Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Gouwpark
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0479.STED3861BP-0301

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Gouwpark met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3861BP-0301  van de gemeente Zaanstad.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Achtererfgebied

Het gedeelte van een bouwperceel gelegen achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig met de voorgevel loopt tot aan de grens van dat bouwperceel.

1.6 Beperkt kwetsbaar object

Een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te weten:
    1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en
    2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  1. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  2. hotels en restaurants, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  3. winkels, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  4. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  5. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder d, vallen;
  6. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  7. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  8. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval. Verwijzingen in de bovenstaande leden verwijzen naar onderdelen van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.7 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de aard omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit ter plaatse (in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen) kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.8 Bestaand gebruik

Het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik. Hieronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.9 Bestaande bebouwing

Bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan: a. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd; b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.

1.10 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.11 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 Bevi-inrichting

Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.13 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.14 Consumentenvuurwerk

Consumentenvuurwerk als bedoeld in artikel 1A.1.1 van het Vuurwerkbesluit, te weten: vuurwerk dat is ingedeeld in categorie F1, F2 of F3 van het Vuurwerkbesluit en dat bij of krachtens het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

1.15 Culturele voorzieningen

Musea, (muziek)theaters, expositieruimten en de naar aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.16 Dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.17 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.18 Detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in goederen van grote omvang, die vanwege de aard en omvang van de goederen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals bouwmarkten, grootschalige meubelbedrijven, keuken-, sanitair- en tegelbedrijven.

1.19 Ecologische verbindingszone

smalle stroken groengebied of water, waarlangs dieren en planten zich kunnen verplaatsen tussen de natuurgebieden.

1.20 Erf

Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover dit de regels van dit plan deze inrichting niet verbieden.

1.21 Gastouderopvang

Gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 van de Wet kinderopvang, te weten: een vorm van kinderopvang:
  1. die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau;
  2. die plaatsvindt in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van artikel 1.5, eerste lid van de Wet kinderopvang, aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag of diens partner;
  3. waarbij de opvang plaatsvindt:
    1. op het woonadres van de gastouder,
    2. op het woonadres van een van de ouders van de kinderen voor wie de gastouder opvang biedt, dan wel
    3. op twee of meer van deze woonadressen; en d. bestaande uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen, waaronder begrepen de bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn van de gastouder of zijn partner, die in belangrijke mate wordt onderhouden door de gastouder of zijn partner en op hetzelfde woonadres als de gastouder staat ingeschreven in de basisregistratie personen en de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt. Met een bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn wordt gelijkgesteld een pleegkind dat de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt.

1.22 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 Geluidgevoelig object

Een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder (Bgh), te weten een:
  1. woning;
  2. ander geluidsgevoelig gebouw, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    1. onderwijsgebouw;
    2. ziekenhuis of verpleeghuis;
    3. verzorgingstehuis;
    4. psychiatrische inrichting;
    5. kinderdagverblijf;
  3. geluidsgevoelig terrein, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    1. woonwagenstandplaats;
    2. ligplaats voor woonschepen.

1.24 Geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.

1.25 Groenvoorziening

Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, bermen, plantsoenen, oever-, groenvoorzieningen en open speelplekken met of zonder speeltoestellen, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.26 Groepsrisico

Het groepsrisico als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub j van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te weten: cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

1.27 Hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.28 Horeca

Bedrijfsactiviteiten gericht op: het verstrekken van voedsel en/of dranken met de mogelijkheid deze ter plaatse te nuttigen, het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het verstrekken van nachtverblijf.

1.29 Huishouden

Een persoon of groep personen, die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) en wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling. kamer(ver)huur wordt hieronder niet begrepen.

1.30 Kamer(ver)huur

Het bewonen van een deel van een pand, zonder de bedoeling met de andere bewoners duurzaam in gezinsverband samen te wonen of duurzaam een gezamenlijk huishouden te voeren.

1.31 Kampeermiddelen

  1. Een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan, of;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan;
    1. voor zover geen bouwwerk zijnde, en;
    2. dat gebruikt kan worden voor recreatief nachtverblijf.

