Plan: | C100 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3771BP-0402 |
Zaanstad werkt op twee fronten aan een evenwichtige ontwikkeling van de stad. Binnen de gemeentegrenzen én als stad in relatie tot de omgeving, de metropoolregio. Dat doel bereiken we door te:
Toekomstbestendigheid vraagt om een duurzame en gezonde inrichting van de stad en vereist in sociaal en economisch opzicht voldoende diversiteit zodat de samenleving weerbaar is en ingesteld is op veranderingen. Meer ruimtelijke kwaliteit in relatie tot de positie in de regio, betekent gericht verstedelijken en verlevendigen, een functionele en aantrekkelijke openbare ruimte en voldoende aantrekkelijke woonmilieus. Door te investeren in de sociaal economische positie van de Zaankanters, gemengde veilige wijken en een optimale aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt behouden we een sociaal sterke stad.
De inkleuring van deze drie redelijk universele hoofdopgaven is specifiek Zaans.
In Zaans Evenwicht worden zes kwaliteiten onderscheiden die kenmerkend zijn voor het typisch Zaanse. Door uit te gaan van eigen kracht onderscheidt Zaanstad zich van andere steden en blijft Zaanstad Zaans, in een dynamische metropoolregio. De kwaliteiten zijn:
1. De Zaankanters (sociaal maatschappelijke voorzieningen en commerciële voorzieningen)
2. Ondernemerschap (blijven stimuleren)
3. Diversiteit in woonmilieus (diversiteit waar mogelijk versterken)
4. Cultuur historisch landschap (verstedelijking met voldoende toegankelijkheid voor het groen)
5. De Zaan (potentierijke plek voor ontwikkeling)
6. De locatie (een dominante plek ik de metropoolregio).
In 2004 heeft de gemeente haar strategische koers herijkt en aangescherpt. De structuurschets maakt zichtbaar welke gevolgen de ontwikkelingen vanuit de koers hebben op de kaart van Zaanstad, maar blikt ook verder vooruit en anticipeert daarmee op wat Zaanstad tot 2015 en daarna mogelijk nog te wachten staat. Zaanstad wil een instrument dat stuurt met het oog voor dynamiek en ontwikkeling. Daarom is gekozen voor een schets; een raamwerk waarbinnen en van waaruit toekomstige plannen bekeken en beoordeeld kunnen worden, maar dat zelf daardoor ook regelmatig aan toetsing en discussie onderhevig blijft. Deze structuurschets vormt de basis voor de komende structuurvisie.
Er worden in de schets vier aspecten beschreven die de ruimtelijke ontwikkeling in belangrijke mate beïnvloeden en mede bepalen;
Als opvolger van "Dansen op het Veen" en de nadere uitwerking van het visiedocument 'Zaans Evenwicht' wordt nu gewerkt aan de Ruimtelijke Structuurvisie Zaanstad 2020. Belangrijk nieuw element hierin zullen de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio zijn. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande die in de ruimtelijke structuurvisie zullen neerslaan. Ontwikkelingen op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is ook een belangrijk onderdeel van de ruimtelijke structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen. De ruimtelijke structuurvisie wordt breed intern en met externe partners opgesteld. De verwachting is dat deze in de eerste helft van 2012 wordt vastgesteld. In de ruimtelijke planvorming wordt geanticipeerd op de structuurvisie echter de structuurschets "Dansen op het Veen" is nog steeds leidend voor het ruimtelijk beleid.
De ruimtelijke milieuvisie is op 24 september 2009 vastgesteld door de gemeenteraad.
De gemeente Zaanstad heeft hoge ambities op het gebied van milieu. De raad heeft de wens uitgesproken dat Zaanstad in 2020 klimaatneutraal is en dat het aantal milieubelaste woningen van 60.000 in 2007 wordt teruggebracht naar 30.000 in 2020.
