallaties;
Het huidige project kan bijdragen aan het realiseren van deze gemeentelijke doelstellingen.
Voor de ambities waar de samenleving bij betrokken is;
De gemeente Alphen aan den Rijn is een ambitieuze, groene gemeente die duurzaamheid belangrijk vindt. Bij de ontwikkeling van een gebied dient dit dan ook terug te komen. Duurzaam bouwen verhoogt het comfort en draagt bij aan een betere leefomgeving . Duurzaamheid kan zijn weg vinden in bouwen, energie en wonen. Duurzaam bouwen wordt vertaald in een zo min mogelijke belasting van gebouwen voor de omgeving, zowel ecologisch, economisch en sociaal gezien.
Naast de gangbare en effectieve duurzame ingrepen, is het ook mogelijk om specifieke innovaties en trends een plaats te geven. Gangbare duurzame ingrepen zijn een watersysteem, als duurzame buffer voor het regenwater; een gesloten grondbalans en een duurzaam verblijfsklimaat voor mens en dier. Innovatieve duurzaamheid bestaat bijvoorbeeld uit het aanbrengen van waterdoorlatende bestrating, een duurzaam energieweb, implementeren van warmte-koudeopslag (huidige WKO-installaties zijn te vinden in Bijlage 1), gebruik maken van geothermie of restwarmte en circulaire ventilatiesystemen. Bij nieuwbouw kan men denken aan het bouwen zonder gasaansluitingen.
In Bijlage 2 is een kaart toegevoegd met de (voorlopige) energielabels van de panden in Alphen Stad. In wijken met een relatief laag energielabel zijn veel kansen te identificeren om aan de slag te gaan met innovatieve aanpassingen.
In het gebied bevinden zich panden die in het bezit zijn van corporaties. In deze panden kunnen zich kansen voor verduurzaming voordoen; bijvoorbeeld wanneer een gemeenschappelijke ketel moet worden vervangen en een duurzamer exemplaar geplaatst wordt of het gezamenlijk aansluiten op een (nieuw) warmtenet. .
Om aan de eisen van het Bouwbesluit te voldoen wordt het steeds noodzakelijker om duurzame energiebronnen toe te passen. Door rekening te houden met de positionering van gebouwen kan het rendement van de energiebronnen verhoogd worden. Zongericht bouwen verhoogt het rendement van de zonnepanelen en zonnecollectoren waardoor er rendabel geplaatst kan worden. Het Bouwbesluit beschrijft momenteel een Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) (http://www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/gebouwen/energieprestatievan) van 0.4. De gemeente streeft er naar om nieuwbouwprojecten op te leveren met een EPC 0. Dit is energiezuiniger en zo speelt de gemeente in op de veranderende leefomgeving en het inpassen van duurzaamheid in de omgeving.
Verder kan het DuurzaamheidsProfiel van een Locatie (DPL) worden toepast in zowel woonwijken als op bedrijventerreinen. Dit instrument meet en vergelijkt de duurzaamheid van een wijk met een vergelijkbare referentiewijk. Alphen aan den Rijn heeft alle woonwijken en bedrijventerreinen voorzien van een DPL. Het instrument is gebaseerd op het 'People, Planet, Profit (3P)' uitgangspunt. Zowel bij herstructurering als bij de ontwikkeling van een nieuwgebied kan de DPL worden ingezet om te zorgen voor een hogere score op de verschillende pijlers van Duurzaamheid (3P).
Bijlage 3 laat het elektriciteitsverbruik van particulieren zien in Alphen Stad. Door aanpassingen aan de woningen toe te staan, kan het verbruik omlaag worden gebracht. Voor bestaande woningbouw kan men het Duurzaam
Bouwloket (DBL) inschakelen. Het DBL kan onafhankelijk informeren en adviseren over het verduurzamen van een woning.
Eén van de onderwerpen in het duurzaamheidsprogramma is het gebruik van GPR gebouw bij nieuwbouw of renovatie. De gemeente stelt de licentie gratis ter beschikking aan architecten, ontwikkelaars, aannemers en particulieren. Met GPR worden gedurende de bouwontwikkeling op gebouwniveau prestaties op het gebied van duurzaam en toekomstgericht bouwen gemonitord. Op de volgende thema's wordt de kwaliteit van de gebouwen met behulp van rapportcijfers beoordeeld: energie, milieu, gebruikerskwaliteit, toekomstwaarde en gezondheid. Hierin zijn labels als Woonkeur en Politiekeurmerk Veilig Wonen verwerkt. Duurzaamheid wordt meegenomen als een van de aspecten van de totale woningkwaliteit. GPR-scores worden weergegeven in een schaal van 0 tot 10, waarbij 6 het minimale niveau is volgens het Bouwbesluit. Bij bouwprojecten waarbij de gemeente betrokken is, wordt GPR verplicht toegepast en wordt een minimale GPR score van 7 voorgeschreven. Voor meer informatie klik hier.
Het verduurzamen van de energievoorziening wordt een stuk makkelijker als de daken van de gebouwen zongericht worden uitgevoerd. Daarmee is het rendement van de PV panelen en zonnecollectoren op daken hoger en kan er meer duurzame zonne-energie worden opgewekt. Zonne-energiesystemen kunnen tegenwoordig rendabel geplaatst worden. Het verkennen van het gebruik van wind- en bodemenergie moet niet vergeten worden. De bodem is geschikt voor de eerder genoemde warmte- koudeopslag, het gebruik van bodemenergie kan daarmee de warmte- en eventuele koudevraag opvangen. Tegenwoordig wordt ook steeds vaker nul-op-de-meter of all-electric gebouwd. Dit plan leent zich ook voor deze opties.
De gemeente biedt mogelijkheden voor subsidies op het gebied van duurzaamheid. Op de website van de gemeente Alphen aan den Rijn, of het Duurzaam Bouwloket is meer informatie te vinden. Daarnaast denkt de gemeente graag mee, bijvoorbeeld door informatie te verschaffen over de mogelijkheden op energie- en duurzaamheidsgebied.
Duurzaamheid is een onderwerp dat nog niet makkelijk in planregels te vatten is, daarom is er niet direct een vertaling naar de planregels gemaakt. Wel is in het bestemmingsplan zo flexibel mogelijk omgegaan met het ruimtegebruik en functiegebruik. Hiermee wordt beoogd dat bestaande panden niet direct gesloopt hoeven te worden, als ze niet meer voldoen aan het bestaande gebruik.
De planregels bieden wel mogelijkheden om bijvoorbeeld kleine windmolentjes bovenop panden te realiseren, mits deze niet hoger zijn dan 1,5 meter.
Deze paragraaf is zo opgesteld dat ze niet alleen informerend van aard is, maar ook inspirerend en bewustwordend van aard. Van belang is namelijk dat steeds meer mensen zich verantwoordelijk voelen voor het uitdragen en realiseren van maatregelen die ervoor zorgen dat we zuinig omspringen met onze aarde (op wereldniveau) en onze directe leefomgeving.
Vanuit de overheid zijn er allerlei mogelijkheden tot subsidie voor verduurzaming, waardoor duurzaamheid steeds makkelijker in te passen is. Op de website van de gemeente Alphen aan den Rijn, of het duurzaambouwloket is meer informatie te vinden. Daarnaast denkt de gemeente graag mee, bijvoorbeeld om de business case rond te krijgen of informatie te verschaffen over de mogelijkheden op energie- en duurzaamheidsgebied.
Met de Omgevingswet wordt een belangrijk nieuw instrument geïntroduceerd waarmee regels worden gesteld: het omgevingsplan. De gemeenteraad is verplicht hierin de regels op te nemen voor de ‘fysieke leefomgeving’. Naast de gangbare aspecten die nu ook al aandacht krijgen in het kader van een bestemmingsplan, zoals geluid, bodem en externe veiligheid, moet er expliciete aandacht komen voor het aspect gezondheid. De mogelijke motieven voor het toekennen van functies worden aanzienlijk uitgebreid vergeleken met het bestemmingsplan (dat enkel een goede ruimtelijke ordening als motief kent).
Omdat het bestemmingsplan Alphen Stad al zoveel als mogelijk voorsorteert op de Omgevingswet, is er in dit hoofdstuk ook aandacht besteed aan het onderwerp gezondheid.
Binnen Alphen aan den Rijn geldt de 'Nota Lokaal Volksgezondheidsbeleid 2017-2018'. Deze Nota maakt integraal onderdeel uit van het beleidsplan 'Beter voor elkaar'.
Het landelijk gezondheidsbeleid ademt de geest van 'positieve gezondheid'. Positieve gezondheid legt de nadruk op de mogelijkheden die mensen ondanks ziekte of aandoeningen hebben en kijkt naar de mens als geheel: 'Het vermogen dat iemand heeft om zich aan te passen en zelf regie te hebben in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven'. Eigen kracht en zelfredzaamheid, daar draait het om bij positieve gezondheid. En een samenhangend, integraal aanbod voor wonen, werken, welzijn en zorg dat daarbij ondersteuning biedt. Daarom zijn de medische feiten slecht een van de zes pijlers van positieve gezondheid en spreekt een integrale aanpak voor zich.
Met het gezondheidsbeleid beoogt de gemeente de volgende maatschappelijke effecten:
In het kader van het bestemmingsplan heeft overleg plaatsgevonden met de GGD. Van hen zijn monitoringsgegevens ontvangen, die als bijlage bij het plan zijn gevoegd.
In dit bestemmingsplan staat voorop dat we streven naar een goede kwaliteit van de leefomgeving. Dit wordt onder meer bewerkstelligd door de belangrijke structurele groengebieden de bestemming Groen te geven.
Daarnaast wordt in de regels de mogelijkheid geboden om aanpassingen aan woningen te doen op een zodanige manier dat een woning langer gebruikt kan worden in het kader van levensloopbestendigheid.
Ook zijn de maatschappelijke voorzieningen zoals scholen, kerken, wijkgebouwen, verenigingsgebouwen, sporthallen e.d. als zodanig bestemd. Immers deze functies spelen een sociaal-maatschappelijke rol in de Alphense samenleving. Ondanks dat ze verspreid liggen zijn ze vaak op strategische plekken in de buurt of wijk gesitueerd en vervullen daarmee een belangrijke buurt- of wijkfunctie.
