Plan: | Saendelft |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3774BP-0301 |
In deze nota zijn de uitgangspunten van de vernieuwde Monumentenwet 1988 verwerkt. Hierin staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde moet aangeven. Aan omgevingsvergunningen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, moet de gemeente voorwaarden verbinden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk, dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen moeten ook worden opgenomen in projectafwijkingsbesluiten en bij afwijkingen van het bestemmingsplan.
Voor wat betreft bestemmingsplan Saendelft moet voorkomen worden dat de archeologische waarden (vindplaatsen in de bodem) langs de Dorpsstraat en bij de Saenredamstraat worden verstoord. Wanneer dit niet mogelijk is, zullen de vindplaatsen moeten worden opgegraven.
Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten te handhaven en nieuwe toe te voegen. Hierbij zijn vooral de Monumentenwet, de gemeentelijke Monumentenverordening en de lijst van gemeentelijke monumenten het kader.
De Monumentenwet 1988 heeft niet alleen betrekking op gebouwen en objecten, maar ook op stads- en dorpsgezichten, op archeologische gronden in de grond en boven en op het water en op het uitvoeren van archeologisch onderzoek.
In de wet is geregeld hoe monumenten en stads- en dorpsgezichten aangewezen kunnen worden als beschermd monument en beschermd stads- of dorpsgezicht. De vergunningverlening voor monumenten en stads- en dorpsgezichten vindt plaats op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Met de wet op de Archeologische Monumentenzorg zijn per 1 september 2007 de uitgangspunten van het Verdrag van Malta verwerkt in de Monumentenwet 1988 (artikel 38a).
Het belangrijkste uitgangspunt van de vernieuwde Monumentenwet 1988 is de bescherming van archeologische vindplaatsen. Bescherming kan op twee manieren gebeuren; in de bodem (behoud in situ) of door opgraven waarbij de gegevens uit de bodem in een verslag komen te staan en de vondsten in een depot (behoud ex situ). Deze bescherming van de archeologische vindplaatsen wordt in de vernieuwde wet via het bestemmingsplan geregeld (artikel 38a). Het komt er op neer dat de komende jaren de gemeenten in alle bestemmingsplannen moeten aangeven waar de gebieden van archeologische waarde liggen. Aan alle vergunningplichtige bodemverstorende activiteiten binnen deze gebieden moet de gemeente in de benodigde vergunning eisen stellen ter bescherming van de archeologische vindplaatsen.
Voor het plangebied betekent dit dat het gebied van de Dorpsstraat, zoals aangegeven op de archeologische kaart van de Cultuurhistorische Waardenkaart van Zaanstad, op de verbeelding van het bestemingsplan aangemerkt moet worden als een gebied van archeologische waarde. Bodemverstoringen binnen dit gebied die groter zijn dan 50m² en dieper gaan dan 50 cm, moeten voorkomen worden. Wanneer dit mogelijk is, zal de verstoorder een archeologisch vooronderzoek moeten laten uitvoeren om vast te stellen of in de bodem van het terrein dat verstoord wordt een archeologische vindplaats ligt. Is dit het geval, dan kan de verstoorder zijn bouwplan of werkzaamheden aanpassen om verstoring van de vindplaats te voorkomen. Kan of wil de verstoorder dit niet, dan moet hij de vindplaats laten opgraven.
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is een uitwerking van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Deze leidraad is gericht op ontwikkelingen buiten het bestaand bebouwd gebied, met behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteiten die het landschap heeft. Nieuwe ruimtelijke plannen dienen rekening te houden met de ontwikkelingsgeschiedenis, de bebouwingskarakteristiek en de inpassing in de wijdere omgeving. Bestaande historische kenmerken en objecten in het landschap moeten herkenbaar blijven. De openheid van het landschap in Laag Holland verdient extra bescherming. De visuele impact van nieuwe ontwikkelingen moet daarom voor de uitvoering duidelijk en beoordeeld zijn. Ontwikkelingen binnen of in de directe nabijheid van dorpen moeten passen bij het bestaande ‘DNA’ van het dorp. Voor de lintbebouwing in Zaanstad zijn o.a. de doorzichten vanuit het lint naar het omringende polderlandschap als onderdeel van dit ‘DNA’ aangewezen.