In de ruimtelijke milieuvisie is een gebiedsgericht milieubeleid geformuleerd. Niet in elk gebiedstype is dezelfde milieukwaliteit noodzakelijk. In woongebieden en natuurgebieden wordt de hoogste milieukwaliteit nagestreefd. In het Zaans gemengd gebied en in het centrumgebied kan iets flexibeler worden omgegaan met sommige milieuthema's, maar moet de milieukwaliteit in zijn geheel goed zijn. In werkgebieden wordt een redelijke milieukwaliteit nagestreefd, terwijl de milieukwaliteit op industrieterreinen nog wat lager mag zijn, maar in ieder geval moet voldoen aan het wettelijk minimum. In de ruimtelijke milieuvisie zijn per gebiedstype en per milieuthema grenswaarden geformuleerd.
Bestemmingsplannen kunnen op bepaalde punten bijdragen aan het realiseren van de Zaanse duurzaamheidsdoelstellingen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de bestemming voor duurzame energiebronnen, bestemmingen voor fietsroutes en openbaar vervoerroutes, duurzaam waterbeheer, zongerichte of zuid-verkaveling van bebouwing ten behoeve van passieve zonne-energie (gebouworiëntatie), bestemmingen voor compact bouwen / dubbel ruimtegebruik, bestemmingen voor (gescheiden) afvalsystemen, beeldkwaliteit van woon- en leefmilieu, de aanwijzing van bestemmingen voor een ecologische structuur, behoud van natuurwaarden, en dergelijke.
De Sociale structuurvisie is vastgesteld door de raad op 19 maart 2009. De Sociale structuurvisie geeft de sociale ambitie van Zaanstad weer:
Zaanstad manifesteert zich binnen de metropoolregio Amsterdam als een sociale stad, waar iedereen de kans krijgt zich te ontwikkelen, waar niemand wordt uitgesloten, waar bewoners goed met elkaar omgaan en waar voor iedereen wat te doen is.
Zaanstad bouwt voort op de Zaanse sociale infrastructuur die nu al voorhanden is.
Daarvoor zijn drie opgaven benoemd:
Door de individualisering staat de sociale samenhang in de diverse wijken onder druk. De gemeente kan die samenhang niet 'maken', maar wel de voorwaarden scheppen. Door bijvoorbeeld de buitenruimte aan te passen, waardoor mensen elkaar gemakkelijker kunnen ontmoeten, leuke buurtactiviteiten te subsidiëren en vrijwilligers te ondersteunen.
Het Programma wijkgericht werken is opgezet om in de wijken 1) schoon, heel en veilig; 2) ontmoeten en 3) burgerparticipatie in de wijken te stimuleren.
De Economische Structuurvisie (ESV) beschrijft de economische ambities van Zaanstad en de koers die Zaanstad wil bevaren naar realisatie van deze ambities. Tevens geeft de ESV een afwegingskader/uitgangspunten voor toekomstige (economische) deelnota's en feitelijke initiatieven. De vaststelling van de ESV door de gemeenteraad vindt naar verwachting in de loop van 2011 plaats.
Het woonbeleid was in het verleden sterk gericht op kwantiteit: hoge productie om het woningtekort te verminderen. Het primair sturen op kwantiteit geeft echter geen afdoende antwoord meer op de Zaanse uitdaging om een vitale stad in de metropool met Amsterdam als kern te worden. De strategische doelstelling van de woonvisie is daarom het gericht benutten en versterken van verscheidenheid in mensen en woonmilieus vanuit de kracht van de specifieke identiteit van Zaanstad: het Zaans Mozaïek. De volgende vier beleidsopgaven geven richting aan het Zaans Mozaïek:
De gemeentelijke beleidsnota's zijn onderverdeeld naar een viertal thema's, namelijk:
Het luchtkwaliteitplan 2010 is in het voorjaar 2010 vastgesteld. Het plan bevat maatregelen op het gebied van duurzame mobiliteit (autogebruik, openbaar vervoer, fiets, alternatieve aandrijving en brandstoffen voor voertuigen) energiebesparing en groen.