Door nu al in te gaan op het aspect 'Gezondheid', is een eerste aanzet gegeven tot een meer integrale aanpak van de fysieke leefomgeving die centraal staat bij de nieuwe Omgevingswet.
Cultureel erfgoed is een breed begrip. In de Erfgoedwet van 2015 staat het als volgt gedefinieerd: 'uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden.' Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap benoemt drie categorieën erfgoed (Erfgoedbalans 2017, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2017: 12): roerend erfgoed (zoals museale collecties en mobiel erfgoed), onroerend erfgoed (zoals gebouwde en archeologische monumenten en het cultuurlandschap) en immaterieel cultureel erfgoed (zoals verhalen, volkstradities en ambachten). De drie categorieën kunnen echter niet strikt van elkaar gescheiden worden. Zo heeft veel immaterieel erfgoed materiële uitingen, maar ook andersom staat of valt veel materieel erfgoed bij de niet-tastbare herinnering die het met zich meedraagt.
Roerend erfgoed en immaterieel erfgoed blijven in dit bestemmingsplan buiten beschouwing, zolang zij niet plaatsgebonden zijn. Onroerend erfgoed is per definitie plaatsgebonden en kent twee pijlers:
Het cultureel erfgoed is hiermee geen statische verzameling van historische overblijfselen. Onze omgeving verandert voortdurend en dat geldt ook voor het cultureel erfgoed: oude gebouwen krijgen een nieuwe functie, er wordt afgebroken en nieuwbouw gepleegd, stukken land worden bebouwd, een weg wordt doorgetrokken of afgesloten. Steeds weer grijpen we in de geschiedenis van onze omgeving in en voegen daar een nieuwe episode aan toe. Materieel en immaterieel erfgoed is onlosmakelijk aan elkaar verbonden en vraagt om een zorgvuldige benadering. Het betreft immers onze directe leefomgeving en draagt bij aan onze identiteit, ook de identiteit van de stad Alphen aan den Rijn en haar kernen.
Het gemeentelijk erfgoedbeleid, vastgelegd in de Beleidsbrief Erfgoed 'Erfgoedbeleid in zicht' 2016-2018, legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het cultureel erfgoed daarom zoveel mogelijk bij het erfgoedveld zelf. De visie 'Hart voor Erfgoed' is opgesteld door het erfgoedveld zelf. De visie geeft tal van aanbevelingen. Mede op basis van deze aanbevelingen is de Beleidsbrief Erfgoed opgesteld. In de beleidsbrief zijn de prioriteiten van het beleid en de gemaakte keuzen duidelijk gemaakt. Met de uitvoering van de actiepunten uit de Beleidsbrief Erfgoed krijgt het erfgoed in Alphen aan den Rijn een nieuwe impuls. Het gaat daarbij niet alleen om het behouden en zichtbaar maken van wat er is, maar ook om erfgoed en het verleden te gebruiken als inspiratiebron voor onder meer nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen en herbestemmingen in de toekomst.
Vanuit de Welstandsnota gelden bij aanpassingen aan cultureel erfgoed de volgende algemene uitgangspunten:
De cultuurhistorische kaart van de provincie Zuid-Holland geeft een overzicht (op hoofdlijnen) van cultuurhistorische kenmerken en waarden in de provincie. De cultuurhistorische kaart - ook aangeduid als Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) - kent drie verschillende thema's: archeologie, historische stedenbouw en historisch landschap.
Ook op nationaal niveau (Erfgoedwet) wordt, net als op gemeentelijk niveau, de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het cultureel erfgoed zoveel mogelijk bij het erfgoedveld zelf gelegd: musea, collectiebeheerders, archeologen, eigenaren en daarnaast ook (lokale) overheden. Bepaalde onderdelen van de wettelijke bescherming van het cultureel erfgoed verhuizen naar de nieuwe Omgevingswet. De vuistregel hierbij is: duiding van erfgoed in de Erfgoedwet, omgang met erfgoed in de fysieke leefomgeving in de Omgevingswet.
Alphen aan den Rijn is rijk aan cultureel erfgoed. Het is overal in de samenleving aanwezig. Cultureel erfgoed is eigenlijk de bron voor het verhaal over de geschiedenis van de gemeente. Het maakt het verleden zichtbaar, zodat we beter het heden begrijpen en dat helpt ons weer om gericht over de toekomst na te denken. Maar cultureel erfgoed is niet alleen een kennisbron. Het is ook een bron van inspiratie voor vernieuwing in vormgeving en ruimtelijke ontwikkeling. Daarnaast heeft het een belangrijke economische waarde en is in die zin een betekenisvolle inkomstenbron. Allemaal redenen om ervoor te zorgen dat het cultureel erfgoed ook voor toekomstige generaties behouden blijft.
Gelet hierop (en ook op de Omgevingswet) is de beschikbaarheid van een integrale cultuurhistorische kaart onmisbaar. Een cultuurhistorische waardenkaart geeft een overzicht van cultuurhistorische kenmerken en waarden binnen de gemeente. Op deze kaart kunnen monumenten, beeldbepalende panden, maar ook oude wegen en vaarwegen, verkavelingspatronen en karakteristieke stedenbouwkundige structuren worden opgenomen. Deze integrale cultuurhistorische waardenkaart wordt nu opgesteld. Hierbij wordt aan de provinciale cultuurhistorische kaart nadere invulling gegeven. Het spreekt vanzelf, gelet op de aanwijzingsprocedure, dat de monumenten reeds bekend zijn. In de toekomst zullen echter meer gebouwen als gemeentelijk monument worden aangewezen.
Vanuit het bestemmingplan geldt een dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie, om de cultuurhistorische te waarborgen. Vooralsnog zijn dit alleen de monumenten. Zodra de integrale cultuurhistorischekaart beschikbaar is, wordt de dubbelbestemming uitgebreid. Verder kan voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig zijn, als deze werken of werkzaamheden plaatsvinden op de gronden die als cultuurhistorisch waardevol zijn aangewezen.
Zodra de integrale cultuurhistorische waardenkaart beschikbaar is, wordt de dubbelbestemming uitgebreid. Het bestemmingsplan maakt geen grote ontwikkelingen mogelijk, maar biedt meer flexibiliteit aan de invulling van bestaande bestemmingen. Daarnaast worden verschillende bestemmingen herzien of aangepast. Aanwezige cultuurhistorische waarden worden daarmee vooralsnog niet aangetast. Bij nieuwe ontwikkelingen en de aanvragen van een omgevingsvergunning is mogelijk wel cultuurhistorisch onderzoek noodzakelijk.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Alphen aan den Rijn heeft in 2014 de archeologische verwachtingen- en beleidskaart laten opstellen. Aan de hand van de verwachtingen- en beleidskaart is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is. Wanneer een archeologisch onderzoek niet verplicht is, zijn er geen belemmeringen van archeologische aard voor de voorgenomen ontwikkelingen. Wanneer een archeologisch verplicht is, dienen verschillende stappen van onderzoek en besluitvorming gevolgd te worden. Deze stappen worden beschreven in de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg.
Provinciaal beleid
Het beleid van de Provincie Zuid-Holland richt zich, conform het rijksbeleid, op het behouden van archeologische waarden op de plaats waar de waarden zijn aangetroffen.
De aandachtsgebieden op het gebied van archeologie zijn opgenomen in de Verordening Ruimte, die is vastgesteld in 2014. Hierin zijn verschillende zones aangemerkt als van provinciaal belang. De Romeinse Limes is er hier één van (kaart 12 van de Verordening Ruimte).
De Romeinse Limes, de noordgrens van het voormalige Romeinse Rijk, houdt zich verborgen in het landschap. In Nederland vormt de Rijn de noordgrens. In Zuid-Holland wordt de Romeinse Limes gevormd door een zone langs de Oude Rijn, van de grens van Zuid-Holland met Utrecht tot aan de kust bij Katwijk en door een zone langs het Rijn-Schiekanaal, vanaf Leiden naar Voorburg. Deze hele zone is rijk aan archeologische vindplaatsen en is beschreven in de CHS. De archeologische waarden hier betreffen: forten, burgerlijke nederzettingen, grafvelden, militaire infrastructuur, bestaande uit wegen, waterwerken en wachttorens en scheepswrakken. De Romeinse Limes is opgenomen op de voorlopige lijst van de Werelderfgoedlijst van Unesco.
Een groot deel van het plangebied valt binnen de Limeszone. Voor de Limeszone geldt dat archeologisch nodig is bij het uitvoeren van werken of werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 m² en waarbij de grond dieper wordt geroerd dan 30 centimeter onder het maaiveld. Gemeenten hebben de mogelijkheid beredeneerd af te wijken van deze criteria.
Rijksbeleid
Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd: archeologisch erfgoed betreft een onvervangbaar onderdeel van ons cultureel erfgoed. De Erfgoedwet legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De taken in het kader van de Erfgoedwet behelzen o.a. het meewegen van archeologie in de besluiten op het gebied van de Ruimtelijke Ordening (zoals omgevingsvergunning) en de koppeling tussen bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen.
De Erfgoedwet verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van voorschriften in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van een omgevingsvergunning voor bodemverstorende activiteiten in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Deze voorschriften kunnen betrekking hebben op archeologisch vooronderzoek dat de aanvrager van de vergunning moet laten uitvoeren. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.