1.32 Kunstobject

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.33 Kwetsbaar object

Een kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te weten:
  1. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in onderdeel b, onder a; 
  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen, of
    3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object, of
    2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
Verwijzingen in de bovenstaande leden verwijzen naar onderdelen van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.34 Maatschappelijke voorzieningen

Overheids-, sociale, culturele-, medische, onderwijs-, religieuze en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, waaronder mede begrepen kinderopvangvoorzieningen.

1.35 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.36 Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub o van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te weten: risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

1.37 Prostitutiebedrijf

Een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt.

1.38 Recreatieve voorzieningen

Voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding, zoals bioscopen, bowlingbanen, dierentuinen en volkstuinen.

1.39 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.40 Speelvoorzieningen

Voorzieningen bedoeld voor kinderen om mee te spelen, zoals een schommel, glijbaan, wipwap, zandbak of speelweide.

1.41 Spoorwegvoorzieningen

Dienstgebouwen, stations, rails, perrons, overkappingen, fietsenstallingen, viaducten en onderdoorgangen, taluds, geluidsschermen, (keer-)muren, transformatorgebouwen, stationsvoorzieningen en vergelijkbare gebouwen en bouwwerken behoeve van railvervoer.

1.42 Tijdelijk verblijf

De tijdelijke bewoning, ook wel short stay genoemd, van (een deel) van een pand voor een periode van tenminste zeven nachten en maximaal zes maanden.

1.43 Verblijfsgebieden

Gebieden waar het doen van verplaatsingen bij het gebruik van de weg of het plein ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie, zoals bijvoorbeeld de inrichting van de openbare ruimte die uitnodigt om in het gebied te verblijven.

1.44 Verkeersvoorzieningen

Gronden en bouwwerken die als verkeersruimte gebruikt worden zoals rijwegen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en bermen.

1.45 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.46 Wonen

Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning.

1.47 Woning

Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

1.48 Zorgwonen

Wonen met zorg door mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op enige zorg en ondersteuning, ongeacht of deze door een professional, vrijwilliger of mantelzorger wordt verstrekt.

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Bouwhoogte

De bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 Breedte

De breedte van een bijbehorend bouwwerk wordt gemeten over de zijde die het dichtst bij de voorgevel van het hoofdgebouw ligt.

2.3 Goothoogte

De goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 Oppervlakte

 
2.4.1 Oppervlakte van een bouwwerk
De oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4.2 Oppervlakte van een activiteit
De oppervlakte van een activiteit is de totale vloeroppervlakte van ruimten die ten dienste staan van die activiteit, met inbegrip van daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.5 Peil

Voor het vaststellen van het peil gelden de volgende regels en uitzonderingen:
  1. het peil is de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  2. indien de hoofdtoegang van een bouwwerk direct aan één weg grenst, dan is de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang het peil;
  3. indien een perceel direct grenst aan meerdere wegen, dan is de hoogte van de laagste weg het peil;
  4. indien een bouwwerk op of in een dijk is gebouwd, dan is de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang het peil;
  5. indien een bouwwerk op of in het water is gebouwd, dan is de waterlijn het peil;
  6. indien een bijbehorend bouwwerk geen aan- of uitbouw van het hoofdgebouw is, dan is het peil van dat bijbehorend bouwwerk de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

2.6 Voorgevelrooilijn

Indien de voorgevelrooilijn niet op de verbeelding is aangegeven met een bouwaanduiding, dan wordt het volgende als de voorgevelrooilijn gezien: een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatig ligging van de voorgevel van de bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
met daar aan ondergeschikt:
  1. fiets- en voetpaden.

