direct naar inhoud van 8.2 Bestemmingsregeling
Plan: Krommenie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3763BP-0301

8.2 Bestemmingsregeling

8.2.1 Inleiding

In hoofdstuk van de regels worden de bestemmingen geregeld. De artikelen geven de toegelaten functies en de bijbehorende bouw- en gebruiksmogelijkheden weer.

De planregels zijn aangevuld met omschrijvingen van de in de regels gebruikte begrippen en een regeling voor de wijze van meten (zie hoofdstuk van de regels).

De algemene regels, waaronder ontheffings- en procedureregels, zijn terug te vinden in hoofdstuk van de bij het plan behorende regels.

Hoofdstuk 4 bevat tenslotte de overgangs- en slotbepalingen.

In algemene zin kan worden opgemerkt dat op de verbeelding om reden van kenbaarheid ook de monumenten zijn aangeduid. De planregels bevatten echter geen specifieke regels voor de monumenten in het plangebied. De bescherming van de desbetreffende gebouwen is afdoende verzekerd via de Monumentenwet (artikel 11) en de monumentenverordeningen van de provincie en de gemeente (resp. artikel 6 en artikel 9).

De in het plangebied voorkomende bestemmingen worden in onderstaande tekst afzonderlijk toegelicht.

8.2.2 Plansystematiek

Het bestemmingsplan is grotendeels gericht op het behoud van de bestaande situatie. Dit betekent dat het de bestaande functies nauwkeurig vastlegt. Daarnaast bevat het bestemmingsplan waar mogelijk flexibiliteit en globaliteit. Globaliteit heeft met name betrekking op de verbeelding en houdt in dat op de daarvoor bestemde gronden meerdere mogelijkheden bestaan ten aanzien van het gebruik. Flexibiliteit is gericht op de regels en houdt in dat de globale bestemmingen waar mogelijk zijn verruimd qua bouw- en gebruiksregels. Ook zijn er mogelijkheden opgenomen dat het gemeentebestuur door middel van het verlenen van ontheffingen kan afwijken van bestemmingsplan.

8.2.3 Regels algemeen

De regels zijn gegroepeerd in drie hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels
  • 2. Bestemmingsregels
  • a. Hoofdgroepen van bestemmingen
  • b. Hoofdgroepen van dubbelbestemmingen
  • c. Functieaanduidingen
  • d. Bouwaanduidingen
  • 3. Algemene regels

Waar nodig is op enkele artikelen een nadere toelichting opgenomen.

8.2.3.1 Inleidende regels


In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die worden gebruikt in het bestemmingsplan.


Bij het toepassen van de regels wordt op de in artikel geregelde wijze gemeten.

8.2.3.2 Bestemmingsregels

a. Hoofdgroepen van bestemmingen

De in het plangebied voorkomende hoofdgroepen bestemmingen, al dan niet met bijbehorende (hoofd)functies/gebruiksdoelen (in alfabetische volgorde) en gebruiken van de gronden, zijn:

Bedrijf (B)
Deze bestemming is toegekend aan de in het plangebied aanwezige bedrijven. Bedrijfsfuncties zijn ingedeeld in categorieën van licht naar zwaar. Daarvan is een lijst opgesteld, de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging. In de regels en op de verbeelding wordt aangegeven welke bedrijfscategorieën algemeen toelaatbaar zijn op de diverse locaties in het plangebied. Indien de aanwezigheid van een bedrijf op de betreffende locatie een knelpunt oplevert, krijgt het bedrijf een zogenmaamde functieaanduiding (maatbestemming). Dat wil zeggen dat, wanneer het bestaande bedrijf ophoudt te bestaan, alleen een soortgelijk bedrijf of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid op die plek kan worden toegelaten.

Binnen de bestemmingsomschrijving valt ook een kantoorruimte ten behoeve van de bedrijfsvoering en bijvoorbeeld een bedrijfskantine. Beide moeten ondergeschikt, gerelateerd en ten dienste van de hoofdbestemming te zijn.

