Plan: | C100 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3771BP-0402 |
De Zaanstreek was een veenmoeras dat tussen 1000 en 1300 werd ontgonnen. Door het graven van sloten en deze te laten afwateren op veenstromen, waarvan de Zaan de belangrijkste was, kon men het gebied droog en bewoonbaar maken. Belangrijke delen van dit door sloten doorsneden middeleeuwse veenlandschap zijn bewaard gebleven in het Westzijderveld. De oudste bewoning in de directe omgeving van de Dam en rond de Zuiderkerk dateert uit de Middeleeuwen. Aardewerk uit de 13e en 14e eeuw is aangetroffen tijdens de bouw van het Zaantheater. De eerste Zaandammers waren boeren, vissers en schippers. De bewoning zal in deze tijd niet bijzonder dicht zijn geweest en heeft waarschijnlijk bestaan uit langs de dijken liggende boerderijen en huisjes. Misschien waren de eerste bewoners van Zaandam wel afkomstig uit Oud-Zaanden. Dit dorpje, dat in de buurt van het Hembrugterrein gelegen moet hebben, is de voorloper van het huidige Zaandam en werd in de dertiende eeuw vanwege wateroverlast verlaten.
In de loop van de 14e tot 16e eeuw groeide de bevolking zodat rond 1550 de Oostzijde, de Westzijde en de Dam dichtgebouwd waren. Op de plek waar nu de Oostzijderkerk staat, werd al in de veertiende of vijftiende eeuw een kerk opgericht.
Na de aftocht van de Spaanse troepen uit de Zaanstreek (1574) brak een periode van ongekende bloei aan. Dit was vooral te danken aan de molenindustrie, de scheepsbouw en de handel. Langs de Zaan, zowel voor als achter de Dam, werden scheepswerven aangelegd waardoor Zaandam uitgroeide tot het belangrijkste scheepsbouwcentrum van Europa. Tussen de huizen langs de Zaan en in het veld stonden pakhuizen. Ook bouwde men honderden molens waarbij vooral de houtzaagmolens en later de pelmolens overheersten. De Zaanstreek groeide in deze periode uit tot het eerste industriegebied van Europa.Toen langs de Zaan geen plaats meer was voor woningen, bouwde men huizen langs de paden die vanaf de Westzijde en Oostzijde het veld in liepen naar de molens. Zo ontstond de kenmerkende kamstructuur, die in het westelijk deel van oud-Zaandam nog bewaard is gebleven. In deze periode ontstond de typisch Zaanse bouwstijl: huizen van hout, zwart geteerd of groen of geel geverfd en versierd met uitgesneden, wit geverfde ornamenten. Het hele gebied werd doorsneden door sloten en vaarten, die niet alleen belangrijk waren voor de afwatering maar ook dienden als verkeersaders. De landwegen stelden niet veel voor. Na 1750 stabiliseerde het aantal inwoners en tot 1870 veranderde er weinig, behalve dan dat Napoleon in 1811 de dorpen Oostzaandam en Westzaandam samenvoegde tot de stad Zaandam.
Na een periode van ernstige stagnatie tussen1790 en 1850 bloeide in de tweede helft van de 19e eeuw Zaandam weer op. Langs de Zaan verrezen indrukwekkende fabriekspanden. Aan de Oost- en Westzijde maakten de houten huizen plaats voor stenen villa’s. Vooral de Westzijde werd een straat waar rijke mensen woonden en kreeg dan ook de bijnaam ‘Fluwelen Westzijde’. Langs de paden bleven houten huizen, schuren en boerderijen staan. Toch werden in de 20e eeuw ook hier veel houten panden vervangen door stenen. Tussen de paden werden nieuwe straten aangelegd. Veel sloten werden gedempt en Zaandam begon steeds meer op een doorsnee Nederlandse stad te lijken. Na de Tweede Wereldoorlog herstructureerde men het centrum van Zaandam op drastische wijze waarbij grootschalige doorbraken, aanleg van wegen en het bouwen van grote, vierkante winkelgebouwen de boventoon voerde. Veel karakteristieke houten en stenen huizen sneuvelden hierbij. In de jaren ’90 van de twintigste eeuw kwamen veel fabrieken leeg te staan en werden gesloopt. Op de vrijgekomen plaatsen bouwde men appartementen en woningen, waarbij de ontwerpen soms waren gebaseerd op de oude fabrieksarchitectuur.