Geraadpleegde bronnen
In het kader van het bestemmingsplan Alphen Stad wordt inzicht gegeven in de verwachtingswaarden en bijbehorend beleid in het plangebied. Hiervoor zijn de volgende bronnen geraadpleegd:
De archeologische verwachtingen- en beleidskaart onderscheidt de categorieën Waarde-Archeologie 1 t/m 5 met 3 subcategorieën 3a, 4a en 5a. Waarde-Archeologie 1 betreft de archeologische rijksmonumenten. Hierop zijn de bepalingen, zoals verwoord in de Erfgoedwet van toepassing. In onderstaande figuur is een uitsnede van de archeologische beleidskaart weergegeven. Te zien is dat in het plangebied geen archeologische rijksmonumenten aanwezig zijn. Voor het plangebied gelden de volgende verwachtingen:
Voor Alphen aan den Rijn geldt dat bij de ontwikkeling van diverse woonwijken de bodem is opgehoogd met 0,5 – 1,5 meter grond. Deze zones zijn weergegeven op de kaart met het + teken. Het dieptecriterium voor het uitvoeren van onderzoek is in deze zones niet 30 cm maar 50 cm. Het betreft de dubbelbestemming categorieën Waarde-Archeologie 3a, 4a en 5a.
Binnen het bestemmingsplangebied is één archeologische vindplaats van provinciale waarde bekend. Het betreft het Romeinse castellum in het centrum van de stad. Op onderstaande figuur te zien als het rode vak in het midden. Hier zijn in de jaren '90 van de 20ste eeuw bij de ontwikkeling van het winkelgebied grootschalige opgravingen uitgevoerd.
Behalve de vondsten uit de Romeinse tijd, welke voornamelijk te vinden zijn aan de zuidzijde van de Oude Rijn, vinden we langs de noordzijde van de Oude Rijn (Hooftstraat) de historische bebouwing terug van de voormalige kern van Oudshoorn. Ook buitenhuizen uit de Nieuwe Tijd zijn mogelijk nog aanwezig binnen de grenzen van het bestemmingsplangebied.
Figuur: uitsnede uit beleidsadvieskaart. De blauwe lijn geeft de contour van het bestemmingsplangebied weer
Op basis van nieuwe onderzoeken kan een vastgestelde archeologische verwachting bijgesteld worden naar een hogere of een lagere waarde. Wanneer volgens de beleidskaart een archeologisch onderzoek verplicht is, maar de gemeente beschikt over informatie waaruit blijkt dat binnen een plangebied de archeologische verwachting naar beneden bijgesteld kan worden, kan van de verplichting afgezien worden.
Om archeologische waarden te waarborgen is in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming Waarde-Archeologie opgenomen verdeeld over meerdere categorieën. Hiermee zijn voor de benoemde archeologische waarden specifieke regels ten aanzien van ingrepen in de grond opgenomen. Indien bij werkzaamheden de gestelde criteria worden overschreden dan is het uitvoeren van een archeologisch noodzakelijk.
In specifieke gevallen kan uit informatie (afkomstig van de gemeente, aanvrager of anderszins) blijken dat een archeologisch onderzoek niet nodig is, ook al overschrijden de ontwikkelingen de vrijstellingsgrenzen. Deze uitzondering is als mogelijkheid opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. Afwijken van de onderzoeksplicht is bijvoorbeeld mogelijk indien:
Het bestemmingsplan maakt geen grote ontwikkelingen mogelijk, maar biedt meer flexibiliteit aan de invulling van bestaande bestemmingen. Daarnaast worden verschillende bestemmingen herzien of aangepast. Het is op dit moment niet noodzakelijk om aanvullend archeologisch (veld)onderzoek uit te voeren. Bij nieuwe ontwikkelingen en de aanvragen van een omgevingsvergunning is mogelijk wel archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan de natuurbeschermingswetgeving zoals deze is opgenomen in de Wet natuurbescherming (Wnb, ingegaan op 1 januari 2017). In deze wet wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Met deze wet zijn de Europese Vogelrichtlijn en de Europese Habitatrichtlijn verankerd in de nationale wetgeving.
Onder gebiedsbescherming valt ook de toetsing aan het provinciaal ecologisch beleid, waarmee bepaalde gebieden en landschapselementen worden beschermd, zoals het Natuurnetwerk Nederland (voorheen: Ecologische Hoofdstructuur) en het weidevogelgebied.
Gebiedsbescherming
Natura 2000
De Wet natuurbescherming beschermt Natura 2000-gebieden. De Wnb bevat instrumenten om op basis van effectstudies activiteiten in en rondom Natura 2000-gebieden af te wijzen, dan wel toe te staan op basis van een melding of een vergunning.
Bij besluiten om een plan (zoals een bestemmingsplan) vast te stellen moet op grond van artikel 2.7 van de Wnb rekening worden gehouden met de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebieden en het beheerplan. Ook activiteiten buiten het Natura 2000-gebied kunnen negatieve effecten op het Natura 2000-gebied hebben. Dit wordt 'externe werking' genoemd. De wet schrijft onder voorwaarden voor dat een voortoets en/of een passende beoordeling voor het voornemen noodzakelijk is. De vergunningen omvatten allerlei voorwaarden om schade aan natuurwaarden te voorkomen en te compenseren.
Natuurnetwerk Nederland
Het voormalige ministerie van LNV heeft in 1990 het Natuurnetwerk Nederland (NNN) geintroduceerd. Het NNN bestaat uit een netwerk van natuurgebieden. Het doel van het NNN is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. Het NNN wordt beschermd via regelgeving onder de Wet ruimtelijke ordening.
Het in de Nota Ruimte vastgelegde rijksbeleid ten aanzien van de begrenzing en de bescherming van het NNN, is vertaald in regelgeving in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, dat per provincie is uitgewerkt in een provinciale ruimtelijke verordening. In de Verordening Ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland (geactualiseerd in 2016) zijn verplichtingen opgenomen voor bescherming van het NNN. Kort gezegd is hier geregeld dat bestemmingsplannen geen bestemmingen mogen aanwijzen die instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van het NNN. Gedeputeerde Staten kunnen een ontheffing verlenen om te mogen afwijken van dit beleid. In welke gevallen en hoe gecompenseerd moet worden is verder uitgewerkt in het 'nee-tenzij-regime' uit de beleidsregel Compensatie Natuur, Recreatie en Landschap Zuid-Holland 2013.
Om te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied significant worden aangetast, moet het bevoegd gezag (de gemeente) erop toezien dat hiernaar onderzoek wordt verricht.
Gemeenten moeten het in de verordeningen en beleidsregel vastgelegde beschermingsregime voor het NNN verankeren in bestemmingsplannen en ook de naleving daarvan borgen bij het (verlenen van omgevingsvergunningen voor het) afwijken van ruimtelijke regels.
Een gebied kan tegelijk een Natura 2000-gebied zijn en onderdeel zijn van het NNN. Als er sprake zou zijn van tegenstrijdige vereisten, dan is het Natura 2000-beschermingsregime leidend.
Weidevogelgebied
In de Provinciale Verordening Ruimte 2014 en de Beleidsregel Compensatie Natuur, Recreatie en Landschap Zuid-Holland 2013 is de bescherming van belangrijke provinciale weidevogelgebieden vastgelegd. Voor ingrepen in deze gebieden geldt (net zoals bij de NNN-gebieden) het 'nee, tenzij-principe': er zijn geen bestemmingswijzigingen mogelijk als daardoor de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er sprake is van groot openbaar belang, er geen reële alternatieven zijn, de negatieve effecten zoveel mogelijk worden beperkt en de overblijvende effecten worden gecompenseerd. Als dat het geval is en de ruimtelijke ontwikkeling mag plaatsvinden, dan geldt dat er compensatie toegepast moet worden. Hiervoor geldt de provinciale Beleidsregel Compensatie Natuur, Recreatie en Landschap Zuid-Holland 2013. De toelichting bij het bestemmingsplan moet dan een verantwoording over de wijze van compensatie bevatten.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming beschermt alle in het wild levende soorten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen soorten uit de vogelrichtlijn, habitatrichtlijn en andere soorten.
Het uitgangspunt van de Wnb is dat alles wat schadelijk is voor beschermde soorten verboden is, zoals bijvoorbeeld het verstoren, verontrusten, doden, vangen, plukken, vernielen, verwonden van soorten of het wegnemen, vernielen of verstoren van hun verblijfplaats. Van het verbod kan alleen onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken. Voor álle activiteiten met een mogelijk effect op beschermde dier- en plantensoorten is toetsing aan de Wnb noodzakelijk. Activiteiten waarbij de verbodsbepalingen overtreden worden, dienen voorkomen te worden, bijvoorbeeld door het treffen van mitigerende maatregelen. Indien dit niet mogelijk is, dan is het uitvoeren van een dergelijke activiteit alléén toegestaan met een ontheffing van het Ministerie van EZ. Een mitigatieplan of ontheffing dient in het bezit te zijn voorafgaand aan de start van de uitvoeringsfase.
Voor enkele soorten is een vrijstelling verleend bij de uitvoering van handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud. Deze soorten staan opgenomen in de provinciale Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland (vastgesteld op 9 november 2016).
Naast de verbodsbepalingen geldt voor alle in het wild levende planten- en diersoorten de zogenaamde zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk voorkomen moeten worden. De zorgplicht geldt voor iedereen en voor alle planten en dieren, beschermd of niet. Bij beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend.
In deze paragraaf is de planologische haalbaarheid van het bestemmingsplan Alphen Stad in het kader van de natuurwetgeving onderzocht. Hierbij is beoordeeld of er effecten kunnen optreden op beschermde gebieden en/of beschermde soorten, waarbij gebruik is gemaakt van landelijke en provinciale beleidsdocumenten en online plankaarten.
Resultaten gebiedsbescherming
Sommige ontwikkelingen kunnen leiden tot een extern effect vanwege extra stikstofdepositie die hierdoor ontstaat in een Natura 2000-gebied. Op basis van literatuuronderzoek is daarom bepaald of het plangebied zich in (de nabijheid van) een Natura 2000-gebied bevindt. Tevens is bepaald of het plangebied binnen de groene gebieden van de Provinciale Verordening Ruimte 2014 (NNN, weidevogelgebied) is gelegen.
In de directe omgeving van het plangebied zijn zowel Natura 2000-gebieden en NNN gebieden aanwezig. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & De Haeck ligt op een afstand van meer dan 4 kilometer.