Bedrijventerrein (BT)

Voor het binnenstedelijke bedrijventerreinen Krommenie Oost en Noordervaartdijk is gekozen voor de bestemming Bedrijventerrein. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bedrijven toegestaan, zoals geregeld in de . Rekening houdend met de aangrenzende woonbebouwing en de toekomstige ontwikkeling van het bedrijventerrein, zijn slechts bedrijven behorend tot de categorieën 1 en 2 algemeen toelaatbaar. Bedrijven die vallen in een hogere categorie zijn voorzien van een "maatbestemming". Eenzelfde soort bedrijf mag dan op die plek nog terugkomen, maar geen andere soorten bedrijven uit een hogere categorie. Burgemeester en wethouders kunnen desgewenst bedrijven aan de toevoegen en opgenomen bedrijven en bedrijfsoorten indelen bij een andere categorie.
Net als bij de bestemming bedrijven, zijn ook hier ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de bedrijfsvoering toegestaan.

Gemengd (GD)
Deze bestemming voorziet in diverse functies, die qua ruimtelijke impact vergelijkbaar zijn. Het gaat hier om functies als bedrijfsactiviteiten, meestal behorend tot categorie A en/of B van de staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging , maatschappelijke voorzieningen c.q. dienstverlening, cultuur & ontspanning en detailhandel.
Wanneer het bestaande bedrijf ophoudt te bestaan, wordt alleen een soortgelijk bedrijf of een bedrijf dat past binnen de algemeen toelaatbaarheid op die plek toegelaten. Het gaat binnen deze bestemming om een bakkerij, bouwgerelateerde bedrijven en een foto-ontwikkelcentrale. Cafés zijn binnen deze hoofdgroep aangeduid met de functieaanduidingen 'horeca'

Om het toerisme en verblijf in de Zaanstreek te stimuleren en de toeristische ambitie mede in te vullen is het mogelijk om de functie wonen te combineren met een bed en breakfast. Ruimtelijk functioneel is het denkbaar dat in een gebied met gemengde bestemming ruimere mogelijkheden voor een bed en breakfast op te nemen dan in een woonbestemming. Voorwaarden zijn dat:

  • 1. B&B is alleen in combinatie met de functie wonen mogelijk. 'Wonen' blijft de primaire functie. B.v. bij een pand van twee lagen met een bedrijf op de begane grond en een woning op de eerste verdieping is een b&b niet wenselijk. Dit zou een te grote opeenstapeling van functies in één pand zijn en een te grote verkeersaantrekkende werking hebben;

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3763BP-0301_0011.jpg"

  • 2. De bed & breakfast functie beslaat niet meer dan 50% van het bvo (in m²) van het hoofdgebouw tot een maximum van het bvo (in m²) van 1 bouwlaag van het hoofdgebouw. Bij een hoger percentage wordt de logiesfunctie te dominant en is er meer sprake van een horeca-functie. Dit is ongewenst, aangezien b&b bedoeld is als toevoeging aan de functie wonen;
  • 3. De b&b hoeft niet noodzakelijkerwijs op de begane grond plaats te vinden met het wonen erboven, omdat de plattegrond van een pand zich doorgaans beter leent voor kamerverhuur op de verdieping. Ook mag de b&b ondergebracht worden in een aangebouwd, bijbehorend bouwwerk;
  • 4. De toename in parkeerdruk is per gebied bepalend voor de omvang van de te realiseren b&b. Niet elk gebied heeft evenveel capaciteit;
  • 5. Het is ongewenst eigen kookvoorzieningen toe te voegen aan de kamers, omdat dit zelfstandig gebruik van de kamers in de hand werkt.

