direct naar inhoud van 3.4 Gemeente
Plan: Zaandam Noord
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3773BP-0401

3.4 Gemeente

3.4.1 Zaans evenwicht

Zaans evenwicht is een overkoepelende toekomstvisie. Zaanstad werkt op twee fronten aan een evenwichtige ontwikkeling van de stad. Binnen de gemeentegrenzen én als stad in relatie tot de omgeving, de metropoolregio. Dat doel bereiken we door te:

  • 1. Investeren in toekomstbestendigheid,
  • 2. Investeren in de ruimtelijke kwaliteit
  • 3. Investeren in mensen.

Toekomstbestendigheid vraagt om een duurzame en gezonde inrichting van de stad en vereist in sociaal en economisch opzicht voldoende diversiteit zodat de samenleving weerbaar is en ingesteld is op veranderingen. Meer ruimtelijke kwaliteit in relatie tot de positie in de regio, betekent gericht verstedelijken en verlevendigen, een functionele en aantrekkelijke openbare ruimte en voldoende aantrekkelijke woonmilieus. Door te investeren in de sociaal economische positie van de Zaankanters, gemengde veilige wijken en een optimale aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt behouden we een sociaal sterke stad.

De inkleuring van deze drie redelijk universele hoofdopgaven is specifiek Zaans.

In Zaans Evenwicht worden zes kwaliteiten onderscheiden die kenmerkend zijn voor het typisch Zaanse. Door uit te gaan van eigen kracht onderscheidt Zaanstad zich van andere steden en blijft Zaanstad Zaans, in een dynamische metropoolregio. De kwaliteiten zijn:

  • 1. De Zaankanters (sociaal maatschappelijke voorzieningen en commerciële voorzieningen)
  • 2. Ondernemerschap (blijven stimuleren)
  • 3. Diversiteit in woonmilieus (diversiteit waar mogelijk versterken)
  • 4. Cultuur historisch landschap (verstedelijking met voldoende toegankelijkheid voor het groen)
  • 5. De Zaan (potentierijke plek voor ontwikkeling)
  • 6. De locatie (een dominante plek ik de metropoolregio).
3.4.2 Ruimtelijke Structuurvisie Zichtbaar Zaans

Op 7 juni 2012 is de ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de raad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020.

De opgave

Zaanstad is merkbaar in beweging. Toch gaat niet alles 'voor de wind'. De economische groei van Zaanstad blijft achter, ook ten opzichte van de rest van de Metropoolregio en de stad oefent te weinig aantrekkingskracht uit op midden- en hogere inkomensgroepen. De combinatie van wonen en werken zorgt er weliswaar voor dat Zaanstad geen 'doorsnee' stad is, maar maakt het extra lastig om als stad aan hedendaagse milieueisen te voldoen. Zaanstad wordt vrijwel geheel omgeven door landelijk gebied, dat beschermd is vanwege bijzondere natuurwaarden. Dat betekent wel dat groei alleen nog mogelijk is in bestaand stedelijk gebied.

Zaanstad staat voor een lastige opgave: enerzijds het terugdringen van de milieubelasting en behoud van het beschermde buitengebied en anderzijds de noodzaak tot groei, verstedelijking en verdichting binnen bestaand stedelijk gebied.

De aanpak
Zaanstad heeft een unieke historie en een eigen identiteit. Die vertalen zich in de bedrijvigheid langs Zaan, de Zaanse Schans en uitgestrekte veenweidegebieden en ook in de intensieve menging van wonen en werken, het brede scala aan woonmilieus, het cultureel- en industrieel erfgoed en sociaal sterke en relatief veilige buurten. Zaanstad gaat haar kernkwaliteiten duidelijker voor het voetlicht brengen en beter benutten, zodat onze stad aantrekkelijker wordt voor nieuwe bewoners en bedrijven. Ook de wens de milieubelasting terug te brengen draagt bij aan een goed woon- en vestigingsklimaat.