Zoals aangegeven zijn nieuwe ontwikkelingen niet rechtstreeks mogelijk binnen het plangebied van Alphen Stad. Alleen die ontwikkelingen zijn rechtstreeks mogelijk gemaakt indien voldoende is onderbouwd dat de ontwikkeling ook ruimtelijk aanvaardbaar is. Indien sprake is van de vestiging van nieuwe woningen (bijvoorbeeld binnen de bestemming Gemengd), zal middels een binnenplanse afwijking een procedure moeten worden gevolgd, waarbij alle relevante milieu/omgevingsaspecten moeten zijn afgewogen. Dit betreft ook de relatie van de nieuwe woningen tot de mogelijke effecten op de Natura2000 gebieden.
Er worden daarmee geen ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk gemaakt die zullen leiden tot andere stikstofemissies dan in de huidige bestemmingsplannen. Kleinschalige bedrijvigheid in bestaande woningen, uitbouw van woningen leiden bijvoorbeeld niet tot relevante stikstofemissies, mede gezien de afstand van 4 km tot een stikstofgevoelige natuurgebied.
Figuur: Ligging Natura 2000-gebieden rondom het plangebied (HR= gebied aangewezen op basis van Habitatrichtlijn, VR= gebied aangewezen op basis van Vogelrichtlijn). Projectie van kaarten van www.zuidholland.nl in Geoweb van ODMH, geraadpleegd op 12 april 2017
NNN en weidevogelgebied
Er liggen geen NNN-gebieden of weidevogelgebied in het plangebied, zodat er geen verdere toetsing aan het beleid ter bescherming van deze gebieden uitgevoerd hoeft te worden.
Figuur: Ligging NNN en weidevogelgebied rondom het plangebied. Projectie van kaarten van www.zuidholland.nl in Geoweb van ODMH, geraadpleegd op 12 april 2017
Resultaten soortenbescherming
Er worden geen effecten verwacht op mogelijk aanwezige beschermde soorten. Zoals aangegeven zijn nieuwe ontwikkelingen niet rechtstreeks mogelijk binnen het plangebied van Alphen Stad. Alleen die ontwikkelingen zijn rechtstreeks mogelijk gemaakt indien voldoende is onderbouwd dat de ontwikkeling ook ruimtelijk aanvaardbaar is. Indien sprake is van de vestiging van nieuwe woningen (bijvoorbeeld binnen de bestemming Gemengd), zal middels een binnenplanse afwijking een procedure moeten worden gevolgd, waarbij alle relevante milieu/omgevingsaspecten moeten zijn afgewogen. Dit betreft ook de relatie van de nieuwe woningen tot de mogelijke effecten op de Natura2000 gebieden.
Om voor toekomstige ruimtelijke procedures een indicatie te geven van aanwezigheid van beschermde soorten, wordt hieronder een overzicht gegeven van enkele soort(groep)en die vaak in de stedelijke omgeving en stadsrand voorkomen. Deze opsomming is echter niet volledig. Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling en fysieke ingreep in het plangebied (zoals sloop, nieuwbouw, verbouw, kap, verharding, verandering van verlichting van de openbare ruimte, etc.) moet beoordeeld worden welke soorten aanwezig zijn en welke effecten dit veroorzaakt op deze soorten. Daarnaast geldt te allen tijde dat voor alle soorten zorgplichtmaatregelen getroffen moeten worden om de schade aan de soorten zo veel mogelijk te beperken.
Vogels
In de hele plangebied kunnen algemene broedvogels voorkomen. De (nesten van deze) vogels zijn beschermd tijdens het broeden. Het broedseizoen voor vogels loopt van circa half maart tot half juli, maar varieert met de klimatologische en weersomstandigheden ter plaatse. Ook buiten het broedseizoen zijn broedende vogels beschermd. Naast algemene broedvogels is er een aantal vogelsoorten waarvan de nestplaats jaarrond is beschermd. Nesten van deze soorten mogen niet worden verwijderd, ook niet wanneer dit buiten het broedseizoen plaatsvindt. Nesten van jaarrond beschermde soorten zijn verdeeld in 5 categorieën. Vogels uit de categorie 1 tot en met 4 zijn altijd jaarrond beschermd. Voor soorten uit categorie 5 geldt dat deze alleen beschermd zijn als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dit rechtvaardigen. Voorbeelden van soorten met een jaarrond beschermde nestplaats die in het plangebied voorkomen zijn onder andere huismus en gierzwaluw. Daarnaast zijn er jaarrond beschermde nesten van diverse soorten uilen en de sperwer (o.a. bekend in het Bospark) aanwezig.
Vleermuizen
In Alphen aan den Rijn komen verschillende soorten vleermuizen voor. Alle soorten zijn beschermd onder de Wet natuurbescherming. Soorten die veel in stedelijke omgevingen worden aangetroffen en in gebouwen verblijven zijn de gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Binnen het plangebied zijn ook boombewonende soorten waargenomen, zoals de ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en de watervleermuis. Sommige soorten maken zowel gebruik van verblijfplaatsen in gebouwen als in bomen.
De watervleermuis en meervleermuis maken onder andere gebruik van de Oude Rijn, de Heimanswetering en het Zegerplasgebied. Bomenrijen en watergangen in het plangebied zijn geschikt als foerageergebied en vliegroute voor meerdere soorten vleermuizen. Parken (met of zonder waterpartijen), sloten met opgaande beplanting en bosjes (bijvoorbeeld het water langs het Dijkslootpad en andere waterpartijen in de wijk Ridderveld, het water Kromme Aar, het water Burggooi, het Aarkanaal, het water langs de Norbertijnenlaan) zijn geschikt als foerageergebied voor diverse vleermuissoorten.
Grondgebonden zoogdieren
Onder de Wet natuurbescherming zijn algemeen voorkomende soorten als de egel, haas en konijn strikt beschermd. Echter, in de Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland 2017 zijn algemene vrijstellingen geïntroduceerd voor deze soorten. Zoogdieren die niet opgenomen zijn op deze lijst met vrijstellingen worden in het plangebied niet verwacht (uitgezonderd vleermuizen, zie hierboven).
Amfibieën, reptielen en ongewervelden
Sloten, waterpartijen, graslanden en braakliggende terreinen in het plangebied kunnen geschikt zijn voor de beschermde rugstreeppad. Deze soort komt voor in natte graslanden en pionierssituaties (bouwrijp gemaakte terreinen). De sloten kunnen geschikt zijn voor de beschermde platte schijfhoren, een waterslakje dat voorkomt in sloten met een rijkere plantenbegroeiing. De ringslang komt voor in het Zegerslootgebied.
Vlinders en libellen
In het stedelijk gebied zijn geen geschikte biotopen voor beschermde vlinder- en libellensoorten.
Vissen
Er zijn geen beschermde vissoorten bekend in het plangebied.
Vanwege de aard van het plan en de afstand tot de natuurgebieden is het plan niet van invloed op Natura 2000-gebieden, het NNN-gebied en het weidevogelgebied. Omdat geen grote, nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt binnen het bestemmingsplan is schade aan de door de wetgeving beschermde soorten niet mogelijk door het plan, omdat er ruimtelijk niets verandert. Er zijn daarmee vanuit ecologie geen planologische bezwaren tegen het bestemmingsplan.
Bij nieuwe ontwikkelingen, herzieningen of fysieke ingrepen in het plangebied moet altijd opnieuw getoetst worden aan de natuurwetgeving. Daarbij moet in acht worden genomen dat ook kleine wijzigingen zoals kappen en snoeien van stedelijk groen, plaatsen van straatverlichting, profielwijziging van watergangen, werkzaamheden aan kademuren en sloop van gebouwen een overtreding van de natuurwetgeving kunnen betekenen.
Daarnaast geldt te allen tijde dat voor alle soorten zorgplichtmaatregelen getroffen moeten worden (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) om negatieve gevolgen aan soorten zo veel mogelijk te voorkomen, beperken of ongedaan te maken.
Naar aanleiding van de zienswijze van de provincie is aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de eventuele effecten op de beschermde soorten en de consequenties op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Hierbij gaat het om een soortenonderzoek en een stikstofdepositieonderzoek. Deze onderzoeken zijn als bijlage opgenomen.
Soortenonderzoek
De conclusie van dit onderzoek is dat in dit stadium voldoende aannemelijk is gemaakt dat de aanwezigheid van beschermde soorten het vaststellen van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Aanvullende regels of aanpassing van de verbeelding voor bescherming van habitats of kolonies is niet aan de orde.
Stikstofdepositieonderzoek
De conclusie is dat voor de meeste stikstofrelevante bestemmingen binnen het plangebied toekomstige uitbreidingen en groei geen significante effecten zullen hebben op de omliggende Natura 2000-gebieden voor het aspect stikstof. Dit geldt niet voor de manege Stichting Hippisch Centrum Zeegersloot. In verband hiermee is het maximaal dierenaantal geborgd in het bestemmingsplan.
Gemeentelijke parkeernota
De gemeentelijke parkeernormen en parkeervoorzieningen zijn uitgewerkt in de gemeentelijk parkeernota 'Nota parkeernormen en parkeervoorzieningen 2014' door de raad vastgesteld op 28 mei 2015.
Er is een paraplubestemmingsplan 'Parkeren' opgesteld voor het gehele grondgebied van Alphen aan den Rijn omdat vanaf juli 2018 de stedenbouwkundige voorschriften (waaronder parkeernormen) uit de Bouwverordening vervallen. Dit paraplubestemmingsplan, dat is vastgesteld op 21 september 2017 ziet ook op het plangebied van dit bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling is dan ook integraal overgenomen.
De parkeervoorzieningen dragen bij aan een leefbare, veilige en bereikbare stad.
Nieuwe gebouwen en voorzieningen
Met de parkeernormen wordt de parkeereis bepaald voor nieuwe gebouwenen voorzieningen waar een parkeervraag kan ontstaan. De parkeereis is het totaal aantal (minimaal) vereiste parkeerplaatsen voor auto's en fietsen bij een gebouw of voorziening.