3.2 Bouwregels

 
3.2.1 Algemeen
  1. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    1. de functie(s) zoals omschreven in artikel 3 lid 1;
    2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 3 lid 3.3;
    3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 10.
  2. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 9, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
3.2.2 Gebouwen
De bouw van gebouwen is niet toegelaten.
3.2.3 Kunstobjecten
In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van kunstobjecten alleen de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van een kunstobject mag niet hoger zijn dan 5 meter.
3.2.4 Planspecifieke bouwregels
In aanvulling en zo nodig in afwijking op het overigens bepaalde in artikel 3 lid 2 gelden aanvullend de volgende bouwregels:
3.2.4.1 Algemeen
  1. de maximaal toegelaten bouwhoogte voor speeltoestellen bedraagt 5 meter;
  2. de maximaal toegelaten bouwhoogte voor geluidwerende voorzieningen bedraagt 10 meter;
  3. de maximaal toegelaten bouwhoogte voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  4. het maximaal toegelaten bebouwde oppervlak voor de bouwwerken onder c bedraagt maximaal 10 m2 voor iedere 100 m2 aaneengesloten terrein met de aanduiding Groen of Water.
3.2.4.2 Delftse stoep
Direct grenzend aan de voorgevel van een woning mogen in deze bestemming ten dienste van die woning voorzieningen worden aangebracht en geplaatst, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De voorziening dient ter vergroting van het woongenot, bijvoorbeeld in de vorm van een bankje, een drempelhulp/oprijplaat, een fietsenrek en/of een geveltuintje.
  2. De voorziening mag maximaal 2,4 meter uit de voorgevel van een woning worden gerealiseerd, waarbij evenwel de voorziening direct noch indirect het verkeer, waaronder uitdrukkelijk ook rolstoelgebruikers en kinderwagens worden begrepen, mag verstoren of hinderen.
  3. De voorziening dient eenvoudig verwijderbaar te zijn door de bewoner met het oog op wegonderhoud en dergelijke.
3.2.5 Overige bouwwerken
In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:
  1. het bouwwerk mag geen gebouw zijn;
  2. de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet hoger zijn dan 3 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels

 
3.3.1 Algemeen
  1. Gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in artikel 3 lid 1.
  2. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 10.
3.3.2 Planspecifieke gebruiksregels
In aanvulling op dan wel in afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 1 en artikel 10 lid 2 mogen de voor 'Groen' aangeduide gronden tevens worden gebruikt voor:
  1. waterberging en oeververbindingen;
  2. buurtgebonden evenementen;
  3. bruggen;
  4. geluidwerende voorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen voor zover gelegen onder peil;
  6. tewaterlaatplaatsen;
  7. natuurontwikkeling;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' mag het gebruik dat wordt toegelaten voor gronden met deze bestemming noch ten koste gaan van de instandhouding van de ecologische verbindingszone noch van de op deze gronden aanwezige natuurwaarden.
3.3.3 Uitsluiting algemene gebruiksregels
In afwijking van het bepaalde in artikel 10 lid 2 is het niet toegestaan gronden en panden te gebruiken ten behoeve van:
  1. laad- en losvoorzieningen;
  2. manoeuvreerruimtes;
  3. parkeervoorzieningen.

Artikel 4 Tuin

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen;
  2. water, waterhuishouding, oevers en oevervoorzieningen; 
  3. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

4.2 Bouwregels

Op en onder de in artikel 4 lid 1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, die aan de volgende regels voldoen:
  1. de maximaal toegelaten bouwhoogte voor erfafscheidingen bedraagt 1 meter;
  2. de maximaal toegelaten bouwhoogte voor tuinmeubilair bedraagt 0,70 meter;
  3. de maximaal toegelaten bouwhoogte voor grondkeringen en oevervoorzieningen bedraagt 0,30 meter (gemeten boven hoogste waterpeil, voor zover in het water wordt gebouwd);
  4. per bouwperceel mag 1 vlonder of steiger worden gebouwd met een bouwhoogte van 0,30 meter (gemeten boven hoogste waterpeil) en een oppervlakte van 8 m2, maximaal 1 meter uitstekend over het (als zodanig bestemde) water;
  5. het inrichten van deze gronden als 'erf' en/of het oprichten van 'bijbehorende bouwwerken' in de zin van artikel 1, lid 1, bijlage II Besluit omgevingsrecht, is niet toegestaan.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verblijfsgebieden;
met daar aan ondergeschikt:
  1. reclameobjecten;
  2. standplaatsen;
  3. verkeersvoorzieningen;
  4. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer.