Door de gemeenteraad van de gemeente Zaanstad is in 2007 het handhavingsbeleidsplan 2008-2011 “Handhaven is keuzes maken” vastgesteld.
De term handhaving wordt op diverse manieren gebruikt. Handhaving in ruime zin wil zeggen: het bewerkstelligen dat gestelde regels worden nageleefd, voor zover dit niet spontaan geschiedt. Daarbij hoeft niet alleen aan dwangmiddelen te worden gedacht, het kan ook gaan om voorlichting, overreden of waarschuwen.
In deze nota wordt vooral aandacht besteed aan handhaving in enge zin: handhaving op basis van bestuurlijke bevoegdheden. Voor het ruimtelijke bestuursrecht geldt de beginselplicht tot handhaven als uitgangspunt. Alleen in bijzondere situaties kan van deze beginselplicht worden afgeweken. Het toepassen van bestuurlijke handhaving heeft in eerste instantie de voorkeur boven strafrechtelijke handhaving. Door enige vorm van bestuurlijke dwang toe te passen ontstaat namelijk vrij direct een normconforme situatie. Het strafrecht komt in beeld bij de overtreder die niet gevoelig blijkt te zijn voor bestuurlijke sancties. Om het handhavingsbeleid goed vorm te geven is een handhavingsprogramma nodig, zoals vastgelegd in het handhavingsprogramma 2009.
Het prostitutiebeleid is vastgelegd in de Nota Prostitutiebeleid Zaanstad (vastgesteld september 2000). Om de beheersbaarheid van deze branche te vergroten is het beleid regionaal afgestemd met de gemeenten Beemster, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zeevang, met het politiekorps Zaanstreek-Waterland en met de hoofdofficier van Justitie.
De nota stelt een maximum aan het aantal seksinrichtingen en regelt voor een aantal bedrijfstypes ook een locatiebeleid. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in prostitutiebedrijven, overige seksinrichtingen en de escortbranche.
De vestiging of de exploitatie van een seksinrichting of escortbedrijf is alleen mogelijk als dat is toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Wanneer in de toekomst het wetsvoorstel “Regulering prostitutie en bestrijding van misstanden seksbranche” in werking treedt heeft dit mogelijk consequenties voor het huidige beleid.
In Zaanstad wordt een beleid gevoerd dat het aantal coffeeshops maximeert (maximumstelsel). Dit Coffeeshopbeleid is vastgesteld in mei 1999.
Het maximumaantal coffeeshops dat wordt gedoogd bedraagt 3. Een meerjarige ervaring heeft laten zien dat dit een verantwoord maximum is. Een grotere concentratie van coffeeshops in de periferie van het stadscentrum Zaandam is ongewenst omdat dit een nadelige invloed zal hebben op het woon- en leefklimaat en kan leiden tot aantasting van de openbare orde.
Zaanstad is een langgerekte gemeente met een als stadscentrum aan te merken kern, te weten Zaandam. Om het woon- en leefklimaat van Zaanstad niet aan te tasten, het landelijk karakter en de woongebieden, worden coffeeshops buiten (de periferie van) het stadscentrum Zaandam niet toegelaten.
Aan de locatie worden de volgende eisen gesteld:
Er zijn momenteel drie vergunning verstrekt op basis van de bestaande situatie ten tijde van de vaststelling van het coffeeshopbeleid. In Zaandam bevinden zich coffeeshops aan de Rozengracht, de Czarinastraat en de Parkstraat. Er is daarmee geen ruimte voor verdere uitbreiding. Voor wat betreft de toekomstige situatie is er een vergunningplicht in voorbereiding voor de zogenaamde SHG-shops (Smart-, Head- en Growshops).