Groen (G)
Groen dat een min of meer structureel karakter heeft moet gehandhaafd blijven. Het gaat dan om groen dat fungeert als groene buffer of afscheiding tussen wegen, functies of wijken en groen dat van belang is voor de groene (be)leefbaarheid van een gebied. In het bestemmingsplan krijgen deze gronden de bestemming 'Groen (G)'. Het overige groen in de wijk, zoals bermen, krijgt de bestemming 'Verkeer (V)' of 'Verkeer - Verblijfsgebied (V-VG)'.

Kantoor (K)

Binnen de bestemming Kantoor worden bedrijfsmatig diensten verleend waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

Maatschappelijk (M)
Binnen dit artikel zijn diverse vormen van maatschappelijk gebruik ondergebracht zoals onderwijs (scholen), kinderopvang, peuterspeelzaal, een gymzaal en buurthuizen.

Recreatie (R)
Dit artikel maakt voorzieningen mogelijk voor diverse vormen van recreatie. Voorzieningen voor hobby- en gezelschapsdieren zijn aangeduid met de functieaanduiding 'recreatie' (r) en voorzieningen ten behoeve van volkstuinen worden aangeduid met 'volkstuinen' (vt).

Tuin (T)
Binnen de bestemming zijn tuinenmogelijk, wonen (voor zover dit plaatsvindt binnen de bijbehorende bouwwerken in de vorm van een erker en voor zover gebouwd aan en ten behoeve van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden met de bestemming wonen, en overige voorziening voor de bestemming. Het deel van het erf gelegen voor de voorgevelrooilijn is bestemd als Tuin. Binnen deze bestemming mag geen bebouwing worden opgericht, erkers vormen een uitzondering. De keuze is gemaakt om op de verbeelding de grens van de bestemming Tuin overwegend drie meter terug te leggen vanuit de voorgevel. Dit in aansluiting op de gemeentelijke Nota Woonbebouwing Zaanstad 2012. Op een enkele locatie kan het voorkomen dat de tuinbestemming minder ver terug ligt, bijvoorbeeld 1 meter. Dit is gedaan met de specifieke situatie en omstandigheden in ogenschouw genomen.

Verkeer (V)
Binnen deze bestemming is de functie voor het afwikkelen van verkeer het belangrijkst. De wegen die als belangrijkste functie het afwikkelen van verkeer hebben zijn: de stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen.
Daarnaast zijn ook voet- en fietspaden, bermen, parkeer- en groenvoorzieningen, water- en oevervoorzieningen, onder- en bovengrondse inzamelplaatsen voor afval, geleiding, beveiliging en regeling voor verkeer, een brug, een tunnel en straatmeubilair mede inbegrepen.

Verkeer-Verblijfsdoeleinden (V-VB)
Bij 'Verkeer-Verblijfsgebied' gaat het om wegen en gebieden met verblijfsfunctie en buurtontsluitingswegen. Ook parkeerplaatsen, bruggen en groenvoorzieningen worden met dit artikel mogelijk gemaakt. De verschillende functies zijn uitwisselbaar: daar waar nu parkeerplaatsen zijn, kan groen gerealiseerd worden, een woonstraat kan verbreed worden en daarmee groen laten verdwijnen en vice versa. Een zeer flexibele regeling dus zodat bij een reconstructie van een gebied of het nieuw aanleggen van parkeerplaatsen niet telkens een ontheffings- of wijzigingsprocedure gevolgd hoeft te worden.

Water (WA)
Het water in het plangebied, waaronder de Nauernaschevaart, heeft de bestemming 'Water' gekregen. Deze bestemming voorziet eveneens in voorzieningen voor het afmeren van schepen op de daarvoor door burgemeester en wethouders aangewezen locaties.