5.2 Bouwregels

 
5.2.1 Algemeen
  1. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    1. de functie(s) zoals omschreven in artikel 5 lid 1;
    2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 5 lid 3;
    3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 10.
  2. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 9, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
5.2.2 Overkappingen
Het is toegestaan overkappingen te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van een gebouw mag niet hoger zijn dan 3,5 meter;
  2. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 15 m² bedragen.
5.2.3 Kunstobjecten
In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van kunstobjecten alleen de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van een kunstobject mag niet hoger zijn dan 5 meter.
5.2.4 Speelvoorzieningen
In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van speelvoorziening alleen de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van een speelvoorziening mag niet hoger zijn dan 5 meter.
5.2.5 Planspecifieke bouwregels
In aanvulling en zo nodig in afwijking op het overigens bepaalde in artikel 5 lid 2 gelden aanvullend de volgende bouwregels:
  1. Het bepaalde in artikel 3 lid 2.4.1 sub d is van overeenkomstige toepassing.
5.2.6 Overige bouwwerken
In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:
  1. het bouwwerk mag geen gebouw zijn;
  2. de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet hoger zijn dan 3 meter.

5.3 Specifieke gebruiksregels

 
5.3.1 Algemeen
  1. Gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in artikel 5 lid 1.
  2. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 10.
5.3.2 Planspecifieke gebruiksregels
In aanvulling op en zo nodig in afwijking van het bepaalde in artikel 5 lid 1 en artikel 10 lid 2 mogen de voor Verkeer - Verblijfsgebied aangeduide gronden tevens worden gebruikt voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. straatmeubilair, waaronder onder- en bovengrondse afvalcontainers; 
  3. buurtgebonden evenementen.

Artikel 6 Water

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water;
  2. verkeer te water;
  3. waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daar aan ondergeschikt:
  1. kaden;
  2. oeverstroken;
  3. werken en voorzieningen ten behoeve van het verkeer te water, zoals scheepsvaartverkeerstekens.

6.2 Bouwregels

 
6.2.1 Algemeen
  1. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    1. de functie(s) zoals omschreven in artikel 6 lid 1;
    2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 6 lid 3;
    3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 10.
  2. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 9, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
6.2.2 Gebouwen
Het is niet toegestaan gebouwen te bouwen.
6.2.3 Kunstobjecten
In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van kunstobjecten alleen de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van een kunstobject mag niet hoger zijn dan 5 meter.
6.2.4 Scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen
In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van scheepvaartverkeerstekens en andere nautische voorzieningen alleen de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van scheepvaartverkeerstekens en andere nautische voorzieningen mag niet hoger zijn dan 12 meter;
  2. de bouw van steigers is niet toegestaan.
6.2.5 Planspecifieke bouwregels
  1. Het bepaalde in artikel 3 lid 2.4.1 sub d is van overeenkomstige toepassing.
6.2.6 Overige bouwwerken
In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:
  1. het bouwwerk mag geen gebouw zijn;
  2. de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet hoger zijn dan 5 meter.

6.3 Specifieke gebruiksregels

 
6.3.1 Algemeen
  1. Gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in artikel 6 lid 1;
  2. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 10.
6.3.2 Woonschepen
Het is niet toegestaan gronden te gebruiken voor het aan- en afmeren en/of afgemeerd houden van woonschepen.

Artikel 7 Woongebied

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. laad- en losvoorzieningen;
  4. manoeuvreerruimtes;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. reclameobjecten;
  8. speelvoorzieningen;
  9. verblijfsgebieden;
  10. verkeersvoorzieningen;
  11. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  12. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
  13. water;
  14. waterhuishoudkundige voorzieningen.
met daarbij behorend:
  1. erven;
  2. tuinen.