In deze nota zijn de uitgangspunten van de vernieuwde Monumentenwet 1988 verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan gaat geven. Aan bouw-, sloop- of aanlegvergunningen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen worden ook opgenomen in projectbesluiten en ontheffingen van het bestemmingsplan.
Samen met de Stichting Welsaen heeft de gemeente Zaanstad een nieuwe visie op welzijn ontwikkeld. Deze visie is gebaseerd op een aantal ontwikkelingen:
Welsaen en de gemeente Zaanstad hebben samen het perspectief bepaald voor (sociaal) welzijnsbeleid. Het accent komt daarbij te liggen op jongeren, mensen in de knel, zorgbehoevenden en leefbaarheid in de wijk. Zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid van burgers zijn uitgangspunt.
Gemeenten zijn verplicht om elke 4 jaar een nota gezondheidsbeleid te maken. In 2003 is voor het eerst door de regio Zaanstreek-Waterland (Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland, Zaanstad, Zeevang) gezamenlijk een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid opgesteld met als missie 'Langer Leven in Gezondheid'.
De nota gaat in op de wettelijke taken en verantwoordelijkheden van de gemeente. Het geeft aan waar de prioriteiten liggen op het gebied van gezondheidspreventie, de openbare geestelijke gezondheidszorg en de jeugdgezondheidszorg. Daarnaast wordt aandacht besteed aan actuele problemen op het gebied van leefstijl, fysieke omgeving, sociale omgeving en gezondheidszorg.
Onderdeel van het preventief beleid is het in stand houden van een gezondheidsdienst. Deze gezondheidsdienst voert een aantal taken uit, waaronder de jeugdgezondheidszorg, bestrijding van infectieziekten en het geven van gezondheidsvoorlichting.
In de nota ´De opgave voor Zaanstad voor wonen met zorg´ die op 14 oktober 2004 door de raad is vastgesteld, is de ambitie geformuleerd dat er in de periode tot en met 2015 4.000 voor ouderen en andere zorgvragers geschikte woningen aan de voorraad moeten worden toegevoegd. Deze toevoeging is nodig vanwege vergrijzing van de bevolking en omdat ouderen steeds langer zelfstandig wonen. De nota gaat ervan uit dat de helft van deze opgave via nieuwbouw en de helft via het aanpassen van bestaande woningen te realiseren is. Er zijn zowel nultredenwoningen nodig (gelijkvloers) als zorgwoningen (woningen die geschikt zijn voor mensen met een intensieve zorgvraag). Het huidige nieuwbouwbeleid voorziet in minstens 20% voor ouderen geschikte woningen. De opgave betreft niet alleen de sociale sector, maar ook de marktsector en het betreft zowel koop als huur.
Het College van de gemeente Zaanstad ziet de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (hierna: Wmo) als een kans om er samen met de inwoners en instellingen nog beter voor te zorgen dat iedereen in Zaanstad 'meedoet' en zich waar mogelijk verder ontwikkelt. Het doel is dat we met elkaar een samenleving vormen waarin iedereen zo zelfstandig mogelijk kan functioneren. Maar Zaanstad wil ook een zorgzame samenleving vormen waaraan iedereen op zijn of haar manier een bijdrage levert en waarbij mensen naar elkaar omkijken. Een samenleving waarin mensen wel van elkaar verschillen, maar zoveel mogelijk dezelfde kansen hebben. De uitdaging van de Wmo ligt in het versterken van de verbindingen tussen mensen en tussen organisaties: het creëren van partnerschap. De gemeente kan daarbij helpen als 'bruggenbouwer'.
Het doel van de Wmo is: meedoen en zelfredzaamheid. De gemeente is op grond van de Wmo verantwoordelijk voor 9 'prestatievelden'. Het doel van dit beleidsplan is: aangeven wat de doelstellingen, resultaten en acties voor de komende vier jaar zijn voor deze prestatievelden.
