direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Industrieterrein Assendelft-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3775BP-0301

Toelichting

procedure

Planfase   B&W   Raad   Raad van State  
voorontwerp   23-10-2012   ---   ---  
ontwerp   02-09-2014   ---   ---  
vaststelling   __   22-1-2015    
beroep        
onherroepelijk        

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Leeswijzer

De toelichting behorende bij een bestemmingsplan geeft uitleg over -en een onderbouwing voor- de in de planregels en op de verbeelding opgenomen bestemmingen en regels. De toelichting is hiertoe als volgt opgebouwd.

  • hoofdstuk 1 Inleiding geeft een inleiding op het bestemmingsplan. De aanleiding, doelstelling, plangrenzen, planvorm en voorgaande plannen worden achtereenvolgens behandeld.
  • hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied geeft een beschrijving van ruimtelijke en functionele invulling van het plangebied. Daarin komen onder meer de geschiedenis, de stedenbouwkundige invulling van het gebied en de verkeersstructuur aan de orde.
  • hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader geeft een overzicht van het ruimtelijk relevante beleid voor de gemeente Zaanstad en specifiek voor het plangebied.
  • hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders en uitgangspunten voor het bestemmingsplan geeft een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema's.
  • hoofdstuk 5 Uitgangspunten en ontwikkelingen beschrijft de algemene en gebiedsspecifieke uitgangspunten. Verder worden ontwikkelingen en knelpunten die in het gebied voorkomen beschreven en wordt zo mogelijk een oplossing geboden.
  • hoofdstuk 6 Milieuaspecten beschrijft de resultaten beschreven van de voor het bestemmingsplan relevante en uitgevoerde milieuonderzoeken.
  • hoofdstuk 7 Wateraspecten beschrijft de watertoets.
  • hoofdstuk 8 Beschrijving planvorm en bestemmingsregeling bevat de juridische plantoelichting. Daar waar de planregels toelichting behoeven is in dit hoofdstuk een uitleg van de juridische regeling gegeven.
  • hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid wordt in "Maatschappelijke uitvoerbaarheid" een overzicht gegeven van de vooroverlegreacties, die op het voorontwerpbestemmingsplan zijn binnengekomen. De zienswijzen, die zijn ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan worden eveneens opgenomen in het bestemmingsplan. Beiden zijn terug te vinden in de bijlagen. In de subparagraaf "Economische uitvoerbaarheid" wordt ingegaan op de economische onderbouwing van de in het plan opgenomen ontwikkelingen. De subparagraaf "Handhaafbaarheid" beschrijft hoe de handhavingsinstrumenten bij het bestemmingsplan worden ingezet.
  • hoofdstuk 10 Burgerparticipatie en overleg tenslotte geeft de resultaten van het overleg met diverse instanties en instellingen in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

De regels bestaan uit vier hoofdstukken, waarin de inleidende bepalingen in hoofdstuk 1 zijn opgenomen, de bestemmingsbepalingen in hoofdstuk 2 en de overige bepalingen in hoofdstukken 3 en 4.

1.2 Aanleiding en doelstelling

De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeenten te beschikken over een dekkend netwerk van actuele bestemmingsplannen. Voldoet de gemeente hier niet aan, dan mogen voor de gebieden waar geen actueel bestemmingsplan geldt, geen leges geïnd worden.

Voor delen van het plangebied dateren de vigerende regelingen uit 1962 of nog eerder. Een deel van de regelingen zijn inhoudelijk niet meer actueel voor het plangebied en hebben in de afgelopen jaren nieuwe ontwikkelingen vaak in de weg gestaan. Naast de formele verplichting is er daarom een inhoudelijke wens om het bestemmingsplan te actualiseren. Daarom vervangt dit plan niet één, maar meerdere planologische regelingen uit het verleden.

Tot het plangebied behoort het industrieterrein Assendelft-Noord, het terrein van Forbo Flooring B.V. en het bedrijventerrrein Saendelft ten zuiden van de Provincialeweg N203 in Assendelft. Eveneens hoort het gebied ten noorden van Provincialeweg N203 tot het plangebied en dat het terrein van Forbo Flooring Coral (voormalig Tufton terrein) in Krommenie.

Het doel van het bestemmingsplan is het bieden van een actueel planologisch-juridisch kader voor het behouden en versterken van de bedrijfsfunctie en daarmee een eenduidige regeling voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing binnen het plangebied. Het bestemmingsplan heeft overwegend een beheerkarakter, waarbij de bestaande situatie als uitgangspunt is genomen. Het is voor verbouwingen aan gebouwen een concreet toetsingskader voor aanvragen om omgevingsvergunning. Flexibiliteit wordt geboden door een brede definitie van gewenste bestemmingen, waarbinnen bijvoorbeeld uitwisseling van functies mogelijk is. In het bestemmingsplan zijn alleen nieuwe ontwikkelingen opgenomen waarvan al een planologische en/of juridische procedure is afgerond voor de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan heeft als doel:

  • het industrieterrein te voorzien van een actuele bestemmingsplanregeling zodat de bedrijfsuitoefening voldoende gewaarborgd is en tevens voldoende bescherming wordt geboden richting het woongebied Saendelft en Krommenie.
  • de op het industrieterrein aanwezige, vergunde woningen te voorzien van een actuele bestemmingsplanregeling;
  • de woningen langs de Dorpsstraat en de Vaartdijk van een actuele bestemmingsplanregeling te voorzien.

1.3 Het plangebied

Het plangebied omvat de industrieterreinen ten zuiden en ten noorden van de Provincialeweg N203/spoorlijn Zaandam-Uitgeest. Globaal wordt het gebied begrensd door:

  • de poldersloot ten zuiden van het Weiver in het noorden;
  • de Nauernasche Vaart en de Binnen Delft in het oosten;
  • de Rode Ring in het zuiden;
  • de Dorpsstraat en het Vlietsend in het westen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3775BP-0301_0001.png"

1.4 Voorgaande plannen

Dit bestemmingsplan vervangt de volgende plannen (of delen daarvan):

Nr.   regeling   Vastgesteld op:   Goedgekeurd op:  
  Bouwverordening   20-11-2003    
1.1   Uitbreidingsplan benoorden de spoorlijn Zaandam -Uitgeest   30-06-1933   08-11-1933  
1.9   2e partiële herziening Uitbreidingsplan in onderdelen Provincialeweg-Dorpsstraat   17-11-1955   08-08-1956  
1.27   Krommenie-Oost   19-02-1998   22-09-1998  
6.2   Herziening uitbreidingsplan in onderdelen Noord     12-06-1962  
6.3   Uitbreidingsplan Noord (1965)   08-07-1964   02-03-1965  
6.11   Poldergebied   27-12-1973   25-03-1975  
6.24   Saendelft   26-11-1998   22-06-1999  
6.24.1   Uitwerkingsplan Saendelft Oost van het bestemmingsplan Saendelft   14-03-2000   02-05-2000  
6.24.7   Uitwerkingsplan Ontsluitingen en bruggen Saendelft van het bestemmingsplan Saendelft   19-07-2005/B   15-09-2005  
6.24.11   Uitwerkingsplan Dorpsstraat Assendelft van het bestemmingsplan Saendelft   19-12-2006/B   12-07-2007  
6.29   Industriegebied Saendelft   26-02-2004   17-08-2004  

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Geschiedenis plangebied

Assendelft is een lintdorp dat loopt van het Noordzeekanaal tot aan Krommenie. Vanaf het begin van de vorige eeuw zijn daar fasegewijs een aantal uitbreidingswijkjes en wijken bijgekomen. Assendelft is verder omgeven door open poldergebied. Het lintdorp Assendelft is van oorsprong één ongedeelde dorpsweg van ongeveer 7 kilometer lang geweest. De huidige Dorpsstraat heeft in het verleden diverse namen gekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3775BP-0301_0002.png"

Deze afbeelding laat de geografische situatie tweehonderd jaar geleden zien. Ter hoogte van het dorpslint waar tegenwoordig Industrieterrein Assendelft Noord ligt, is slechts enkele bebouwing zichtbaar, het Lange Heit.

Tot de 19e eeuw was het gebied als een schiereiland: omgeven door het Wijkermeer in het westen, de Schermer en het Uitgeestermeer in het noorden, de Wormer en het Twiske in het oosten en het IJ in het zuiden.

In de 19e eeuw werden in en rond Assendelft grote infrastructurele werken aangelegd, waaronder de spoorlijn Amsterdam - Alkmaar, de Zaanlandse Communicatieweg in 1846 en de Genieweg ten behoeve van de Stelling van Amsterdam in 1890.

In de hoek tussen de Nauernasche Vaart en de spoorlijn Amsterdam-Uitgeest verrees in 1922-1923 fabriek Zuid van de N.V. Nederlandsche Linoleumfabrieken, nu bekend als Forbo Flooring BV. Deze fabriek voor een nieuw type linoleum werd hier gebouwd, omdat er op het terrein aan het Padlaan geen vrije ruimte meer was. Vanaf de jaren '30, toen de Provincialeweg N203 werd aangelegd, is een begin gemaakt met de bouw van woningen in de buurt die bekendstaat als de Spoorbuurt. Deze is gelegen in de hoek tussen de Dorpsstraat en de spoorlijn. Uitbreidingen volgden in de jaren '50, '60 en '70.

Het industrieterrein Assendelft-Noord is in de jaren vijftig en zestig ontwikkeld. In 1995 werd gestart met de aanleg van de Vinex-locatie Saendelft, Het gedeelte Waterrijk van Saendelft grenst aan het industrieterrein Assendelft - Noord.

Het terrein van Forbo Flooring Coral in Krommenie (noordelijk van de Provincialeweg) is slechts gedeeltelijk bebouwd. De locatie aan het Vlietsend werd bebouwd en ontwikkeld in het jaar 1921 ten behoeve van bedrijfverplaatsing van de weverijen van de firma P.H. Kaars Sijpesteijn van de oude vestigingsplaats aan het Padlaan naar hier om te kunnen groeien.

2.2 Ruimtelijke structuur

Assendelft-Noord is een industrieterrein van circa 43 hectare bruto (inclusief Forbo Flooring BV) dat ontwikkeld is in de jaren zestig. Het terrein ligt ingeklemd tussen de Provincialeweg N203 / spoorlijn Zaandam-Alkmaar, Nauernasche Vaart / N246, Dorpsstraat van Assendelft en de nieuwbouw van Saendelft. Ten zuiden van het oorspronkelijke terrein Assendelft-Noord ligt een gebied, deels eigendom van Forbo Flooring en deels, tegen woonwijk Saendelft aan, bedoeld als bufferstrook tussen woningen en industrie, met een gemengde invulling van bedrijvigheid, dienstverlening en voorzieningen. Verder is in dit bestemmingsplan een terrein opgenomen dat in Krommenie ligt, het voormalige 'Tufton terrein', waar Forbo Flooring Coral gevestigd is. Dit terrein is ca. 6 hectare groot. Door de barrièrewerking van de N203 en spoorlijn is dit gedeelte afgescheiden van het deel in Assendelft, terwijl beide terreinen gelijke kenmerken hebben: gelegen achter het dorpslint nabij de Nauernasche Vaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3775BP-0301_0003.png"

De belangrijkste structurerende elementen van Assendelft Noord en locatie Forbo Flooring Coral.

De 'Bypass' is de noordelijke ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer van Assendelft en is hiermee ook de entree voor Assendelft. Deze ontsluiting is gemaakt om de verkeersdoorstroming en de verkeersveiligheid te vergroten. Naast de specifieke technische eisen is er ook aandacht besteed aan de ruimtelijke kwaliteit. De weg is gebouwd op palen en als een brug uitgevoerd met een waterpartij aan beide zijden en een groenzone aan de westkant grenzend aan de Dorpsstraat. De leuning aan de westkant is voor een deel als geluidsscherm uitgevoerd.

De Industrieweg is de centrale weg door het industrieterrein Assendelft-Noord en takt op twee punten aan op de Dorpsstraat die een gebiedsontsluitende functie heeft. Vrijwel alle kavels zijn direct ontsloten op de Industrieweg. Het terrein is intensief bebouwd met sober ogende, rechthoekige gebouwen van 5-10 meter hoog. De grote schoorsteen van Forbo is voorzien van enkele opvallende ringen en is daarmee een begrip in de wijde omtrek. De kavels zijn ondiep en van beperkte afmetingen. Ruimte tussen de bebouwing is er nauwelijks. De kavels lijken vrijwel volledig bebouwd te zijn.

De voorterreinen zijn veelal ingericht als (haaks)parkeer- en opslaggebied. Daarvoor zijn diverse inrichtingsmaterialen gebruikt. De scheiding tussen openbare en private ruimte is niet herkenbaar gemaakt en slechts op enkele plaatsen voorzien van een fysieke erfafscheiding. De bebouwing bestaat deels uit losstaande panden en deels uit geschakelde panden en staat relatief dicht aan de weg. De bebouwing langs het noord-zuid lopende deel van de Industrieweg heeft wat meer afstand tot de weg. Op delen van het terrein is de oorspronkelijke kavel- en slotenrichting af te lezen uit de tegenwoordige bebouwingsrichting. In het middengebied en op het terrein van Forbo vervaagt de herkenbaarheid van het oorspronkelijke landschap. De hoofdstructuur van de ontsluiting benadrukt de oorspronkelijke verkavelingrichting niet: het is een min of meer vierkante rondgang in een ondergrond met oost-west gerichte slagen. Het gebied ten zuiden van het industrieterrein is wat betreft het eigendom van Forbo tijdens de totstandkoming van dit bestemmingsplan niet goed ontsloten. Het gebied is onbebouwd en heeft een ruige, groene invulling. Er zijn echter plannen om deze strook te gaan bebouwen.

De bufferstrook tussen bedrijvigheid en wonen, grenzend aan Saendelft is ontsloten op de Dorpsstraat en de aangrenzende woonwijk. Enkele kavels zijn uitgegeven en bebouwd met rechthoekige, eenvoudige, maar representatieve volumes tot 10 meter hoog. Ruimtelijk is er een maximale bouwhoogte die afloopt vanaf het industrieterrein naar de woningen toe, om zo een goede schaalovergang van groot naar klein te bewerkstelligen.

Het terrein van Forbo Flooring Coral (Krommenie) volgt het oorspronkelijk landschapspatroon van (nagenoeg) oost-west gerichte slagen, ingeklemd tussen het bebouwingslint en de Nauernasche Vaart. Het westelijk deel van het terrein, direct achter het lint, is bebouwd met sober ogende hallen van 8-10 meter hoog en een enkele hoge schoorsteen.

Het terrein is ontsloten vanaf het Vlietsend en vormt hier een sterk contrast mee; dit lint kent kleinschalige, functioneel gemengde bebouwing van 1 à 2 lagen met kap. Het oostelijk deel van het terrein is onbebouwd en vertoont landschappelijke kenmerken van het oorspronkelijke landschap.

De zone langs de Nauernasche Vaart is divers qua invulling: woonschepen in de Vaart, bebouwing ten behoeve van deze woonschepen op de kant, maar ook wat losse bebouwing uit verschillende perioden (jaren '20 en '70 vorige eeuw); ook een oud pandje uit de 19e eeuw.

Groen en water
Er is geen duidelijke groenstructuur in het industrieterrein Assendelft-Noord. Door de smalle profielen is in het openbaar gebied vrijwel geen ruimte voor groen. Daar waar groen aanwezig is op de voorterreinen, is er over het algemeen sprake van verzorgd kleinschalig groen. Er is relatief veel water in en nabij het plangebied. Dit zijn de restanten van het oude cultuurlandschap. Aan de oostzijde de Nauernasche vaart en vooral in het zuidelijke deel een aantal oost-west gerichte sloten. Dit zijn smalle sloten met beschoeide oevers, soms loopt er een rietkraag langs. Het water is echter veelal onbereikbaar en slecht te beleven. De stroken ten zuiden van het industrieterrein (zowel bebouwd als onbebouwd) zijn omsloten door sloten. Een en ander staat in verbinding met de Binnendelft, die op zijn beurt via een gemaal aansluit op de Nauernasche Vaart. De begroeiing van het onbebouwde terrein is ruig en langs drie zijden ingeplant met coniferen als visuele scheiding. Het bebouwde deel van het Forbo Flooring Coral terrein is grotendeels verhard en heeft slechts enkele grasstroken. Het onbebouwde, oostelijke deel is intensief begroeid met struikgewas en enkele kleine boomgroepen.

Dorpslint

De Dorpsstraat maakt onderdeel uit van het lint van Assendelft. Er staan voornamelijk woonhuizen afgewisseld met bedrijfsbebouwing. Ook de voormalige woonmall is aan de Dorpsstraat gesitueerd.

2.3 Functionele structuur

Het industrieterrein Assendelft-Noord is opgedeeld in vier (bebouwings)zones: de multifunctionele strook in het zuiden rondom de Rode Ring, het terrein van Vink in het hart, de ring Industrieweg met bebouwing aan weerszijden, het terrein van Forbo Flooring BV. Dit complex omsluit het terrein aan drie zijden als buitenrand. Het terrein van Forbo Flooring Coral, ten noorden van dit gebied, aan de overzijde van de Provincialeweg en de spoorlijn in Krommenie behoort eveneens tot het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3775BP-0301_0004.png"

Industrieterrein Assendelft-Noord

Alle kavels ten zuiden van de Provincialeweg/ spoorlijn zijn ontsloten vanaf de Industrieweg. Twee uitzonderingen hierop zijn het bedrijf Vink Vloeren en deze terreinen hebben een eigen aansluiting op de Dorpsstraat en zijn niet openbaar toegankelijk. Ook het terrein van Forbo Flooring BV is herkenbaar als een op zichzelfstaand gebied en is niet openbaar toegankelijk. In totaal beslaat het terrein van Forbo Flooring BV circa 25 hectare en heeft daardoor een dominante positie in het gebied. Met 700 arbeidsplaatsen is het veruit het grootste bedrijf binnen Assendelft-Noord.

Verder zijn op het bedrijventerrein ongeveer 40 bedrijven gevestigd met een breed scala aan activiteiten: houtbewerkings-, constructie-, schoonmaakbedrijven etc. Op het bedrijventerrein is begin jaren '80 van de vorige eeuw de woonmall ontwikkeld. Deze woonmall is later verhuisd naar bedrijventerrein Noorderveld. De voormalige woonmall in Assendelft heeft inmiddels een andere invulling gekregen met een sportschool en een kinderdagverblijf.

De multifunctionele strook Saendelft, grenzend aan Saendelft, heeft slechts enkele bebouwde kavels. Omdat het een bufferstrook is tussen woningen en bedrijvigheid, zijn er maatschappelijke functies en lichte bedrijvencategorieën bedacht.

Op het terrein van Forbo Flooring Coral worden met name (entree) vloerbedekkingen geproduceerd. Dit is functioneel de enige activiteit op het terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3775BP-0301_0005.png"

Forbo Flooring B.V.

Binnen het plangebied is niet veel detailhandel aanwezig, alleen een aantal auto- en keukenzaken. De voormalige woonmall aan de Dorpsstraat is als zodanig in onbruik geraakt en vervangen als locatie op het bedrijventerrein Noorderveld. Internetwinkels worden in het plangebied beperkt toegestaan. Dat wil zeggen dat de internetwinkel geen uitstraling van een 'gewone' winkel mag hebben: er mogen geen etalages of uitstallingen zijn, geen schappen waar de producten zijn uitgestald en er mag niet ter plaatse betaald worden.

In het gebied bevinden zich geen zelfstandige kantoren. Kleinschalige kantoren/ dienstverlening is mogelijk op een aantal panden op de Industrieweg en op de gronden met een bestemming Gemengd (de multifunctionele strook Saendelft, panden langs de Dorpsstraat en de voormalige woonmall).

Binnen het plangebied zijn twee locaties die zich onderscheiden van het eigenlijke bedrijventerrein. Dat zijn de voormalige woonmall aan de Dorpsstraat, en de multifunctionele strook Saendelft aan de Rode Ring. Voor beiden geldt dat een ontwikkeling met bedrijven in milieu-categorieën zoals elders in het plangebied, niet te voorzien en ook minder wenselijk is. Voor deze plekken, dichtbij de woonbebouwing, is een menging met andere dan pure bedrijfsfuncties een goede invulling. Daarom worden op kleine schaal en tot een beperkt oppervlakte binnen deze zones ook zelfstandige kantoren en zakelijke en maatschappelijke dienstverlening toegestaan. Randvoorwaarde is, dat parkeren op eigen terrein plaatsvindt en dat geluidgevoelige functies niet binnen de geluidzone van Forbo Flooring BV mogen worden gerealiseerd.

Op het bedrijventerrein zelf is op dit moment geen horeca aanwezig. Langs de Dorpsstraat is horeca alleen toegestaan op het adres Dorpsstraat 1001, hier zit een ijszaak.

2.4 Technische infrastructuur

In het plangebied liggen in de grond netwerken van kabels en leidingen voor water, elektriciteit, gas, telecommunicatie, televisie, riolering, drainage en afvalwatertransport. In het midden van het plangebied ligt hogedruk aardgastransportleiding van de Nederlandse Gasunie. Deze heeft een uitloper naar Forbo Flooring BV en het gasstation aan het Weiver in Krommenie.

De aardgastransportleiding met een bedrijfsdruk hoger dan 8 bar wordt aangegeven op de verbeelding. Bij deze leiding moet onderzoek worden verricht in het kader van externe veiligheid. Op de verbeelding wordt deze leiding met de inventarisatie afstand aangegeven. Daarnaast zijn de gasontvangststations opgenomen. Komt een bouwinitiatief binnen de toetsingszone komt dan moet het plaatsgebonden en groepsrisico van externe veiligheid voor dit bouwinitiatief worden berekend.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

3.2 Rijk

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De SVIR vervangt verschillende nota's, zoals;

  • De Nota Ruimte
  • De Structuurvisie Randstad 2040
  • De Nota Mobiliteit
  • De MobiliteitsAanpak
  • De Structuurvisie voor de Snelwegomgeving

Verder vervallen met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de SVIR staan de plannen van het rijk voor ruimte en mobiliteit. De rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. De provincies en gemeenten krijgen in het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Hierbij valt te denken aan bevoegdheden op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van de groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.