De gemeente Zaanstad vindt het wenselijk dat het monumentenbeleid (inclusief archeologie, cultuurhistorie, historische geografieën stedenbouw- en landschapskunde) integraal onderdeel uitmaakt van haar ruimtelijk ordeningsbeleid.
Cultuurhistorische waardenkaarten, cultuurhistorische verkenningen, cultuurhistorische effectrapportages en beeldkwaliteitplannen zijn hiervoor geschikte middelen.
In 1999 is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de gemeente Zaanstad door het gemeentebestuur goedgekeurd als beleidsinstrument voor het opstellen van bestemmingsplannen. Hiermee was Zaanstad de eerste gemeente met een eigen CHW-kaart. Op de kaart staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven die van cultuurhistorisch belang zijn. Dit kan zijn vanwege een historisch stratenpatroon, oude dijken of een oude verkaveling.
In de CHW-kaart is een overzicht opgenomen van alle beschermde monumenten binnen Zaanstad (bijvoorbeeld Zaanse huizen, fabrieken, pakhuizen, arbeidershuizen, kantoren en molens) en gebieden van archeologische waarde (bijvoorbeeld terreinen met resten van prehistorische bewoning, middeleeuwse boerderijen, oude molenplaatsen of voormalige traankokerijen).
De CHW kaart wordt regelmatig aangepast, omdat gebieden en gebouwen kunnen afvallen door sloop, brand, herinrichting en er komen gebieden of gebouwen bij door archeologische ontdekkingen of door plaatsing op de monumentenlijst.
Het is de bedoeling dat bij het opstellen van structuurplannen, bestemmingsplannen, infrastructurele plannen, natuurontwikkelingsplannen, bouwplannen en plannen met betrekking tot aanpassing van de grondwaterstand, zwaarwegend rekening wordt gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen een bepaald gebied.
Op de CHW kaart van Zaanstad staan de Dorpsstraat en De Kaaik aangegeven als gebieden van historisch-geografische waarde. Daarnaast staat de Dorpsstraat ook aangegeven als een gebied van archeologische waarde. Het verdient aanbeveling de Kaaik in zijn huidige vorm te laten bestaan. Aantasting van de vorm of bebouwing van de oevers moet worden voorkomen. De lintstructuur van de Dorpsstraat dient ook gehandhaafd te worden.
In deze visie zijn de uitgangspunten van het nieuwe landelijke beleid (Modernisering van de Monumentenzorg) vertaald naar een gemeentelijk beleidskader. De visie beschrijft hoe we de cultuurhistorische waarden opnemen in het bestemmingsplan en biedt mogelijkheden voor een bouwhistorische verwachtingskaart met een aanlegvergunning.
De visie bestaat uit drie delen. In het eerste deel, erfgoed en identiteit, gaan we dieper in waarom er een erfgoedvisie voor de gemeente Zaanstad nodig is en welke doelen we met deze visie willen bereiken. In het tweede deel, 'vormgeven aan de Zaanse identiteit', beschrijven we hoe we deze doelen gaan realiseren. In dit deel gaan we concreet in op komende taken zoals cultuurhistorie in ruimtelijke ordening, de basis op orde, herbestemming van erfgoed en het overdragen van kennis en kunde. In het laatste deel van de visie beschrijven we hoe en met welke mensen en middelen we de doelstellingen gaan bereiken.
Gelet op het samenvoegen van de Monumentenverordening Zaanstad 2005 en het nieuwe archeologische deel, eerder kenbaar gemaakt via de Nota Archeologie Zaanstad 2009, is gekozen voor de nieuwe overkoepelende term 'erfgoed' verordening.
In de erfgoedverordening is het mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Tevens kunnen er via de erfgoedverordening monumenten aangewezen worden. Daarnaast regelt de verordening de instandhouding van al het Zaanse erfgoed.