Het GSM beleid is op 16 november 1999 door burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad vastgesteld. De gemeente Zaanstad werkt mee aan de plaatsing van zendinstallaties.
Uitgangspunt is dat er geen 'witte vlekken' mogen ontstaan. Voor het plaatsen van een zendinstallatie kan een bouwvergunning nodig zijn. Voor plaatsing van bouwvergunningplichtige zendinstallaties spelen de stedenbouwkundige aspecten een belangrijke rol, zoals landschappelijke en ruimtelijke inpassing, horizonvervuiling, openbare ruimte en ook de welstandseisen.
Omdat elke stad en dus ook Zaanstad is opgebouwd uit verschillende functies en gebiedstyperingen is ervoor gekozen om Zaanstad te verdelen in vier categorieën, waarbij per categorie aparte richtlijnen gelden. De vier categorieën zijn kantoorgebieden, gebieden rond infrastructuur, woongebieden en buitengebieden. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:
Grootschalige reclamemasten zijn masten van 10 meter en hoger met reclame-uitingen. Grootschalige reclamemasten passen niet binnen iedere omgeving: het omringende landschap moet de maat en schaal van deze objecten aan kunnen.
Binnen Zaanstad zijn geen nieuwe potentiële locaties die de maat en schaal van grootschalige reclamemasten aan kunnen. Bij de locatiekeuze van deze masten wordt daarom gekozen voor ruimtelijke kwaliteit.
Het beleid is dat de plaatsing van nieuwe grootschalige reclamemasten in Zaanstad niet wordt toegestaan. De beleidsregel vormt het kader bij te nemen besluiten over mogelijk te plaatsen grootschalige reclamemasten.
De oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) is vervangen door de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro). In de WRO was een aantal mogelijkheden opgenomen om vrijstelling te kunnen verlenen van een geldend bestemmingsplan. Voor de toepassing van die vrijstellingsmogelijkheden hebben zowel de gemeenteraad als het college de ‘Actualisatie Notitie Vrijstellingenbeleid ex artikel 19 Wet op de Ruimtelijke Ordening Zaanstad 2006’ vastgesteld, ieder voor zover deze Actualisatienotitie ziet op de bevoegdheden van beide organen.
In de Wro is de mogelijkheid om met een vrijstelling af te wijken van het geldende bestemmingsplan niet als zodanig opgenomen. Om toch in ruimtelijk wenselijke gevallen van het geldende bestemmingsplan te kunnen afwijken, zijn de rechtsfiguren van het projectbesluit (ex artikel 3.10 Wro) en de buitenplanse ontheffing (ex artikel 3.23 Wro) geïntroduceerd. In de Wro zijn de mogelijkheden voor een binnenplanse ontheffing (ex artikel 3.6 lid 1) en die voor een tijdelijke ontheffing (ex artikel 3.22) in stand gebleven.
Vanwege deze nieuwe rechtsfiguren is het noodzakelijk om de notitie voor het toepassen van de afwijkingsmogelijkheden van bestemmingsplannen aan te passen aan de nieuwe wettelijke situatie. Hierbij is eveneens aandacht besteed aan de overgang van de oude naar de nieuwe wetgeving.
Naast het doorvoeren van enkele redactionele aanpassingen is ook aansluiting gezocht bij de terminologie van de Algemene wet bestuursrecht. Om die reden is er voor gekozen om in de citeertitel de term ‘notitie’ te vervangen door ‘beleidsregels’. Het doel van zowel het vrijstellingenbeleid voor artikel 19 WRO als het beleid voor de Wro is immers om aan te geven welke beleidsregels gelden bij het toepassen van de bevoegdheid van de gemeente om af te wijken van geldende bestemmingsplannen.