7.2 Bouwregels

 
7.2.1 Algemeen
  1. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    1. de functie(s) zoals omschreven in artikel 7 lid 1;
    2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 7 lid 4;
    3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 10;
  2. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 9, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
7.2.2 Hoofdgebouwen
Het is toegestaan hoofdgebouwen te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. er mogen in het plangebied maximaal 250 woningen worden gerealiseerd;
  2. woningen mogen vrijstaand en aaneengebouwd worden opgericht;
  3. in aanvulling op het bepaalde onder b mogen woningen tevens gestapeld worden opgericht ter plaatse van de bouwaanduiding 'gestapeld';
  4. in afwijking van het bepaalde onder b en c mogen ter plaatse van de bouwaanduiding 'twee-aanéén' uitsluitend woningen als twee-onder-één-kap worden opgericht;
  5. de maximaal toegelaten bouwhoogte voor gestapelde woningen bedraagt 30 meter;
  6. de maximaal toegelaten hoogten voor grondgebonden woningen bedragen:
    1. goothoogte 9 meter en nokhoogte 13 meter voor zover een hoofdgebouw wordt gedekt met een kap;
    2. bouwhoogte 10 meter voor zover een hoofdgebouw niet wordt voorzien van een kap;
  7. in afwijking van het bepaalde onder f bedragen de maximaal toegelaten hoogten voor hoekwoningen, niet zijnde een vrijstaande woning of een twee-onder-éénkapwoning:
    1. goothoogte 11 meter en nokhoogte 15 meter voor zover een hoofdgebouw wordt gedekt met een kap;
    2. bouwhoogte 13 meter voor zover een hoofdgebouw niet wordt voorzien van een kap;
  8. indien woningen niet aaneen gebouwd worden, bedraagt de minimaal vereiste afstand van een niet aaneengebouwde zijde tot de zijdelingse perceelgrens met een ander bouwperceel 1,20 meter;
  9. de breedte van een niet gestapelde woning mag maximaal bedragen:
    1. 7 meter, exclusief aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen,
    2. 10 meter, inclusief eventuele aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen, voor hoekwoningen, niet zijnde een vrijstaande woning of een twee-onder-éénkapwoning;
  10. de maximaal toegelaten bouwdiepte van een hoofdgebouw bedraagt:
    1. 25 meter voor gestapelde woningen;
    2. 13,50 meter voor vrijstaande woningen en twee-onder-éénkapwoningen;
    3. 12 meter voor aaneengebouwde woningen.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Het is toegestaan bijbehorend bouwwerken te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken zijn alleen toegestaan in het achtererfgebied;
  2. indien een bijbehorend bouwwerk is gelegen aan de zijkant van een hoofdgebouw, dan mag het bijbehorend bouwwerk niet breder zijn dan 60% van de voorgevel van het hoofdgebouw, tot een maximum van 5 meter;
  3. indien het achtererfgebied kleiner is dan 300m², dan mag maximaal 50% van het achtererfgebied bebouwd worden tot een maximum van 75 m²;
  4. indien het achtererfgebied groter is dan 300m², dan mag maximaal 100m² van het achtererfgebied bebouwd worden;
  5. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn dan de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw +0,3 meter;
  6. in afwijking van lid e gelden voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk met een kap de volgende regels:
    1. een kap op een bijbehorend bouwwerk is alleen toegestaan vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn;
    2. een kap op een bijbehorend bouwwerk is alleen toegestaan indien het hoofdgebouw ook voorzien is van een kap;
    3. de dakhelling van de kap van het bijbehorend bouwwerk moet gelijk zijn aan de dakhelling van de kap van het hoofdgebouw;
    4. de goothoogte van het bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn dan de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw +0,3 meter;
    5. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw -1,5 meter.
7.2.4 Dakkapellen
In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van dakkapellen alleen de volgende regels:
  1. dakkapellen zijn uitsluitend toegelaten op daken van hoofdgebouwen;
  2. per dakvlak zijn maximaal 2 dakkapellen toegestaan;
  3. dakkapellen op hetzelfde dakvlak mogen niet boven elkaar liggen;
  4. een dakkapel mag niet hoger zijn dan 1,75 meter;
  5. een dakkapel mag niet hoger liggen dan 0,5 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  6. een dakkapel moet op een afstand van ten minste 0,5 meter van de erfgrens liggen;
  7. een dakkapel moet op een afstand van ten minste 0,5 meter van de zijkant van het dak liggen;