Aangepaste functie van een gebouw
Een parkeereis is ook van toepassing als de bestemming van een gebouw wijzigt (bijvoorbeeld van winkel naar woning). Hiervoor is de parkeerbalans maatgevend, ook als de parkeereis van een nieuwe bestemming niet verschilt van de parkeereis van de oude bestemming. Als de parkeerbalans met de nieuwe bestemming meer parkeerplaatsen vereist dan met de oude bestemming, dan is het noodzakelijk extra parkeerplaatsen aan te leggen als de feitelijke situatie of verwachte toekomstige situatie dit noodzakelijk maakt (hoge parkeerdruk). Hiervan kan worden afgeweken als het gaat om een nieuwe bestemming met beperkte omvang en dus beperkt effect op het parkeren, als de realisatie gemotiveerd noodzakelijk wordt geacht.
Meerdere functies en gezamenlijk gebruik van parkeervoorzieningen
Bij (meerdere) gebouwen en/of voorzieningen met verschillende functies en gezamenlijk gebruik van parkeervoorzieningen, is de parkeerbalans ook van toepassing. Bij een flexibele bestemming (meerdere functies mogelijk) in een bestemmingsplan / omgevingsplan wordt de parkeereis afgestemd op de functie welke de meeste parkeerplaatsen vraagt. Deze parkeereis is aantoonbaar realiseerbaar zolang deze maatgevende functie in het bestemmingsplan / omgevingsplan is opgenomen. Het aantal aan te leggen parkeerplaatsen mag zijn afgestemd op de functie die op een bepaald moment wordt gerealiseerd.
Parkeernormen verschillende functies gebouwen en voorzieningen in parkeernota
In de parkeernota met bijlage zijn de parkeernormen voor verschillende functies van gebouwen en voorzieningen opgenomen (woning, werk, winkel, sport en dergelijke). Behalve de normen zijn er ook eisen ten aanzien van de parkeervoorzieningen opgenomen (locatie, gebruik inrichting, etc.).
Per gebied of plaats gelden verschillende parkeernormen. Binnen de stad Alphen aan den Rijn hebben de parkeernormen een gunstig effect op het aantal parkeerplaatsen in het centrum en de schil om het centrum (minder parkeerplaatsen nodig). In de rest van de bebouwde kom van de stad Alphen aan den Rijn kan het afhankelijk van de functie minder of meer parkeerplaatsen opleveren. Zo zijn de parkeernormen voor auto's in het centrum van Alphen aan den Rijn lager dan de parkeernormen voor auto's in een woonwijk als Kerk en Zanen of Ridderveld.
Er wordt een voorwaardelijke verplichting (een verplichting om bij de functies die in het plangebied aanwezig zijn bepaalde voorzieningen te treffen) opgenomen om zo voldoende parkeergelegenheid voor fietsen en voertuigen te bereiken. Verdere eisen aan het (fiets)parkeren kunnen ook met een voorwaardelijke verplichting worden vastgelegd. Hierbij wordt aangesloten bij de parkeernota. In de regels van het bestemmingsplan wordt hiernaar verwezen. De regels kennen ook een mogelijkheid tot afwijking van de parkeereis in bijzondere situaties.
Door het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in de regels met een koppeling naar de gemeentelijke parkeernota wordt bereikt dat er goede en voldoende parkeervoorzieningen voor zowel fiets als auto gerealiseerd worden én in stand blijven bij woningen, overige gebouwen en voorzieningen in de gemeente Alphen aan den Rijn. Aanvullend wordt hiermee bereikt dat er voldoende gelegenheid is tot laden en lossen op eigen terrein.
Vooroverleg is het overleg aan de voorkant van een proces waarbij de gemeente of initiatiefnemer de omgeving inlicht over projectmatige plannen in de buurt. Ingezetenen worden op de hoogte gebracht van de ontwikkelingen in de wijk en krijgen de mogelijkheid zich hierover uit te spreken. Dit kan gaan over de bouw van een schuur tot aan het huisvesten van vluchtelingen in een leegstaand kantorenpand.
Door van tevoren duidelijk te maken welke gemeentelijke of particuliere acties plaats zullen vinden, wordt het voor ingezetenen in een vroeg stadium helder welke kant de gemeente of initiatiefnemer op wil. Even belangrijk is echter dat op deze wijze de omgeving wordt gehoord over haar belangen en wat er speelt in de wijk.
Het vooroverleg in het bestemmingsplanproces krijgt onder meer vorm in beginspraak. Bij beginspraak worden diverse partijen actief betrokken in het voorstadium van een nieuw bestemmingsplan. Beoogd wordt om de ingezetenen te horen en belangijke signalen uit de beginspraak mee te nemen in het verdere proces.
Vooroverleg is echter niet uitsluitend een taak van de gemeente. Ook andere partijen (initiatiefnemers van projecten) krijgen deze opdracht mee. Doordat de gemeente veel flexibiliteit biedt aan partijen in het bestemmingsplan komt er meer verantwoordelijkheid te liggen bij de initiatiefnemer. Deze heeft de opdracht om omwonenden te betrekken bij haar plannen en in te lichten opdat zich in een later proces geen conflicten voordoen. En ook op buurtniveau wordt deze houding verwacht van onze ingezetenen. De gemeente vertrouwt erop dat buren elkaar op de hoogte brengen van elkaars (ver)bouwplannen, om conflicten in een latere fase te voorkomen.
Voorheen was het gebruikelijk om bij het opstellen van een bestemmingsplan vóór de wettelijk voorgeschreven fasen van ontwerp en vaststelling een voorontwerp op te stellen en beschikbaar te stellen voor inspraak. Bij het bestemmingsplan Alphen Stad is echter voor een andere werkwijze gekozen. Dit heeft te maken met de introductie van het begrip 'beginspraak' (zoals in het coalitieakkoord ook afgesproken is), wat in de plaats van het voorontwerp is gekomen. De gemeente gaat eerst in gesprek met haar ingezetenen, voordat er vastomlijnde plannen liggen waartegen men achteraf kan reageren. Op deze manier vindt actieve betrokkenheid al plaats bij het startdocument.
Eind november 2015 hebben twee inspraakavonden plaatsgevonden. De eerste avond vond plaats in wijkcentrum Ridderveld aan de Concertweg 3. De tweede avond werd gehouden in de Triomfatorkapel aan de Molenwerfstraat 1, beide locaties gelegen in het plangebied.
Tijdens deze avonden konden bewoners, ondernemers, raadsleden en andere Alphense partijen zich laten informeren en hun mening geven over het voorgenomen nieuwe bestemmingsplan Alphen Stad. De aanwezigen konden tijdens de avond een enquête invullen en ideeën, vragen en/of opmerkingen kwijt. Ook werd er algemene informatie over het bestemmingsplanproces gegeven en is de planning aan de orde gekomen.
Ten slotte was er specifieke aandacht voor het gebied Park Zegersloot, vanwege de recente visie en ontwikkelingen binnen het gebied.
Aan de bezoekers is gevraagd waar zij in het plangebied wonen/gevestigd zijn, om een beeld te krijgen waar belangstellenden zich in het gebied bevonden. Een weergave daarvan vindt u in onderstaande figuur.
Figuur: weergave van de herkomst van de bezoekers uit het plangebied.
Tijdens de beginspraakavonden zijn drie belangrijke inhoudelijke thema's aan de bezoekers voorgelegd. Het betreffen onderwerpen waar keuzes in gemaakt moeten worden en waarbij we het belangrijk vinden de mening van onze ingezetenen te vragen. De thema's worden hieronder kort besproken.
Groen versus Grijs
Allereerst de twist tussen groen versus grijs: In de praktijk botsen beide functies vaak. Groen in de wijk wordt erg belangrijk geacht, maar men vindt het ook fijn om de auto voor de deur te kunnen parkeren. De vraag is dan ook gesteld of groen plaats mag maken voor bijvoorbeeld parkeerplekken? Met verschillende plaatjes van verstening en vergroening werden bewoners geprikkeld hun mening te geven. Menig bewoner benadrukte dat bepaalde stukken groen echt groen moet blijven. Hierbij werd veelvuldig het Zegerslootgebied genoemd.
Figuur: Visualisatie thema groen-grijs.
Bouwvlakken
Een tweede vraagstuk betrof de wijze waarop tot op heden bouwvlakken op de verbeelding ingetekend werden. Bouwvlakken geven weer binnen welke lijn een hoofdgebouw opgericht mag worden. De huidige werkwijze is dat de bouwvlakken op de verbeelding strak om het bestaande hoofdgebouw getekend worden, hetgeen dus betekent dat het hoofdgebouw niet uitgebreid kan worden. Centrale vraag die gesteld werd is of de ingezetenen meer zouden moeten mogen bouwen in hun voor- en achtertuin?
De meningen waren over dit onderwerp verdeeld. Naast voordelen om ruimer te kunnen bouwen, kleven er ook nadelen aan, waarbij gedacht kan worden aan bezonning, privacy en verstening in achtertuinen. Een aantal bewoners gaven aan liever de regie aan de gemeente over te laten dan aan de markt, terwijl anderen juist perspectief zagen in verruimde mogelijkheden.
Figuur: van klein bouwvlak tot midden-groot of groot bouwvlak.
Wisseling functies in het centrumgebied
Het derde thema betrof de wisseling van functies in het centrumgebied. Hier stond de vraag centraal of er meer ruimte aan de markt moet worden overgelaten om te kunnen wisselen in functies of dat de gemeente de regie in handen moet houden in het centrum. Daarnaast werd de vraag gesteld of horeca en detailhandel zich uitsluitend binnen het centrumgebied mogen vestigen of ook daarbuiten. Bezoekers gaven aan de ene kant aan niet onwelwillend te staan ten opzichte van dergelijke voorzieningen buiten het centrum. Aan de andere kant zou men graag hier de gemeente het laatste woord in willen geven.
Figuur: functiemenging in het centrumgebied.
Na de beginspraakavonden is de zogenaamde startnotitie opgesteld. Het betreft een document waarin de belangrijkste uitgangspunten voor het gebied in kaart zijn gebracht en waar de informatie/ resultaten vanuit de beginspraakavonden een plekje hebben gekregen.