De meest recente versie van de welstandsnota is op 13 maart 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. Onder meer zijn gebiedsgerichte welstandscriteria aangegeven. Heel Zaanstad is onderverdeeld in verschillende gebieden die afzonderlijk ruimtelijk (functioneel) geanalyseerd, getypeerd en beschreven zijn. Daarbij zijn vervolgens criteria aangegeven die bij het welstandstoezicht van belang zijn. In de welstandsnota worden ook criteria voor specifieke bouwwerken genoemd zoals Zaanse huizen, houten pakhuizen en loodsen, stenen pakhuizen en fabrieken.
Aanvragen van bouwvergunningen zullen door de welstandscommissie worden beoordeeld op grond van de criteria zoals deze verwoord staan in de nota. Een doel van de nota is ook om tot een eenduidig en samenhangend toetsingskader en beleid te komen, maar ook om als inspiratiebron te dienen voor degenen die (bouw)plannen maken.
De recente actualisatie van de welstandsnota betreft onder andere uitgebreidere criteria voor enkele specifieke gebieden en criteria voor specifieke Zaanse objecten zoals molens, kapbergen en stolpboerderijen.
Zaans Blauw, Waterplan Zaanstad is in februari 2006 tot stand gekomen in samenwerking met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Zaans Blauw heeft oa als doelstelling om te komen tot een goed, beheersbaar en aantrekkelijk watersysteem van voldoende kwaliteit dat op de gewenste gebruiksfunctie is afgestemd. Het waterplan omvat een Uitvoeringsprogramma met projecten om:
In het kader van het Uitvoeringsprogramma Zaans Blauw werken Zaanstad en HHNK momenteel samen aan de Waterbank Zaans Blauw, dat het binnen strikte randvoorwaarden mogelijk maakt om waterberging buiten het ruimtelijk plangebied te realiseren.
In de woonschepennota 2010 wordt aandacht besteed aan alle beleidsaspecten (met uitzondering van financiën en belastinge) die verband houden met het wonen op het water in woonschepen. In de nota worden de beleidskeuzes benoemd en nader uitgewerkt die bij deze vorm van wonen op het water van belang zijn, zoals ligplaatsen ìnnemen, ruimtelijke inpassing en veiligheid, aanzicht van de gemeente, bouwvoorschriften en vergunninguitgifte. Hierbij ligt de focus op het huidige woonschepenbestand en bestaande ligplaatslocaties binnen de gemeente Zaanstad. De nota zet niet in op nieuwe initiatieven voor nieuwe ligplaatsen. Volstaan wordt met de mogelijkheid van verdichten van bestaande locaties of binnen bestaande locaties het aantal ligplaatsen uit te breiden om knelpunten op te lossen.
In het plangebied worden twee eilanden gecreërd, van elkaar gescheiden door water. Gezien bovengenoemd beleid worden hier geen woonschepenligplaatsen mogelijk gemaakt.
In februari 2010 is de Parkeernota Zaanstad 2009 vastgesteld in de gemeenteraad. De parkeernota is in twee delen gesplitst. De belangrijkste punten uit het eerste deel van de parkeernota;
Op 12 februari 2009 heeft de gemeenteraad met een overgrote meerderheid het ZVVP vastgesteld. Het ZVVP is een integraal beleidsplan op het gebied van verkeer en vervoer. In het ZVVP staan de uitgangspunten de het bestuur hanteert om behalve oplossing van verkeersvraagstukken, ook oplossingen voor een schoner milieu dichterbij te brengen.
Op grond van afspraken uit het convenant Duurzaam Veilig, gesloten tussen Rijk, Provincie en de Vereniging Nederlandse Gemeenten, is het Verkeersplan Zaanstad tot stand gekomen. Het verkeersplan is op 25 november 1999 door de gemeenteraad vastgesteld. Het belangrijkste onderdeel van dit plan is de wegcategorisering van de binnen de gemeente gelegen wegen. Doel van het categorisering van wegen is te komen tot voor de weggebruiker herkenbaar wegtypes en het daarbij behorende gedrag.