Water-Woonschepenligplaats(WA-WL)
De gronden bestemd voor Water-Woonschepenligplaats zijn bestemd voor zowel woonboten als woonarken. In het artikel zijn regels gegeven voor de lengte, hoogte en breedte van de woonboten. Ter plaatse van de aanduiding 'woonboten' (svw-wob) zijn uitsluitend woonboten toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie'(vr) is het toegestaan het woonschip te gebruiken ten behoeve van jachthavengerelateerde voorzieningen, zoals bijvoorbeeld sanitair voor de recreanten.

Wonen (W)
Belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan is de beschrijving en regulering van de woonbebouwing. Alle woonvormen en woningtypes zijn ondergebracht in één woonbestemming.

Er zijn een aantal ruimtelijke redenen voor beperking van de bouwmogelijkheden. In de eerste plaats kan de beeldkwaliteit geschaad worden. Dat geldt vooral voor allerlei bouwsels aan de straatzijde in de voortuin die beeldverstorend werken. Bebouwing in de achtertuin/erf, voor zover zichtbaar vanaf de straat, heeft geen invloed op de beeldkwaliteit. Een tweede aspect is leefbaarheid en het belang van de openbare ruimte. Totaal volgebouwde bouwvlakken verliezen aan ruimtelijke kwaliteit en geven een verarming van het ruimtelijk aanzicht in de buurt. Gedeeltelijk onbebouwde tuinen en erven hebben daarop een positief effect.

Vergroten / verplaatsen hoofdbebouwing binnen de bestemming wonen

Met name oudere woningen (in historische linten en vooroorlogse woonwijken) voldoen qua omvang niet altijd meer aan de woonwensen van deze tijd. Het verplaatsen van een bouwvlak en het vergroten van een woning aan de voorzijde of zijkant is altijd maatwerk, ook omdat gelijktijdig een sloopverplichting moet worden vastgelegd voor de bebouwing op de oude locatie. Daarom is deze mogelijkheid niet bij recht opgenomen in het bestemmingsplan.

Een overschrijding van de achterwaartse gevelbegrenzing van vrijstaande woningen is in stedenbouwkundig opzicht in het algemeen minder ingrijpend omdat het bebouwingsbeeld vanaf het openbaar gebied weinig verandert. Bij het opstellen van de verbeelding is voor vrijstaande woningen die bestaan uit één bouwlaag (begane grond) met daarop eventueel een kap al beoordeeld in welke gevallen een achterwaartse overschrijding mogelijk is. In gevallen waarbij een individuele woning bestaat uit een onderlaag met dwarskap én het erf achter de achtergevel ten minste 10 meter diep is, wordt een grondvlak van 10 meter +10% van de diepte van het erf achter de achtergevel tot een maximum van 12 meter toegekend. Een dergelijk grondvlak biedt de mogelijkheden voor een zeer ruime woning. Uit een gemeentelijke studie naar uitbreiding van hoofdmassa blijkt dat omwonenden in deze gevallen geen onevenredige schaduwhinder ondervinden. Voorwaarde is wel dat ook de belendende percelen achter de achtergevel een erf van ten minste 10 meter hebben. In alle andere gevallen is maatwerk noodzakelijk.
In alle andere gevallen is maatwerk noodzakelijk. Het gaat dan om bijvoorbeeld woningen van twee lagen met kap, met het bouwvlak/nokrichting parallel aan het openbaar gebied en woningen in een bijzondere bouwvorm. Vooral voor de vrijstaande woningen is het aannemelijk dat dit niet altijd een beperking voor belendende percelen betekent. Daarom is voor deze categorie in de regels een algemene ontheffingsbevoegdheid opgenomen. Daarbij zijn voorwaarden gesteld om vooraf te kunnen toetsen of de uitbreiding ruimtelijk wenselijk is. Het moet passen in het bebouwingsbeeld en bij de gebouwtypologie. Daarnaast moet er geen overlast ontstaan vanwege schaduwwerking. Zaanstad baseert de bezonningseisen op de lichte TNO-norm (2 i.p.v. 3 bezonningsuren/ dag). De gemeente hanteert de eis van ten minste 2 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode 19 februari tot 21 oktober ter plaatse van het midden van de vensterbank aan de binnenkant van het raam, uitgaande van een zonshoogte van meer dan 10º. Daarbij wordt ook gekeken naar de bezonning van buitenruimten met een recreatief karakter. Om bij de beoordeling van een bouwplan inzicht te krijgen in de toekomstige bezonningssituatie, wordt de schaduwwerking op maatgevende dagen gehanteerd. Te weten:

- 21 juni: de dag dat de zon het hoogst staat;

- 21 maart of 23 september: de dag dat de zon op 'half' staat (tussen de hoogste en laagste

stand in.)

Als opname tijdstippen wordt achtereenvolgens gehanteerd: 8.00, 10.00, 12.00, 14.00, 16.00, 18.00 en 20.00 uur.

Bijbehorende bouwwerken in de bestemmingen 'Wonen', 'Gemengd' en 'Centrum'
De Wabo maakt geen onderscheid in aanbouwen/uitbouwen en bijgebouwen zoals in regelgeving van eerdere datum. Binnen de bestemmingsregels is op de invoering van de Wabo geanticipeerd door onder bouwregels het kopje 'bijbehorende bouwwerken' te hanteren in plaats van 'aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen'.

Oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Het oppervlakte aan erfbebouwing is afhankelijk van de grootte van de kavel zodat een zekere mate van openheid op een erf behouden blijft. Hoe groter de kavel hoe meer vierkante meters is toegestaan.

Bij kleine en middelgrote erven mag de gezamenlijke bebouwde oppervlakte niet meer bedragen dan 75 m² van het gedeelte van het erf met de bestemming Wonen, met een maximum van 50% van het erf met de bestemming wonen. Het deel dat binnen het bouwvlak ten behoeve van het hoofdgebouw bebouwd mag worden, wordt hierbij niet bijgerekend. Op grote erven (dit zijn erven waarvan de oppervlakte van het genoemde erf exclusief het bouwvlak voor de hoofdbebouwing meer is dan 300m²) mag de gezamenlijke bebouwde oppervlakte van het bouwperceel maximaal 100m² beslaan.

Binnen deze maat kan goed tegemoet worden gekomen aan gangbare woonwensen ten aanzien van een berging en garage bij een woning. In principe staat deze maat de bouw van een dubbele garage toe (tweemaal 3,5 bij 7 meter), waarnaast nog ruimte overblijft om bijvoorbeeld een schuur of kleine aanbouw te realiseren.

Positionering bijbehorende bouwwerken

Om het individuele karakter van hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk te benadrukken en

de ondergeschiktheid van het bijbehorende bouwwerk, is het wenselijk om zowel het aangebouwde als het vrijstaande bijbehorende bouwwerk op enige afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen. Hoofdgebouwen staan voor op de kavel, bijgebouwen op de tweede rang. Bijbehorende bouwwerken liggen daarom ten minste 3 meter terug (ongeveer gelijk aan een verdiepingshoogte) ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Bijbehorende bouwwerken op erven die aan openbaar toegankelijk gebied grenzen kunnen

grote invloed hebben op de begrenzing van de openbare ruimte. Dit geldt hoofdzakelijk voor

zij-aanbouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken die voorbij de zijgevel van het hoofdvolume worden geplaatst. Op locaties waar deze bijgebouwen het straatbeeld te veel bepalen zijn deze uitgesloten. Bij het opstellen van de verbeelding is rekening gehouden met bovenstaande uitgangspunten.

Maatvoering van de bijbehorende bouwwerken

Omdat bijbehorende bouwwerken ondergeschikt zijn aan de hoofdbebouwing, is ook de hoogte en breedte van de bebouwing beperkt. De maximale breedte van een naast de woning gelegen bijbehorend bouwwerk is 60% van de breedte van de woning met een maximum van 5 meter.