  8. de afstand tussen dakkapellen moet ten minste 0,5 meter zijn;
  9. de voet van een dakkapel moet tussen 0,5 meter en 1 meter boven de goothoogte van het hoofdgebouw liggen;
  10. een dakkapel in het voordakvlak mag niet breder zijn dan 50% van de voorgevel, met een maximum van 4,5 meter;
  11. een dakkapel in het zij- of achterdakvlak mag niet breder zijn dan 70% van de onderliggende gevel;
  12. deze regels worden toegepast per (dakvlak van een) hoofdgebouw.
7.2.5 Erfafscheidingen
In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van erfafscheidingen alleen de volgende regels:
  1. een erfafscheiding mag niet hoger zijn dan 2 meter;
  2. indien een erfafscheiding voor de voorgevel ligt, dan mag de erfafscheiding niet hoger zijn dan 1 meter.
7.2.6 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en verblijfsgebieden
Het is toegestaan gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en verblijfsgebieden te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bouwhoogte van een gebouw mag niet hoger zijn dan 3,5 meter;
  2. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 15m² bedragen.
7.2.7 Jacuzzi's
In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van jacuzzi's de volgende regels:
  1. een jacuzzi mag niet groter zijn dan 20% van het erf, tot een maximum van 10m²;
  2. per erf is één jacuzzi toegestaan.
7.2.8 Kunstobjecten
In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van kunstobjecten alleen de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van een kunstobject mag niet hoger zijn dan 5 meter.
7.2.9 Terrasafscheidingen ten behoeve van een dakterras
In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van terrasafscheidingen ten behoeve van een dakterras alleen de volgende regels:
  1. de terrasafscheiding mag niet hoger zijn dan 1,5 meter;
  2. de terrasafscheiding ligt ten minste 1 meter terug ten opzichte van de voorgevel;
  3. het dakterras mag uitsluitend vanuit het hoofdgebouw zijn ontsloten;
  4. indien de ontsluiting plaatsvindt in een dakvlak met een kap, dan mag de ontsluiting alleen plaatsvinden in een dakkapel of dakloggia;
  5. indien een zijde van het dakterras naar openbaar toegankelijk gebied is gericht, dan moeten de terrasafscheiding aan die zijde ten minste 1 meter terug liggen ten opzichte van de gevel.
7.2.10 Zwembaden
In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van zwembaden de volgende regels:
  1. een zwembad mag niet groter zijn dan 35m²;
  2. een zwembad mag niet binnen 3 meter tot een perceelsgrens liggen;
  3. een zwembad mag niet hoger zijn dan 0,20 meter;
  4. per erf is één zwembad toegestaan.
7.2.11 Overige bouwwerken
In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:
  1. het bouwwerk mag geen gebouw zijn;
  2. de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet hoger zijn dan 3 meter;
  3. indien het achtererfgebied kleiner is dan 300m², dan mag maximaal 50% van het achtererfgebied bebouwd worden tot een maximum van 75 m²;
  4. indien het achtererfgebied groter is dan 300m², dan mag maximaal 100m² van het achtererfgebied bebouwd worden.
7.2.12 Planspecifieke bouwregels
In aanvulling en zo nodig in afwijking op het overigens bepaalde in artikel 7 lid 2 gelden de volgende bouwregels:
7.2.12.1 Garageboxen
Ter plaatse van de daartoe strekkende aanduiding mogen garageboxen worden opgericht, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de maximaal toegelaten hoogte bedraagt 3 meter;
  2. de maximaal toegelaten breedte bedraagt 5 meter;
  3. de maximaal toegelaten lengte bedraagt 8 meter;
  4. de garageboxen dienen minimaal met 3 aaneen gebouwd te worden;
  5. de garageboxen mogen maximaal met 12 in een lijn aangebouwd gebouwd worden.
7.2.12.2 Overig
  1. In afwijking van het bepaalde in artikel 7 lid 2.9 onder a, b en e geldt voor de bouw van dakterrassen op gestapelde woningen dat:
    1. het volledige dakvlak van woningen mag worden gebruikt als dakterras, voor zover gelegen op een hoogte van meer dan 15 meter;
    2. de maximale bouwhoogte van een terrasafscherming 3 meter bedraagt, gemeten vanaf borstwering in geval van een afdekking zonder kap;
  2. In aanvulling op artikel 2 lid 1 worden op gebouwen met een hoogte van meer dan 15 meter in ieder geval als ondergeschikte bouwdelen aangemerkt: liftopbouwen, voorzieningen voor glasbewassing, klimaatregelinstallaties en daktoegangen, voor zover niet hoger dan 4 meter;
  3. Het bepaalde in artikel 7 lid 2.11 is van overeenkomstige toepassing op overkappingen.