De nabijheid van Amsterdam en de rest van de Metropoolregio kan zorgen voor een steviger economisch draagvlak. Binnen de regio worden afspraken gemaakt over o.a. verstedelijking en woningbouw, verbetering van verkeer- en vervoersystemen en herstructurering van bedrijventerreinen.

Toekomstig ruimtelijk perspectief na 2020

Verspreid over de stad liggen zes strategische gebieden, waarbinnen de ruimtelijke doelstellingen worden uitgewerkt. Dat vergt een proces van lange adem. Daadwerkelijke veranderingen zullen voor een belangrijk deel pas na 2020 in gang gezet worden. Vooruitlopend hierop kunnen sommige gebieden ruimte bieden aan tijdelijke functies.

Daarnaast vormen de stedelijke knooppunten langs het spoor en het verkeers- en vervoernetwerk de belangrijkste pijlers voor lange termijnontwikkeling.

Vier ruimtelijke opgaven tot 2020

De komende 10 jaar werkt Zaanstad haar ruimtelijke ambities uit aan de hand van vier ruimtelijke ontwikkelopgaven:

  • verbinden (verbeteren van de lokale en regionale bereikbaarheid);
  • intensiveren en transformeren (verstedelijking doormiddel van slim, veranderend en meervoudig ruimtegebruik);
  • herstructureren en revitaliseren (verbeteren van de kwaliteit van een aantal woonbuurten en bedrijventerreinen);
  • beheren en versterken (op peil houden en verbeteren van het bestaande stedelijke en resterende landelijke gebied).

Door alle ontwikkelopgaven heen werken we aan maatregelen waarmee de milieubelasting kan worden teruggedrongen en nieuwe mogelijkheden worden gecreëerd voor duurzame energieopwekking.

Gebiedstyperingen

De ruimtelijke doelstellingen zijn op hoofdlijnen uitgewerkt in gebiedstyperingen en -profielen. De gebiedsprofielen vertalen ruimtelijke opgaven en bijzondere karakteristieken in referentiebeelden en meetbare eenheden. Hiermee heeft de gemeente een instrument in handen dat op een hoog schaalniveau als leidraad dient voor ontwikkeling, vernieuwing en/of uitbreiding. Aan de hand van deze leidraad kan voor specifiekere gebieden door gemeente en/of marktpartijen een uitwerking worden gemaakt in onder andere gebiedsvisies en ontwikkelvisies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3773BP-0401_0012.jpg"

Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'

In het bestemmingsplan gebied Zaandam Noord komen de volgende gebiedstyperingen voor:

3.4.2.1 Zaans gebied

De gebiedstypering 'Zaans gebied' staat in zijn algemeen voor de oorsprong van de stad, gebieden met een voor Zaanstad typerende dynamische menging van wonen en werken. Over het algemeen heeft het wonen in deze gebieden de overhand en varieert van 40-80%. Het werken varieert van 20-60%. Het plangebied beschikt binnen deze typering over het gebiedsprofiel 'Zaans compact'.

3.4.2.1.1 Dorp

Gebiedskenmerken

Het profiel ‘dorp’ beschrijft de dorpslinten en de directe bebouwing rond deze linten. De dorpslinten zijn belangrijke identiteitsdragers voor Zaanstad. Zij dragen bij tot het historische besef van de stad en de wens om de dorpen dorps te houden. Dit profiel bevindt zich in de kernen van de oude linten Krommenie, Assendelft en Westzaan en in de oude kernen langs de Zaan: Wormerveer, Zaandijk, Koog. In het plangebied is dit profiel dan ook alleen in het zuidwesten langs de Zaan gelegen. In een aantal opzichten is het gelijk aan het profiel van de linten, maar dynamischer en met een iets hogere dichtheid van zo´n 30-50 woningen per hectare, en de direct aangrenzende buurten. De dorpen en de linten vormen een ruimtelijke eenheid maar zijn ondanks de verwevenheid nog duidelijk afzonderlijk herkenbaar. De aangrenzende buurten zijn beschreven in ‘tuinstedelijk’. Bovendien zijn de buurten overzichtelijke kleine eenheden en liggen ze onder de invloedsfeer van de linten. Deze buurten maken deel uit van dit profiel. Er is een groot onderscheid tussen de delen van het lint die aan de Zaan grenzen, buitendijks gelegen, en de delen die aan de binnenzijde van de dijken zijn gelegen. De grotere complexen liggen bijna allemaal aan de Zaanzijde. Bij transformatie kan de dichtheid op complexniveau sterk toenemen en ruim boven dichtheid van dit profiel uitkomen.