De hoogste categorie is de stroomweg. Deze weg is gericht op het snel laten doorstromen van het verkeer. De laagste categorie wordt gevormd door de erftoegangswegen. Dit zijn hoofdzakelijk wegen in woongebieden. De weg wordt gebruikt door auto's en fietsers. Het verkeer moet echter ook rekening houden met spelende kinderen en overstekende voetgangers. Van de weggebruiker wordt een lage snelheid verwacht. De inrichting van de weg moet dit duidelijk maken, bijvoorbeeld door het aanbrengen van drempels of versmallingen. De tussenliggende categorie is de gebiedsontsluitingsweg. Deze vormen een schakel tussen de stroomwegen en de erftoegangswegen. Vaak vormen zij ook een verbinding tussen verschillende delen van de stad. De wegen dienen grotere stromen verkeer af te wikkelen. Doorstroming is belangrijk; de snelheid ligt echter duidelijk lager dan op stroomwegen.
In 2003 is de wegcategorisering geactualiseerd op basis van ervaringen en nieuwe ontwikkelingen die zich op landelijk niveau hebben voorgedaan. De hieruit resulterende wegcategoriseringskaart met bijbehorende inrichtingseisen is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 februari 2004.
Op 29 november 2007 heeft de gemeenteraad de fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad' vastgesteld. Met de fietsnota en de uitvoering ervan wil de gemeente het fietsgebruik in Zaanstad bevorderen. In 2015 moet 35% van het aantal verplaatsingen met de fiets plaatsvinden. Dit onder andere ter verbetering van het milieu en ter verlichting van de autodruk in de verblijfsgebieden. Ook moet de (verkeers)veiligheid van en voor de fietser versterkt worden.
Zaanstad doet al veel dingen op het gebied van de fiets in Zaanstad. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg van het Westerwindpad en zeer recentelijk nog het realiseren van een OV-fiets uitgiftepunt op station Krommenie-Assendelft. Er moet echter meer gebeuren. Vandaar dat er een fietsnota is opgesteld met een Actie Plan Fiets dat concrete maatregelen omvat. Enkele maatregelen zijn bijvoorbeeld de aanleg van (ontbrekende) fietspaden, verbetering van wegbewijzering, verbetering van het fietsparkeren en diefstalpreventie.
De fietsnota Zaanstad is tot stand gekomen met raadpleging van diverse belangengroepen, zoals de Fietsersbond, Veilig Verkeer Nederland, de Ondernemerskring Zaanstreek en de wijkoverlegorganen.
De nota is de basis voor de ervenregeling in de bestemmingsplannen van de gemeente Zaanstad en het koepelbestemmingsplan voor (erf)bebouwing.
Deze nota geeft aan hoe om te gaan met de erven die bij grondgebonden woningen behoren, zowel binnen als buiten de bebouwde kom.
De nota omschrijft de diverse begrippen zoals het bouwperceel, de woning, het erf het bijgebouw, de aanbouw, de voorgevel en de achtergevel.
Vanuit de begrippen zijn een aantal beleidsregels opgesteld. Deze regels geven de bebouwingsmogelijkheden van het erf aan. Deze regels zijn progressief en gemaximaliseerd. Naarmate een erf groter is mag er meer bebouwing aan het erf worden toegevoegd. Per type, grootte is er een maximum aan het aantal vierkante meters dat er mag worden bebouwd. De goothoogte van de regeling sluit aan bij de regels voor het vergunningsvrije bouwen. De hoogte van de erfbebouwing is gerelateerd aan de hoogte van het hoofdgebouw. De nota houdt rekening met de doorzichten die bij bebouwing in het lint behoort. Bijgebouwen zijn slechts aan één zijde van en of achter het hoofdgebouw toegestaan. Hierdoor blijven doorzichten gehandhaafd en blijven vrijstaande woningen ook als vrijstaande woningen gehandhaafd. Een regeling voor erkers is ook meegenomen. In deze regeling is ook een welstandelijk aspect meegenomen.