Naar aanleiding van de startnotitie heeft er discussie in de raad plaatgevonden en is uiteindelijk de notitie op 21 april 2016 vastgesteld. Met de raad is afgesproken dat voordat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gaat voor inspraak, we met de gemeenteraad om tafel gaan om te bezien hoe de uitgangspunten vorm hebben gekregen in het bestemmingsplan. Dit vormt ook een manier van participatie, alleen dan meer intern/politiek gericht.
Vooroverleg met partners van de gemeente vloeit voort uit de Wet ruimtelijke ordening. Het overleg is echter ook niet meer dan vanzelfsprekend, immers als overheden/instanties onderling dien je er zorg voor te dragen dat op omgevingsgebied de diverse onderwerpen goed op elkaar zijn afgestemd en met elkaar in overeenstemming zijn.
Het bestemmingsplanis aan de volgende partners van Alphen aan den Rijn voorgelegd:
Hoogheemraadschap van Rijnland | KPN |
Provincie Zuid-Holland | Tennet |
Veiligheidsregio Midden-Holland | Gemeente Kaag en Braassem |
NS | Gemeente Zoeterwoude |
Prorail | Gemeente Nieuwkoop |
Oasen | Gemeente Bodegraven-Reeuwijk |
Nuon | Gemeente Leiderdorp |
Gasunie | |
Liander | |
Alliander |
Van acht van onze partners hebben wij een reactie ontvangen. Per partner is een korte samenvatting van de reactie gegeven alsmede ons antwoord daarop.
Gemeente Nieuwkoop
De gemeente Nieuwkoop heeft naar aanleiding van de beschikbare stukken geen aanleiding gezien om inhoudelijk te reageren.
Gemeente Zoeterwoude
De gemeente Zoeterwoude heeft naar aanleiding van de beschikbare stukken geen aanleiding gezien om inhoudelijk te reageren. Toegevoegd wordt dat bedrijfsbestemmingen op een zodanige afstand liggen dat deze redelijkerwijs niet voor hinder kunnen zorgen. Ook zien ze geen buitensporige ontwikkelruimte voor bijvoorbeeld woningbouw.
Oasen
Van Oasen is een reactie ontvangen. Drie punten worden kort benoemd, te weten:
Reactie
De opmerkingen die door Oasen zijn gemaakt, zijn terecht. De versie van het bestemmingsplan dat aan onze overlegpartners is gezonden betrof een concept waar nog enkele belangrijke gegevens in ontbraken. Deze gegevens zijn inmiddels in het ontwerp bestemmingsplan verwerkt.
Tennet
Tennet heeft inhoudelijk op het bestemmingsplan gereageerd. Aangegeven wordt dat zich binnen het plangebied een ondergrondse 150.000 Volt transportverbinding bevindt. De ligging daarvan is gepositioneerd in de Noorderkeerkring, de Europalaan, de Laan der Continenten, het Stationsplein en de Prins Bernardlaan in de richting van de Goudse Schouw.
Bij de inspraakreactie zijn de (aanleg)gegevens van de kabelverbinding verstrekt evenals een voorstel voor de inhoud van de regels die de belangen van de hoogspanningsverbinding moeten waarborgen.
Verzocht wordt om de belemmerde strook van het kabel tracé met een breedte van minimaal 7 meter op de verbeelding aan te geven en aan de strook de dubbelbestemming Leiding-Hoogspanning toe te kennen. Tevens is door Tennet een voorstel voor de regels gedaan ter bescherming van deze strook.
Reactie
Ten aanzien van de reactie van Tennet kan gezegd worden dat we deze hebben overgenomen. Ter plaatse van de ligging van de hoogspanningsleiding is een dubbelbestemming Leiding-Hoogspanning opgenomen, ook is het voorstel voor de regels overgenomen in de planregels van het bestemmingsplan.
Liander Infra N.V.
Liander Infra N.V. is eigenaar van diverse 50kV verbindingen en diverse gasdrukmeet- en regelstations in het plangebied en is belast met het beheer, onderhoud en instandhouding van het hoogspanningsnet met een spanningsniveau tot en met 50 kV. Om deze taak uit te voeren is het van belang dat de ligging van de kabelverbindingen planologisch is veiliggesteld.
De reactie omvat twee opmerkingen.
Allereerst wordt aangegeven dat de kabelverbindingen in gronden liggen met diverse bestemmingen. Verzocht wordt om de gronden waarin de verbindingen zijn gelegen een dubbelbestemming toe te kennen voorzien van passende bouwregels en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden ter bescherming van de verbindingen. Een kaartje van de ligging van de verbindingen is toegevoegd.
Daarnaast wordt een opmerking gemaakt over de gasdrukmeet- en regelstations in het plangebied. Dit betreffen type B-inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer.
In de huidige verbeelding zijn deze stations opgenomen binnen diverse bestemmingen, waarna in de regels van deze bestemmingen de functie nutsvoorziening is opgenomen.
Verzocht wordt om deze stations te voorzien van een functieaanduiding 'nutsvoorziening' op de verbeelding en tevens een veiligheidscontour te geven (Activiteitenbesluit-zone). Dit is ingegeven vanwege de ruimtelijke uitstraling van de stations gelet op de veiligheidsafstanden die gelden vanwege het Activiteitenbesluit. Door een aanduiding toe te kennen aan de stations is voor derden zichtbaar en wordt beter geborgd dat de veiligheidsafstanden ten opzichte van respectievelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten nu en in de toekomst in acht worden genomen. De locaties waar het om gaat zijn in de reactie opgenomen.
Reactie
Voor wat betreft de opmerking om de kabelverbindingen als zodanig op te nemen in de verbeelding middels een dubbelbestemming is tegemoet gekomen.
Voor wat betreft de opmerking aan gaande de verschillende gasdrukmeet- en regelstations die zijn gelegen binnen het plangebied kan het volgende worden gezegd. Vanwege de insteek om in dit bestemmingsplan flexibel om te gaan met ruimtegebruik en eventuele wijzigingen daaromtrent is er in eerste instantie gekozen om de verschillende nutsvoorzieningen (waaronder de gasdrukmeet- en regelstations van Liander binnen verschillende bestemmingen onder te brengen (gekozen is voor de meest logische/functionele bestemming, zoals Verkeer(s en Verblijfsgebied) of Groen) en in de regels deze nutsvoorzieningen toe te staan in combinatie met enkele bouwregels.
De reactie van Liander geeft een andere kijk op dit standpunt. We hebben dan ook besloten om tegemoet te komen aan de wens van Liander, teneinde de ruimtelijke uitstraling van de gasdrukmeet-en regelstations beter te borgen. Middels een functieaanduiding zullen de stations op de verbeelding worden aangegeven.
Ten aanzien van het voorstel voor het opnemen van een bijbehorende veiligheidscontour, nemen wij de reactie van Liander niet over. Er is geen wettelijke verplichting waaruit volgt dat de veiligheidscontour van een gasdrukmeet- of regelstation dient te worden vastgelegd in het bestemmingsplan. Deze worden geregeld via het Activiteitenbesluit, waardoor de veiligheid afdoende is geregeld.
Gelet op de planning van het bestemmingsplan Alphen Stad zijn de voorgestelde wijzigingen nog niet in het ontwerp bestemmingsplan verwerkt. Dit zal gebeuren voordat het bestemmingsplan daadwerkelijk zal worden vastgesteld. Toegezegd wordt om tussentijds in contact met elkaar te treden over de verdere invulling en uitvoering van deze wijziging.
Veiligheidsregio Midden-Holland
De informatie en afspraken die over het bestemmingsplan Alphen Stad zijn gemaakt door de gezamenlijke hulpdiensten (politie, GHOR en brandweer) zijn vertaald in het advies van de Veiligheidsregio, zie bijlage 5.
Een aantal opmerkingen is gemaakt:
Het bestemmingsplan "Alpen Stad " is conserverend. Wel zijn er vanuit de gemeente Alphen wensen om hier enigszins flexibel mee om te gaan. De volgende risicobronnen zijn relevant voor het plangebied:
Voor de N11 en de N207 geldt dat er ter hoogte van het plangebied geen sprake is van een 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico. Het groepsrisico is voor beide N wegen kleiner dan 0,1 maal de orientatiewaarde.
De 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico ligt voor beide hogedruk aardgasleidingen op de leiding, en heeft derhalve geen invloed op het plangebied.Het groepsrisico is voor beide hogedruk aardgasleidingen ter hoogte van het plangebied kleiner dan 0,1 maal de orientatiewaarde.
De bovengenoemde bedrijven liggen op zodanige afstand van het plangbied dat alleen een toxische wolk relevant is.
Voor beide LPG tankstations geldt dat de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor het plangebied. Het groepsrisico blijft voor beide tankstations onder de orientatiewaarde.
Het bestemmingsplan is conserverend van aard, dus het groepsrisico neemt niet toe.
De volgende punten zijn geadviseerd:
Reactie
Het advies van de Veiligheidsregio is geïmplementeerd in de toelichting aangaande het onderwerp Externe veiligheid en de genoemde maatregelen zijn vastgelegd en geborgd in het bestemmingsplan via de regels en de verbeelding.
Hoogheemraadschap van Rijnland
Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft een positief wateradvies afgegeven. Wel vraagt zij nog aandacht voor opmerkingen die zijn gemaakt in het voorproces.
Reactie
In het proces voorafgaand aan de totstandkoming van dit bestemmingsplan is veelvuldig overleg geweest met Rijnland over de totstandkoming van de waterparagraaf (paragraaf 2.15). In dat kader zijn enkele opmerkingen geplaatst, die inmiddels zijn verwerkt in de toelichting.
Provincie Zuid-Holland
De provincie heeft gereageerd in verband met de vraag hoe het plan zich verhoudt tot de provinciale belangen die op basis van het provinciaal ruimtelijk beleid relevant zijn, gebaseerd op de Visie Ruimte en Mobiliteit en de Verordening Ruimte. De volgende opmerkingen zijn geplaatst:
Algemeen
Aangegeven wordt dat dit bestemmingsplan een aantal oude bestemmingsplannen vervangt en het een omvangrijk plangebied betreft. De insteek om een flexibel plan te maken dat voorsorteert op de Omgevingswet wordt gewaardeerd. Echter over delen van het bestemmingsplan kan nog geen inhoudelijke beoordeling worden gegeven omdat een aantal posten nog als pm is opgenomen.