Openbare ruimte

De openbare ruimte is kleinschalig. De uitstraling is groen, dit wordt ondersteund door de bomen die vaak op eigen terrein staan. Een uitzondering hierop vormen de dijken die gezien hun taak als waterkering minder tot geen boombeplanting kennen. Het groen- en waternetwerk in deze buurten is van oorsprong sterk. Vooral in de vorige eeuw zijn veel van de daarbij behorende kwaliteiten verdwenen. Op een aantal plekken liggen kleinere ontmoetingsplaatsen en dorpspleinen. Deze bijzondere plekken zijn veelal gekoppeld aan de kruisingen tussen het groen- blauwe netwerk en het netwerk van de wijk. Voor de linten langs de Zaan is er een onderscheid tussen de oostzijde en de westzijde. De oostzijde is gericht op routes langs de Zaan afgewisseld met bijzondere plekken aan de Zaan. Voor de westzijde geldt dat vooral bijzondere plekken aan de Zaan worden gemaakt. Voor beide zijden geldt dat deze ontwikkelingen gericht zijn op het netwerk van de aanliggende wijken en het de historische structuren versterkt. Voor het overige zijn de karakteristieken als beschreven bij de linten van toepassing. Behoud en versterking van het bestaande karakter van de openbare ruimte is de basis. De omliggende buurten zijn vergelijkbaar met het profiel van tuinstedelijk. Gestapelde bebouwing komt alleen voor op bijzondere plekken en gerelateerd aan bijzondere huisvestingsopgaven als bijvoorbeeld ouderenhuisvesting. Voor het autoverkeer dienen de linten meestal als buurtontsluiting. De uiteinden van de linten zijn vaak zwaar belast. Parkeren vindt hoofdzakelijk op eigen terrein plaats of als langsparkeren. Bij intensivering wordt ingezet op gebouwd parkeren. De bereikbaarheid per auto is tamelijk goed. De linten vormen de drager van de langzaam verkeer structuur. De linten vormen voor fietsers lange routes, maar goede oostwestverbindingen ontbreken. Meer oost-west verbindingen zijn dan ook gewenst. De linten zijn over het algemeen aantrekkelijke en sociaal veilige routes. Vervoer over water kan de verbondenheid met de Zaan en de relaties tussen de diverse kernen versterken.

Functies

De dorpskernen vormen ook de wijk- en buurtcentra voor de dorpen waar binnen ze liggen. Deze functies zijn doorgaans gelegen aan het 90 lint of zijn daar direct mee verbonden. Van oudsher hebben ze een centrumfunctie en kennen een grotere combinatie van wonen met werkgelegenheid, tussen de 10 en 20 arbeidsplaatsen per hectare. Bijzonder kenmerkend is, dat op diverse plekken nog grootschalige en (semi-) industriële bedrijvigheid is gemengd door een gebied waar verder de woonfunctie overheerst. Dit geldt met name voor de gebieden langs de Zaan en de Nauernasche Vaart. Bij herstructurering wordt ingezet op:

  • Behoud en zo mogelijk vergroten van de werkgelegenheid;
  • Zorgdragen voor het in stand houden van een basisvoorzieningenpakket;
  • Vestigen van broedplaatsen, dit vooral in het transitieproces van grootschalige bedrijvigheid naar intensievere werkgelegenheid, in combinatie met wonen. Het behoud van de industriële bebouwing is het uitgangspunt. De maat van het gebouw en zijn karakter vormen het uitgangspunt bij transformatie.
3.4.2.2 Woongebied

Woongebied staat voor een gebied met overwegend wonen (globaal 90%). Slechts op enkele locaties bevinden zich (meestal geconcentreerd) voorzieningen. Samen met enige bedrijvigheid aan huis is het aandeel werken tussen de 5 en 15%.