7.3 Afwijken van de bouwregels

  
7.3.1 Bouwhoogten
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 7 lid 2.2 sub eartikel 7 lid 2.2 sub f en/of artikel 7 lid 2.2 sub g en een goothoogte en/of bouwhoogte worden toegelaten die maximaal 3 meter meer bedraagt dan de toegelaten goothoogte respectievelijk bouwhoogte.
7.3.2 Diepte hoofdgebouwen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 7 lid 2.2 sub j en een bouwdiepte worden toegelaten die maximaal 3 meter meer bedraagt dan de toegelaten bouwdiepte.
7.3.3 Dakkapellen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 7 lid 2.4 sub j en/of artikel 7 lid 2.4 sub k en een dakkapel met een grotere breedte worden toegelaten, waarbij wel aan de overige voorwaarden van artikel 7 lid 2.4 wordt voldaan.
7.3.4 Voorwaarden
Bij toepassing van het bepaalde in artikel 7 lid 3.1artikel 7 lid 3.2 of artikel 7 lid 3.3 wordt getoetst of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
  1. het bebouwingsbeeld;
  2. de gebouwtypologie;
  3. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  5. het openbare karakter van het aangrenzende gebied.

7.4 Specifieke gebruiksregels

 
7.4.1 Algemeen
  1. Gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschrevenin artikel 7 lid 1.
  2. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 10, aangevuld met de volgende specifieke gebruiksregels.
7.4.2 Bed & breakfast
In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van een woning ten behoeve van een bed & breakfast ook de volgende regels:
  1. per woning is maximaal 1 bed & breakfast toegestaan;
  2. er maken niet meer dan 4 personen tegelijkertijd gebruik van de bed & breakfast;
  3. er worden niet meer dan 2 kamers ter beschikking gesteld als slaapvertrekken;
  4. op de begane grond is geen andere functie dan wonen aanwezig;
  5. de bed & breakfast wordt door de bewoner uitgeoefend;
  6. de bewoner is bij het nachtverblijf aanwezig;
  7. het vloeroppervlak in gebruik voor de bed & breakfast is niet groter dan 50% van het bruto vloeroppervlak van de woning.
7.4.3 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis
In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van een deel van een woning ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis ook de volgende regels:
  1. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie;
  2. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend;
  3. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit heeft geen verkeersaantrekkende werking;
  4. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit mag geen, buiten de woning waarneembare, trilling, geur of geluid veroorzaken;
  5. het vloeroppervlak in gebruik voor de beroeps- of de bedrijfsmatige activiteit is niet groter dan 30% van het bruto vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 65 m2;
  6. de volgende beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan:
    1. detailhandel, anders dan detailhandel ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
    2. horeca.
7.4.4 Dakterrassen
In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van gronden en panden ten behoeve van een dakterras ook de volgende regels:
  1. het dakterras moet ten minste 1 meter terug liggen ten opzichte van de voorgevel;
  2. het dakterras mag uitsluitend vanuit het hoofdgebouw zijn ontsloten;
  3. indien de ontsluiting plaatsvindt in een dakvlak met een kap, dan mag de ontsluiting alleen plaatsvinden in een dakkapel of dakloggia;
  4. indien een zijde van het dakterras naar openbaar toegankelijk gebied is gericht, dan moeten het dakterras aan die zijde ten minste 1 meter terug liggen ten opzichte van de gevel.
7.4.5 Gastouderopvang aan huis
In afwijking op het bepaalde in artikel 7 lid 4.3, gelden voor het gebruik van een deel van een woning ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de vorm van gastouderopvang alleen de volgende regels:
  1. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie;
  2. de gastouderopvang wordt door de bewoner uitgeoefend;
  3. er mogen maximaal 6 kinderen tegelijkertijd worden opgevangen, waaronder mede begrepen de kinderen van de gastouder onder de 13 jaar;
  4. het vloeroppervlak in gebruik voor gastouderopvang is niet groter dan 30% van het bruto vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 65 m2.
 
7.4.6 Zorgwonen
In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van een woning ten behoeve van zorgwonen ook de volgende regels:
  1. de bewoning vindt nagenoeg zelfstandig plaats;
  2. de zorg is voornamelijk gericht op de dagelijkse bezigheden van de bewoner(s);
  3. er is geen sprake van 24-uurs zorg of therapie aan huis.
7.4.7 Planspecifieke gebruiksregels
 
