3.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in lid 1 omschreven bestemming ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening uit en met inachtneming van de volgende regels:
a. het plangebied wordt uitgewerkt in de vorm van twee eilanden, met daartussen een watergang in oost-westelijke richting van 6 meter breed;
b. het bebouwingspercentage op het noordelijke eiland mag niet meer bedragen dan 38%;
-
c. het bebouwingspercentage op het zuidelijke eiland mag niet meer bedragen dan 32%;
-
d. het maximale aantal te bouwen woningen mag niet meer dan 64 bedragen;
-
e. er mogen maximaal 5 woningen zonder onderlinge verspringing aaneen in een rij worden gebouwd;
-
f. de (bouw)hoogte van de vrijstaande woningen op de westkop van de eilanden mag niet meer bedragen dan 10 meter en van de overige woningen niet meer dan 12 meter;
-
g. de woningen dienen van een kap te worden voorzien;
-
h. de nokrichting van de niet-vrijstaande woningen staat haaks op de aanliggende straat (noord-zuid);
-
i. de nokrichting van de vrijstaande woningen staat evenwijdig aan de aanliggende straat (oost-west);
-
j. de achtertuinen van de woningen dienen aan het water te grenzen en hebben een diepte van minimaal 4,5 meter;
-
k. als parkeernorm gelden de normen zoals neergelegd in de Bouwverordening;
-
l. het aantal woningen dient te passen in de gemeentelijke woningbouwprogrammering;
-
m. van het aantal te bouwen woningen dient ten minste 30% in de sociale sector te worden gebouwd als bedoeld in artikel 1.70;
-
n. bij omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in sub m. in die zin dat het percentage naar beneden wordt bijgesteld, indien sociale woningbouw op andere wijze is zeker gesteld;
-
o. de ontsluiting voor autoverkeer vindt plaats via de Cypressehout;
-
p. op beide eilanden dient een ontsluiting zoals genoemd in sub o. te worden aangelegd;
-
q. de auto-ontsluitingen zoals genoemd in sub o. dienen binnen een marge van 12,5 m links en rechts van het midden van elk van de eilanden te worden aangelegd;
-
r. op beide eilanden dient binnen een marge van 30 meter links en rechts van het midden van elk eiland een ontsluiting voor langzaam verkeer in noord-zuid richting te worden aangelegd;
-
s. tussen de twee eilanden wordt in het verlengde van de ontsluiting zoals genoemd in sub r. een langzaamverkeersverbinding gerealiseerd in de vorm van een brug;
-
t. tussen een van de eilanden genoemd en de groene Belt wordt in het verlengde van de ontsluiting zoals genoemd in sub r. een langzaamverkeersverbinding gerealiseerd in de vorm van een brug;
-
u. tussen een van de eilanden en de Mandelastraat óf met het Westerwindpad wordt in het verlengde van de ontsluiting zoals genoemd in sub r. een langzaamverkeersverbinding gerealiseerd in de vorm van een brug;
-
v. op ieder van de twee eilanden wordt op de westkop een openbare speelplaats gerealiseerd met een gezamenlijke minimale oppervlakte van 425 m2 terwijl een van de speelplaatsen minimaal een oppervlakte heeft van 100m2;
-
w. in het uitwerkingsplan dient rekening gehouden te worden met een keerlus voor vuilnisauto's;
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijking voorlopig bouwverbod
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.3.1 indien het bouwplan past in een vastgesteld maar nog niet in werking getreden uitwerkingsplan dan wel in een terinzage gelegd ontwerp-uitwerkingsplan.
3.4.2 Afwijkingsregels
In het in 3.3.1. bedoelde uitwerkingsplan kunnen, binnen de grenzen van de bestemmings- en uitwerkingsregels, afwijkingsregels worden opgenomen ten aanzien van in het plan opgenomen bouwregels en specifieke gebruiksregels en kan een nadere-eisenregeling worden opgenomen.
3.5 Aanlegvergunning
3.5.1 Algemeen
Het is, zolang het plan nog niet is uitgewerkt en het uitwerkingsplan nog niet in werking is getreden, verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het ophogen van de bodem;
-
b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
-
e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
-
f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
-
g. het aanleggen van bos of boomgaard;
-
h. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
3.5.2 Uitzondering
Het in lid 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op projecten met een oppervlakte kleiner dan 1000 m² en werken en werkzaamheden welke:
-
a. het normale onderhoud betreffen;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare, nutsvoorzieningen;