3.4.2.2.1 Groenstedelijk

Gebiedskenmerken

Het groenstedelijk profiel is een profiel dat nu nog niet voorkomt in Zaanstad. Het wordt ingezet voor de transformatie van gebieden met monotone hoogbouw met als voorbeeld de zogenaamde Kleurenbuurt. Deze buurten vervullen een centrumfunctie voor een groter gebied dan de wijk waar ze deel van uitmaken. Bij de transformatie wordt ingezet op een afwisseling van groene en stedelijke ruimtes. De groene ruimtes dienen hierbij als een van de belangrijke structuurdragers. De wijk is opgebouwd uit stadswoningen (3 a 4 lagen) en middelhoogbouw (5 a 6 lagen) waarbij tenminste gestreefd wordt naar variatie in eigendom op blokniveau. Op belangrijke of bijzondere plekken is er ruimte voor oriëntatiemogelijkheden zoals hoogbouw met een maximum hoogte van 70 meter. Zo kan een dichtheid worden bereikt van rond de 60-80 woningen per hectare. De bebouwing kent een duidelijke samenhangende architectonische uitwerking waarbij de herkenbaarheid van de buurt een belangrijke opgave vormt.

Openbare ruimte

Sociale samenhang is een belangrijk uitgangspunt. Zowel het wonen als de voorzieningen en bedrijvigheid zijn gericht op de openbare ruimte om zowel de levendigheid als de sociale samenhang te waarborgen. Uitwisselbaarheid en flexibiliteit spelen hierbij een rol. Extra aandacht moet worden gegeven aan de relatie tussen de woningen en het openbare gebied. De woningen en voorzieningen zijn gericht op de openbare ruimte. Gebouwd parkeren is een opdracht om de kwaliteit van de openbare ruimte te garanderen. Gebouwde parkeeroplossingen en bergingen worden afgezoomd door woningen en entrees. Bijzondere openbare ruimtes zijn gekoppeld aan functies als scholen, winkelcentra etc. en zijn duidelijk begrensd en kennen een hogere kwaliteit van de inrichting van de openbare ruimte. Een groene wijk is de opgave. Dit wordt bereikt door toegankelijke groene routes, ecologische verbindingen, groene laan profielen, semi-openbare binnenterreinen met een gemeenschappelijk beheer en bijzondere pleinen. Gezocht moet worden naar manieren om water aan de openbare ruimte toe te voegen en zichtbaar te maken in de wijk.

Functies

De voorzieningen zijn geclusterd rond aantrekkelijke openbare ruimtes, die uitnodigen tot verblijf en aan het netwerk zijn aangehaakt. Om een stedelijke atmosfeer te krijgen is er aandacht voor werken aan huis en andere vormen van bedrijvigheid waarbij het aantrekken van buurtoverschrijdende functies niet geschuwd wordt. Het gebied is zowel per auto als met het openbaar vervoer goed te bereiken. Gezien de centrumfunctie voor omliggende wijken en buurten is een zeer goede bereikbaarheid per fiets noodzakelijk. Het voorzieningenniveau is goed. Naast bedrijvenstrips in combinatie met winkelvoorzieningen kan gedacht worden aan kleinschaliger bereikbaarheid en culturele voorzieningen, maar ook aan bedrijvigheid in multifunctionele gebouwen. Clustering van wijkoverstijgende functies zoals kantoren en gebouwde sportvoorzieningen zijn mogelijk binnen het profiel. Uitgangspunt is een arbeidsplaatsendichtheid van ongeveer 15 per hectare.