Het rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028);

  • 1. De concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • 2. Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Deze doelen zijn vervolgens uitgewerkt in (gebiedsgerichte) nationale belangen en opgaven.

Zaanstad is gelegen in het gebied noordwest-Nederland en maakt daarin onderdeel uit van de Metropoolregio Amsterdam. Opgaven van nationaal belang in dit gebied, voor zover zij Zaanstad betreffen, zijn;

  • Verbetering van de bereikbaarheid van de Metropoolregio Amsterdam (voornamelijk aan de noordkant van Amsterdam en op termijn de achterlandverbinding naar het oosten);
  • Het ruimtelijk mogelijk maken van de Zaan-IJ-oevers in Amsterdam (binnenstedelijke gebiedsontwikkeling: ontwikkelen aantrekkelijk woon-werkmilieu) samen met andere overheden;
  • Versterking van de primaire waterkeringen (hoogwaterbeschermingsprogramma), het behouden van het kustfundament, het verbeteren van het ecologisch systeem van het Markermeer-IJmeer (Natura 2000) en het samen met decentrale overheden uitvoeren van de gebiedsgerichte deelprogramma's Kust, IJsselmeergebied en Waddengebied van het Deltaprogramma;
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV);
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herrijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden.

De Metropoolregio Amsterdam heeft internationaal een sterke economische positie. Schiphol is de belangrijkste vestigingsplaatsconditie voor internationale bedrijven, hoofdkantoren en kenniswerkers en cruciaal voor het aantrekken van bedrijfsfuncties op het gebied van research & development, sales en logistiek voor vrijwel alle topsectoren in Nederland (waaronder de creatieve sector rond Amsterdam/Brainport Zuidoost-Nederland, de zakelijke dienstverlening in het cluster Zuidas en de topsector Life Sciences & Health). Naast de Mainport Schiphol dragen de Zeehavens Amsterdam, de luchthaven Lelystad en de economische sectoren handel en logistiek, zakelijke en financiële dienstverlening (waaronder vooral de Zuidas), Agro & Food (Zaanstreek en Greenport Noord Holland Noord), ICT (Amsterdam is de op een na grootste internetexchange van de wereld) en nieuwe media, de creatieve industrie en flowers en foods (Greenport Aalsmeer en opkomende Greenport Noord Holland Noord), bij aan de sterke internationale positie.

Te midden van de stedelijke en economische dynamiek bevinden zich rondom het stedelijke gebied enkele unieke cultuurhistorische waarden. Het rijk beschermt de werelderfgoedgebieden (De Beemster, de Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie) ruimtelijk door voor te schrijven dat ruimtelijke ontwikkelingen de kwaliteiten van deze werelderfgoederen moeten behouden of versterken.

Voor Zaanstad worden op de kaart behorende bij de Structuurvisie de volgende nationale belangen en aandachtspunten aangegeven:

  • stedelijke regio met topsectoren;
  • gebiedsontwikkeling Zaan-IJ-oevers;
  • verbetering bereikbaarheid Metropoolregio Amsterdam;
  • de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief Natura 2000-gebieden;
  • 20ke Geluidscontour van Schiphol;
  • (nieuw) hoogspanningsverbinding
  • Cultureel erfgoedgebied;
  • (inter)nationaal hoofdwegennet

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3775BP-0301_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3775BP-0301_0007.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3775BP-0301_0008.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3775BP-0301_0009.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3775BP-0301_0010.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3775BP-0301_0011.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3775BP-0301_0012.jpg"

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), inwerking getreden op 30 december 2011 en bij besluit van 28 augustus 2012 aangevuld, omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het rijk pro-actief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Voor het overige hebben provincies en gemeenten de vrijheid om hun eigen belangen te bepalen en daar uitvoering aan te geven.

3.2.3 Regels omtrent Schiphol

Het plangebied ligt buiten het beperkingengebied van het nieuwe ontwerp Luchthavenindelingsbesluit van de rijksoverheid. De aanwezigheid van de luchthaven binnen de regio heeft voor het bestemmingsplan dan ook geen gevolgen. Daarom wordt hier niet verder op de regelgeving omtrent Schiphol ingegaan.

3.3 Provincie

3.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening is vastgesteld op 23 mei 2011. In de ruimtelijke structuurvisie heeft de provincie de hoofdbelangen benoemd die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie vormen. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Dit zijn:

  • het behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad;
  • het behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoernetwerken;
  • voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting;
  • gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij, economische activiteiten en recreatieve en toeristische voorzieningen;
  • bescherming tegen overstromingen en wateroverlast;
  • schoon drink-, grond- en oppervlaktewater;
  • ruimte voor het opwekken van duurzame energie.
3.3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie

De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is tegelijk vastgesteld met de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en stelt regels voor de begrenzing van bestaand stedelijk gebied, regels met betrekking tot detailhandel op bedrijventerreinen en zeer restrictieve regels voor verstedelijkingsbeleid in het landelijk gebied. Deze regels komen voort uit de ruimtelijke hoofddoelstellingen van de structuurvisie. De Provinciale Ruimtelijke Verordening structuurvisie schrijft voor waar de gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen aan moeten voldoen.

Nadien is de PRSV een aantal maal gewijzigd. Er zijn onder andere wijzigingen in de Ecologische Hoofdstructuur en provinciale ecologische verbindingszones doorgevoerd.

3.3.3 Beleidskader Wind op Land

Provinciale Staten hebben op 17 december 2012 besloten om te kiezen voor een restrictief beleid voor windenergie op land. Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het aantal grote windturbines op land.

De Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie is naar aanleiding van dit beleid gewijzigd. De definitie van windturbines (artikel 1 deel 43) is als volgt:

een door wind aangedreven bouwwerk met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van traditionele windmolens of replica’s hiervan.

Onder voorwaarde van herstructurering en participatiemogelijkheden voor omwonenden kan binnen strikte ruimtelijke kaders binnen de polder Wieringermeer ruimte worden geboden voor een beperkte groei in opgesteld vermogen. Buiten het windgebied Wieringermeer respecteert de provincie de bestaande planologische rechten. Solitaire windturbines en lijnopstellingen mogen worden vervangen door windturbines met dezelfde afmetingen en een evenredig vermogen.

3.3.4 Provinciaal Programma Herstructurering Bedrijventerreinen (Metropoolregio Amsterdam)

In het tweede kwartaal van 2010 is de Provincie Noord-Holland met een provinciaal programma herstructurering bedrijventerreinen gekomen. Het uitvoeringsprogramma bedrijventerreinen Zaanstad zal onderdeel uitmaken van dit provinciale programma. Het PHB stelt dat overheden eerst alle ruimte op bestaande bedrijventerreinen moeten benutten alvorens nieuwe terreinen aan te leggen. Daarvoor heeft de provincie het instrument van de HIRB subsidies voor de revitalisering/herstructurering van bestaande bedrijventerreinen in het leven geroepen.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Uitvoeringsstrategie Platform bedrijven en kantoren (Plabeka)

Binnen de Metropoolregio Amsterdam zijn in 2011 afspraken gemaakt om de vraag en het aanbod van werklocaties (bedrijventerrein en kantorenlocaties) beter op elkaar af te stemmen. Hiertoe moet in de deelregio Zaanstreek Waterland het aantal hectares bedrijventerrein worden teruggebracht met ongeveer 60 hectare. Deze ruimte wordt vooral gevonden door een deel van het Hembrugterrein niet meer te bestemmen als bedrijventerrein, en door de transformatie van binnenstedelijke bedrijventerreinen. Voor het bedrijventerrein binnen het plangebied heeft dit beleid geen gevolgen.

3.5 Gemeente

3.5.1 Ruimtelijke Structuurvisie Zichtbaar Zaans

Op 7 juni 2012 is de ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de raad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.

Zaanstad heeft geen uitbreidingsmogelijkheden. Na de huidige uitbreidingen voor wonen en werken, kan alleen nog binnen bestaande stedelijke contouren gebouwd worden. Mede daarom bevat de structuurvisie een ambitieuze milieudoelstelling met het terugdringen van het aantal milieubelaste woningen (60.000) tot de helft in 2020.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3775BP-0301_0013.png"


Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'

'Zichtbaar Zaans' biedt het beleidsmatige en juridische kader voor de ruimtelijke ontwikkeling van Zaanstad. De structuurvisie onderscheidt verschillende gebiedstyperingen en -profielen. De gebiedstyperingen en -profielen zijn een leidraad voor ontwikkeling, vernieuwing en/of uitbreiding.

Het overgrote deel van het bestemmingsplangebied heeft de gebiedstypering werkgebied. De Dorpsstraat heeft als gebiedstypering Zaans gebied. Daarbinnen worden verschillende gebiedsprofielen onderscheiden.

Het industrieterrein Assendelft-Noord heeft het profiel bedrijventerrein. Dat betekent dat voor dit gebied het profiel van het bestaande gebruik grotendeels ongewijzigd blijft: een bedrijventerrein met bedrijven tot en met milieucategorie 4 of 5 en een inwaartse zonering. De zuidzijde, de overgangszone naar de woonwijk Saendelft, heeft het profiel gemengd werkgebied. De Dorpsstraat heeft als profiel dorp.

3.5.1.1 Werkgebied

In de gebiedstypering `Werkgebied' heeft bedrijvigheid altijd de overhand. Alleen in het lichtste profiel (gemengd werkgebied) is een aandeel wonen van 0-20% mogelijk, mits dit geen afbreuk doet aan de ontwikkelingsmogelijkheden van de in dit profiel gewenste bedrijvigheid.

Bedrijventerrein

Gebiedskenmerken

De schaal van dit profiel is kleiner dan het profiel havengerelateerd/ industrieel. Zoveel mogelijk wordt gestreefd naar een themagerichte invulling van de terreinen. In het profiel worden in beginsel bedrijven tot en met milieucategorie 4 of 5 toegestaan, al of niet met maatbestemming. Er zal naar worden gestreefd om door middel van inwaartse zonering de hinder van de bedrijven te beperken tot de begrenzing van het betreffende bedrijventerrein zelf.

Openbare ruimte

De inrichting is functioneel. Ook hier ligt de nadruk op de bereikbaarheid met de (vracht) auto. Voor bedrijventerreinen die aan binnenhavens of het water zijn gelegen is vervoer over water een belangrijke opgave. Ook hier wordt de openbare ruimte vooral functioneel ingericht. Voor de inrichting gelden dezelfde uitgangspunten als bij de havengerelateerde en lichtindustriële bedrijventerreinen. Bij herstructurering ligt de nadruk op intensief ruimtegebruik in combinatie met geclusterd parkeren. Daarnaast is het een opgave om de inrichting van de openbare ruimte in combinatie met water en groen aantrekkelijker en representatiever te maken. Uitgangspunt hierbij is recreatief gebruik en ‘pauzegroen’.

Functies

De terreinen bieden mogelijkheden voor een dichtheid van ongeveer 35-45 arbeidsplaatsen per hectare.

Gemengd werkgebied

Gebiedskenmerken

Dit profiel gaat uit van arbeidsintensieve werkgelegenheid; dienstverlening en kantoren zijn beperkt toegestaan. Perifere Detailhandel (PDV), maakt deel uit van dit profiel. Dit is alleen toegestaan in Zuiderhout en in het zuidelijke deel van Noorderveld. Binnen dit profiel is, afhankelijk van de geschiktheid van de locatie, ook woningbouw mogelijk. Milieu, bereikbaarheid en nabijheid van voorzieningen zijn bepalend voor de aanwezigheid van woningen. Bedrijven tot en met categorie 3 zijn toegestaan, terwijl ook hier sprake is van een inwaartse zonering. Er is extra aandacht voor representatieve bebouwing en een zorgvuldig materiaalgebruik.

Openbare ruimte

De openbare ruimte dient hier als een verbinding tussen de diverse functies. Daarbij kan de ruimte dienen ter clustering van diverse activiteiten, bijvoorbeeld door de realisatie van verschillende pleinen. De openbare ruimte moet zowel functioneel als ruimtelijk afgestemd zijn op de bedrijfstypen, die zich in het gebied bevinden. Zo krijgt een gebied met kantoorachtige bedrijfsruimten een geheel andere inrichting dan bijvoorbeeld een gebied met perifere detailhandel. De bereikbaarheid is nog hoofdzakelijk op de auto gericht, maar door de ligging meer nabij het stadscentrum is ook het openbaar vervoer een goede optie. Daarnaast is de bereikbaarheid per fiets goed. Bij herstructurering ligt de nadruk op de mogelijkheid om de inrichting van ruimtes in combinatie van water en groen aantrekkelijker en representatiever te maken. Uitgangspunt hierbij is recreatief gebruik en ‘pauzegroen’.

Functies

Dit profiel gaat uit van arbeidsintensieve werkgelegenheid, waarbij gedacht wordt aan 55-65 arbeidsplaatsen per hectare. Bij herstructurering ligt de nadruk op het behouden van de huidige arbeidsplaatsen. In oudere bedrijfspanden tijdens (en soms ook na) het transitieproces ruimte bieden aan diverse creatieve en startende ondernemers (broedplaatsen).

3.5.1.2 Zaans gebied

De gebiedstypering 'Zaans gebied' staat in zijn geheel voor de oorsprong van de stad, gebieden met een voor Zaanstad typerende dynamische menging van wonen en werken. Over het algemeen heeft het wonen in deze gebieden de overhand en varieert van 40-80%. Het werken varieert van 20-60%. Het plangebied beschikt binnen deze typering over het gebiedsprofiel 'Dorp'.

Dorp

Gebiedskenmerken

Het profiel beschrijft de dorpslinten en de directe bebouwing rond deze linten De dorpslinten zijn belangrijke identitieitsdragers maken een belangrijk onderdeel uit van de specifieke historische stedelijke structuur van de stad. Zij dragen bij tot het historische besef van de stad en de wens om de dorpen dorps te houden. Dit profiel bevindt zich o.a. in de kernen van de oude linten Krommenie, Assendelft en Westzaan en in de oude kernen langs de Zaan: Wormerveer, Zaandijk, Koog.

In een aantal opzichten is het gelijk aan het profiel van de linten, maar dynamischer en met een iets hogere dichtheid van zo´n 30-50 woningen per hectare, en de direct aangrenzende buurten. De dorpen en de linten vormen een ruimtelijke eenheid maar zijn ondanks de verwevenheid nog duidelijk afzonderlijk herkenbaar.

Openbare ruimte

De openbare ruimte is kleinschalig. De uitstraling is groen, dit wordt ondersteund door de bomen die vaak op eigen terrein staan. Een uitzondering hierop vormen de dijken die gezien hun taak als waterkering minder tot geen boombeplanting kennen. Het groen- en waternetwerk in deze buurten is van oorsprong sterk. Vooral in de vorige eeuw zijn veel van de daarbij behorende kwaliteiten verdwenen. Op een aantal plekken liggen kleinere ontmoetingsplaatsen en dorpspleinen. Deze bijzondere plekken zijn veelal gekoppeld aan de kruisingen tussen het groen- blauwe netwerk en het netwerk van de wijk.

Voor het autoverkeer dienen de linten meestal als buurtontsluiting. De uiteinden van de linten zijn vaak zwaar belast. Parkeren vindt hoofdzakelijk op eigen terrein plaats of als langsparkeren. Bij intensivering wordt ingezet op gebouwd parkeren. De bereikbaarheid per auto is tamelijk goed. De linten vormen de drager van de langzaam verkeer structuur. De linten vormen voor fietsers lange routes, maar goede oost-westverbinding ontbreken. Meer oost-west verbindingen zijn dan ook gewenst. De linten zijn over het algemeen aantrekkelijke routes.

Functies

De dorpskernen vormen ook de wijk- en buurtcentra voor de dorpen waar binnen ze liggen. Deze functies zijn doorgaans gelegen aan het lint of zijn daar direct mee verbonden. Van oudsher hebben ze een centrumfunctie en kennen een grotere combinatie van wonen met
werkgelegenheid, tussen de 10 en 20 arbeidsplaatsen per hectare. Bijzonder kenmerkend is, dat op diverse plekken nog grootschalige en (semi-) industriële bedrijvigheid is gemengd door een gebied waar verder de woonfunctie overheerst. Dit geldt met name voor de gebieden langs de Zaan en de Nauernasche Vaart.

3.5.1.3 Overige aspecten

In een groot deel van Zaanstad is het planologisch-juridisch niet mogelijk om windturbines te plaatsen, vanwege bescherming van natuurwaarden, bescherming van weidevogelgebieden en de begrenzing van het Landschap Noord Holland. Zaanstad wil in 2020 echter klimaatneutraal zijn en daarom op het eigen grondgebied ruimte creëren voor energieopwekking uit duurzame bronnen, waaronder wind. In de structuurvisie zijn 4 primaire zoekgebieden benoemd. Als blijkt dat deze gebieden onvoldoende ruimte en capaciteit bieden, zullen alsnog mogelijkheden op andere locaties (secundaire zoekgebieden) in onderzoek worden genomen.

Provinciale Staten hebben echter op 17 december 2012 met het Beleidskader Wind op Land besloten om te kiezen voor een restrictief beleid voor windenergie op land. Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het aantal windturbines op land. Windturbines waarvan de rotordiameter niet groter is dan 5 meter en de ashoogte niet groter dan 7 meter zijn wel toegestaan.

Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema's. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen hoofdstuk 6 Milieuaspecten en hoofdstuk 7 Wateraspecten zijn aparte hoofdstukken gewijd.

4.2 Bedrijvigheid

4.2.1 Economische structuurvisie

De gemeentelijke Economische Structuurvisie (ESV) beschrijft de economische ambities van Zaanstad en de koers die Zaanstad wil bevaren naar realisatie van deze ambities. Tevens geeft de ESV een afwegingskader/uitgangspunten voor toekomstige (economische) deelnota's en feitelijke initiatieven. De ESV richt zich op de versterking van de perifere bedrijventerreinen door te stellen dat deze terreinen een helder profiel moeten hebben, waarbij de economische functies voorrang hebben. Dit in tegenstelling tot kleine binnenstedelijke bedrijventerreinen waar vormen van menging van wonen en werken kunnen worden toegestaan.

Voor de perifere terreinen (waaronder Assendelft Noord) betekent dit vooral dat er voldoende ruimte (fysieke maar ook milieuruimte) moet blijven bestaan voor bedrijven die vanuit milieu-overwegingen niet op kleine afstand gemengd kunnen worden met woningen.

De Economische Structuurvisie (met uitvoeringsagenda) is door de raad op 7 juni 2012 vastgesteld.

4.2.2 Bedrijven in woonhuizen

Vanwege de woningen binnen het plangebied (aan de Dorpsstraat en de Nauernasche Vaart), is voor het plangebied ook relevant welk beleid Zaanstad voert voor bedrijven in woonhuizen.

Het beleid omtrent bedrijven in woonhuizen is vastgelegd in een bijlage bij het door de gemeenteraad op 29 januari 1988 vastgestelde Evaluatie vrijstellingenbeleid ruimtelijke ordening. Het beleid omtrent bedrijven in woonhuizen houdt het volgende in: ten aanzien van die gebieden waar alleen een pure woonbestemming geldt, wordt vanuit de Gemeente Zaanstad een terughoudend selectief beleid gevoerd met betrekking tot de vestiging van bedrijven in woonhuizen, ongeacht of het dienstverlening, detailhandel of een ambachtelijke branche betreft. In zo'n situatie staat de woonfunctie voorop, zowel wat de woning als de wijk betreft en hierop mag zo min mogelijk inbreuk worden gemaakt. De bedrijfsvestiging moet daarom ten opzichte van het woonhuis van ondergeschikte betekenis zijn. Van ondergeschiktheid is sprake, indien de vestiging beperkt blijft tot 65 m² en maximaal eenderde van de vloeroppervlakte van het woonhuis.

De bedrijfsvestiging mag geen negatieve invloed hebben op de omgeving, zowel ten aanzien van het functioneren op zich, als ten aanzien van de neveneffecten (bijvoorbeeld verkeersaantrekkende werking, parkeeroverlast). De bedrijfsvestiging moet een activiteit betreffen die in principe ook kleinschalig is en ondergeschikt blijft en die geen aanzet is tot een verdere verdringing van de woonfunctie.

De vestiging van bedrijven in detailhandel en ambachtelijke bedrijven met verkoopactiviteiten mag alleen plaatsvinden in de daartoe geschikte gebieden. Dit zijn de specifieke winkelcentra en de gebieden waar een vermenging van functies ingevolge het bestemmingsplan mogelijk is. Dit is in Assendelft-Noord niet het geval.

4.2.3 Beleidsnota creatieve bedrijvigheid

De gemeenteraad heeft in januari 2010 het Beleidskader creatieve bedrijvigheid vastgesteld. De Beleidsnotitie biedt het kader voor maatregelen en beleidsinstrumenten voor creatieve bedrijvigheid.

Een belangrijk uitgangspunt is dat er voldoende bedrijfsruimte/broedplaatsen beschikbaar komt voor creatieve bedrijven. Bij de beschikbaarheid van bedrijfsruimte/broedplaatsen ligt de focus op stimulering van het basis- en middensegment van de creatieve bedrijvigheid. De inzet is snel te komen tot een aanbod aan betaalbare bedrijfsruimte om de overloop van creatieve bedrijven uit Amsterdam te faciliteren.

Voor deze kaderstellende notitie is veel draagvlak bij het Zaanse bedrijfsleven.

4.2.4 (Ontwerp)uitvoeringsnota bedrijventerreinen

Voor groei van economische activiteit gaat het beleid voor bedrijventerreinen zich richten op de grote perifere terreinen waarbij het accent op het zuiden van de stad ligt. Voor de binnenstedelijke bedrijventerreinen is afgesproken dat de economische functie kan blijven, met op kansen voor transformatie en menging met andere functies zoals wonen en maatschappelijke voorzieningen.

Om dit beleid verder vorm te geven is een indeling gemaakt in A, B en C locaties: groei- (A), bestendiging- (B) en verandergebieden (C).

A. De groeigebieden zijn die terreinen waar de komende jaren een hoge mate van groei van economische activiteit is te verwachten.

B. Bestendigingsgebieden zijn bedrijventerreinen waarop bedrijf/ bedrijven zijn gevestigd die in Zaanstad zijn geworteld en op deze locaties blijven. Uitbreiding op de locatie is niet uitgesloten. Bij vertrek van een bedrijf is een nieuwe functie voor deze locatie in beeld.