De nota maakt door middel van pictogrammen duidelijk wat er ruimtelijk wordt bedoeld. Hiermee sluit de nota aan op de folders van het Rijk die uitleg geven op de mogelijkheden van het vergunningvrij bouwen.
Vastgesteld door de raad van de gemeente Zaanstad in de vergadering van 24 maart 2005. De gemeente kiest voor een sturend grondbeleid. Sturend grondbeleid wordt gedefinieerd als:
De gemeente stelt zich op als een actor in het maatschappelijk krachtenveld en vervult daarbij een initiërende en regisserende rol. Daarbij onderhandelt zij en werkt zij samen met belanghebbenden (grondeigenaren, ontwikkelaars/bouwers, corporaties) op voet van gelijkheid. Daar waar de gemeente grondpositie heeft of kan verkrijgen zal de gemeente deze inzetten voor het realiseren van haar initiërende en regisserende rol.
Onder het doel van het Zaanse grondbeleid wordt verstaan het geven van sturing aan de ruimtelijke ontwikkeling van de stad door het handhaven van het bestaande grondgebruik (en opstallen) dan wel het (tijdig) realiseren van gewenste veranderingen daarin, zodanig dat dit past in de doelstellingen die de gemeente geformuleerd heeft in het kader van het ruimtelijk beleid.
Deels vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in de vergadering van 30 mei 2006. Deels vastgesteld door de raad van de gemeente Zaanstad in de vergadering van 21 september 2006.
De herijking van het grondbeleid van de gemeente Zaanstad heeft geleid tot het in 2005 vast stellen van de Nota Sturend Grondbeleid. Op een aantal punten diende de Nota Sturend Grondbeleid door ons college nader te worden uitgewerkt. Deze uitwerking vindt plaats in de Uitvoeringsnota Sturend Grondbeleid 2006.
In het onderhandelingsakkoord heeft het College richting gegeven aan het opstellen van een nieuw kader voor de sociale grondprijzen en het erfpachtbeleid. In de Uitvoeringsnota Sturend Grondbeleid 2006 wordt hier een eerste aanzet toe gegeven.
Op 28 oktober 2008 is de Nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden.
De definitie van een kleine windturbine wordt behandeld in paragraaf 2.3 van de voorgenoemde nota. Voor windturbines die op het maaiveld worden geplaatst geldt dat een turbine klein is als de totale tiphoogte van mast en rotor samen niet hoger is dan 15 meter. Voor kleine windturbines op gebouwen geldt dat de meest ideale masthoogte tussen de drie en vijf meter ligt. Als maximum geldt hier een totale hoogte van 7,5 meter. De wijze waarop de definitie van kleine windturbines past binnen overig Zaans beleid met betrekking tot hoge objecten wordt beschreven in paragraaf 2.4. De conclusie is dat bestaand beleid met betrekking tot hoge objecten niet van toepassing is voor kleine windturbines.
In hoofdstuk 5 is de ruimtelijke afweging m.b.t. locatiekeuze voor kleine windturbines behandeld. Een nieuw bouwwerk wordt zowel op zichzelf als in samenhang met de omgeving beoordeeld. Dit geldt ook voor het toepassen van kleine windturbines. In paragraaf 5.2 wordt het bestaande (ruimtelijk relevante) beleid behandeld. Met betrekking tot kleine windturbines is dit de welstandsnota (§ 5.2.1) en de structuurschets 'Dansen op het veen' (§ 5.2.2).
In de nota kleine windturbines worden de uitgangspunten voor plaatsing van kleine windturbines per gebiedstype uiteengezet. Voor deze gebiedsgerichte uitgangspunten wordt verwezen naar paragraaf 5.4 van de nota. Verder zijn in paragraaf 5.3 enkele algemene uitgangspunten geformuleerd, die voor alle gebieden gelden.