3.4.2.2.2 Tuinstedelijk

Gebiedskenmerken

Het tuinstedelijke profiel is van toepassing op de meeste vooroorlogse wijken met een woonprogramma dat voornamelijk uit laagbouw bestaat. Dit profiel wordt gekenmerkt door een gemiddelde dichtheid van 20-30 woningen per hectare. In deze wijken liggen de voorzieningen in de aangrenzende dorpslinten, soms geclusterd in een winkelcentrum. Deze wijken hebben een goede samenhangende structuur en een eigen karakter. Bij vernieuwing wordt aangesloten op het karakter van de buurt en rekening gehouden met een iets grotere differentiatie in dichtheden en woontypologieën. Hierbij wordt gedacht aan gestapelde bouw in de nabijheid van de wijkcentra en bij de aansluiting op stations. De wijken bestaan uit architectonisch samenhangende buurten.

Openbare ruimte

De openbare ruimte is per buurt verschillend. Er bestaan zowel meer buurten met een stenige openbare ruimte als groener ingerichte buurten. Het eigen karakter wordt versterkt. De opgave hierbij is een duidelijke samenhang te brengen binnen de buurt en een groene inrichting te bevorderen. Een groenere wijk is de opgave. Dit wordt bereikt door groene routes, ecologische verbindingen en waar mogelijk groene straatprofielen. De bereikbaarheid is zowel gericht op de auto als het openbaar vervoer. Het fietsnetwerk wordt versterkt om het autogebruik binnen de wijk en de wijken onderling terug te dringen. Sociale samenhang is een belangrijk uitgangspunt. Extra aandacht moet worden gegeven aan de relatie tussen de woning en het openbare gebied. De woningen en voorzieningen zijn gericht op de openbare ruimte. Bij gestapelde bebouwing is gebouwd parkeren een opdracht om de kwaliteit van de openbare ruimte te garanderen. Deze parkeeroplossingen worden afgezoomd door woningen en entrees. Bij vernieuwing in de wijk moeten andere, minder dominante parkeeroplossingen voor de auto worden gevonden. Bijzondere openbare ruimtes zijn gekoppeld aan functies zoals scholen en winkelcentra en zijn duidelijk begrensd en kennen een hogere kwaliteit van de inrichting van deze openbare ruimte.

Functies

Naast de wijk- en buurtcentra is er mogelijkheid voor beperkte bedrijfsmatige activiteiten aan huis, evenals voor enkele verspreide niet-hinderlijke bedrijfjes en multifunctionele gebouwen. Het uitgangspunt is ongeveer 10 arbeidsplaatsen per hectare.

3.4.2.2.3 Nieuw Tuinstedelijk

Gebiedskenmerken

Het nieuw tuinstedelijke profiel is van toepassing op de meeste naoorlogse wijken met een woonprogramma dat voornamelijk uit laagbouw bestaat. Dit profiel wordt gekenmerkt door een gemiddelde dichtheid van 30-40 woningen per hectare. In deze mono functionele wijken zijn de voorzieningen geclusterd in winkelcentra. Verder is er nog enige ruimte voor wat geclusterde voorzieningen. Bij transformatie wordt ingezet op het verbinden van de wijkcentra door middel van de voorzieningen, verkeer- groen- en waterstructuur. Daarnaast is er een grotere differentiatie in dichtheden en woontypologieën gewenst. Hierbij wordt gedacht aan verdichting en gestapelde bouw in de nabijheid van de wijkcentra en bij de aansluiting op stations en/of het stadscentrum. Verdunnen op de overgangen naar het landelijke gebied is mogelijk. De wijken bestaan uit architectonisch samenhangende buurten die een grote mate van woningdifferentiatie kennen.