C. Verandergebieden zijn die bedrijventerreinen die in de komende decennia geheel of gedeeltelijk van functie zullen veranderen. Voorwaarde daarbij is dat de positie van de zittende ondernemers gerespecteerd wordt. Dit betekent dat de bedrijfsvoering van een bestaande onderneming in beginsel niet belemmerd moet worden door veranderingen van functies in een gebied.

Met deze indeling zet het college van burgemeester en wethouders een nadere koers uit voor de verdere ontwikkeling van bedrijventerreinen in Zaanstad. Bij deze keuze richt Zaanstad zich op die locaties waar zich de meeste kansen op groei voordoen. Dit zijn de A gebieden. De inzet van investeringsmiddelen vanuit de gemeente Zaanstad zal voor de bedrijventerreinen ook in deze richting gaan. Voor de terreinen in de categorie B en C beperkt de gemeente zich tot het dagelijks beheer en onderhoud en reguliere investeringen.

4.3 Stedenbouwkundige aspecten

4.3.1 Nota Woonbebouwing

De nota Woonbebouwing, in werking getreden op 2 juni 2012, is de basis voor de ervenregeling in de bestemmingsplannen van de gemeente Zaanstad en is tevens toetsingskader voor het wel of niet medewerking verlenen aan afwijken van het bestemmingsplan of een afwijking van de bouwverordening.

De nota is bedoeld om een verantwoorde, eenduidige afweging te kunnen maken over uitbreiding van een woning, bedrijfswoning en agrarische woning (hierna 'woningen') en hierbij behorende bouwwerken zoals aanbouwen en dergelijke.

De nota heeft betrekking op:

  • Vergroting van het hoofdgebouw;
  • Dakkapellen;
  • Bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen en bijgebouwen);
  • Bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals dakterrassen, zwembaden, erfafscheidingen etc.)

Er is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de regels voor het vergunningvrije bouwen om tegenstrijdige voorschriften te voorkomen en eenduidigheid in het begrippenkader te scheppen.

De diverse begrippen zoals het bouwperceel, de woning, het erf en bijbehorende bouwwerken zijn in een begrippenlijst uitgewerkt. De (uitbreidings) mogelijkheden voor de zaken waar de nota betrekking op heeft zijn waar mogelijk uitgewerkt in de regels.

4.3.2 Welstandsnota

Eind 2013 is de nieuwe welstandsnota van Zaanstad vastgesteld, als resultaat van een discussie in de gemeenteraad over de te volgen welstandskoers. Het uitgangspunt daarbij was dereguleren en vereenvoudigen, maar met behoud van ruimtelijke kwaliteit in de stad.
Het resultaat van de discussie in de raad is het uitgangspunt voor de Welstandsnota Zaanstad 2013: een gedifferentieerde aanpak met minder en eenvoudiger regels waar het kan en nauwkeurige welstandssturing waar het moet.

Inmiddels is de markt veranderd als gevolg van de economische crisis en ook de rol van de overheid is aan het veranderen. De gemeente moet haar inzet meer gericht inzetten en soms de keuze maken om minder beleid te voeren.

In deze welstandsnota wordt daarom een proef met welstandsvrije gebieden ingevoerd. Dit zorgt voor vermindering van de regeldruk en vormt een bijdrage aan de gemeentelijke hervormingsagenda. De welstandsvrije proef betreft delen van een aantal bedrijventerreinen en naoorlogse woonwijken waar geen grootschalige herstructurering of ontwikkeling loopt vanuit de gemeente. Monumenten zijn hiervan uitgezonderd.

In overige woonwijken, die vaak een gelijksoortige, seriematige opbouw hebben en waar vooral veel kleine uitbreidingen worden aangevraagd, zijn de regels vereenvoudigd en teruggebracht in aantal. In deze gebieden ligt de nadruk op beheer en is het uitgangspunt 'sturen op basiskwaliteit', vooral door middel van een welstandstoets.

In gebieden die typisch Zaans zijn of door andere kwaliteiten vragen om meer sturing op ruimtelijke kwaliteit geldt een gewogen beleid. Dit betekent niet dat er niets kan, maar dat er aan de bestaande eigenschappen van het gebied grote waarde wordt toegekend en dat de bewijslast om met een nieuw plan hiervan af te wijken groter is. De criteria geven aan dat in die gevallen extra zorgvuldigheid en ontwerpdeskundigheid vereist zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3775BP-0301_0014.png"

Figuur: welstandsnota 2013

4.4 Wonen

De functie wonen op industrieterrein Assendelft-Noord vindt hoofdzakelijk plaats in bedrijfswoningen -het is immers een bedrijventerrein- en langs de Dorpsstraat en Vaartdijk.

4.4.1 Woonvisie

Het woonbeleid was in het verleden sterk gericht op kwantiteit: hoge productie om het woningtekort te verminderen. Het primair sturen op kwantiteit geeft echter geen afdoende antwoord meer op de Zaanse uitdaging om een vitale stad in de metropool te worden met Amsterdam als kern. De strategische doelstelling van de woonvisie is daarom het gericht benutten en versterken van verscheidenheid in mensen en woonmilieus vanuit de kracht van de specifieke identiteit van Zaanstad: het Zaans Mozaïek. De volgende vier beleidsopgaven geven richting aan het Zaans Mozaïek:

  • 1. Door sterker te sturen op kwaliteit en gedifferentieerde woonmilieus kan Zaanstad een veelzijdige en aantrekkelijke stad blijven en haar positie binnen de regio versterken.
  • 2. Het tegengaan van verval en benutten van kansen in de wijken versterkt de fysieke, economische en sociale kwaliteit van de wijken en draagt bij aan de verscheidenheid van de stad.
  • 3. De vergrijzing en het streven om mensen met een zorgvraag te laten participeren in de samenleving vraagt om een verdere uitrol van het ingezette beleid van wonen, welzijn en zorg.
  • 4. Duurzaamheid als basis is een voorwaarde voor een op de langere termijn kwalitatief hoogwaardige, aantrekkelijke, veilige en gezonde stad.
4.4.2 Woonschepennota

In de woonschepennota 2010 wordt aandacht besteed aan alle beleidsaspecten (met uitzondering van financiën en belastingen) die verband houden met het wonen op het water in woonschepen. In de nota worden de beleidskeuzes benoemd en nader uitgewerkt die bij deze vorm van wonen op het water van belang zijn, zoals ligplaatsen nemen, ruimtelijke inpassing en veiligheid, aanzicht van de gemeente, bouwvoorschriften en vergunninguitgifte. Hierbij ligt de focus op het huidige woonschepenbestand en bestaande ligplaatslocaties binnen de gemeente Zaanstad. De nota zet niet in op nieuwe initiatieven voor nieuwe ligplaatsen. Volstaan wordt met de mogelijkheid van verdichten van bestaande locaties of binnen bestaande locaties het aantal ligplaatsen uit te breiden om knelpunten op te lossen.

De woonschepennota 2010 behandelt ook het vraagstuk over de binnen de gemeente afgemeerde woonschepen die niet beschikken over de vereiste vergunningen. Daarbij wordt invulling gegeven aan het uitgangspunt van het college: legaliseren wat kan, handhaven wat moet. In de eerste plaats wordt gekeken of de huidige ligplaats gelegaliseerd kan worden. Voor de gevallen waarbij legalisatie met behoud van eigen ligplaats niet mogelijk of niet wenselijk is, zal aangegeven worden of binnen de door het college geformuleerde criteria alternatieve ligplaatsen aangeboden worden. In de gevallen dat legaliseren niet (meer) mogelijk is, zal handhavend worden opgetreden.

4.5 Kantoren

4.5.1 Structuurvisie kantoren Zaanstad en notitie schaarstebeleid kantoren

Kern van de Structuurvisie is dat Zaanstad voor zelfstandige kantoren zoveel mogelijk moet inzetten op Inverdan als kantorenlocatie. Zaanstad dient een schaarstebeleid te voeren: grootschalige kantoorontwikkeling is exclusief voorbehouden aan Inverdan. Voor kleine, lokaal gewortelde of georiënteerde bedrijven moet er in gelimiteerde mate ruimte voor kantoorvestigingen elders (Zaanstad-noord) worden geboden. Het moet dan gaan om kleinschalige kantoorruimte.

4.5.2 Notitie schaarstebeleid kantoren

De notitie is op 24 november 2009 vastgesteld door het college. Op 7 januari 2010 is de raad om een zienswijze gevraagd, deze heeft echter niet tot andere inzichten geleid.

Kern van de notitie is dat het tot nu toe gevoerde schaarstebeleid op het gebied van kantoren wordt bijgesteld. Nog steeds wordt Inverdan als hét kantorengebeid van Zaanstad gezien. Om tegemoet te komen aan de vraag van kantoorgebruikers die vestigingseisen hebben die niet in Inverdan geaccommodeerd kunnen worden, wordt op de VVZ-locatie en Poort Clam Dijcke kantoorontwikkeling toegestaan. Op beide locaties kan maximaal 10.000m2 kantoor ontwikkeld worden. Op deze manier wordt de concurrentie met Inverdan beperkt.

Hiernaast wordt in het binnenstedelijke gebied ruimte geboden voor lokaal gebonden kantoorhoudende bedrijvigheid. Dit met een maximum van 1.500m2 per jaar. Hiermee wordt aangesloten bij de Structuurvisie Kantoren (2004).

Hoewel kantoorontwikkeling op perifere bedrijventerreinen niet wenselijk is, is geconstateerd dat in het plangebied wel degelijk behoefte is aan kleinschalige kantoorgelegenheid.

In paragraaf 5.4 Kantoren wordt ingegaan hoe hiermee in het bestemmingsplan is omgegaan.

4.6 Detailhandel

4.6.1 Provinciaal detailhandelsbeleid

Het provinciaal detailhandels- en leisurebeleid is op 9 februari 2009 door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld. De kern van het beleid is, dat er een positieve grondhouding is naar nieuwe ontwikkelingen, voor zover die de bestaande ruimtelijke detailhandelstructuur aanvullen en versterken.

Het overheidsbeleid moet erop gericht zijn om de marktdynamiek en trends te faciliteren, zoals schaalvergroting, nieuwe concepten en combinaties en perifere locatiekeuzes. Eén en ander dient wel te geschieden onder een aantal randvoorwaarden. Onderdelen daarvan zijn het voorkomen van overbewinkeling, het aanpakken van branchevervaging en pdv/gdv op ongewenste plekken en het voorkomen van detailhandel op bedrijventerreinen

Ten aanzien van PDV/GDV is het beleid, dat ontwikkelingen op ongewenste locaties moeten worden tegengegaan. De provincie laat het onderscheid tussen pdv en gdv los en laat aan de regio's en aan de locale overheden over in hoeverre dit onderscheid wordt toegepast. Detailhandelsontwikkelingen groter dan 1500 m² vloeroppervlak (buiten bestaande winkelcentra) en groter dan 5000 m² vloeroppervlak (binnen bestaande centra) zijn grootschalige detailhandelsontwikkelingen die regionale afstemming behoeven.

Regio's moeten beschikken over een regionale visie op detailhandel. Het beleid bevat ten minste een beschrijving van de bestaande en gewenste structuur van de regio. Ook is er regionale overeenstemming over de ontwikkelingen (programma).

Uitgangspunt in het provinciaal beleid is verder, dat detailhandel op bedrijventerreinen moet worden voorkomen. Een nieuwe vorm van verkoop is die via internetwinkels. Daarvoor geldt specifiek beleid. Afhaalpunten van internetwinkels kunnen zich op bedrijventerreinen vestigen. Deze afhaalpunten hebben opslag en distributie als primaire bedrijfsactiviteit, en mogen zich niet ontwikkelen tot complete winkels met een uitgebreide etalagefunctie en productadvisering.

4.6.2 Regionaal detailhandelsbeleid

Op 13 december 2011 heeft de Regioraad van de Stadsregio Amsterdam het regionale detailhandelbeleid vastgesteld. Ook dit beleid is gericht op versterking van de bestaande winkelstructuren. Locaties die kansrijk en structuurversterkend zijn, mogen worden (her)ontwikkeld en uitgebreid. Buiten de gewenste structuur worden ontwikkelingen tegengegaan. Detailhandelsvestigingen zijn louter gevestigd in verstedelijkt of te verstedelijken gebied: hoofdwinkel-, stadsdeel- of wijkcentra, alsook op specifiek benoemde locaties op bedrijventerreinen (solitaire vestigingen zijn daarom uitgesloten). Ook solitaire vestigingen buiten woongebieden zijn uitgesloten; nieuwe winkelinitiatieven dienen beoordeeld te worden door de RCW op basis van ruimtelijke relevante criteria.

Wat betreft de perifere en grootschalige detialhandellocaties, is het beleid, dat alleen op bepaalde -reeds als zodanig door de regio aangemerkte locaties, grootschalige detailhandel is toegestaan. Dat blijft in beginsel ongewijzigd. Wel kan een gemeente een verzoek indienen om grootschalige detailhandel toe te staan op een perifere locatie. In dat geval zal een goede onderbouwing van het verzoek op ruimtelijk relevante gronden evenals een analyse van de gevolgen van de verruiming voor de regionale detailhandelstructuur vereist zijn. De Regionale Commissie Winkelplanning zal zo'n verzoek tot verruiming toetsen aan het kwalitatieve beoordelingskader. Indien bestaande PDV-locaties brancheverruiming nastreven geldt hetzelfde beoordelingskader als voor nieuwe locaties.

Voorwaarde moet zijn dat de verruiming de detailhandelstructuur versterkt. De RCW brengt ook op verzoeken voor brancheverruiming op PDV-locaties een advies uit. Naast deze locaties voor grootschalige detailhandel zonder branchebeperkingen, zijn er de traditionele PDV-locaties, waar louter de PDV-branches zijn en blijven toegestaan. Brancheverruiming/-vervaging is op deze locaties niet toegestaan. Nieuwe perifere detailhandellocaties worden in beginsel tegengegaan.

4.6.3 Notitie PDV/GDV

Een notitie perifere/ grootschalige detailhandel is in voorbereiding. Zaanstad kent op haar perifere locaties nu alleen de mogelijkheid van perifere detailhandel (PDV). PDV-winkels verkopen volumineuze artikelen binnen de branches die door het Rijk zijn beperkt. Deze worden nader gedefinieerd als auto's, boten, caravans, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en wooninrichting waaronder meubelen. In de loop van de tijd zijn hieraan ook kampeer- en outdoorartikelen toegevoegd. GDV staat voor grootschalige detailhandelsvestiging. De wenselijkheid van het toestaan van GDV op perifere locaties is een onderdeel hiervan. Bij GDV- winkels is niet het volume van het artikel bepalend, maar de omvang van de winkel. Het gaat om winkels met een vloeroppervlak van minimaal 1.500 m².

Op Assendelft-Noord is geen perifere en grootschalige detailhandel toegestaan.

4.7 Horeca

4.7.1 Horecabeleid

Het Horecabeleid voor de periode 2008-2011 is vastgesteld in de Nota Integraal Horecabeleid. In deze nota zijn de volgende zes beleidsprioriteiten opgenomen:

  • 1. Toewerken naar meer balans in het horeca aanbod (meer ruimte voor nieuwe horeca, ontmoedigen van vluchtige horeca in het lagere marktsegment);
  • 2. Zorg dragen voor een gezonder uitgaansklimaat;
  • 3. Realiseren van een leefbaar en veilig uitgaansklimaat (het beperken van de overlast in de nacht in het horecaconcentratiegebied, stimuleren van de leefbaarheid);
  • 4. Realiseren van een aangenamer horecaklimaat;
  • 5. Meer duidelijkheid in regelgeving en effectievere handhaving;
  • 6. Versterken van de samenwerking tussen betrokken partijen.

Zaanstad kent geen apart terrassenbeleid. De exploitatieregels vloeien voort uit bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de landelijke regelgeving (ter bescherming van het woon- en leefmilieu).

In de nota zijn geen specifieke zaken geregeld voor horeca op bedrijventerreinen.

4.7.2 Beleidsregels ondersteunende horeca

Op een bedrijventerrein kan sprake zijn van horeca als ondergeschikte functie bij bedrijven. Bij de vraag of in een concreet geval sprake is van ondergeschikte horeca wordt getoetst aan de door de burgemeester en wethouders vastgestelde 'Beleidsregels ondersteunende horeca'. In deze beleidsregels is een aantal bestemmingen genoemd waarin ieder geval sprake kan zijn van ondergeschikte horeca, zoals sport, maatschappelijk en cultuur & ontspanning. Voor ondergeschikte detailhandel gelden dezelfde uitgangspunten als voor ondergeschikte horeca.

Er is sprake van ondergeschikte horeca en detailhandel als:

  • 1. de horeca-/detailhandelsactiviteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en deze niet meer dan 25% van de totale oppervlakte beslaat met een maximum van 100 m²;
  • 2. de openingstijden afgestemd zijn op de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  • 3. er geen sprake is van een aparte ingang (de toegang tot de horeca-/detailhandelsactiviteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit).

Verder mag de activiteit niet worden uitgevoerd door derden, mag geen alcohol worden geschonken en mag er geen aparte reclame voor worden gemaakt. Gedacht moet worden aan bijvoorbeeld het ijsje op de kinderboerderij of een drankje in de sportkantine.

4.8 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg

4.8.1 Erfgoed
4.8.1.1 Cultuurhistorische waardenkaart

In 1999 is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de gemeente Zaanstad door het gemeentebestuur goedgekeurd als beleidsinstrument voor het opstellen van bestemmingsplannen. Op de kaart staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven, die van cultuurhistorisch belang zijn, bijvoorbeeld door een historisch stratenpatroon, oude dijken of oude verkaveling.

Verder is een overzicht opgenomen van alle beschermde monumenten binnen Zaanstad (Zaanse huizen, fabrieken, pakhuizen, arbeidershuizen, kantoren, molens, enz.) en gebieden van archeologische waarde (bijvoorbeeld terreinen met resten van prehistorische bewoning, middeleeuwse boerderijen, oude molenplaatsen of voormalige traankokerijen).

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet zwaarwegend rekening gehouden wordt met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen een bepaald gebied. Zo kan getracht worden leegstaande fabrieken of pakhuizen voor sloop te behoeden door ze een nieuwe functie te geven (kantoor, woning).

Op 24 oktober 2006 is de CHW-kaart voor de laatste maal door het college aangepast.

4.8.1.2 Erfgoedvisie `Erfgoed in ontwikkeling' 2011

In deze visie zijn de uitgangspunten van het nieuwe landelijke beleid (modernisering monumentenzorg) vertaald naar een gemeentelijk beleidskader. De visie beschrijft hoe we cultuurhistorische waarden opnemen in het bestemmingsplan en biedt mogelijkheden voor een bouwhistorische verwachtingskaart met een aanlegvergunning. In deze erfgoedvisie worden de hoofdlijnen uitgezet voor een gemeentelijke visie voor erfgoed.

4.8.1.3 Erfgoedverordening

Tegelijk met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 is ook de Erfgoedverordening Zaanstad 2010 van kracht geworden. Voor alle wijzigingen en werkzaamheden aan rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten is na genoemde datum een omgevingsvergunning nodig.

In de erfgoedverordening is het mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Tevens kunnen er via de erfgoedverordening monumenten aangewezen worden. Daarnaast regelt de erfgoedverordening de instandhouding van al het Zaanse erfgoed.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

4.8.2 Archeologie
4.8.2.1 Nota archeologie Zaanstad

In deze nota zijn de uitgangspunten van de vernieuwde Monumentenwet 1988 verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan gaat geven. Aan omgevingsvergunningen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen worden ook opgenomen in projectafwijkingsbesluiten en afwijkingsbesluiten van het bestemmingsplan.

4.8.2.2 Historische geografie plangebied

Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad (2006) zijn in dit plangebied de volgende historisch-geografische waarden van belang:

  • Dorpsstraat. De Dorpsstraat loopt vanaf Buitenhuizen aan het Noordzeekanaal tot aan Krommenie en maakt deel uit van de oorspronkelijke lintstructuur in de Zaanstreek. Deze linten zijn ontstaan als dijklichamen die ter bescherming van eerdere bewoning zijn opgericht. De ligging van de lintdorpen in het landschap ligt hieraan ten grondslag. Als zodanig van regionaal belang.
  • Nauernasche Vaart inclusief Vaartdijk en Nauernasche Vaartdijk. Nadat in de 17e eeuw een groot aantal meren was drooggelegd en daarmee het aantal boezemgebieden drastisch afnam, werd onder meer de Nauernasche Vaart aangelegd. Overtollig water uit de droogmakerijen werd via de Nauernasche Vaart afgevoerd naar het IJ. Deze vaart volgde deels het traject van de voormalige veenstroom het Twiske. Als belangrijk oorspronkelijk landschappelijk element van regionale waarde.
  • De Binnendelft. Onderdeel van een aantal in het Zaanse weideland noord-zuid en parallel aan elkaar lopende veenstromen en als zodanig van lokaal belang.
  • Molsloot. De Molsloot (Krommenie), een onderdeel van de vroegere veenstroom De Vliet, was voorheen de grens tussen Assendelft en Krommenie. Hij loopt vanaf de Zuidervaartdijk tot aan De Watering en behoort tot het oorspronkelijke slotenpatroon. Als zodanig van lokaal belang.
4.8.2.3 Verwachtingswaarde plangebied

Binnen het plangebied zijn de volgende archeologische waarden aanwezig:

  • Dorpsstraat. De Dorpsstraat van Assendelft-Noord behoort tot een van de oudste bebouwingen in de Zaanstreek en dateert mogelijk uit de 10e eeuw. Resten van deze oude bewoning zijn nog in de bodem aanwezig. Vanwege reeds uitgevoerd onderzoek in de directe omgeving en de resultaten daarvan is het gebied van regionaal belang.
  • Assendelver Polders. Van groot belang in dit plangebied is het archeologische waardevolle gebied in het zuidelijk deel van Assendelft-Noord dat vroeger onderdeel uitmaakte van de Assendelver Polders. In de Assendelver Polder komen sporen van nederzettingen uit de IJzertijd, de Romeinse Tijd, de Middeleeuwen en de Post-Middeleeuwen voor. Hier liggen zeer waarschijnlijk resten van ontginningsboerderijen uit de 11e tot 14e eeuw. Opgravingen hebben aangetoond dat de overblijfselen nog in goede staat zijn.
4.8.2.4 Vertaling naar bestemmingsplan

De aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden worden in het bestemmingsplan conform het beschreven beleid beschermd.