Zo ontbreekt bijvoorbeeld een toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking en is de paragraaf nieuwe stedelijke ontwikkeling nog niet gevuld. Hierdoor is onvoldoende zicht op de planologische ruimte die het plan biedt aan nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zoals kantoren, detailhandel en wonen. Ook roept de exacte begrenzing van het plan vragen op, meer specifiek over het gebied Heimanswetering.
Voorgesteld wordt om dan ook in nader overleg met elkaar te gaan en de gemaakte opmerkingen als richtinggevend te beschouwen.
Kantoren
Voor wat betreft het onderdeel kantoren is opgemerkt dat nieuwe kantoren alleen worden toegelaten binnen de concentratielocaties voor kantoren en binnen de scienceparken (artikel 2.1.2. Verordening). Daarbuiten zijn kantoren alleen bij uitzondering toegestaan.
Het is niet duidelijk in hoeverre het plan ruimte biedt aan nieuwe kantoren en hoe de binnen bestemmingen toegestane kantoren zich verhouden tot de provinciale aanvaardingsbrief over de kantorenvisie Holland-Rijnland. Tenslotte dient artikel 2.1.2. Verordening te worden betrokken bij de regels van het plan.
Detailhandel
Het is voor de provincie onduidelijk in welke mate er nieuwe detailhandel mogelijk wordt gemaakt, tevens dient artikel 2.1.4 Verordening betrokken te worden bij de regels.
Daarnaast dient duidelijker te worden aangegeven wat er gebeurt met de PDV-locatie Euromarkt en, indien sprake is van herhuisvesting, wat er gebeurt met de detaillisten die nu in het Euromarkt-gebied zitten.
Wonen
Het plan verwijst naar de regionale woonagenda voor Holland Rijnland, maar de geactualiseerde woonagenda is echter nog niet gereed. Verzocht wordt om overleg gelet op artikel 2.1.1. Verordening.
Externe veiligheid
De paragraaf externe veiligheid biedt onvoldoende houvast om het groepsrisico te verantwoorden. Hoewel er geen overschrijding van de orientatiewaarde is te verwachten, ontbreekt in het advies van een aantal inrichtingen nog de hoogtes van het groepsrisico. Ook ontbreekt een advies van de veiligheidsregio en het betrekken van dat advies in de toelichting van het bestemmingsplan.
Gebiedsbescherming (Natura 2000)
Aangegeven wordt dat de conclusie dat het plan geen invloed heeft op de nabijgelegen Natura 2000 gebieden, Nieuwkoopse Plassen en de Haeck niet wordt onderschreven. Dit betekent dat bij nog te realiseren woningen en/of bedrijven moet worden getoetst aan de Wnb, waarbij berekeningen met de Aerius methodiek uitsluitsel kan geven over de eventuele vergunningplicht.
Soortenbescherming
Aangegeven wordt dat de conclusie dat het plan geen invloed heeft op de eventueel aanwezige beschermde soorten, niet wordt onderschreven. Daarnaast wordt aangegeven dat bij iedere ruimtelijke ontwikkeling/fysieke ingreep de Wnb overtreden kan worden. Een quickscan of vervolgonderzoek moet uitwijzen of dit het geval is en welke maatregelen moeten worden genomen om eventuele negatieve effecten te verminderen/voorkomen.
Ruimtelijke kwaliteit
Aangegeven wordt dat het bestemmingsplan Alphen Stad geen tegenstrijdigheden bevat. Wel wordt gevraagd om binnen dit plangebied in te zetten op het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Een aantal ambities en aandachtsgebieden die in lijn zijn met de provinciale richtpunten zijn benoemd.
Reactie
Algemeen
Ten aanzien van het onderdeel 'Ladder duurzame verstedelijking' kan het volgende worden opgemerkt. Dit onderdeel is inmiddels verantwoord. De verantwoording is te vinden in paragraaf 5.1.
Uitgangspunt van het bestemmingsplan Alphen Stad is het vastleggen van de bestaande situatie. In zekere zin betreft het een conserverend bestemmingsplan. Ruimte is juist gezocht in flexibele regels, waarbij ruimere bouwmogelijkheden worden geboden en regels waarbij het makkelijker is geworden om van functie te kunnen verkleuren. Aan de verkleuring van functies zijn echter voorwaarden gekoppeld.
Nieuwe stedelijke ontwikkelingen spelen wel binnen het plangebied, maar deze volgen hun eigen ruimtelijke procedure. Alleen de ontwikkelingen waar alle onderzoeken en onderbouwingen gereed voor zijn of waar al besluiten in zijn genomen, zijn rechtstreeks in het bestemmingsplan opgenomen. Zie hiervoor paragraaf 2.2. en 5.1.
De opmerking voor wat betreft de grenzen van het plangebied is inmiddels verhelderd. Besloten is om het gebied Heimanswetering niet op te nemen binnen de grenzen van het plangebied van Alphen Stad.
Kantoren
Voor wat betreft het onderdeel kantoren kan het volgende worden opgemerkt. Uitgangspunt in Alphen Stad is bestaande aanwezige kantoren aan te duiden middels de bestemming kantoren.
Daar waar zich nog geen kantoren hebben gevestigd, maar wel een planologische mogelijkheid ligt om kantoren te realiseren, is kritisch gekeken naar de afspraken zoals deze in de regio zijn gemaakt. De plancapaciteit voor kantoren is verkleind, waarbij rekening is gehouden met de afspraken over m2 en de locatie.
Binnen dit plangebied zijn nieuwe kantoorvestigingen slechts mogelijk binnen het concentratiegebied Stationsomgeving. Binnen de zone Stationsomgeving is 40.000 m2 aan kantoorlocaties opgenomen, dit aantal houdt rekening met de afspraken die regionaal zijn gemaakt. Dit getal betreft de bestaande kantorenlocaties inclusief uitbreidingsruimte voor nieuwe kantoren in m2, waarbij rekening is gehouden met reductie van de plancapaciteit van 15.000 m2 zoals opgenomen in de aanvaardingsbrief van de provincie.
Detailhandel
De functie detailhandel kan zich binnen het plangebied slechts vestigen binnen de bestemmingen die gelden voor het Centrum van Alphen aan den Rijn (bestemming C1 en C2). Daarnaast is detailhandel mogelijk binnen de winkelcentrumgebieden binnen het plangebied, te weten de Herenhof, Ridderhof en de Atlas. Dit is in overeenstemming met het detailhandelsbeleid van de gemeente, maar ook met het provinciaal beleid. Voorts zijn de bestaande detailhandelsbedrijven (of bestaande planologische rechten) buiten deze gebieden middels een aanduiding op de verbeelding weergegeven.
Voor wat betreft de Euromarkt geldt het volgende. De Euromarkt is een zogenaamde PDV-locatie. In de praktijk is hier een aantal detailhandelsvestigingen gevestigd die ook daadwerkelijk op een PDV-locatie thuishoren. Er bevindt zich echter ook een aantal detaillisten die qua schaalgrootte niet onder deze noemer te scharen vallen. Gekeken is naar de bestaande planologische rechten en de feitelijke situatie ter plaatse.
Het hele gebied heeft de bestemming Gemengd gekregen, zodat makkelijker kan worden geschakeld tussen verschillende functies. Voorts is middels aanduidingen binnen het plangebied een nadere detaillering qua detailhandel aangebracht. De panden die nu al niet geschikt zijn voor perifere detailhandel qua grootte (en waar dus ook geen perifere detailhandel in is gevestigd), heeft de aanduiding detailhandel gekregen. De bestaande perifere detailhandel heeft de nadere aanduiding perifere detailhandel gekregen.
Op korte termijn wordt een gemeentebreed onderzoek gestart naar de behoefte en de kwantitatieve en kwalitatieve mogelijkheden voor uitbreiding en verplaatsing van lokale PDV bedrijven. Hierna wordt op basis van de onderzoeksresultaten nagegaan of er voldoende aanleiding is voor een gemeentelijk PDV beleid, dat aanvullend is op onze huidige Detailhandelsvisie, en waarin mogelijk alternatieve ruimtelijke oplossingen geboden kunnen worden voor de Alphense PDV bedrijven naast de Euromarkt, Rijneke boulevard en delen van Rijnhaven.
Wonen
Ten aanzien van de opmerking over de regionale woonagenda, kan gezegd worden dat de tekst van de toelichting is geschreven op basis van de geldende afspraken uit 2014. De regionale woonagenda wordt momenteel geactualiseerd. Eventuele wijzigingen zullen te zijner tijd verwerkt worden in het definitieve bestemmingsplan. Hierbij wordt opgemerkt dat naar aanleiding van de zienswijze van de provincie op het ontwerpbestemmingsplan het standpunt is geactualiseerd. Inmiddels geldt namelijk een goedgekeurde planlijst uit 2016.
Externe veiligheid
Voor wat betreft het onderdeel externe veiligheid zijn de gemaakte opmerkingen verwerkt in de paragraaf externe veiligheid. Het advies van de veiligheidsregio is opgenomen als bijlagen bij de toelichting van het bestemmingsplan.
Gebiedsbescherming (Natura 2000)
Zoals aangegeven zijn nieuwe ontwikkelingen niet rechtstreeks mogelijk binnen het plangebied van Alphen Stad. Alleen die ontwikkelingen zijn rechtstreeks mogelijk gemaakt indien voldoende is onderbouwd dat de ontwikkeling ook ruimtelijk aanvaardbaar is, zie paragraaf 2.2.
Indien sprake is van de vestiging van nieuwe woningen (bijvoorbeeld binnen de bestemming Gemengd), zal middels een binnenplanse afwijking een procedure moeten worden gevolgd, waarbij alle relevante milieu/omgevingsaspecten moeten zijn afgewogen. Dit betreft ook de relatie van de nieuwe woningen tot de mogelijke effecten op de Natura2000 gebieden.