7.4.7.1 Voorwaardelijke bepaling
In afwijking van het bepaalde in artikel 7 lid 2 mogen enkel nieuwe woningen worden gebouwd, indien:
  1. de woningen voldoen aan:
    1. de krachtens de Wet geluidhinder ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting;
    2. of aan een door het bevoegd gezag vastgestelde en bij dit bestemmingsplan behorend Besluit hogere waarde Wet geluidhinder;
  2. en de woningen voldoen aan de etmaalwaarde van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau voor geluid ten gevolge van inrichtingen, in de zin van artikel 1.1 van de Wet milieubeheer jo. artikel 1 Wet geluidhinder, van ten hoogste 55 dB(A), vanwege het geluid als gevolg van vergunde activiteiten behorende tot de representatieve bedrijfssituatie van de belendende inrichting ZMC;
of
  1. de woningen zijn voorzien van een dove gevel in de zin van artikel 1b, lid 4 van de Wet geluidhinder, waarbij de woningen tevens zullen beschikken over ten minste één geluidsluwe gevel.
7.4.7.2 Overig
  1. Het bepaalde in artikel 7 lid 4.2 en artikel 7 lid 4.5 is niet van toepassing op woningen waaronder zich andere woningen bevinden.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

 
7.5.1 Bed & breakfast
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 7 lid 4.2 sub a en b om een bed & breakfast met meer gasten of kamers toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  2. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de "Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016" en;
  3. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
7.5.2 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis met een verkeersaantrekkende werking
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 7 lid 4.3 sub c om een beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis toe te staan met een verkeersaantrekkende werking, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  2. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de "Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016" en;
  3. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.

3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

 

9.1 Parkeren

Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:
  1. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  2. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de "Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016" en;
  3. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.

9.2 Duikers en bruggen boven water

Het is toegestaan duikers en bruggen boven water te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van een brug of duiker mag niet hoger zijn dan 5 meter;
  2. de doorvaarthoogte van een brug mag niet minder zijn dan 1,20 meter;
  3. de doorvaartbreedte van een brug mag niet minder zijn dan 2,50 meter;
  4. de hellingshoek van het brugdek mag niet meer dan 5 graden bedragen.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

 

10.1 Strijdig gebruik

  1. Tenzij in de bestemmingsregels nadrukkelijk anders is bepaald, is het niet toegestaan gronden en panden te gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven ten behoeve van:
    1. seksinrichtingen;
    2. Bevi-inrichtingen;
    3. de productie, opslag of verkoop van vuurwerk;
    4. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    5. opslag anders dan ter plaatse noodzakelijk ten behoeve van de bestemming;
    6. het storten van puin en afvalstoffen;
    7. opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
    8. een permanente standplaats voor kampeermiddelen;
    9. het voortdurend afgemeerd houden van woonschepen, woonarken of anderszins vaartuigen die zijn bestemd voor het wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten danwel daarvoor worden gebruikt.
  2. Het is niet toegestaan een bestaande woning te veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen.

10.2 Toegestaan ondergeschikt gebruik

Het is toegestaan gronden en panden te gebruiken ten behoeve van de volgende functies, mits deze functies ondergeschikt zijn aan het ter plaatse geldende hoofdgebruik zoals opgenomen in de bestemmingsregels:
  1. duikers en bruggen boven water;
  2. groenvoorzieningen;
  3. laad- en losvoorzieningen;
  4. manoeuvreerruimtes;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. perceelsontsluitingen;
  8. speelvoorzieningen;
  9. verblijfsgebieden;
  10. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  11. water;
  12. waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 11 Overige regels

 

11.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

 

12.1 Afwijking algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  2. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages met maximaal 10%;
  3. wordt afgeweken van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen en aanduidingen;
  4. bouwwerken ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;
mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. de afwijking in het belang is van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  2. slechts in geringe mate wordt afgeweken van de bestemmingsgrenzen en aanduidingen, met een maximum van 2 meter.

12.2 Afwijking ten behoeve van wegen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate buiten de bestemmingsgrens of aanduiding worden gerealiseerd, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit hier aanleiding toe geven;
  2. de leefkwaliteit ter plaatse van nabijgelegen geluidgevoelig objecten aanvaardbaar blijft.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

 

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

13.1.1 Bestaande rechten
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
13.1.3 Niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik


 
13.2.1 Bestaand gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
13.2.2 Verbod verandering
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
13.2.3 Onderbreking
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
13.2.4 Niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Gouwpark' van de gemeente Zaanstad.