Met betrekking tot de archeologische waarden binnen het plangebied is het gewenst om het beleid te volgen zoals dat vastgelegd is in het Verdrag van Malta, de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) en de vertaling daarvan naar gemeentelijk niveau in de Archeologienota Zaanstad (2009). Wat betreft de archeologische waarden moet worden voorkomen dat deze worden aangetast door graafwerkzaamheden. In de nieuwe Monumentenwet wordt de status van archeologisch belangwekkende gebieden scherper geregeld en worden aan ingrepen in de bodem extra voorwaarden gesteld. Het is van belang dat dit bestemmingsplan daarin ook een functie vervult. Het is gewenst om de archeologisch belangrijke gebieden aan te geven op de verbeelding. Ook is het van belang dat voor bodemverstorende werkzaamheden (zoals bouwen, graven, grondwaterpeilverlaging) in bepaalde gevallen een vergunning wordt geëist waarin voorwaarden met betrekking tot archeologie worden opgenomen.

Het gebied van de Dorpsstraat is op de verbeelding van het bestemmingsplan aangemerkt als een gebied van archeologische waarde (Waarde-Archeologie 1). Bodemverstoringen binnen dit gebied die groter zijn dan 50 m² en dieper gaan dan 50 cm moeten voorkomen worden.

De Assendelver Polders is op de verbeelding aangemerkt als een gebied van archeologische waarde (Waarde - Archeologie 2). Bodemverstoringen binnen dit gebied die niet groter zijn dan 2000 m² en niet dieper gaan dan 30 cm moeten voorkomen worden.

Voor beiden geldt dat wanneer dit niet mogelijk is, de verstoorder een archeologisch vooronderzoek zal moeten laten uitvoeren om vast te laten stellen of in de bodem van het terrein dat verstoord wordt een archeologische vindplaats ligt. Is dit het geval, dan kan de verstoorder zijn bouwplan of werkzaamheden aanpassen om verstoring van de vindplaats te voorkomen. Kan of wil de verstoorder dit niet, dan moet hij de vindplaats laten opgraven.

De Watering, de Molsloot en de Binnendelft mogen zo min mogelijk worden aangetast. De wateren hebben de bestemming Water en zijn daarmee voldoende beschermd.

4.8.3 Cultuurhistorie en monumentenzorg
4.8.3.1 Waardevolle structuren

Volgens de CHW-kaart 2006 van Zaanstad zijn in dit plangebied de volgende historisch-geografische waarden van belang:

  • Dorpsstraat. De Dorpsstraat loopt vanaf Buitenhuizen aan het Noordzeekanaal tot aan Krommenie en maakt deel uit van de oorspronkelijke lintstructuur in de Zaanstreek. Deze linten zijn ontstaan als dijklichamen die ter bescherming van eerdere bewoning zijn opgericht. De ligging van de lintdorpen in het landschap ligt hieraan ten grondslag. Als zodanig van regionaal belang.
  • Nauernasche Vaart inclusief Vaartdijk en Nauernasche Vaartdijk. Nadat in de 17e eeuw een groot aantal meren was drooggelegd en daarmee het aantal boezemgebieden drastisch afnam, werd onder meer de Nauernasche Vaart aangelegd. Overtollig water uit de droogmakerijen werd via de Nauernasche Vaart afgevoerd naar het IJ. Deze vaart volgde deels het traject van de voormalige veenstroom het Twiske. Als belangrijk oorspronkelijk landschappelijk element van regionale waarde.
  • De Binnendelft. Onderdeel van een aantal in het Zaanse weideland noord-zuid en parallel aan elkaar lopende veenstromen en als zodanig van lokaal belang.
  • Molsloot. De Molsloot (Krommenie), een onderdeel van de vroegere veenstroom De Vliet, was voorheen de grens tussen Assendelft en Krommenie. Hij loopt vanaf de Zuidervaartdijk tot aan De Watering en behoort tot het oorspronkelijke slotenpatroon. Als zodanig van lokaal belang.

In het plangebied bevindt zich een monumentale schoorsteen, op het terrein van Forbo Flooring Coral Krommenie.

4.9 Infrastructuur en parkeren

In deze paragraaf volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van verkeer, parkeren en (ondergrondse) infrastructuur.

4.9.1 Zaans Verkeer Vervoer Plan (ZVVP)

Op 12 februari 2009 heeft de gemeenteraad met een overgrote meerderheid het ZVVP vastgesteld. Het ZVVP is een integraal beleidsplan op het gebied van verkeer en vervoer. In het ZVVP staan de uitgangspunten de het bestuur hanteert om behalve oplossing van verkeersvraagstukken, ook oplossingen voor een schoner milieu dichterbij te brengen.

Voor bedrijvenlocaties dient te worden gezorgd dat het openbaar vervoer en de fiets een goed alternatief zijn. Deze inzet van alternatieven is nodig om te voorkomen dat het wegennet dichtslibt met woon-werkverkeer, waardoor er economische schade ontstaat voor het economisch weggebonden verkeer. Voor het bereiken van dit beleidspunt wordt ingezet op het creëren van overdekte/afgesloten fietsenstallingen bij ieder bedrijf.

4.9.2 Verkeersplan

Op grond van afspraken uit het convenant Duurzaam Veilig, gesloten tussen Rijk, Provincie en de Vereniging Nederlandse Gemeenten, is het Verkeersplan Zaanstad tot stand gekomen. Het verkeersplan is op 25 november 1999 door de gemeenteraad vastgesteld. Het belangrijkste onderdeel van dit plan is de wegcategorisering van de binnen de gemeente gelegen wegen. Doel van het categorisering van wegen is te komen tot voor de weggebruiker herkenbaar wegtypes en het daarbij behorende gedrag.

De hoogste categorie is de stroomweg. Deze weg is gericht op het snel laten doorstromen van het verkeer. De laagste categorie wordt gevormd door de erftoegangswegen. Dit zijn hoofdzakelijk wegen in woongebieden. De weg wordt gebruikt door auto's en fietsers. Het verkeer moet echter ook rekening houden met spelende kinderen en overstekende voetgangers. Van de weggebruiker wordt een lage snelheid verwacht. De inrichting van de weg moet dit duidelijk maken, bijvoorbeeld door het aanbrengen van drempels of versmallingen. De tussenliggende categorie is de gebiedsontsluitingsweg. Deze vormen een schakel tussen de stroomwegen en de erftoegangswegen. Vaak vormen zij ook een verbinding tussen verschillende delen van de stad. De wegen dienen grotere stromen verkeer af te wikkelen. Doorstroming is belangrijk; de snelheid ligt echter duidelijk lager dan op stroomwegen.

In 2003 is de wegcategorisering geactualiseerd op basis van ervaringen en nieuwe ontwikkelingen die zich op landelijk niveau hebben voorgedaan. De hieruit resulterende wegcategoriseringskaart met bijbehorende inrichtingseisen is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 februari 2004.

Het industrieterrein Assendelft-Noord grenst aan een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom. Het gebied ontsluit via de Dorpsstraat via de bypass. De gebiedsontsluitende weg sluit aan op de N203, een stroomweg en vervolgens op de A8, een stroomweg op rijksniveau. Hiermee voldoet het bedrijventerreinen aan de beleidsambitie dat bedrijventerreinen direct aansluiten op het ontsluitende wegennet.

4.9.3 Fietsnota

Op 29 november 2007 heeft de gemeenteraad de fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad' vastgesteld. Met de fietsnota en de uitvoering ervan wil de gemeente het fietsgebruik in Zaanstad bevorderen. In 2015 moet 35% van het aantal verplaatsingen met de fiets plaatsvinden. Dit onder andere ter verbetering van het milieu en ter verlichting van de autodruk in de verblijfsgebieden. Ook moet de (verkeers)veiligheid van en voor de fietser versterkt worden.

Zaanstad doet al veel dingen op het gebied van de fiets in Zaanstad. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg van het Westerwindpad en zeer recentelijk nog het realiseren van een OV-fiets uitgiftepunt op station Krommenie-Assendelft. Er moet echter meer gebeuren. Vandaar dat er een fietsnota is opgesteld met een Actie Plan Fiets dat concrete maatregelen omvat. Enkele maatregelen zijn bijvoorbeeld de aanleg van (ontbrekende) fietspaden, verbetering van wegbewijzering, verbetering van het fietsparkeren en diefstalpreventie.

De fietsnota Zaanstad is tot stand gekomen met raadpleging van diverse belangengroepen, zoals de Fietsersbond, Veilig Verkeer Nederland, de Ondernemerskring Zaanstreek en de wijkoverlegorganen.

4.9.4 Parkeernota

In februari 2010 is de Parkeernota Zaanstad 2009 vastgesteld door de gemeenteraad. De parkeernota is in twee delen gesplitst. Het belangrijkste punt uit het eerste deel van de parkeernota voor het bedrijventerrein is:

  • Bouwplannen kunnen getoetst worden aan nieuwe actuele parkeernormen. Hiermee wordt voorkomen dat parkeeroverlast op de omgeving wordt afgewenteld zonder dat de ontwikkelaar moet voorzien in te veel parkeerplaatsen;

Deel twee van de parkeernota wordt later uitgewerkt en zich meer toespitsen op betaald parkeren, speciale tarieven voor milieuvriendelijke auto’s en betalen naar gebruik in de stad. Ook wordt in deel twee van de nota aandacht besteedt aan buurtgarages en parkeren op afstand.

4.10 Overige onderwerpen

4.10.1 Nota kleine windturbines

Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden.

Provinciale Staten van Noord-Holland hebben echter op 17 december 2012 besloten om te kiezen voor een restrictief beleid voor windenergie op land. Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het aantal windturbines op land. Naar aanleiding van dit besluit is in de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie de volgende definitie opgenomen:

Windturbines: een door wind aangedreven bouwwerk met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van traditionele windmolens of replica’s hiervan;

Dit heeft gevolgen voor het Zaanse beleid, in die zin dat windturbines met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter niet zijn toegestaan.

Zie ook 3.3.3 Beleidskader Wind op Land.

Hoofdstuk 5 Uitgangspunten en ontwikkelingen

Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven is het verkrijgen van een actueel bestemmingsplan de belangrijkste aanleiding geweest voor het opstellen van dit bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen worden in het bestemmingsplan verwerkt voor zover het bestaand beleid betreft. Het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid dient hierbij als kader.

Het plangebied beslaat een deel van de gemeente Zaanstad dat hoofdzakelijk uit industrieterrein bestaat. Aangezien voor de toekomst wordt voorzien dat het gebied deze functie hoofdzakelijk zal behouden zijn de voor het gebied van toepassing zijnde uitgangspunten uit de gebiedsprofielen van de Structuurvisie bij het maken van het bestemmingsplan aangehouden.

Hierbij wordt gezocht naar een goede verhouding tussen het zorg dragen van voldoende mogelijkheden om op deze terreinen een gezonde bedrijfsvoering mogelijk te maken en tegelijkertijd deze mogelijkheden te reguleren om een goede ruimtelijke inrichting van het gebied te waarborgen. Hierbij worden vanuit stedenbouwkundig oogpunt de bestaande ruimtelijke kwaliteiten in het bestemmingsplan gewaarborgd en getracht deze te verbeteren. Tevens is van belang hierbij te zorgen dat eventuele negatieve effecten van deze bedrijvigheid op de omgeving zoveel mogelijk worden beperkt.

Als basis worden hierbij de mogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplanregeling als vertrekpunt genomen. De regeling wordt geactualiseerd naar aanleiding van huidige situatie, huidig beleid op verschillende terreinen en wijze van bestemmen. Op sommige plekken worden hiermee meer mogelijkheden gerealiseerd (flexibeler, globaler) en op andere plekken worden, wanneer daarvoor ruimtelijk een gegronde reden is, terreinen op een meer gedetailleerde wijze bestemd.

5.1 Bedrijvigheid

De ESV geeft een afwegingskader/uitgangspunten voor toekomstige (economische) deelnota's en feitelijke initiatieven. De ESV richt zich op de versterking van de perifere bedrijventerreinen door te stellen dat deze terreinen een helder profiel moeten hebben waarbij de economische functies voorrang hebben. Dit in tegenstelling tot de kleine binnenstedelijke terreinen waar vormen van mening van wonen en werken kan worden toegestaan.

Voor het plangebied spelen met name de volgende ambities een rol:

  • de mogelijkheden voor verspreide werkgelegenheid en wijkeconomie te vergroten;
  • te streven naar kwaliteitsverbetering, differentiatie, intensivering en verduurzaming van perifere, grootschalige bedrijventerreinen;
  • de bestaande PDV-locaties te handhaven en een nadere afweging te maken over de ruimtelijke situering van GDV.

Het plangebied is op het niveau van het totale industrieterrein in te delen in vier zones (Bijlage 5).

  • 1. Zone 1 ligt rondom de Industrieweg. Deze zone bevat (groot- en kleinschalige) bedrijfspanden. De voormalige woonmall vormt een uitzondering, vanwege de specifieke functionele invulling.
  • 2. Zone 2 is de multifunctionele strook Saendelft;
  • 3. Zone 3 betreft het terrein van Forbo Flooring B.V. aan de Industrieweg;
  • 4. Zone 4 is het terrein van Forbo Flooring Coral NV in Krommenie.

In het bestemmingsplan is voor het bedrijfsterrein de bestemming bedrijventerrein opgenomen. Behalve de milieu-zoneringen en de specifieke uitzonderingen daarop (zie het hoofdstuk Milieu) zijn er geen bepalingen opgenomen voor soort of grootte van de bedrijven. De bedrijven variëeren in milieucategorieën.

Het uitgangspunt is dat de bestaande bedrijven hun bedrijfsuitvoeringen kunnen blijven doen onder dezelfde voorwaarden als onder de vigerende regeling.

Zone 1

De bedrijven rondom de Industrieweg zijn verschillend van aard. Hier zitten o.a. bouw- en aannemersbedrijven, een meubelfabriek, metaalbedrijven en grafische bedrijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3775BP-0301_0015.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3775BP-0301_0016.png"

Zone 2

Dit is de multifunctionele strook Saendelft en ligt als buffer tussen het industrieterrein en de woonwijk Saendelft. Binnen deze zone mogen verschillende functies zich vestigen. Dit zijn bedrijven tot en met categorie 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', kleinschalige kantoren, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en sport. Hier mogen zich geen geluidsgevoelige en geurgevoelige functies vestigen.

Zone 3

Het terrein is in gebruik door Forbo Flooring B.V. en de bedrijfsactiviteiten zijn gericht op linoleumproductie. Forbo Flooring BV is een bedrijf met een hoge milieucategorie, waarbij de zwaardere bedrijfsactivititeiten, zoals droogkamers, oxidatieruimtes en mengerijen op minstens 180 meter van de woningen mogen worden gesitueerd. Het bedrijf kan nog uitbreiden in zuidelijke richting, en richting Dorpsstraat met een vergroot magazijn .

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3775BP-0301_0017.png"

Zone 4

Forbo Flooring Coral NV is op dit terrein gevestigd. Forbo Flooring Coral produceert de Coral schoonloopsystemen. Het bedrijf heeft nog mogelijkheden om uit te breiden naar het oosten, dit terrein ligt momenteel nog braak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3775BP-0301_0018.png"

Milieucategorieën

De Staat van Bedrijfsactiviteiten is een landelijk gehanteerde lijst van de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, die in algemene zin aangeeft in welke milieucategorieën de verschillende activiteiten vallen. De categorieën zijn gebaseerd op de te verwachten belasting van het milieu voor de aspecten geluid, geur, stof en gevaar. Voor ieder bedrijfstype wordt de afstand aangegeven van de verschillende bedrijfstypen tot milieugevoelige functies. Hierbij geldt: hoe meer hinder een bedrijf veroorzaakt, hoe groter de afstand tussen dat bedrijf en milieugevoelige bestemmingen zoals wonen, moet zijn. Het milieuaspect met de hoogste afstandswaarde bepaalt welke afstand in acht moet worden genomen. Dit heet milieuzonering.

Op de verbeelding van het bestemmingsplan is aangegeven welke categorieën uit de bedrijvenlijst concreet in dit plangebied zijn toegestaan. In het plangebied is dat dus, afhankelijk van de situering op het terrein, maximaal categorie 4.2. Bedrijven die niet passen binnen de opgenomen milieucategorie hebben een maatbestemming gekregen. Zij kunnen hun bedrijfsvoering daar blijven uitoefenen. De bedrijven met een maatbestemming zijn:

1. Forbo Flooring BV

2. Forbo Flooring Coral NV

3. Zaco groothandel in chemische producten

4. Vink Vloeren.

Bedrijven vallend in een hogere dan voor een zone toegestane maximum milieucategorie mogen zich vestigen in gebieden met een lagere vastgestelde milieucategorie, mits ze qua hinder daarin passen. Daartoe is een afwijkingsregeling opgenomen.

Geluidszone

Het industrieterrein Assendelft-Noord is een gezoneerd industrieterrein met de daarbij behorende geluidszone.Dit betekent dat op dit terrein geluidzoneringsplichtige inrichtingen zich kunnen vestigen.

5.2 Stedenbouwkundige aspecten

Het bestemmingsplan voor het Industrieterrein Assendelft-Noord heeft een conserverend karakter. Dit betekent dat de ruimtelijke situatie zoals die nu bestaat grotendeels wordt behouden en de bouwmogelijkheden uit de vorige bestemmingsplannen worden overgenomen.

Dorpsstraat

Een deel van de Dorpsstraat, waar met name woningen zijn gesitueerd, de voormalige woonmall en een paar bedrijven zijn gevestigd maakt onderdeel uit van het plangebied. Voor de woningen wordt aangesloten bij de regelingen die volgen uit de omringende bestemmingsplannen en het beleid. De voormalige woonmall is in gebruik voor verschillende functies en is grootschaliger qua gebouw ten opzichte van de grootte van gebouwen aan de Dorpsstraat.

Multifunctionele strook Saendelft

In december 2005 is voor deze strook een proefverkaveling en beeldkwaliteitsplan gemaakt. De strook wordt langzaam ingevuld. Er is een interne verkeersontsluiting, een aanhaking naar het industrieterrein Assendelft-Noord en een fietspad langs de Vaartdijk gerealiseerd.

Concept

Het terrein is in alle opzichten sterk verbonden met de woonwijk Saendelft en dient ook in haar verschijningsvorm en kwaliteitsniveau bij de woonwijk aan te sluiten. Tegelijkertijd bestaat er de wens om ook bedrijven die minder representatief en buurtgericht zijn te kunnen plaatsen. Om beide wensen te verenigen is het terrein opgedeeld in twee zones: een vrije zone en een buurtgerichte zone, waarbij de laatste als een scherm rond de vrije zone is gepositioneerd. De kleinere kavels (<1500m2) en de bedrijven met een publieksfunctie dienen in de buurtgerichte zone te worden geplaatst, georiënteerd op de hoofdontsluitingsweg. De grotere bedrijven (>1500m2) en de bedrijven die regionaal georiënteerd zijn dienen in de vrije zone te worden geplaatst.

Zonering

In het bestemmingsplan zijn binnen deze strook alleen bedrijven in milieucategorie 2 toegestaan. Het gebied is in de lengterichting ruwweg in tweeën gesplitst. Deze zonering is erop gericht om aan de zijde van de woonwijk die bedrijven te plaatsen die het minste overlast veroorzaken. Aan de zones zijn ook maximale bouwhoogtes gekoppeld; richting de woonwijk neemt de bouwhoogte af.

Bedrijven

De beoogde bedrijvigheid is zeer gevarieerd, wat tot uitdrukking komt in de benaming 'multifunctieterrein'. Veel bedrijven zijn lokaal georiënteerd, waardoor het terrein als een secundair voorzieningencentrum voor heel Saendelft zal functioneren. Daarnaast zijn er ook boven-lokaal georiënteerde bedrijven die geen binding met de wijk hebben. Ook is er een grote variatie te verwachten in de kaveloppervlaktes van de bedrijven, variërend van 500 m tot 5000 m2 en meer.

Interne ontsluiting

Voor de interne ontsluiting is gekozen voor een ringstructuur, waarbinnen alle kavels rug aan rug liggen. Deze structuur bleek enkele belangrijke praktische voordelen te hebben boven een structuur met expeditiestraten, vooral wat betreft de inrichting van het individuele kavel.

Openbare ruimte

De zuidelijke groenstrook is de belangrijkste openbare ruimte van het bedrijventerrein en zal ook voor de werknemers een belangrijke rol vervullen als rust-/lunchplek. Deze 30 meter brede strook loopt door tot aan de kavelgrens en wordt slechts doorsneden door de hoofdontsluitingsweg. Als doorlopende strook langs de kavels zorgt de groenstrook voor een sterk samenhangend beeld tussen de architectonisch verschillende bebouwing.

Nauernasche Vaart

De Nauernasche Vaart doet voor Forbo nog steeds dienst voor aan- en afvoer. Ter hoogte van de Provincialeweg is een laad- en loswand aanwezig; deze wordt tegenwoordig zelden gebruikt. De iets zuidelijker aan de Vaartdijk staande Pompenkamer P1 ten behoeve van het lossen van tankschepen met lijnolie wordt wel intensief gebruikt. Toch is vandaag de dag de recreatieve betekenis van deze vaart belangrijker dan de beroepsvaart. De Vaartdijk grenst aan het bedrijventerrein en wordt veel gebruikt door (voornamelijk) recreatief fietsverkeer.

Revitalisering en intensivering

In februari 2009 is door het college van burgemeester en wethouders het Plan van Aanpak Revitalisering Assendelft-Noord vastgesteld. Het doel van de revitalisering is bij te dragen aan een integrale duurzame verbetering van het ondernemersklimaat waardoor de leefbaarheid op het terrein wordt verbeterd.