Openbare ruimte

De openbare ruimte wordt versterkt door een duidelijke samenhang tussen de groene inrichting van de buurten en de voortuinen. Een groene wijk is de opgave. Dit wordt bereikt door groene routes, ecologische verbindingen en groene straatprofielen. Gezocht moet worden naar manieren om water aan de openbare ruimte toe te voegen. Dit om de noodzaak tot waterberging vorm te geven en voor het creëren van extra blauwgroene ruimte. De bereikbaarheid is zowel gericht op de auto als het openbaar vervoer. Het fietsnetwerk wordt versterkt om het autogebruik binnen de wijk en de wijken onderling terug te dringen. Sociale samenhang is een belangrijk uitgangspunt. Extra aandacht moet worden gegeven aan de relatie tussen de woning en het openbare gebied. De woningen en voorzieningen zijn gericht op de openbare ruimte. Bij verdichting/gestapelde bebouwing is gebouwd parkeren een wens om de kwaliteit van de openbare ruimte te garanderen. Deze parkeeroplossingen worden afgezoomd door woningen en entrees. Bij herstructurering moeten andere, minder dominante parkeeroplossingen voor de auto worden gevonden. Bijzondere openbare ruimtes zijn duidelijk begrensd en kennen een hogere kwaliteit van de inrichting van deze openbare ruimte.

Functies

Naast de wijk- en buurtcentra is er mogelijkheid voor beperkte bedrijfsmatige activiteiten aan huis, evenals voor enkele verspreide niet-hinderlijke bedrijfjes en multifunctionele gebouwen. Het uitgangspunt is ongeveer 10 arbeidsplaatsen per hectare.

3.4.2.2.4 Stadsrand, waterrijk

Gebiedskenmerken

Het profiel ‘stadsrand, waterrijk’ is een verfijning van het nieuw tuinstedelijke profiel. Het wordt toegepast aan de randen van de stad waar nieuwbouw of transformatie is gewenst. In dit geval ligt het profiel op de Hemmes. Dit profiel kent een lagere dichtheid van 20-30 woningen per hectare. De genius loci van de stad, wonen in en aan een waterrijk veenweidegebied, is hier het uitgangspunt. Wonen op en aan het water is voor een belangrijk deel van de woningen het basisuitgangspunt. Vaarroutes die met het buitengebied in verbinding staan zijn de basis voor het blauwe netwerk.

Openbare ruimte

De openbare ruimte wordt versterkt door een duidelijke samenhang tussen de blauwgroene inrichting van de buurten. Een waterrijke wijk is de opgave. Dit wordt bereikt door blauwgroene routes en ecologische verbindingen. De bereikbaarheid is vooral gericht op de fiets en de auto. Het fietsnetwerk sluit aan op de recreatieve routes van de stad en de regio. Er is aandacht voor de relatie tussen de woning en het openbare gebied. De woningen en voorzieningen zijn gericht op de openbare ruimte. De overgang van water naar land is een belangrijke ontwerpopgave; afhankelijk van de gebiedskenmerken vormt de bebouwing een harde dan wel een zachte overgang naar de open polders. Gestimuleerd moet worden dat erven die grenzen aan het openbare gebied een inrichting krijgen die aansluit op het karakter van de omgeving. De auto maakt geen dominant deel uit van het straatbeeld. De auto staat op eigen erf geparkeerd of geconcentreerd in ‘parkeerkoffers’.

Functies

Er is de mogelijkheid voor beperkte bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Het uitgangspunt is ongeveer 5 arbeidsplaatsen per hectare.

3.4.2.3 Zaans Buitengebied

Het open polderlandschap vormt samen met zijn natuurwaarden de kracht van het Zaanse landschap. Het buitengebied kan worden ingedeeld op basis van drie gewenste hoofdfuncties (profielen): natuur, recreatie en agrarisch gebied. Behoud en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische, natuur- en ecologische waarden staan voorop. Agrarische bedrijvigheid gericht op melkveehouderij en akkerbouw met wat (bedrijfs-) wonen.

3.4.2.3.1 Buitenstedelijk recreatiegebied

Gebiedskenmerken

Het gaat in dit profiel om diverse grotere gebieden, waarin de nadruk ligt op recreatie en natuurbeleving, zoals de Nauernasche polder, (na voltooiing van de vuilstortplaats), de Randzone Saendelft (De Omzoom) en het Jagersveld. Naast de hoofdfunctie recreatie is op een beperkt aantal plaatsen enige woningbouw mogelijk (zoals b.v. in de randzone Saendelft).