Teneinde misverstanden te voorkomen, zal in de toelichting op het bestemmingsplan de conclusie ten aanzien van de gebiedsbescherming genuanceerd worden.
Soortenbescherming
Zoals aangegeven zijn nieuwe ontwikkelingen niet rechtstreeks mogelijk binnen het plangebied van Alphen Stad. Alleen die ontwikkelingen zijn rechtstreeks mogelijk gemaakt indien voldoende is onderbouwd dat de ontwikkeling ook ruimtelijk aanvaardbaar is, zie paragraaf 2.2.
Indien sprake is van de vestiging van nieuwe woningen (bijvoorbeeld binnen de bestemming Gemengd), zal middels een binnenplanse afwijking een procedure moeten worden gevolgd, waarbij alle relevante milieu/omgevingsaspecten moeten zijn afgewogen. Dit betreft ook de relatie van de nieuwe woningen tot de mogelijke effecten op de Natura2000 gebieden.
Teneinde misverstanden te voorkomen, zal in de toelichting op het bestemmingsplan de conclusie ten aanzien van de soortenbescherming genuanceerd worden.
Ter voorbereiding op de formele terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan is een extra informatieavond georganiseerd. Tijdens deze avond is een ieder in de gelegenheid gesteld zich te laten informeren over het concept bestemmingsplan en mee te kijken of zaken goed zijn verwerkt. De resultaten van deze avond zijn beknopt meegenomen in de discussie bij de gemeenteraad van 16 maart 2017.
Van 15 juni 2017 tot en met 26 juli 2017 heeft het het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. Naar aanleiding hiervan zijn 66 zienswijzen ontvangen. Deze zijn verwerkt in een Nota zienswijze. In een aantal gevallen, leiden zienswijzen tot aanpassing van het bestemmingsplan. De nota van zienswijzen, de nota van wijzigingen en een aanvullende raadsbrief zijn als bijlage 8, bijlage 9 en bijlage 10 opgenomen in de toelichting
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. Op 1 juli 2017 is de ladder gewijzigd en is de tekst van artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening drie stappen vervangen voor het volgende:
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
Het toepassen van de ladder borgt dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen. De toepassing schrijft geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling?
Om te bepalen over er sprake is van een Ladderplichtige ontwikkeling, is van belang of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder een stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
Het bestemmingsplan Alphen Stad betreft een plangebied dat in overwegende mate al uit ontwikkeld is. Per ruimtelijke ontwikkeling zoals dat wordt verstaan onder het begrip 'stedelijke ontwikkeling' wordt kort een toelichting gegeven.
Binnen het plangebied is er geen sprake van de ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein.
Voor wat betreft de functie kantoren is juist een terughoudende manier van bestemmen aangehouden, hetgeen te maken heeft met de provinciale afspraken hieromtrent om planologische ruimte ten behoeve van kantoren zoveel als mogelijk te schrappen. Rekening is gehouden met de regionale kantorenstrategie Holland-Rijnland en de aanvaardingsbrief van de provincie Zuid-Holland daaromtrent met betrekking tot het reduceren van in totaal 15.000 m2 kantorenlocaties middels dit bestemmingsplan. Voor wat betreft het onderdeel kantoren is dan ook voldaan aan de Ladder van duurzame verstedelijking.
Ten aanzien van detailhandel is sprake van voortzetting van bestaand (detailhandels)beleid. Het detailhandelsbeleid gaat uit van een concentratie van detailhandel in het centrum en de bestaande winkelcentra, te weten Herenhof, Ridderhof en Atlas. In het bestemmingsplan Alphen Stad is detailhandel onbeperkt toegestaan binnen de Centrumbestemmingen en genoemde winkelcentra. Hierbuiten zijn de bestaande detailhandelsvestigingen planologisch toegestaan (in verband met erkenning bestaande rechten). Uitbreiding van detailhandelsvestigingen op andere locaties is planologisch niet mogelijk.
Wat betreft de Euromarkt geldt dat deze locatie naast de andere toegestane functies specifiek is bestemd voor detailhandel in volumineuze goederen. De bestaande supermarkt heeft een specifieke aanduiding. Voor de overige aanwezige detailhandel geldt dat deze slechts is toegestaan voor zover aanwezig op het moment van inwerking treding van het bestemmingsplan.
Met betrekking tot nieuwe woningbouwlocaties kan het volgende worden gezegd. Deze zijn niet direct toegestaan binnen het plangebied van Alphen Stad. Nieuwe woningbouwlocaties worden alleen maar planologisch meegenomen als deze een eigen planologische procedure hebben doorlopen, danwel zodanig ver zijn dat er al een complete voorafgaande afstemming heeft plaatsgevonden. Binnen de bestemming Gemengd is woningbouw in beginsel mogelijk. Daarbij gelden wel de volgende uitgangspunten. Wonen is toegestaan als deze functie ter plekke reeds aanwezig is. Als dit niet het geval is (dit valt af te lezen aan de verbeelding, daar geldt ter plaatsen een aanduiding 'wonen uitgesloten') dan is wonen slechts toegestaan middels een omgevingsvergunning indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, waaronder dat toevoeging van nieuwe woningen past binnen het regionale woningbouwprogramma, het woon- en leefklimaat niet wordt aangetast en het voorgenomen gebruik geen belemmeringen oplevert voor de omgevingsaspecten ter plaatse. Als hier niet aan wordt voldaan, kan de omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan niet worden verleend.
Andere stedelijke voorzieningen zijn niet van toepassing.
Conclusie
Al met al zijn er binnen het plangebied van bestemmingsplan Alphen Stad geen stedelijke ontwikkelingen in de zin van artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro voorzien. Dit betekent dat de ontwikkeling niet hoeft te worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Naast de rijksladder kent de provinciale Verordening Ruimte ook een Ladder voor duurzame verstedelijking.
Lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
Lid 2 Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau
Gedeputeerde Staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid, kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie als motivering of gedeeltelijke motivering dat de stedelijke ontwikkeling voldoet aan het eerste lid.
Beoordeling
Voor de onderbouwing dat het plan voldoet aan de provinciale ladder wordt grotendeels verwezen naar de onderbouwing zoals opgenomen in paragraaf 5.2. Daarbij geldt dat de provincie voornemens is de provinciale ladder aan te passen aan de Rijksladder.
Op grond van artikel 6.12 Wro dient de gemeenteraad bij een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen. Het doel van een exploitatieplan is om bijkomende kosten te verhalen op ontwikkelaars in het plangebied. Op grond van artikel 16, tweede lid Wro kan de gemeenteraad bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is. Het is vooralsnog niet noodzakelijk gebleken een exploitatieplan op te stellen.
Het bestemmingsplan Alphen Stad vervangt een groot aantal ruimtelijke plannen. Met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, vervallen deze ruimtelijke plannen in principe (in geheel of deels).
De volgende bestemmingsplannen of beheersverordeningen worden in geheel vervangen:
Er is ook een aantal (oudere) bestemmingsplannen of beheersverordeningen die voor een klein deel gelden binnen het plangebied of voor een klein deel door bestemmingsplan Alphen Stad worden aangepast qua begrenzing. Dit komt bijvoorbeeld doordat voor het bestemmingsplan Alphen Stad een logische aansluiting is gezocht op bijvoorbeeld bestaande weg- of waterstructuren, waardoor een kleine overlapping met andere plannen optreedt. De oudere bestemmingsplannen komen voor door bijvoorbeeld een uitspraak van de Raad van State in een nieuwer bestemmingsplan. Als deze uitspraak inhoudt dat de bestemming op een bepaald perceel wordt vernietigd, herleeft voor dat deel het voorheen geldende bestemmingsplan als actueel planologisch kader. Bovenstaande geldt voor de volgende bestemmingsplannen of beheersverordeningen:
De volgende wijzigingsplannen of uitwerkingsplannen worden in geheel vervangen:
De volgende uitgebreide Wabo-procedures worden in geheel opgenomen in het bestemmingsplan Alphen Stad:
Bodeminformatiekaarten
Toelichting op de bodeminformatiekaarten
Bodemonderzoekslocaties |
In de legenda is opgenomen of op de locatie waar het bodemonderzoek is uitgevoerd vervolgonderzoek plaats moet vinden (rood) of niet (groen). Indien is aangegeven dat geen vervolgonderzoek meer nodig is, betekent dat de locatie voldoende is onderzocht in het kader van de Wet bodembescherming. In een ander kader kan wel een vervolgactie noodzakelijk zijn. Daarnaast zijn de spoedlocaties (paars) aangegeven. Dit zijn locaties waar op basis van onderzoeken sprake is van humane, verspreidings- of ecologische risico's en waar een spoedeisende sanering noodzakelijk is. Opgemerkt wordt dat de locaties met een (voormalige) tank en/of voormalige bodembedreigende bedrijvigheid als een bodemonderzoekslocatie zijn weergegeven. |
Bodem kwaliteit zones |
Op de overzichtstekening is de ligging van de verschillende bodemkwaliteit zones binnen het plangebied weergegeven. Informatie over de verschillende zones is terug te vinden in de bodemkwaliteitskaart (Bodemkwaliteitskaart regio Midden-Holland en gemeente Zoetermeer, LievenseCSO, 15M2020.RAP001, d.d. 11 januari 2016) en de bijbehorende Nota Bodembeheer (ODMH, productnummer A-2015-000535, d.d. 12 oktober 2016). |
N.b. 1: In de bovenstaande overzichtstekeningen is de bij de Omgevingsdienst Midden-Holland beschikbare bodeminformatie samengevat weergegeven. Meer gedetailleerde informatie kan worden opgevraagd bij de Omgevingsdienst Midden-Holland.
N.b. 2: Indien er op een locatie van een of meerdere items geen informatie op de kaart is afgebeeld, wil dat niet zeggen dat er op die locatie nooit een bodembedreigende activiteit heeft plaatsgevonden. Een vooronderzoek conform NEN 5725 kan hierover duidelijkheid verschaffen.