De ambitie is om een samenhangende, ruimtelijk kwalitatieve inrichting van het plangebied tot stand te brengen. Eenvoud en rust zorgen voor een duidelijk beeld en leiden tot samenhang in de openbare ruimte en de gebouwde omgeving, zonder dat herkenbaarheid van de individuele panden verloren gaat. Er ontstaat dan een helder beeld en een kwalitatief betere uitstraling. In verandering en aanpassing van structuren wordt niet voorzien. De maat van het openbaar gebied is hiervoor nu niet toereikend. Naast het aanpakken van de openbare ruimte is het de bedoeling dat ondernemers investeren in verbetering van de terreininrichting en de uitstraling van de panden. Het streven is om samenhang te genereren zoals dit ook voor het openbaar gebied geldt. Verbetering van de kwaliteit van de opstallen begint met bewustwording van de ondernemers dat gevels en bouwvolumes de wanden vormen van de openbare ruimte: een particulier object in een openbare context.

Helder onderscheid tussen bedrijfshal en het bijbehorende kantoorgedeelte levert een dynamischer beeld en draagt bij aan goede architectuur. De inrichting van het terrein maakt onderdeel uit van de ontwerpopgave op de kavel. Waar mogelijk wordt parkeren gezamenlijk opgelost en het laden en lossen op privaat terrein geregeld.

Voor de revitalisering is samen met de ondernemers een conceptbeeldkwaliteitsplan opgesteld waarin richtlijnen staan voor de openbare ruimte, kavels en panden om te komen tot samenhang en een herkenbare identiteit met ruimte voor individuele en herkenbare expressie.

Verder is de bypass (spoorwegovergang, nieuwe toegangsweg met water) gerealiseerd, waardoor het industrieterrein een mooie entree heeft gekregen.

5.3 Wonen

Soms is er sprake van een historisch gegroeide situatie, die in de Zaanstreek vaak voorkomt. Industrie en bedrijven hebben zich bijvoorbeeld ontwikkeld rondom bestaande woningen, woningen en bedrijvigheid zijn gelijk opgegaan vanwege hun onderlinge afhankelijkheid, of er was sprake van dienst- of bedrijfswoningen.

Op het industrieterrein staat een aantal vergunde bedrijfswoningen. Nieuwe bedrijfswoningen zijn op het industrieterrein niet toegestaan. Binnen de zone industrielawaai zijn namelijk geen nieuwe geluidsgevoelige functies, waaronder wonen, toegestaan. Dat zou de milieuruimte van zittende bedrijven in het plangebied immers kunnen verkleinen. Zaanstad wil die ruimte behouden om bedrijven te kunnen accommoderen. Langs de Dorpsstraat en de Vaartdijk zijn de woningen bestemd als wonen met de daarbij behorende bouwmogelijkheden.

5.4 Kantoren

In het bestemmingsplan zijn kantoren toegestaan in de multifunctionele strook Saendelft, de voormalige woonmall en panden aan de Dorpsstraat met de bestemming 'Gemengd'. Tevens hebben een aantal panden aan de Industrieweg een functieaanduiding 'gemengd' gekregen. Hier zijn ook kleinschalige kantoren en dienstverlening toegestaan.

De kleinschalige zelfstandige kantoren en dienstverlening zijn wel onder voorwaarden toegestaan:

  • kleinschalige zelfstandige kantoren en dienstverlening zijn in principe alleen toegestaan in de de panden met de functieaanduiding 'gemengd' of binnen de bestemming 'Gemengd'. De omvang wordt gereguleerd door de bepaling dat parkeren volledig op eigen terrein dient plaats te vinden;
  • afwijking van het bestemmingsplan is mogelijk tot een grotere omvang, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden.

Op deze wijze wordt tegemoet gekomen aan de behoefte aan kantoor- / dienstverleningsactiviteiten op het industrieterrein Assendelft-Noord.

5.5 Maatschappelijke voorzieningen c.q. dienstverlening

In de voormalige woonmall heeft zich door middel van een projectbesluitprocedure een kinderdagverblijf gevestigd. Verder zijn in het plangebied geen maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Over het plangebied ligt een zone industrielawaai. Dit heeft geen gevolgen voor het bestaande kinderdagverblijf, omdat het kinderdagverblijf ten tijde van de vergunningverlening nog niet gold als geluidgevoelige functie.

Nieuwe maatschappelijke voorzieningen c.q. dienstverlening kunnen zich vestigen binnen de multifunctionele strook Saendelft, de voormalige woonmall en langs de Dorpsstraat, binnen de bestemming 'Gemengd'. Binnen de zone industrielawaai zijn geen nieuwe geluidsgevoelige en geurgevoelige functies toegestaan.

In de multifunctionele strook Saendelft zijn er plannen om een jongerencentrum op te richten Een jongerencentrum is niet geluid- en geurgevoelig en is daarom passend op deze locatie.

5.6 Detailhandel

Internetverkoop

Internetverkoop, in spreektaal 'een webshop' is een bijzondere vorm van detailhandel. Deze vorm van detailhandel verloopt voornamelijk via internet of andere media. De ruimtelijke representatie en effecten zijn van een andere aard dan reguliere detailhandel.
Een belangrijk onderdeel van een webshop (internetverkoop met en zonder beperkte winkelfunctie) vormt de opslag- en distributiefunctie. Opslag en distributie is een vorm van bedrijvigheid die op een bedrijventerrein zonder meer is toegestaan. Echter, door de daaraan verbonden detailhandelsfunctie onderscheidt een webshop (internetverkoop met en zonder beperkte winkelfunctie) zich van reguliere opslag- en distributiebedrijven.

Bij internetverkoop ontbreekt (grotendeels) het fysiek uitstallen van artikelen ten verkoop. Producten worden digitaal (virtueel) gepresenteerd. Klantcontacten vinden vrijwel uitsluitend per e-mailbericht of telefonisch plaats. Van belang bij de toelaatbaarheid van internetverkoop met en zonder beperkte winkelfunctie is in hoeverre aanvullende functies of combinaties daarvan worden toegevoegd aan de bedrijfsvoering.

Er zijn twee vormen van internetverkoop op Industrieterrein Assendelft-Noord toegestaan: 1. internetverkoop met beperkte winkelfunctie en 2 internetverkoop zonder winkelfunctie. De twee worden verder toegelicht in Bestemmingsregeling.

5.7 Horeca

Op het industrieterrein is op dit moment geen horecavestiging aanwezig. De Dorpsstraat is de meest geeigende plaats voor horecavestigingen. Daar is met vergunning een ijswinkel gevestigd.

5.8 Infrastructuur en parkeren

5.8.1 Algemene uitgangspunten

Autoverkeer

Het industrieterrein Assendelft-Noord is voor autoverkeer toegankelijk via de Dorpsstraat en via de bypass vanaf de N203. De interne ontsluitingsweg Industrieweg maakt een 'u-vormige' bocht en is op twee locaties aangesloten op de Dorpsstraat. Het terrein van Forbo Flooring Coral is bereikbaar via het Vlietsend. In het midden van het plangebied sluit de Industrieweg en het Vlietsend aan op de N203, een stroomweg met een bovenregionale functie.

Langzaam verkeer

Het langzaam verkeer kan via de Dorpsstraat en de bypass de Industrieweg bereiken. Op de Industrieweg zijn geen specifieke faciliteiten voor fietsers aanwezig. Aan het begin van het Vlietsend is een aparte fietsstrook aangelegd, bij de ingang van Forbo Flooring Coral wordt het Vlietsend een 30 km weg.

Aan de oostelijke rand van het plangebied loopt de Vaartdijk. Deze route wordt gebruikt voor recreatief fietsverkeer. Deze is echter niet bereikbaar vanaf het bedrijventerrein.

Openbaar vervoer

Industrieterrein Assendelft-Noord ligt grotendeels binnen de 800 meter invloedssfeer van station Krommenie-Assendelft. Assendelft-Noord ligt buiten de dienstregeling van een bus. Er worden vooralsnog geen veranderingen in deze situatie verwacht.

Parkeren

Het bepalen van de parkeereis voor nieuwe functies wordt bepaald aan de hand van de parkeernota. Belangrijk onderdeel in het bepalen van de parkeereis in de parkeernota Zaanstad 2013 is de stedelijkheidsgraad van het gebied. Industrieterrein Assendelft-Noord valt in Matig stedelijke zone B. De parkeereis wordt aan de hand van de bij deze zone horende normeringen opgesteld.

5.8.2 Ontwikkelingen

Ontwikkelingen op het gebied van verkeer en parkeren

Verkeersveiligheid

De beleidsdoelstelling van het Rijk tot een reductie van 25% verkeersslachtoffers (vastgelegd in 1984) is door de gemeente Zaanstad in het verkeersveiligheidsbeleid overgenomen. Dit heeft geresulteerd in het inrichten van de verblijfsgebieden volgens Duurzaam Veilig met een 30 km inrichting en het aanpakken van de plaatsen met een concentratie van ongevallen en letselongevallen.

Bypass Assendelft-Noord

Het oude lint van Assendelft, de Dorpsstraat, vormt een belangrijke schakel in de bereikbaarheid van Assendelft. De huidige aansluiting van dit lint op het hoofdwegennet (N203) verloopt via een gelijkvloerse kruising met de spoorlijn. Door toename van het verkeer nemen de leefbaarheid, verkeersveiligheid en bereikbaarheid af. Voorgaande vormde de aanleiding om de aansluiting aan te passen.

De bypass betreft een verlegging van de ontsluiting van industrieterrein Assendelft-Noord op de Provincialeweg N203. De bypass heeft als doel de verkeersdoorstroming en de verkeersveiligheid te vergroten.

De bypass maakt een volle benutting van de op de Dorpsstraat gerichte groentijden mogelijk, hetgeen resulteert in een optimale capaciteit van de verkeersregeling met de N203. Daarnaast wordt voor Assendelft verlatend verkeer een vergrote opstelgelegenheid gecreëerd. Ook bij lange overwegsluitingen zullen er hierdoor geen hinder en/of onveilige situaties meer worden veroorzaakt voor de overige verkeersbewegingen op de Dorpsstraat en Industrieweg. In het bijzonder de bereikbaarheid van het industrieterrein Assendelft is hierbij gebaat.

Een tweede pluspunt is dat door de verlegging een betere scheiding tussen langzaam verkeer en snelverkeer is bereikt. In de oude situatie werd de grote fietsstroom op dit deel van de Dorpsstraat geconfronteerd met al het (vracht)verkeer met bestemming industrieterrein Assendelft-Noord. In de nieuwe situatie is de hoofdstroom van het lokale langzaam verkeer nagenoeg geheel gescheiden van (vracht)verkeer.

5.9 Archeologie, cultuurhistorie en monumenten

Met betrekking tot de archeologische waarden binnen het plangebied is het gewenst om het beleid te volgen zoals dat vastgelegd is in het Verdrag van Malta, de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) en de vertaling daarvan naar gemeentelijk niveau in de Archeologienota Zaanstad. Wat betreft de archeologische waarden moet worden voorkomen dat deze worden aangetast door graafwerkzaamheden. In de nieuwe Monumentenwet wordt de status van archeologisch belangwekkende gebieden scherper geregeld en worden aan ingrepen in de bodem extra voorwaarden gesteld. Het is van belang dat dit bestemmingsplan daarin ook een functie vervult.

De archeologisch belangrijke gebieden zijn aangegeven op de verbeelding. Ook is het van belang dat voor bodemverstorende werkzaamheden (zoals bouwen, graven, grondwaterpeilverlaging) in bepaalde gevallen een vergunning wordt geëist waarin voorwaarden met betrekking tot archeologie worden opgenomen.

Op de verbeelding en in de regels is een dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen. In hoofdstuk 4.9 is al verder ingegaan op de beleidsstukken van archeologie.

Hoofdstuk 6 Milieuaspecten

6.1 Inleiding

Aanleiding voor het milieuonderzoek is de actualisering van het bestemmingsplan.

Het plangebied bestaat voornamelijk uit industriegebied. De opvallendste bedrijven op dit industriegebied zijn Forbo Flooring BV en Forbo Flooring Coral NV.

Het industrieterrein wordt aan de noordzijde begrensd door woonbebouwing aan de Weiver, aan de oostzijde door de Nauernasche Vaart en de Binnen Delft. Aan de zuidzijde vormt de multifunctionele strook Saendelft de grens met de woonbebouwing van Assendelft Noord/ Saendelft. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Dorpstraat. De Dorpsstraat bestaat uit lintbebouwing waarin bedrijvigheid en wonen naast elkaar voorkomt.

6.2 Bodemkwaliteit

De bovengrond van het plangebied is maximaal licht verontreinigd, de ondergrond matig verontreinigd. Op het industrieterrein is een oriënterend en nader bodemonderzoek uitgevoerd naar asbest in de bodem. In veruit de meeste gevallen is asbest aangetoond in kleine hoeveelheden. Door de kleine concentraties is er geen risico voor de volksgezondheid. Op enkele locaties heeft men asbest in hogere concentraties gevonden. Het nader onderzoek is uitgevoerd om uit te wijzen hoe ernstig de vervuiling is en wat de consequenties hiervan zijn. De delen van het terrein die niet volledig verhard of begroeid zijn, zijn in dit onderzoek onderzocht, omdat op deze plaatsen contact met de bodem mogelijk is. Uit dit onderzoek blijkt dat op deze 'open' terreindelen sprake is van sterk verhoogde gehalten aan asbest in de bodem. Na het uitvoeren van aanvullende metingen van asbest in de lucht, blijkt dat hier in de huidige situatie geen sprake is van gezondheidsrisico's. In de huidige situatie is saneren van de bodem dan ook niet noodzakelijk.

Bij graafwerkzaamheden of eventuele (nieuw)bouw moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van asbest. De verontreiniging met asbest zal bij bouw- en/of graafwerkzaamheden verwijderd moeten worden.

6.3 Geluid

6.3.1 Industrielawaai

Binnen het plangebied bevindt zich het gezoneerde industrieterrein 'industriegebied Assendelft'.

Voor dit terrein is een geluidszone vastgesteld. Binnen de 55 dB(A) contour bevinden zich volgens het Saneringsprogramma Industrielawaai geen geluidsgevoelige objecten. Het kinderdagverblijf Pinkeldorp is door de wijziging van de Wet Geluidhinder een geluidgevoelig object geworden. Voor het kinderdagverblijf wordt gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure een hogere geluidgrenswaardeprocedure gevoerd.

Het zuidelijk deel van het perceel van Forbo Flooring had niet de status van gezoneerd industrieterrein. Omdat het gehele perceel van Forbo Flooring een maatbestemming heeft is het inconsequent lawaaiige activiteiten op dit deel van het Forbo Flooring terrein uit te zonderen. Door ook dit deel van het terrein ook de status gezoneerd industrieterrein toe te kennen is deze inconsequentie opgelost. De geluidszone is overigens niet aangepast.

6.3.2 Railverkeerslawaai

Het zuidelijk deel van het plangebied ligt binnen de geluidszone van het spoortraject Zaandam/ Alkmaar. Deze zone heeft een breedte van 200 meter aan weerszijden van het spoortraject.

Op basis van het hogere waardenbeleid van de gemeente is er geen nieuwbouw van geluidsgevoelige functies in gemengd gebied, binnen de 60 dB-contour mogelijk.

De geluidsbelasting binnen het plangebied door railverkeerslawaai is maximaal 65 dB(Lden).

6.3.3 Wegverkeerslawaai

De 30 km wegen hebben geen geluidszone, de 50 km wegen hebben een zone van 200 m breed, de provinciale wegen hebben een zonebreedte van 400 m.

Binnen het plangebied ligt de geluidsbelasting door wegverkeerslawaai langs de grotere wegen hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB(Lden). Vooral de eerstelijns bebouwing langs de wegen ondervinden een geluidbelasting hoger dan 60 dB.

Voor de bestaande woningen in het plangebied vormt de geluidsbelasting geen belemmering.

6.3.4 Schiphol

Het plangebied bevindt zich niet binnen het beperkingengebied of de 20 Ke-contour van Schiphol.

6.4 Externe veiligheid

6.4.1 Inleiding

Voor de planologische ontwikkelingen in het plangebied kunnen de volgende risicobronnen een belemmering vormen:

  • Risicodragende activiteiten bij bedrijven;
  • Transport van gevaarlijke stoffen over de weg;
  • Transport van gevaarlijke stoffen over het water;
  • Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
6.4.2 Risicodragende activiteiten bij bedrijven

Binnen en net buiten het plangebied bevinden zich bedrijven waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is. Het betreft de bedrijven Eurocol en het Texaco Lpg-tankstation. Voor deze bedrijven geldt dat er geen plaatsgebonden risico knelpunten binnen het plangebied zijn en dat het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde voor het groepsrisico ligt.

6.4.3 Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het water

Route gevaarlijke stoffen

De Provincialeweg N246 is als route voor gevaarlijke stoffen aangewezen. De plaatsgebonden risico contour van deze route ligt op de weg. Indien er planologische ontwikkelingen zijn binnen 200 m uit de as van de weg dan moet het groepsrisico door de gemeente verantwoord worden.

Uit het veiligheidsonderzoek 'Screening groepsrisico wegen met vervoer gevaarlijke stoffen Gebied Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland' blijkt dat er geen plaatsgebonden risico knelpunten binnen het plangebied zijn en dat het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde voor het groepsrisico ligt.

Transport over het water

In het Basisnet water is de Nauernaschevaart als groene route aangewezen.

Het Basisnet water verschaft gemeenten, provincies en hulpverleners duidelijkheid over waar wel en waar geen gevaarlijke stoffen vervoerd worden. De kaart van het Basisnet Water bevat alle vaarwegen waarover substantieel vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Een groene vaarweg is een route voor scheepvaart zonder frequent vervoer van gevaarlijke stoffen.

Groene vaarwegen hebben geen plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) op het water. Bij ruimtelijke ontwikkelingen langs groene vaarwegen is er geen verantwoording van het groepsrisico nodig vanwege nauwelijks merkbare effecten op het GR. Groene vaarwegen hebben ook geen plasbrandaandachtsgebied.

6.4.4 Buisleidingen

Binnen en net buiten het plangebied bevindt zich een hoge druk aardgasleiding van de Gasunie. Binnen het invloedsgebied van deze leidingen moet bij een ruimtelijke ingreep het groepsrisico verantwoord worden.

Uit de kwalitatieve risico analyse (QRA) van de hogedruk aardgasleiding blijkt dat er geen knelpunten zijn t.a.v. het plaatsgebonden risico en dat het groepsrisico onder de oriënterende waarde voor het groepsrisico ligt.

6.5 Geur

Binnen het plangebied is Forbo Flooring B.V. een geuremitterend bedrijf.

In de vigerende vergunning van Forbo is geen acceptabel geurhinderniveau vastgelegd en is geen geurcontour opgenomen. Inmiddels heeft Forbo Flooring B.V. een geheel nieuwe revisie vergunning bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied aangevraagd en heeft daarvoor een nieuw geuronderzoek ingediend.

Naar aanleiding van woningbouwplannen eind jaren '90 van de gemeente is er een convenant tussen de gemeente en Forbo gesloten. In 2004 is het Convenant verwerkt in het bestemmingsplan Industriegebied Saendelft. De in dit convenant gemaakte afspraken en het bestemmingsplan Industriegebied Saendelft worden in dit bestemmingsplan gerespecteerd.

6.6 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit in het plangebied is bepaald met de monitoringstool van het ministerie van Infrastructuur en & Milieu.

De wettelijke grenswaarden voor luchtkwaliteit van de jaren 2011, 2015 en 2020 worden niet overschreden.

6.7 Natuur en ecologie

Natuur

Naar aanleiding van het bestemmingsplan is er geen specifiek onderzoek uitgevoerd naar de aanwezige natuurwaarden in het plangebied. Reden hiervoor is dat dit industriegebied niet bedoeld is voor 'natuur'. De aanwezige natuurelementen dienen uitsluitend ter verfraaiing van het gebied en hebben geen ecologische functie. Het gebied wordt daarom ook niet genoemd in de natuuratlas Zaanstad (stichting natuur en milieu-educatie Zaanstreek 2012).

Ten westen van de Nauernasche Vaart ligt het Natura 2000 gebied "Polder Westzaan". De activiteiten van het industrieterrein hebben geen negatieve invloed op de instandhoudingsdoelstellingen van dit natuurgebied.

Ecologie

Er worden geen ontwikkelingen voorzien waarvoor een onderzoek op grond van de Flora- en Faunawet noodzakelijk is. Op basis hiervan is geen specifiek onderzoek uitgevoerd naar de Flora en fauna binnen het plangebied.

6.8 Duurzaamheid

In het Bouwbesluit zijn ten behoeve van duurzaam bouwen voor de nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen kwaliteitseisen gesteld. Daarnaast streeft Zaanstad bij de nieuwbouw van gebouwen zoveel mogelijk naar zongericht verkavelen door gevels en daken te oriënteren op het zuiden. Hierdoor kunnen passieve zonne-energie en actieve zonne-energie beter benut worden.

Binnen het plangebied zijn geen grote windturbines aanwezig en het oprichten van grote windturbines is ook niet mogelijk. Kleine windturbines zijn onder voorwaarden wel mogelijk.

6.9 Bedrijven

Industrieterrein 

Binnen het plangebied is inwaartse zonering volgens de VNG handreiking 'bedrijven en milieuzonering' toegepast. Uitgangspunt voor deze zonering is dat de woningen binnen het plangebied als woningen in gemengd gebied worden beschouwd. Voor de bedrijfsobjecten geldt dat de maximaal toelaatbare milieucategorie bepaald wordt door de afstand tot een woning van een derde.

Uit de bedrijveninventarisatie blijkt, dat de bedrijven meestal een hogere maximaal toelaatbare milieucategorie hebben, dan die zij, gezien hun activiteiten, nodig hebben.

Dit geldt zeker voor de bedrijfsverzamelgebouwen die uit veel kleine bedrijfsunits bestaan. Deze bedrijfsunits zijn te klein voor industriële activiteiten. Er zijn vier bedrijven () met een hogere milieucategorie heeft dan het perceel waarop ze gevestigd zijn, toestaat. Deze bedrijven krijgen een maatbestemming.

  • 1. Forbo Flooring BV (een linoleumfabriek) aan de Industrieweg 12;
  • 2. Forbo Flooring Coral (fabriek voor entreevloerbedekkingen) aan het Vlietsend 20a;
  • 3. Zaco M + K B.V (een kunststof verwerkend bedrijf) aan de Dorpsstraat 1053;
  • 4. Vink Vloeren aan de Dorpsstraat 1029a.