3.4.2.4 Recreatiegebied binnenstedelijk
3.4.2.4.1 Parken

Naast de parken vallen ook de begraafplaatsen en volkstuinen binnen dit profiel. Samen vormen ze een belangrijk onderdeel van het groen-blauwe netwerk in de stad. Het zijn de binnenstedelijke recreatiegebieden. De nadruk ligt hier op de gebruikswaarde en de beleving van grootschalig groen in de stad. Het beleid is gericht op het multifunctionele gebruik van de grotere parken door een verantwoorde mix van recreatie, educatie en natuurbeleving. Door de individualisering van sport zullen parken steeds meer gebruikt gaan worden door individuele sporters.

Openbare ruimte

Het verbinden van deze binnenstedelijke groene ruimtes onderling en met de buitenstedelijke natuur- en recreatiegebieden versterkt de ecologische kwaliteit van de stad. Bij herstructurering is de opgave het verhogen van de gebruikswaarde van de grotere parken. Ook het behouden van het authentieke karakter van de kleinere oude stadsparken is een belangrijke opgave.

3.4.2.4.2 Sportparken

Gebiedskenmerken

Dit zijn de binnenstedelijke recreatiegebieden. De nadruk ligt hier op de gebruikswaarde voor sport en recreatie. Het beleid is gericht op het multifunctionele gebruik van de grotere sportparken door een verantwoorde mix van sport, recreatie en aangrenzende functies zoals beschreven in het profiel ontwikkelingszone.

Openbare ruimte

Bij herstructurering ligt de nadruk op het verhogen van de gebruikswaarde van de grotere sportparken. Het gebruik van voorzieningen van de sportclubs op sportparken (kantines en sporthallen) voor meerdere doeleinden. Aandacht voor het verbinden van de binnenstedelijke groene ruimtes met de buitenstedelijke natuur- en recreatiegebieden.

3.4.3 Strategische nota's
3.4.3.1 Ruimtelijke milieuvisie

De ruimtelijke milieuvisie is op 24 september 2009 vastgesteld door de gemeenteraad.

De gemeente Zaanstad heeft hoge ambities op het gebied van milieu. De raad heeft de wens uitgesproken dat Zaanstad in 2020 klimaatneutraal is en dat het aantal milieubelaste woningen van 60.000 in 2007 wordt teruggebracht naar 30.000 in 2020. Het klimaatbeleid wordt verder uitgewerkt in het Integraal Klimaatprogramma Zaanstad 2010-2020.

In de ruimtelijke milieuvisie is een gebiedsgericht milieubeleid geformuleerd. Niet in elk gebiedstype is dezelfde milieukwaliteit noodzakelijk. In woongebieden en natuurgebieden wordt de hoogste milieukwaliteit nagestreefd. In het Zaans gemengd gebied en in het centrumgebied kan iets flexibeler worden omgegaan met sommige milieuthema's, maar moet de milieukwaliteit in zijn geheel goed zijn. In werkgebieden wordt een redelijke milieukwaliteit nagestreefd, terwijl de milieukwaliteit op industrieterreinen nog wat lager mag zijn, maar in ieder geval moet voldoen aan het wettelijk minimum. In de ruimtelijke milieuvisie zijn per gebiedstype en per milieuthema grenswaarden geformuleerd.

Bestemmingsplannen kunnen op bepaalde punten bijdragen aan het realiseren van de Zaanse duurzaamheidsdoelstellingen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de bestemming voor duurzame energiebronnen, bestemmingen voor fietsroutes en openbaar vervoerroutes, duurzaam waterbeheer, zongerichte of zuid-verkaveling van bebouwing ten behoeve van passieve zonne-energie (gebouworiëntatie), bestemmingen voor compact bouwen / dubbel ruimtegebruik, bestemmingen voor (gescheiden) afvalsystemen, beeldkwaliteit van woon- en leefmilieu, de aanwijzing van bestemmingen voor een ecologische structuur, behoud van natuurwaarden, en dergelijke.