Multifunctionele strook Saendelft

De strook ten zuidwesten van het Forbo-terrein ligt binnen twee milieucontouren. De geluidszone en de geurcontouren van Forbo Flooring. In de geest van het convenant met Forbo Flooring zijn nieuwe geluid- en geurgevoelige bestemmingen op de multifunctionele strook Saendelft uitgezonderd.
Bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten-Bedrijventerrein zijn hier toegestaan.

Hoofdstuk 7 Wateraspecten

7.1 Beleidskader

7.1.1 Nationaal Waterplan 2009-2015

Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het beleid in dit plan is gericht op:

  • 1. een goede bescherming tegen overstroming;
  • 2. het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte;
  • 3. het bereiken van een goede waterkwaliteit;
  • 4. het veiligstellen van strategische watervoorraden.
7.1.2 Nationaal Bestuursakkoord Water

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is een overeenkomst tussen Rijk (Ministerie van Verkeer en Waterstaat), Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. In juni 2008 zijn de afspraken uit het oude NBW van 2003 geactualiseerd. Kern van het NBW is samenwerken aan het op orde brengen en houden van het watersysteem in 2015, en daarbij anticiperen op klimaatveranderingen. Er zijn kwantitatieve normen geformuleerd, waaraan het watersysteem in 2015 moet voldoen. De waterbeheerder moet aangeven op welke punten het watersysteem niet voldoet aan deze nieuwe normen.

7.1.3 Provinciaal Waterplan 2010-2015 Beschermen, Benutten, Beleven en Beheren

Het Waterplan 2010 - 2015 is op 16 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. De strategische waterdoelen van de provincie zijn:

  • 1. het waarborgen van voldoende bescherming van mens, natuur en bedrijvigheid tegen overstromingrisico's via het principes van preventie, gevolgschade beperken en rampenbeheersing;
  • 2. het zorgen dat water in balans en verantwoord benut en beleefd wordt door mens, natuur en bedrijvigheid. Het watersysteem wordt versterkt en zo ook de beleving van het water door deze te combineren met natuurontwikkeling, recreatie en/of cultuurhistorie.
  • 3. het zorgen voor schoon en voldoende water.
  • 4. het zorgen voor maatwerk in het Noord-Hollandse grond- en oppervlaktewatersysteem, door middel van integrale gebiedsontwikkeling.
7.1.4 Zaans blauw, waterplan Zaanstad

Zaans Blauw, Waterplan Zaanstad is in februari 2006 tot stand gekomen in samenwerking met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Zaans Blauw heeft o.a. als doelstelling om te komen tot een goed, beheersbaar en aantrekkelijk watersysteem van voldoende kwaliteit dat op de gewenste gebruiksfunctie is afgestemd. Het waterplan omvat een Uitvoeringsprogramma met projecten om:

  • 1. de afstemming en de samenwerking tussen beheerders, beleidsmakers en gebruikers die direct en indirect met het water te maken hebben, te verbeteren;
  • 2. de waterkwaliteit en -kwantiteit integraal en duurzaam te verbeteren en zo nodig in ruimtelijke plannen vast te leggen;
  • 3. te communiceren over de uitgangspunten van het waterplan, zowel in- als extern.

In het kader van het Uitvoeringsprogramma Zaans Blauw werken Zaanstad en HHNK momenteel samen aan de Waterbank Zaans Blauw, dat het binnen strikte randvoorwaarden mogelijk maakt om waterberging buiten het ruimtelijk plangebied te realiseren.

7.1.5 Watertoets: ruimte voor water

De handreiking watertoetsproces 3 is in de zomer van 2009 vastgesteld in het Nationaal Water Overleg met de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (rijk), Interprovinciaal overleg (IPO), Unie van Waterschappen (UvW) en Vereniging van Nederlandse Gemeente (VNG). Met deze vaststelling is het de formele en algemene leidraad voor de toepassing van het watertoetsproces geworden.

Ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21ste eeuw. Het watertoetsproces is één van de instrumenten om dit te bereiken. Het proces is er om de afweging van waterbelangen in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt.

De nieuwe Derde handreiking voor de watertoets is aangepast aan en aangevuld met de nieuwste inzichten en ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan. De belangrijkste wijzigingen zijn de aanpassingen aan de evaluatie watertoets 2006, de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en het Nationaal Waterplan. De handreiking watertoetsproces 3 geeft een algemene beschrijving van het gedachtegoed achter het watertoetsproces, de wettelijke verankering, de verschillende rollen en producten in het licht van de vernieuwde wetgeving en nieuwe beleidsafspraken.

Een aantal inhoudelijke aspecten van het watertoetsproces, zoals waterkwaliteit, klimaat en waterveiligheid, zijn beleidsmatig in ontwikkeling. Handreikingen voor het operationeel omgaan met besluiten over deze aspecten, komen in appendices die integraal onderdeel worden van deze handreiking.

7.2 Bestaand watersysteem

7.2.1 Organisatie

Het Rijk draagt zorg voor landelijke regel- en wetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer en de grondwaterzorgtaak berust bij de gemeente Zaanstad.

7.2.2 Gebiedskenmerken

Het plangebied Industrieterrein Assendelft-Noord ligt in drie verschillende waterhuishoudkundige eenheden. Deze eenheden zijn:

  • de Polder Assendelft
  • de Krommeniërwoudpolder
  • de Schermerboezem

De grens (en kering) tussen de Polder Assendelft en de Krommeniërwoudpolder ligt in de groenstrook achter het noordelijk benzinestation aan de Provincialeweg (N203). De watergang direct achter het benzinestation hoort bij de Polder Assendelft, de watergangen ten zuiden van de Weiver horen bij de Krommeniërwoudpolder. De Nauernasche Vaart maakt onderdeel uit van Schermerboezem en de Zuidervaartdijk en Vaartdijk is de kering tussen de polders en het boezemwater.

7.2.3 Bodem en grondwater

Het bestaande industrieterrein Assendelft-Noord is in hoge mate verhard en de aanwezige grondwaterstanden zijn, in het dagelijks gebruik van deze gebieden, van ondergeschikt belang. In de nog onbebouwde gronden van Forbo Flooring BV is de grondwaterstand de resultanten van de het gekozen waterpeil, de aangelegde drainage en de gemaakt ophoging bij het bouwrijp maken van deze gebieden. De heersende grondwaterstanden passen bij de gekozen bestemmingen.

7.2.4 Oppervlaktewater

Binnen de Polder Assendelft ligt het bestemmingsplan weer binnen twee verschillende peilvlakken. Het bestaand industrieterrein ligt in het peilvlak met een waterpeil van NAP-1,65m. Dit is een van de oorspronkelijke waterpeilen in de Polder Assendelft. Met name voor de houten funderingen van oudere bebouwing is het noodzakelijk dit peil in stand te houden. Het tweede kenmerk van dit peilvlak is dat er relatief veel verharding is in verhouding tot het aantal vierkantenmeters oppervlaktewater. Dit maakt dit peilgebied, met name de tuinen van de woningen van het oude lint, kwetsbaar voor overstroming bij intensieve regenbuien. De mate van overlast is de afgelopen jaren teruggenomen door realisatie van extra afvoerstuwtjes naar en extra waterberging in de nieuwbouwwijken.

Het waterpeil op de nog onbebouwde gronden van Forbo Flooring BV varieert tussen NAP- 2,20 meter en NAP-2,13 meter. Dit zijn de waterpeilen behorende bij het hele nieuwbouwgebied. De waterhuishouding in het nieuwbouwgebied is inricht op de geplande woningbouw. Bij verdere ontwikkeling van de nog onbebouwde gronden van Forbo Flooring BV tot industrielocatie, waarbij aannemelijk is dat het verhardingspercentage hoger is dan in de oorspronkelijke plannen, zal opnieuw nagegaan moeten worden hoeveel m² aan oppervlaktewater gerealiseerd moet worden.

Aan de noordzijde van de multifunctionele strook Saendelft loopt een watergang waar het watersurplus van een groot achterliggend gebied afgevoerd wordt naar het poldergemaal de Pieter Engel. Deze watergang zal in huidige profiel gehandhaafd moet blijven en zal als 'Water' bestemd worden.

Het waterpeil in de Krommeniërwoudpolder is NAP-1,21 meter. Ook in dit deel van bestemmingsplangebied is in het verleden veel oppervlaktewater gedempt. De overgebleven watergangen zijn van groot belang voor de berging en afvoer van neerslag en ter regulering van grondwaterstand in de Wilhelminabuurt.

Het waterpeil in Naernasche Vaart en in de Zaan is NAP-0,50 meter. Buiten de vaarwegfunctie draagt dit kanaal en de Zaan bij aan de waterhuishoudelijke functies van het Schermerboezem, een stelsel van kanalen, meren en veenrivieren waarmee het overgrote deel van het watersurplus van Noord-Holland Noord wordt afgevoerd.

7.2.5 Riolering

Zowel in het bestaande industrieterrein Assendelft-Noord als in de nog onbebouwde gronden van Forbo Flooring BV liggen gescheiden rioolstelsels. Het regenwater wordt geloosd in het oppervlaktewater en het afvalwater wordt na inzameling via enkele rioolgemalen verpompt naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Beverwijk.

Het industrieterrein ten noorden van de Provincialeweg is particulier en de aanwezige riolering is in beheer bij de eigenaar van dit gebied. Voor de woonboten aan de Zuidervaartdijk is een persriolering aangelegd. Nagaan zal moeten worden of deze woonboten nog lozen op deze riolering. De woningen langs de Vaartdijk (huisnummer 57b t/m 62) lozen via septictanks in het oppervlaktewater. De planning is deze woningen in 2013 te voorzien van riolering.

Buiten de aangegeven wijzigingen zal aankomende periode het riool niet essentieel veranderen. De riolering maakt onderdeel uit van de openbare infrastructuur, ligt meestal in de weg en of in grondstroken en valt dus onder de bestemming 'Verkeer' of 'Groen'.

7.2.6 Aandachtspunten met betrekking tot waterkeringen en oppervlaktewater

Het doel van het systeem van watergangen en dijken is te wonen en te leven beneden zeeniveau. Het hoogheemraadschap beheert deze watersystemen en veranderingen aanbrengen in de waterhuishouding mag alleen met een watervergunning van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Een watervergunning moet aangevraagd worden als door de realisatie een ruimtelijk plan:

  • een kering of dijk wordt beïnvloed,
  • sloten worden gedempt of verlegd,
  • er een toename van verhard oppervlakte (daken en verharding) van meer dan 800 m² wordt mogelijk gemaakt of,
  • de uitvoering van het onderhoud van watergangen beïnvloed wordt.

Het aanbrengen van steigers wordt door het hoogheemraadschap getoetst de keur in verband met het onderhoud (riet en drijfvuil verwijderen, baggeren) van het oppervlaktewater. Een object in het water leidt tot vuilophoping en kunnen de doorvaarbaarheid en manoeuvreerruimte van onderhoudsvaartuigen verminderen. Voor de aanleg van steigers is een watervergunning noodzakelijk. Voor een steiger van 1 meter breed en 6 meter lang, onder de voorwaarde dat er 6 meter vrije doorvaartbreedte overblijft, is een melding voldoende.

7.3 Watertoets met betrekking tot het plangebied

7.3.1 Verwerking in het bestemmingsplan

Omdat de hoeveelheid oppervlaktewater (aantal m²) in verhouding moet blijven met de hoeveelheid verharding (aantal m²), zal al het aanwezige oppervlaktewater binnen het bestemmingsplan de bestemming 'Water' moeten krijgen.

In de gebieden grenzend aan de bestemming 'Water' is, daar waar mogelijk, binnen de aangegeven bestemming ook de bestemming 'Water' aangegeven om de realisatie van extra waterberging mogelijk te maken.

Verder liggen binnen het bestemmingsplan gebied enkele boezemkeringen. Zoals eerder aangeduid zijn deze keringen, inclusief de beschermingszone, aangeduid als waterstaatkundig werk. Binnen het bestemmingsplangebied liggen verder geen waterstaatskundige objecten waar een nadere aanduiding voor vereist is.

7.3.2 Conclusie

Op 15 maart 2012 heeft er in het kader van de watertoets een overleg plaatsgehad met Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De ingebrachte opmerkingen door het hoogheemraadschap zijn in het bestemmingsplan verwerkt. Het verslag van dit overleg is als bijlage aan het bestemmingsplan toegevoegd.

Hoofdstuk 8 Beschrijving planvorm en bestemmingsregeling

In dit hoofdstuk worden de hoofdlijnen beschreven van de gehanteerde bestemmingen. Daarnaast worden aanduidingen, ontheffingsregels en wijzigingsbevoegdheden in de bestemmingsregeling aangestipt die, in verband met de speciale regeling die zij hanteren, een nadere toelichting kunnen gebruiken.

8.1 Bestemmingsregeling

8.1.1 Inleiding

In hoofdstuk 2 van de regels worden de bestemmingen geregeld. De artikelen geven de toegelaten functies en de bijbehorende bouw- en gebruiksmogelijkheden weer.

De planregels zijn aangevuld met omschrijvingen van de in de regels gebruikte begrippen en een regeling voor de wijze van meten (zie hoofdstuk 1 van de regels).

De algemene regels, waaronder ontheffings- en procedureregels, zijn terug te vinden in hoofdstuk 3 van de bij het plan behorende regels.

Hoofdstuk 4 bevat tenslotte de overgangs- en slotbepalingen.

De in het plangebied voorkomende bestemmingen worden in onderstaande tekst afzonderlijk toegelicht.

8.1.2 Plansystematiek

Voor het bestemmingsplan is de bestaande situatie als uitgangspunt genomen. Dit betekent dat het de bestaande functies vastlegt. Daarnaast bevat het bestemmingsplan waar mogelijk flexibiliteit en globaliteit. Globaliteit heeft met name betrekking op de verbeelding en houdt in dat op de daarvoor bestemde gronden meerdere mogelijkheden bestaan ten aanzien van het gebruik. Flexibiliteit is gericht op de regels en houdt in dat de globale bestemmingen waar mogelijk zijn verruimd qua bouw- en gebruiksregels. Ook zijn er mogelijkheden opgenomen dat het gemeentebestuur door middel van het verlenen van ontheffingen kan afwijken van bestemmingsplan.

8.1.3 Bestemmingen

De in het plangebied voorkomende hoofdgroepen bestemmingen, al dan niet met bijbehorende (hoofd)functies/gebruiksdoelen (in alfabetische volgorde) en gebruiken van de gronden, zijn:

Bedrijventerrein (BT)

Voor het binnenstedelijk industrieterrein Assendelft-Noord is gekozen voor de bestemming 'Bedrijventerrein' . Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn, om te beginnen, bedrijven toegestaan die zijn vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgenomen als bijlage bij de regels. Door middel van de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie ...' is per bestemmingsvlak op de verbeelding aangegeven welke categorie bedrijven, waar is toegestaan.

In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn bij de verschillende bedrijven voor de milieufactoren geluid, geur, stof en gevaar afstandsmaten aangegeven. Deze afstanden hebben betrekking op de afstand van een bedrijf tot woonbebouwing die is gelegen in een 'rustige woonwijk' (of uiterlijk op de rand daarvan). De grootste afstand bij een bedrijf is bepalend voor de categorie-indeling. De toelichting op deze Staat is te vinden in bijlage 1 bij deze toelichting. Bedrijfsfuncties zijn ingedeeld in categorieën van licht naar zwaar te weten van categorie 1 tot en met 4.2. Het gebied betreft bestaand stedelijk- en industrieel gebied.

Categorie 2 bedrijven zijn vanwege de beperkte milieubelasting toelaatbaar tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, indien hier sprake is van gemengde functies. De lichte categorieën bevinden zich vooral aan de zijde van de Dorpsstraat. Verder op de Industrieweg zijn hogere categorieën toegestaan.

Maatbestemming

De bedrijven zijn zonodig met een maatbestemming opgenomen in het bestemmingsplan. Dit betekent dat de bedrijven waar niet voldaan wordt aan de aanbevolen afstand volgens de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering vanwege het aspect geur of geluid een aanduiding hebben gehad waar dat specifieke bedrijf is toegestaan, terwijl dat bedrijf in een hogere milieucategorie valt dan de algemene toelaatbare milieucategorie. Bijvoorbeeld: de bestemming ter plaatse van een geuremitterend bedrijf is ten behoeve van maximaal milieucategorie 3.1, terwijl het bedrijf valt in categorie 4.2. Dan heeft het betreffende bedrijf een aanduiding gekregen waar in de planregels een bedrijf met een SBI-code van dat bedrijf (conform de VNG-brochure) is toegestaan.

Daarmee is het betreffende bedrijf in categorie 4.2 toegestaan, omdat de SBI-code in de VNG-brochure gekoppeld is aan die milieucategorie. Dit betekent dat, indien het bestaande bedrijf ophoudt te bestaan, alleen een soortgelijk bedrijf of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid op die plek kan worden toegelaten.

  • Forbo Flooring BV neemt een groot deel van het zuidelijk industrieterrein in beslag. Het bedrijf heeft een maatbestemming gekregen, te weten de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1'. Op een gedeelte van de gronden is een aanduiding opgenomen, waar binnen geen geuremitterende activiteiten, zoals droogkamers, mengkamers, oxidatieruimtes en dergelijk zijn toegestaan. Dit is door middel van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - 1 ' aangegeven;
  • Forbo Flooring Coral in Krommenie heeft eveneens een maatbestemming gekregen, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2'.
  • Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3' (Dorpsstraat 1053) is een groothandel in chemische producten toegestaan;
  • Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 4' (Dorpsstraat 1029A) is meubelfabriek (Vink Vloeren) toegestaan.

Het bouwen mag slechts plaatsvinden in de daarvoor aangegeven bouwvlakken. Buiten de bouwvlakken mag niet worden gebouwd, met uitzondering van omgevingsvergunningvrije bouwwerken. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt bezien is het van belang dat deze ruimte open blijft.

Burgemeester en wethouders kunnen desgewenst bedrijven aan de `Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein' toevoegen en opgenomen bedrijven en bedrijfsoorten indelen bij een andere categorie.

Geluidzone industrielawaai

Het industrieterrein Assendelft-Noord is gezoneerd in de zin van de Wet geluidhinder. Binnen deze zone zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen toegestaan die 'in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. Het gezoneerde bedrijventerrein is op de verbeelding aangegeven met de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wet geluidhinder'. Met de benaming van deze gebiedsaanduiding wordt aangesloten op de terminologie uit de Wet geluidhinder. In de regels is bepaald dat binnen deze zone de geluidzoneringsplichtige bedrijven, zeg maar de 'grote lawaaimakers' zijn toegestaan.

Rond de zone 'wetgevingzone - wet geluidhinder' wordt op de verbeelding een 'geluidzone - industrie' aangegeven. Op grond van de Wet geluidhinder dient een dergelijke zone rond een zone 'wetgevingzone - wet geluidhinder' te worden aangegeven, om de zone te markeren waarbuiten de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) mag bedragen. Daarmee worden de woningen en andere geluidgevoelige objecten buiten de geluidzone in principe gevrijwaard van ontoelaatbare geluidsoverlast vanwege het bedrijventerrein. Voor het industrieterrein en de daarop aanwezige woningen gelden geen geluidsnormen.

Forbo Flooring BV is op dit moment de enige geluidzoneringsplichtinge inrichting op het industrieterrein.

Internetverkoop

Op het industrieterrein Assendelft-Noord zijn twee vormen van internetverkoop mogelijk gemaakt.

  • 1. Internetverkoop met beperkte winkelfunctie

Kenmerkend bij internetverkoop met beperkte winkelfunctie zijn de opslag en distributie, de afhaalmogelijkheden van goederen, de afrekenmogelijkheden door consumenten en de kleinschalige showroom/ uitstalling van producten. Om het onderscheid te maken met reguliere detailhandel wordt aan internetverkoop met beperkte winkelfunctie de volgende voorwaarden gesteld: de gezamenlijke oppervlakte voor showrooms en uitstalling van goederen, afrekenmogelijkheid en afhalen van goederen moet van ondergeschikte aard en omvang zijn.
Van een ondergeschikte omvang is sprake indien de gezamenlijke oppervlakte voor showrooms en uitstalling van goederen, afrekenmogelijkheid en afhalen van goederen niet meer bedraagt dan 100 m² brutovloeroppervlakte van een bedrijfsgebouw.
Indien een webshop (internetverkoop met beperkte winkelfunctie) meer ruimte benut voor showrooms, uitstalling van goederen of afhalen en afrekenen van goederen is er sprake van reguliere detailhandel en dit hoort in de kernen thuis.

In de regels is dit als volgt verwerkt:

  • 1. Internetverkoop met beperkte winkelfunctie is rechtstreeks toegelaten binnen de bestemming Bedrijventerrein.
  • In de specifieke gebruiksregels worden ruimtelijke criteria opgenomen, waaraan internetverkoop met beperkte winkelfunctie moet voldoen. Met deze specifieke gebruiksregels zijn de aan internetverkoop met beperkte winkelfunctie gerelateerde aanvullende functies ruimtelijk begrensd.
  • Bij internetverkoop met beperkte winkelfunctie is de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van het afhalen van goederen, afrekenen van goederen en het fysiek uitstallen van goederen beperkt tot 100 m² brutovloeroppervlakte van een bedrijfsgebouw.
  • (Vestiging van) reguliere detailhandel buiten de vorengenoemde criteria is in de gebruiksregels uitgesloten.
  • 2. Internetverkoop zonder winkelfunctie

Bij deze vorm van internetverkoop moet gedacht worden aan postorderbedrijven, zoals Bol.com of Wehkamp. Hierbij is ook sprake van opslag en distributie, waarbij de handel via internet en andere media verloopt. Er is alleen geen sprake van rechtstreeks contact tussen verkopende en kopende partij, geen showroom/ uitstalling ten verkoop, en de levering van producten vindt hoofdzakelijk plaats via post- of koeriersdiensten.

Bedrijfswoningen

Bestaande bedrijfswoningen zijn positief bestemd middels een functie-aanduiding 'bedrijfswoning'. Nieuwe bedrijfswoningen zijn binnen de bestemming niet mogelijk, conform gemeentelijk beleid.

Gemengd (GD)
Deze bestemming voorziet in diverse functies, die qua ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar zijn. Het gaat hier om functies als bedrijfsactiviteiten behorend tot 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein', dienstverlening, kleinschalige kantoren, sport/fitness en maatschappelijke voorzieningen alsmede detailhandel in personenauto's en motoeren. Hieronder worden mede verstaan lichte bedrijfsauto's (max. 3500 kg), fietsen, electrische voer-en motorrijtuigen, 45 km. voertuigen, scooters en scootmobielen.

Het gaat hier om de zogenaamde multifunctionele strook Saendelft in het zuiden grenzend aan de wijk Saendelft. Deze strook is een buffer tussen het industrieterrein/ bedrijf Forbo Flooring BV en de woningen. Daarnaast hebben de voormalige woonmall en een aantal panden aan de Dorpsstraat (buiten het gezoneerd industrieterrein) een gemengde bestemming gekregen.

Binnen de geluidzone- industrie zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies toegestaan. Dit is vastgelegd in de regels. Daarnaast is met een functieaanduiding op de verbeelding aangegeven dat er geen woningen zijn toegestaan op de multifunctionele strook Saendelft. Eveneens is vastgelegd dat er geen nieuwe geurgevoelige objecten gerealiseerd mogen worden.

Tankstation

In het plangebied zijn 2 tankstations met LPG aanwezig, te weten aan de Provincialeweg. Deze hebben de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met LPG'. Het tankstation (zonder LPG) aan de Dorpsstraat heeft de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen' gekregen.

Overig

De bouwregels voor gebouwen zijn met name op de verbeelding terug te vinden in de vorm van bouwvlakken en maximale bouwhoogte en een bebouwingspercentage per bouwperceel. Parkeren, manoeuvreren en laden & lossen moet op eigen terrein worden opgelost.

Groen (G)
Groen dat een min of meer structureel karakter heeft moet gehandhaafd blijven. Het gaat dan om groen dat fungeert als groene buffer of afscheiding tussen wegen, functies of wijken en groen dat van belang is voor de groene (be)leefbaarheid van een gebied. In het bestemmingsplan krijgen deze gronden de bestemming 'Groen (G)'. Het overige groen in het gebied, krijgt de bestemming 'Verkeer (V)' of 'Verkeer - Verblijfsgebied (V-V)'.

Tuin (T)

De bestemming is toegekend aan de bij een woning behorende gronden waarop in principe geen bebouwing is toegestaan. Het gaat dan om de gronden gelegen aan de voorzijde van de woning. Uitzondering hierop vormen uiteraard de omgevingsvergunningsvrije bouwwerken en het bouwen van een erker. Stedenbouwkundig gezien is het niet wenselijk om hier bebouwing op te richten. Bijbehorende bouwwerken grenzend aan openbaar gebied kunnen immers grote invloed hebben op de begrenzing van en het bebouwingsbeeld vanuit de openbare ruimte.

Verkeer (V)
Binnen deze bestemming is de functie voor het afwikkelen van verkeer het belangrijkst. De wegen die als belangrijkste functie het afwikkelen van verkeer hebben zijn: de stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen. Hiertoe worden ook de doorgaande voet- en fietspaden, bruggen, parkeerplaatsen, verkeersregelinstallaties enz. gerekend.

Verkeer - Verblijfsgebied (V - V)
Bij 'Verkeer - Verblijfsgebied' gaat het om wegen en gebieden met verblijfsfunctie en buurtontsluitingswegen. Ook parkeerplaatsen, bruggen en groenvoorzieningen worden met dit artikel mogelijk gemaakt. De verschillende functies zijn uitwisselbaar: daar waar nu parkeerplaatsen zijn, kan groen gerealiseerd worden, een woonstraat kan verbreed worden en daarmee groen laten verdwijnen en vice versa. Een zeer flexibele regeling dus zodat bij een reconstructie van een gebied of het nieuw aanleggen van parkeerplaatsen niet telkens een ontheffings- of wijzigingsprocedure gevolgd hoeft te worden.

Water (WA) en Water - 1 (WA - 1)
De bestemming 'Water' is gelegd op het water dat deel uitmaakt van de hoofdwaterstructuur binnen de gemeente. Dit water is belangrijk voor de waterbergings- en aan/ afvoerfunctie binnen een gebied.

Er is voor gekozen om de Nauernasche Vaart de bestemming 'Water - 1' te geven. Dit water is van een andere orde. Het is met name bedoeld voor laden/ lossen van schepen en op- en overslag. Er mogen ook kranen worden opgericht ten behoeve van de bestemming Water - 1 of ten dienste van het gebruik van de aangrenzende gronden.

Wonen (W)
In het plangebied hebben de woningen aan de Vaartdijk en aan de Dorpsstraat de bestemming Wonen gekregen. Binnen deze bestemming zijn alle woonvormen en woningtypes ondergebracht. Binnen het toegestaan gebruik binnen de bestemming Wonen is bed&breakfast (maximaal 6 bedden) toegestaan. Dit verhoogt de flexibiliteit en sluit goed aan op de wens van het bestuur om een flexibele bestemmingsregeling te creëren.

Huisgebonden beroep of bedrijf
In het bestemmingsplan is een huisgebonden beroep en bedrijf regeling opgenomen. Aan de hand van jurisprudentie met betrekking tot dit onderwerp is gekozen voor de zgn. 30%-70% regeling. Dat wil zeggen: wanneer een beroep of bedrijf aan huis niet meer dan 30% van het bruto woonvloeroppervlak inclusief bijbehorende bouwwerken beslaat met een maximum van 65 m² dan wordt op het pand geen bedrijfsbestemming gelegd, maar blijft de woonbestemming gehandhaafd. De vestiging van het beroep of bedrijf aan huis mag geen aanzet geven tot verdringing van de woonfunctie.
Binnen de reikwijdte van een beroep en bedrijfsactiviteiten aan huis wordt nadrukkelijk inbegrepen de vestiging van dienstverlenende activiteiten zoals een kapsalon, en pedicure/manicure. Ook bed&breakfast is toegestaan.

Functieaanduidingen

In het plangebied komen de volgende functieaanduidingen voor:

bedrijfswoning (bw)

Ter plaatse van deze aanduiding is een (voormalige) bedrijfswoning toegestaan.

brug (br)

Ter plaatse van deze aanduiding is een brug over het water toegestaan.

garage (ga)

Ter plaatse van deze aanduiding zijn garageboxen toegestaan.

laad en losplaats (ll)

Ter plaatse van deze aanduiding is een laad- en losplaats met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan met een maximale hoogte van 6 meter.

specifieke vorm van bedrijf - 1

Ter plaatse van deze aanduiding is een linoleumfabriek toegestaan (Forbo Flooring BV).

specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - 1 (- sb - 1)

Ter plaatse van deze aanduiding zijn geen droogkamers, oxidatieruimtes en mengerijen toegestaan.

specifieke vorm van bedrijf - 2 (sb -2)

Ter plaatse van deze aanduiding is een fabriek waar entreevloerbedekking worden gemaakt (Forbo Flooring Coral).

specifieke vorm van bedrijf - 3 (sb - 3)

Ter plaatse van deze aanduiding is een groothandel in chemische producten toegestaan.

specifieke vorm van bedrijf - 4 (sb - 4)

Ter plaatse van deze aanduiding is een meubelfabriek (Vink Vloeren) toegestaan.

specifieke vorm van bedrijf - verkoop van motorbrandstoffen (sb - vmb)

Ter plaatse van deze aanduiding is de verkoop van motorbrandstoffen toegestaan.

specifieke vorm van gemengd - 1

Ter plaatse van deze aanduiding is een ijswinkel in horecacategorie 1 toegestaan. Voor deze ijswinkel is een vergunning verleend.

verkoop van motorbrandstoffen met vulpunt voor LPG (vml)

Ter plaatse van deze aanduiding is de verkoop van motorbrandstoffen met lpg toegestaan.

wonen uitgesloten (- w)

Ter plaatse van deze aanduiding zijn geen woningen toegestaan.

8.1.4 Dubbelbestemmingen

De in het plangebied voorkomende hoofdgroepen van dubbelbestemmingen al dan niet bijbehorende (hoofd)functies/gebruiksdoelen zijn de volgende:

Leiding - Gas (L-G)

De dubbelbestemming Leiding-Gas is uitsluitend gelegd op de hoge druk gasleidingen met een druk van 8 bar of meer. Dit betreft een strook van 4 meter aan weerszijden van de desbetreffende leidingen (de vrijwaringszone). Ter plaatse zijn uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leidingen toegestaan. Bebouwing ten dienste van de primaire bestemming is slechts toegestaan na advies van de leidingbeheerder. Er dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd voor werken en werkzaamheden die de leidingen zouden kunnen schaden.

Waarde - Archeologie 1 (WA - 1) / Waarde - Archeologie 2 (WA - 2)

Voor de in het plangebied aanwezige terrein van archeologische waarde is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de in het gebied te verwachten archeologische sporen. Hiervoor geldt dat daar waar de dubbelbestemming samenvalt met de hoofdbestemming primair de regels van de dubbelbestemming gelden. Bij samenloop van diverse hoofdgroepen van dubbelbestemmingen is in elke hoofdgroep van dubbelbestemming een artikel opgenomen met een voorrangsregeling.

Binnen het plangebied zijn drie verschillende begrenzingen van archeologische waarden opgenomen, namelijk:

Aanduiding in het bestemmingsplan:   Grootte van de verstoring van oppervlak waarboven archeologie maatregelen verplicht zijn   Verstoringsdiepte waar beneden archeologie maatregelen verplicht zijn   Ligging  
WR - A1   50 m²   50 cm
 
Oude bewoningslinten en kernen.  
WR - A2   2.000 m²   30 cm    

Water- Waterstaat

Voor de in het plangebied aanwezige primaire en regionale waterkering is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de belangen van de waterkering.

8.1.5 Algemene bestemmingen

Algemene gebruiksregels

In het artikel zijn voorbeelden gegeven van gebruik van de gronden dat als strijdig gebruik is aangemerkt

Algemene aanduidingsregel

De geluidzone industrielawaai industrieterrein Assendelft en het gezoneerd industrieterrein, zoals deze geldt op grond van de Wet geluidhinder, is in de regels en op de verbeelding terug te vinden als gebiedsaanduiding. Doel van deze regel is te voorkomen dat gebouwen worden gerealiseerd ter plaatse van gronden waar de geluidsbelasting ten gevolge van een industrieterrein op gevels van gebouwen de aanvaardbare normen overschrijdt.

Algemene afwijkingsregel

Bij de algemene afwijkingsbepalingen is ook een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor de hoogte en diepte van hoofdgebouwen. De feitelijk bestaande situatie is als zodanig bestemd. Om te voorkomen dat hierdoor de bouwmogelijkheden ten opzichte van de aan dit bestemmingsplan voorafgaande vigerende planologische regeling (de Bouwverordening) worden ingeperkt, kan via een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid onder voorwaarden een bouwhoogte en bouwdiepte tot maximaal 15 meter worden gerealiseerd.

Overgangs- en slotregels

De formulering van de overgangsregels is voorgeschreven door het Besluit ruimtelijke ordening. Het overgangsrecht dient om bouwwerken en gebruiksvormen, die in het verleden legaal zijn gerealiseerd maar nu afwijken van het nieuwe plan, (voorlopig) gehandhaafd respectievelijk voortgezet mogen worden. Zolang voldaan wordt aan de overgangsregels, worden deze bouwwerken en gebruiksvormen gedoogd.

De slotregel regelt de naam waarmee het bestemmingsplan kan worden aangehaald, bestemmingsplan 'Industrieterrein Assendelft-Noord'

8.2 Planmer-plicht

In het kader van het bestemmingsplan is onderzocht of er sprake is van een planmer-plicht. Er is sprake van een planmer-plicht indien sprake is van de volgende situatie:

  • 1. indien het bestemmingsplan activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maakt waarmee drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. kunnen worden overschreden, is het bestemmingsplan planmer-plichting;
  • 2. indien een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet aan de orde is, het bestemmingsplan eveneens planmer-plichtig is.

In het bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die onder het besluit-mer vallen.

Op grond van het voorgaande kan geconcludeerd worden, dat een passende beoordeling voor het gebied niet noodzakelijk is en er daarom geen reden bestaat voor een plan-mer.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

9.1 Uitvoerbaarheid

9.1.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Over het voorontwerpbestemmingsplan is geen inspraak gehouden. Deze keuze is mede gemaakt, omdat in het bestemmingsplan de bestaande situatie als uitgangspunt is genomen.
Door het raadsbesluit van 21 september 2006 is in de Inspraakverordening van de gemeente Zaanstad opgenomen dat inspraak niet noodzakelijk is. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft hierin geen verandering gebracht.

9.1.2 Financieel

Het bestemmingsplan voorziet verder niet in ontwikkelingen van een dusdanige omvang dat daarvoor gelet op het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening jo. het Besluit ruimtelijke ordening een exploitatieplan c.q. exploitatieovereenkomst moet worden opgesteld c.q. afgesloten.

9.2 Handhaving

In algemene zin geldt dat handhavend moet worden opgetreden tegen overtreding van het bestemmingsplan. Dit houdt in dat er niet mag worden gebouwd in strijd met het bestemmingsplan en verder dat het gebruik in overeenstemming moet zijn met wat de bestemming toestaat.

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, als na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van het plan.
    Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.
  • 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan.
    De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.
  • 3. Realistische en inzichtelijke regeling.
    Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de regels goed controleerbaar zijn. De regels moeten daarom niet meer regelen dan noodzakelijk is.
  • 4. Actief handhavingsbeleid.
    Gewijzigde maatschappelijke inzichten (de rampen in Enschede en Volendam) hebben ertoe geleid dat aan handhaving een hogere prioriteit wordt toegekend. De verantwoordelijkheid voor de naleving van het bestemmingsplan berust bij het gemeentebestuur. De burgers moeten er in beginsel aanspraak op kunnen maken dat met het bestemmingsplan strijdige situaties worden aangepakt. Een recht op handhaving bestaat niet, maar de gemeente moet deugdelijke en zwaarwegende argumenten hebben om niet tot handhaving over te gaan. Handhaving is dus niet alleen maar een zaak die uitsluitend aan het beleid van de gemeente is overgelaten. Als legalisatie niet mogelijk is, moet in beginsel worden opgetreden. Wil er zicht op legalisatie zijn, dan moeten er concrete en realistische stappen zijn gezet. Een derde die om handhaving verzoekt, heeft een sterke positie.


Handhaving is te onderscheiden in toezicht en controle enerzijds en het opleggen van sancties anderzijds. Het eerste is gericht op preventie (vooraf), het andere op repressie (achteraf). Toezicht is van belang om eventuele overtredingen van de regels te signaleren en daar op te reageren, hetzij via voorlichting en/of waarschuwing, hetzij via sancties. Handhaving is onder te verdelen in bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving. Bestuursrechtelijke handhaving is gericht op het voorkomen of ongedaan maken van een toestand die in strijd is met de wettelijke regels, zoals bijvoorbeeld neergelegd in het bestemmingsplan. Strafrechtelijke handhaving is gericht op het straffen van een overtreder die in strijd handelt met de wettelijke regels.

Een combinatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving behoort ook tot de mogelijkheden. Een nieuw bestemmingsplan, waarin eenduidige bestemmingen zijn weergegeven en waarin naar aanleiding van de feitelijke situaties voor een positieve benaderingswijze is gekozen, versterkt de mogelijkheid tot handhaving.

In Zaanstad wordt op het overtreden van de regels uit een bestemmingsplan uitsluitend opgetreden vanuit het bestuursrecht. De gemeente handhaaft dus niet strafrechtelijk op overtredingen van het bestemmingsplan. Indien bestuursrechtelijk handhavend wordt opgetreden kan het gemeentebestuur kiezen om een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen aan de overtreder. Een last onder bestuursdwang houdt in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn (dit is een termijn die een overtreder krijgt om de overtreding zelf te beëindigen) de overtreding nog bestaat, het gemeentebestuur zelf de overtreding opheft op kosten van de overtreder. Als er wordt gekozen voor een last onder dwangsom dan houdt dit in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn de overtreding nog bestaat, de overtreder een geldbedrag aan de gemeente is verschuldigd tot een bij het besluit bepaald maximum bedrag. Heeft een last onder dwangsom niet het gewenste effect (de overtreding blijft bestaan) dan kan daarna ook nog een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Hoofdstuk 10 Burgerparticipatie en overleg

10.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Industrieterrein Assendelft-Noord op 23 juni 2010 gepubliceerd in het Zaans Stadsblad.

10.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan:

  • 1. Provincie Noord-Holland
  • 2. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
  • 3. Regionale brandweer Zaanstad Waterland
  • 4. Veiligheidsregio Zaanstreek
  • 5. GGD Zaanstreek-Waterland
  • 6. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 7. Kamer van Koophandel Amsterdam
  • 8. Assendelftse Belangenvereniging Industriegebied-Noord (ABIN)
  • 9. Forbo Flooring BV

Het verslag van het overleg is bij het bestemmingsplan gevoegd.

10.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 11 september tot en met 22 oktober 2014. Voorts is er op 22 september 2014 een inloopavond over het ontwerpbestemmingsplan gehouden. Tijdens de terinzageperiode is een aantal zienswijzen ingediend. Deze worden hieronder zakelijk weergegeven, met daarbij het standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.

1. Forbo Flooring Industrieweg 12 1566 JP Assendelft

1. Proces Allereerst meldt Forbo dat het proces rondom het realiseren van dit ontwerp bestemmingsplan door hen is ervaren als een goed voorbeeld van samenwerking tussen gemeente en Forbo Flooring B.V.De overleggen hebben geleid tot een gedegen opgezet bestemmingsplan, waarbij de belangen van alle stakeholders telkens nauwkeurig zijn afgewogen.

2. Basis tekening In Bijlage - tekening 1 staat op de ondergrond van de kaart "Forbo Krommenie" vermeld, terwijl dit Forbo Flooring B.V. moet zijn. Omdat Forbo Flooring ook een inrichting heeft in Krommenie, namelijk "Forbo Flooring Coral N.V.",zorgt dit voor verwarring.

3. Geluid Voor de ligplaatsen van woonboten die binnen de 50 dB(A) geluidszone vanwege het gezoneerde industrieterrein Assendelft-Noord liggen, zullen hogere waarden moeten worden vastgesteld, wil Forbo niet in haar bedrijfsvoering worden beperkt. In het plan is aangegeven dat de ligplaatsen van de woonschepen sinds 1 juli 2012 aangemerkt zijn als geluidsgevoelig. Voor zover er hogere waarden geluid moeten worden vastgesteld dan zal dit gebeuren middels een aparte procedure. Er geldt een overgangstermijn van 3 jaar.

Wij gaan ervan uit dat de vaststelling van dit plan automatisch gevolgd wordt door deze aparte procedure en dat er voor het verloop van de 3 jaar overgangstermijn helderheid is verkregen.

4. Geur en geluidsgevoelige objecten Het valt op dat het milieuonderzoek nog steeds lijkt te suggereren dat de huidige milieuvergunning niet adequaat is ten aanzien van geur ("geen acceptabel geurniveau opgenomen"), zie toelichting H 6.5. Wij zouden dat graag vervangen zien door: Forbo dient op basis van de huidige milieuwetgeving te voldoen aan de NeR. Dit wordt tevens vermeld in de bijlage -bijlage bij toelichting H 5.2. Wij zouden dit graag vervangen in: In de omgevingsvergunning van het bedrijf is door de provincie Noord-Holland geen geurcontour opgenomen. Forbo dient op basis van de huidige milieuwetgeving te voldoen aan de NeR.

In het algemeen benadrukken wij het belang van goed overleg en samenwerking op deze thema's. Toekomstige wijzigingen in de wetgeving kunnen bestaande bestemmingen in het plan, die nu aangemerkt zijn als niet-geur/geluidgevoelig, in de toekomst wel aanmerken als geur en/of geluidsgevoelige bestemmingen. Dit mag geen belemmering vormen voor de huidige bedrijfsvoering.

5. Nogmaals, het overleg in het kader van dit plan past bij de constructieve wijze waarop Forbo en de gemeente in staat zijn om een goede planologische regeling te vinden die zowel Forbo als de omgeving dient. Wij vragen u om dit constructieve overleg voort te zetten in toekomstige projecten.

Commentaar gemeente

ad 1 en 5

Wij zijn verheugd over deze zienswijze. Ook van gemeentewege is het overleg met Forbo Flooring om tot dit bestemmingsplan te komen als zeer constructief ervaren.

Conclusie

Het bestemmingsplan wordt niet aangepast.

ad 2.

Het bestemmingsplan is hierop nagekeken en waar nodig aangepast.

Conclusie

het bestemmingsplan wordt aangepast.

ad 3.

Commentaar gemeente De hogere geluidswaarde-procedure zal binnenkort worden opgestart zodat het besluit binnen de overgangstermijn kan worden genomen.

Conclusie Het bestemmingsplan wordt niet aangepast.

ad 4.

De aangehaalde passage uit de Toelichting beschrijft de feitelijke situatie en is niet bedoeld om een negatieve suggestie te wekken.

Conclusie

Het bestemmingsplan wordt niet aangepast.

2. Forbo Flooring Coral NV Vlietsend 20a 1561 AC Krommenie

1. Op de kaart zijn archeologische zones aangegeven. Een groot deel hiervan betreft ook het terrein waarop de fabriek staat. Volgens diverse gegevens hebben heeft hier nooit andere bebouwing gestaan en is de meeste grond in het verleden al gesaneerd. Gevraagd wordt dan ook de archeologische zones te verwijderen.

2. Aan de oostzijde van het terrein van Forbo Flooring Coral staat een Groene zone aangegeven. Deze is van de gemeente maar is nooit onderhouden. Hierop staan diverse schuren etc. van derden (illegale bouwwerken). Forbo ontvangt regelmatig brieven van het Hoogheemraadschap dat daar goederen in het water liggen wat de doorstoom niet bevordert. Vraag is om dit zo spoedig mogelijk aan te pakken en daarna te onderhouden .

Commentaar gemeente

ad 1.

Gebleken is dat de grondsanering slechts op enkele plekken op het terrein heeft plaatsgevonden. Alleen daar zijn eventueel aanwezige archeologische waarden niet meer aanwezig. Elders op het terrein heeft geen sanering plaatsgevonden en zijn er mogelijk nog wel archeologische waarden aanwezig. De archeologische zones worden daarom niet verwijderd.

ad 2.

Deze zienswijze heeft geen betrekking op het bestemmingsplan zelf maar op de onderhoudssituatie en op illegale situaties. De gemeentelijke afdeling Milieu en gebruikstoezicht is van een en ander op de hoogte en zal indien mogelijk de nodige maatregelen treffen.

Conclusie

Het bestemmingsplan wordt niet aangepast.

3. Electrisol Industrieweg 21 1566 JN Assendelft

1. In het onderhavige ontwerpbestemmingsplan heeft het perceel van Electrisol de bestemming "Bedrijventerrein" gekregen, met daarbij de functieaanduidingen "Bedrijf tot en met categorie 2" en "Specifieke vorm van bedrijf 3". Op grond van de laatstgenoemde functieaanduiding mag op dit perceel een bedrijf met sbi-code 5155.1 (een groothandel in chemische producten) worden geëxploiteerd. Deze wijze van bestemmen is echter niet overeenstemming met de feitelijke en vergunde situatie ter plekke: Op het adres Dorpsstraat 1053 bevindt zich het bedrijf Zaco M+K B.V. Dit bedrijf vervaardigt onder meer kunststoffen. De activiteiten komen overeen met de activiteiten in de sbi-categorie 22.2 (de vervaardiging van producten van kunststof). Naar het zich thans laat aanzien vallen de activiteiten van Zaco M+K B.V. onder milieucategorie 3.1 (vgl. sbi 22.23). Op het adres Industrieweg 21 bevindt zich het bedrijf Electrisol B.V. Dit bedrijf onderneemt deels dezelfde activiteiten als Zaco M+K B.V. en is daarnaast een groothandel in non-ferrometalen en halffabricaten. Deze activiteit komt overeen met sbi-code 46.72.3 en valt in milieucategorie 2.

Op grond van het vorengaande meent Electrisol dat de activiteiten op haar perceel niet op de juiste wijze zijn bestemd. Ten eerste komt de gekozen functieaanduiding "Specifieke vorm van bedrijf 3" niet overeen met de werkelijkheid. Er is immers geen groothandel in chemische producten op het perceel aanwezig. Ten tweede is de activiteit "vervaardiging van overige producten van kunststof" niet positief bestemd- en aldus onder overgangsrecht gebracht. Dit is in de ogen van Electrisol geen juiste gang van zaken, temeer niet omdat het de verant woordelijkheid van uw Raad en het College van Burgemeester en Wethouders is om deugdelijk onderzoek te verrichten naar de actuele situatie ter plaatse.

Electrisol stelt zich op het standpunt dat haar perceel dient te worden bestemd met een andere functieaanduiding, te weten "Bedrijf tot en met categorie 3.1", terwijl

2. de tweede functieaanduiding ('Specifieke vorm van bedrijf 3') moet komen te vervallen. Dit is in lijn met het huidige gebruik zoals zich dat op het grootste deel van het perceel manifesteert.

Commentaar gemeente

ad 1. Op het adres Dorpsstraat 1053 bevindt zich het bedrijf Zaco M+K B.V.. Dit bedrijf vervaardigt onder meer kunststoffen. De activiteiten komen overeen met de activiteiten in de sbi-categorie 22.2 (de vervaardiging van producten van kunststof). deze activiteiten van Zaco M+K B.V. vallen in milieucategorie 3.1

Op het adres Industrieweg 21 bevindt zich het bedrijf Electrisol B.V.. Dit bedrijf onderneemt deels dezelfde activiteiten als Zaco M+K B.V. en is daarnaast een groothandel in non-ferrometalen en halffabricaten. Deze activiteit komt overeen met sbi-code 46.72.3 die valt in milieucategorie 3.2

Het verzoek om op de bedrijfsperceel Industrieweg 21 (Electrisol BV) bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 3.1 algemeen toelaatbaar te verklaren kan niet worden ingewilligd omdat binnen het plangebied inwaartse zonering volgens de VNG handreiking ’bedrijven en milieuzonering’ is toegepast. Uitgangspunt voor deze zonering is dat de woningen en woonboten binnen het plangebied als woningen in gemengd gebied worden beschouwd. Voor bedrijfspercelen geldt dat de maximaal toelaatbare milieucategorie wordt bepaald door de afstand tot een woning van een derde in gemengd gebied.

In onderstaande tabel is deze algemene toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten tegen de afstand tot woningen van derden afgezet.

afstand tot woningen categorie

Van 0 - 10 meter t/m 1

Van 10 - 30 meter t/m 2

Van 30 - 50 meter t/m 3.1

Van 50 - 100 meter t/m 3.2

Van 100 - 200 meter t/m 4.1

Het bedrijfsperceel van Electrisol op Industrieweg 21 is dermate dicht bij de woningen aan de Dorpsstraat gelegen, (afstand van 0 – 10 meter) dat volgens de VNG handreiking aldaar slechts bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 1 algemeen toelaatbaar zijn. Binnen de zone van 10 – 30 meter van woningen is tot en met milieucategorie 2 algemeen toelaatbaar.

Omdat Electrisol BV bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 3.1 en 3.2 uitoefent en daardoor volgens de inwaartse milieuzonering op onderhavige locatie niet algemeen toelaatbaar is, krijgt het bedrijf naar aanleiding van de ingediende zienswijze in het bestemmingsplan een maatbestemming zodat de huidige bedrijfsactiviteiten normaal kunnen worden voortgezet..

Hetzelfde geldt voor Zaco M+K B.V.

ad 2. Indiener heeft gelijk. De in de functieaanduiding "Specifieke vorm van bedrijf 3" genoemde sbi-code wordt vervangen door de juiste sbi-code (afkomstig uit sbi-categorie 22.23, de vervaardiging van producten van kunststof).

Conclusie

Het bestemmingsplan wordt aangepast.

4. Autobedrijf Rovee-Veenis Dorpsstraat 1001 1566 JD Assendelft

De automotive markt is zeer in beweging en aan grote veranderingen onderhevig. Was de tendens 10 jaar geleden om grote showrooms en kleine werkplaatsen te bouwen, zo is nu deze tendens 180 graden gedraaid. Onder invloed van internet en het "nieuwe winkelen" verandert het consumentengedrag. Klanten bezochten vroeger de showroom tot wel 8-10 keer voor een auto werd gekocht. Omdat de oriëntering tegenwoordig vooraf op internet plaatsvindt komt een klant nog maar 1- 1,2 keer in de showroom. Bovendien verandert de consument van een bezitter van een eigen voertuig, naar een betalende gebruiker van 1 of meerdere verschillende vervoersmodaliteiten. Dealerbedrijven vervullen steeds meer de rol van adviseur bij aankopen en staan garant voor product en service, garantie en onderhoud. BOVAG, de branchevereniging voor de mobiliteitsbranche raadt haar leden aan om verbreding van de activiteiten (binnen de mobiliteitsbranche) toe te voegen aan het bestaande business model. Maar ook om naast verkoop, ook vervoer en verveersmodaliteit aan te bieden. Denk hierbij aan verhuur of abonnementen op auto- (elektrische) fiets- of scootergebruik.

De gelegenheid van het aanpassen of updaten van het bestemmingsplan is voor ondernemers een uitgelezen gelegenheid om vooruit te kijken. Maar ook om in die plannen zoveel mogelijk al de mogelijkheden en voorwaarden te scheppen om de komende 10 jaar modern en vooruitstrevend te kunnen blijven ondernemen. Belemmeringen in het kader van het toegestane gebruik van onze panden zou onze planvorming kunnen inperken. Om ook op termijn de werkgelegenheid te waarborgen moet men, ook wij dus, zoeken naar diversificatie en uitbreiding in de automotive en dienstensector.

Binnen de bedrijfskolom: uitbreiding van mobiliteitsmiddelen in het algemeen, denk aan • fietsen en e-bikes • 45 km. Voertuigen • Elektrische en hybride voertuigen • Deelauto ophaal, parkeerpunt en autoverhuur activiteiten. • Modernisering van de al aanwezige faciliteit voor autowassen

Maar ook verwacht onze branchevereniging een verdere intensivering van de fijnmazige (stads) distributie wat zal leiden tot een toename van gebruik van moderne en schone, lichte bedrijfswagens. Wij zien voor ons bedrijf goede mogelijkheden ons in deze deel sector verder te specialiseren. Om deze marktontwikkelingen te kunnen volgen is een ruimere definitie van bedrijfsactiviteiten en exploitatiemogelijkheden noodzakelijk.

Graag geven wij een toelichting op onze zienswijze aangaande uitbreiding horeca activiteiten:

Onder verwijzing naar onze motivatie zoals genoemd in de zienswijze en onze visie met betrekking tot de markt in de automotive sector, denken wij aan een mogelijke uitbreiding van de ijssalon. Dit zou dan bijvoorbeeld, als uitbreiding op de ijssalon, kunnen gaan om een pannenkoekenrestaurant, lunchroom, koffiecorner, pizza restaurant o.i.d, wel kleinschalig. De hoofdactiviteiten zullen blijven bestaan uit het exploiteren van een garagebedrijf met aanhorige werkzaamheden. De ruimte waaraan gedacht wordt is grenzend aan de ijssalon, of, en vandaar onze optie voor de gehele locatie, de showroom gelegen achter het tankstation.

Gelet op bovenstaand verzoeken wij u herziening op onderdelen c.q. aanpassing van het ontwerp bestemmingsplan m.b.t de huidige en toekomstige activiteiten op onze locatie op de Dorpsstraat 1001 en hoek Industrieweg te Assendelft.

1. Verruiming bouwhoogte werkplaats (niet aan de Dorpsstraat grenzend), naar bijv. 7 meter. Thans 5.5 meter. Motivatie: Voor het onderhoud van o.a lichte bedrijfswagens (tot 3500 kg.) met verhoogd dak, campers en caravans, is het wenselijk meer hoogte boven de hefbruggen beschikbaar te hebben. Wij denken dat dit een geringe aanpassing is binnen het bestemmingsplan, maar het geeft ons wel veel meer flexibiliteit. Zie: artikel 4.2 regels ontwerp.

2. Aanpassing showroomoppervlakte van 400 m2 naar 1200 m2 voor de bestemming "gemengd", zoals met u besproken. Zie: artikel 4.3/4.4 I 4.5 en artikel 5.1 tlm 5.5 regels ontwerp.

3. Verruiming van het begrip detailhandel in personenauto 's en motoren. Gelet op voorgaande marktomschrijving zou o.i. een verruiming naar: detailhandel in personenauto's, lichte bedrijfsauto's (max. 3500 kg), motoren, fietsen, electrische voer-en motorrijtuigen, 45 km. voertuigen, scooters en scootmobielen. Zie artikel 5.1 regels

4. Toestaan perifere detailhandel op deze locatie, dus niet het gehele plangebied. (Geen grootschalige detailhandel) Hiertoe is misschien maatwerkbestemming een optie? Gelet op de ESV past dit voorstel bij de ambitie's voor het plangebied (art. 5.1 toelichting) Zie hiervoor ook notitie PDV/GDV artikel 4 .6.3 toelichting .

5. Verruiming horeca activiteiten categorie 1 voor de gehele locatie, met een maximum van 250 m2. Zoals met u besproken zien wij mogelijkheden de huidige horeca activiteiten enigszins uit te breiden. Hierbij wordt opgemerkt dat er aan de Dorpsstraat reeds activiteiten van gelijke strekking uitgeoefend worden.

Commentaar gemeente.

ad 1.

De argumentatie van indiener is plausibel. Overigens bestaan er geen (stedenbouwkundige) bezwaren tegen het verhogen van de werkplaats tot 7 meter.

Conclusie

De maximum bouwhoogte wordt op de verbeelding ter plaatse van de werkplaats verhoogd tot 7 meter.

ad 2.

Indiener heeft gelijk. Abusievelijk is de desbetreffende regel die het vergroten van de oppervlakte van de showroom onder voorwaarden mogelijk maakt, in het ontwerpbestemmingsplan bij de verkeerde bestemming geplaatst. Feitelijk maakt deze aanpassing voor indiener geen verschil. Zijn showroom heeft nu al een oppervlakte van ongeveer 1200 m2.

Conclusie

Het bestemmingsplan wordt aangepast.

ad 3.

De argumentatie van indiener is plausibel. In de Toelichting zal het desbetreffende begrip ruimer worden uitgelegd.

Conclusie

De Toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangepast.

ad 4.

Op grond van de Ruimtelijke structuurvisie is perifere detailhandel alleen toegestaan in Zuiderhout en in het zuidelijke deel van Noorderveld. Uitbreiding naar andere locaties is ongewenst. Ook het regionale beleid van de Stadsregio Amsterdam (SRA) verzet zich hiertegen, zie par. 4.6.2 van de Toelichting.

ad 5

De argumentatie van indiener is plausibel. Inderdaad mogen elders in de de Dorpsstraat ook dergelijke activiteiten worden uitgeoefend. Conform zijn verzoek worden de horecamogelijkheden verruimd tot categorie 1a,1b en 1c, een en ander conform de Staat van horeca-activiteiten. Vanwege het gelijkheidsbeginsel worden aan het nabij liggende garagebedrijf in de Dorpsstraat dezelfde mogelijkheden toegekend.

Conclusie

Het bestemmingsplan wordt aangepast (art. 5.1 sub g).

5. Liander Postbus 50 6920 AB Duiven

1. Liander N.V. is als regionale netbeheerder onder andere belast met het beheer, het onderhoud en de instandhouding van het hoogspanningsnet met een spanningsniveau tot en met 50kV.

De 50kV-kabelverbinding ligt, langs de Provincialeweg, in gronden met de (dubbel)bestemmingen 'Verkeer ', Tuin', 'Groen' en 'Waterstaat - Waterkering '. Met uitzondering van de bestemming 'Verkeer ', voorzien de bovengenoemde bestemmingen niet in het toelaten van nutsvoorzieningen. Daarnaast zijn de bestemmingen niet voorzien van een dubbelbestemming waarmee gebruiksbeperkingen worden gesteld aan de gronden ter plaatse van de tracé van de kabelverbinding.

Wij verzoeken het college het ontwerp zodanig aan te passen dat aan de gronden, waarin de 50kV-kabelverbinding is gelegen, een dubbelbestemming wordt toegekend, voorzien van passende bouwregels en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden, ter bescherming van de verbinding .

2. Het gasdrukmeet - en regelstation in het plangebied is een type B inrichting in de zin van de Wet milieubeer. Op dit station zijn de regels uit de Wet milieubeheer en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna : Activiteitenbesluit) van toepassing .

In het ontwerpplan zijn aan de gronden waarop de gasdrukmeet- en regelstations zijn gevestigd de (dubbel)bestemmingen 'Groen' en 'Waarde - Archeologie 1' toegekend. Binnen de bovengenoemde bestemmingen is niks opgenomen over het toestaan van de functie nutsvoorzieningen. Gelet op de ruimtelijke uitstraling van het station, zie de veiligheidsafstanden in artikel 3.12 lid 6 van het Activiteitenbesluit die gelden voor een kaststation, willen wij u vragen het gasdrukmeet­ en regelstation binnen de bovengenoemde bestemming te koppelen aan de functieaanduiding 'nutsvoorziening' op de verbeelding en de daarbij behorende veiligheidscontour (Barim-zone). Door deze wijze van bestemmen is de aanwezigheid van het gasdrukmeet- en regelstation voor derden zichtbaar en wordt beter geborgd dat de veiligheidsafstanden ten opzichte van respectievelijk kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten nu en in de toekomst in acht worden genomen .

Commentaar gemeente.

ad 1. Bij leidingen met een bedrijfsdruk van 8 bar of hoger en bij bovengrondse hoogspanningsleidingen van meer dan 50 kV speelt het aspect externe veiligheid een rol. Alleen deze leidingen worden daarom weergegeven op de verbeelding en opgenomen in de regels. Wat betreft de aanwezige leidingen, van o.a. Liander, hierbij wordt voldaan aan de NEN-norm ten aanzien van de minimaal aan te houden afstand van 3,5 - 4 meter. Het bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen die inbreuk maken op deze minimaal aan te houden afstanden.

Voorts geeft de Wet informatieuitwisseling ondergrondse netten (WION) voldoende waarborgen om de belangen van het netwerk van Liander te beschermen.

Tenslotte vindt binnen de gemeente regelmatig overleg plaats met alle kabel- en leidingbeheerders waarbij de actuele ontwikkelingen met betrekking tot specifieke projecten aan de orde komen.

Gezien het bovenstaande worden de belangen van Liander voldoende beschermd.

Overigens ziet de term 'nutsvoorziening' in de bestemming 'verkeer' niet op kabels en leidingen zoals kennelijk door Liander wordt verondersteld.

Conclusie

Het bestemmingsplan wordt niet aangepast.

ad 2. Komt een bouwinitiatief binnen de toetsingszone, dan moet de veiligheidszone voor dit bouwinitiatief berekend worden. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied worden door de gemeente voorwaarden gesteld aan de openbare ruimte die de Kabels en leidingenbeheerders (KLB) kunnen gebruiken en de ontwikkelaar moet verstrekken voor de aanleg van de voorzieningen.

Conclusie

Het bestemmingsplan wordt niet aangepast.

6. Autobedrijf R.S. Wouda Industrieweg 9a 1566 JN Assendelft

1. De woning op dit perceel betreft een bedrijfswoning.

2. Het verkeer op de Industrieweg loopt niet goed.

Commentaar gemeente.

ad 1.

Volgens de gegevens die de gemeente ter beschikking heeft is op het desbetreffende perceel geen (bedrijfs)woning met bouwvergunning aanwezig en nooit aanwezig geweest. Daarom is aan indiener verzocht hieromtrent nadere gegevens te leveren. Indiener heeft op dit verzoek telefonisch gereageerd op 2 december 2014 en heeft daarbij het volgende aangegeven.

Indiener is gedurende ongeveer 2 jaar eigenaar van het pand. Er is geen bedrijfswoning in het pand aanwezig, maar wel zijn er nutsaansluitingen. Indiener stelt dat in het ontwerpbestemmingsplan aan het desbetreffende perceel ten onrechte niet (mede) de bestemming bedrijfswoning is toegekend, immers, op grond van het oude bestemmingsplan rustte die bestemming er wel op. Indiener wenst dat de (mede)bestemming 'bedrijfswoning' ook in het nieuwe bestemmingsplan wordt opgenomen.

Hieromtrent wordt het volgende opgemerkt.

Op het grootste deel van het perceel Industrieweg 9a is tot het moment van vaststelling van het bestemmingsplan Industrieterrein Assendelft-Noord het bestemmingsplan Industriegebied Saendelft uit 2004 van toepassing. Op grond van dit bestemmingsplan rust op het (overgrote deel van) het perceel de bestemming 'Bedrijven II'. Artikel 7 van de voorschriften van dat bestemmingsplan maakt hier bedrijven mogelijk, alsmede onder andere kleinschalige, zelfstandige kantoren, bedrijven voor telecommunicatie en detailhandel voor auto's boten en caravans. Bedrijfswoningen zijn volgens dit bestemmingsplan op deze locatie niet toegestaan. Derhalve vloeit hieruit geen recht op een bedrijfswoning in het nieuwe bestemmingsplan voort.

Op het resterende deel van dit perceel gold tot 1 juli 2013 de verordening 'herziening uitbreidingsplan in onderdelen Noord, gemeente Assendelft' uit 1962. Vanaf 1 juli 2013 tot de vaststelling van het bestemmingsplan Industrieterrein Assendelft-Noord was de bouwverordening van toepassing.

Zaanstad heeft als bestendig beleid dat op bedrijventerreinen geen nieuwe bedrijfswoningen worden toegestaan vanwege de ongewenste beperkende invloed daarvan op de bedrijfsvoering van omliggende ondernemingen en vanwege de milieubelasting op de woningen zelf door die omliggende bedrijven. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan immers niet worden gegarandeerd. Verder is het vanuit het oogpunt van noodzakelijk toezicht tegenwoordig niet meer nodig om bij het bedrijf te wonen. Door de huidige technologische mogelijkheden kan toezicht ook op afstand worden uitgeoefend.

In Zaanstad zijn weinig locaties geschikt voor bedrijven die behoren tot de zwaardere milieucategorieën. Op de naastgelegen percelen van Industrieweg 9a zijn bedrijven tot en met milieucategorie 4.1 toegestaan. Het is dan ook niet wenselijk deze bedrijven in hun bedrijfsvoering te beperken door het toevoegen van een woonfunctie in hun nabijheid.

Daarbij heeft Zaanstad in de Ruimtelijke Structuurvisie en de Ruimtelijke Milieuvisie als doelstelling opgenomen om het aantal milieubelaste woningen in 2020 te halveren.

Ook geldt in zijn algemeenheid bij conserverende bestemmingsplan zoals het onderhavige, dat de feitelijk bestaande situatie als zodanig wordt bestemd. Verder staat vast dat op het desbetreffende perceel zich nooit een bedrijfswoning heeft bevonden. Voorts zijn van indiener gedurende de tijd dat hij eigenaar is van het perceel geen aanvragen om een omgevingsvergunning ingediend om een bedrijfswoning te realiseren, ook niet na terinzagelegging van het voorontwerp van dit bestemmingsplan dat plaatsvond op 23 oktober 2012 en waaruit al kon worden opgemaakt dat het perceel niet (mede) bestemd zou worden als bedrijfswoning.

Er zijn overigens geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan de raad een groter gewicht zou moeten toekennen aan het belang van indiener dan aan het met het beleid beoogde doel.

Gezien het bovenstaande kan de zienswijze van indiener niet worden gehonoreerd.

Conclusie

Het bestemmingsplan wordt niet aangepast.

ad 2.

Deze zienswijze ziet niet op het bestemmingsplan zelf, maar heeft betrekking op de verkeersafwikkeling op de Industrieweg. De verkeerssituatie op de Industrieweg is, na jaren van overleg en discussie met de aanliggende bedrijven en bedrijvenvereniging ABIN, vorig jaar veranderd naar de circulatie en inrichting zoals die nu is. Gegeven de beperkte mogelijkheden die hier, bijvoorbeeld als gevolg van eigendomsstituaties, aanwezig zijn is hier toch een naar behoren functionerende situatie gecreëerd.

Conclusie

Het bestemmingsplan wordt niet aangepast.