Het is daarnaast gewenst dat de bouwmassa en vormgeving van de bijbehorende bouwwerken tot op zekere hoogte is afgeleid van het hoofdgebouw. De goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw + 30 centimeter. Indien het bijbehorende bouwwerk wordt voorzien van een kap, dan geldt dat de dakhelling gelijk aan of kleiner dan die van de woning moet zijn. Dus als het hoofdgebouw plat is afgedekt, geldt dit ook voor het bijgebouw. De nok dient minstens 1,50 meter onder de nok van het hoofdgebouw te liggen, tenzij het hoofdgebouw uit één bouwlaag bestaat en geen kap heeft. In dat geval geldt de goothoogte als maximale hoogte.

Dakkapellen

Een dakkapel is, anders dan een dakopbouw, een relatief bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren én het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Dakkapellen kunnen tegelijkertijd voor het straatbeeld zeer bepalend zijn als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte. Daarom kan onder voorwaarden medewerking worden verleend aan de bouw van dakkapellen, zolang de ruimtelijke impact beperkt blijft.

Naast de mogelijkheid om vergunningsvrij een dakappel op het zij- en achterdakvlak te creëren, wordt ook ruimte geboden om ook op het voor- en zijdakvlak een dakkapel te plaatsen wanneer deze aan het openbaar toegankelijk gebied zijn gelegen. Het gaat om dakkapellen wanneer deze een ondergeschikte uitbouw vormen die niet dominant in het silhouet van het dak aanwezig is, de kapvorm intact laat en de nok- en gootlijn niet onderbreekt. De invloed van een dergelijk ondergeschikte uitbouw op het bebouwingsbeeld is gering. Per dakvlak zijn maximaal twee dakkapellen toegestaan. Een woning kan daarmee bijvoorbeeld twee dakkapellen aan de voorzijde en twee dakkapellen aan de achterzijde hebben. Voor nadere voorwaarden met betrekking tot de exacte afmetingen en plaatsing van een dakkapel wordt verwezen naar de regels.

De standaardregels voor dakkapellen zijn in de meeste gevallen toereikend voor de reguliere woningen. Tegelijkertijd zijn er ook bijzondere bouwvormen en architectuur in de gemeente aanwezig, waarbij de opgenomen standaard niet toereikend is om de maximale ruimtelijke kwaliteit te kunnen bereiken. Daarom is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee bij vergunningverlening afgeweken kan worden van de regels voor dakkapellen. Voorwaarde is dat het plan voldoet aan de eisen van welstand.

Daarnaast is het ook voorstelbaar dat er een dakkapel aangevraagd wordt, waarbij er al dakkapellen op naastgelegen panden aanwezig zijn. Bij meerdere dakkapellen op één doorgaand dak, of als het hoofdgebouw onderdeel uitmaakt van een bouwblok (rij, twee-onder-een-kap) streeft de gemeente naar herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. In aanvulling op de algemene regel kan daarom medewerking verleend worden aan het plaatsen van een dakkapel wanneer deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok als zodanig vergunde trendsetter.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de bestemming wonen

Dakterras
Om extra buitenruimte te creëren wordt vaak de toevlucht gezocht op het dak, met name bij bovenwoningen. Om een evenwichtige, heldere massavorm en een sprekend profiel te behouden wordt in alleen onder voorwaarden medewerking verleend aan het realiseren van een dakterras op een woning. Een dakterras is alleen wenselijk als deze niet (prominent) zichtbaar is. Het is daarom verplicht dat de afstand van het dakterras en het hekwerk tot aan een gevel die gericht is op het openbaar gebied minimaal 1 meter bedraagt. Dit betekent dat het dakterras in ieder geval 1 meter moet terugliggen ten opzichte van de voorgevel. Ook als de (zij)gevel is gericht op een openbaar gebied (bijvoorbeeld een straat of park) is het aanhouden van deze afstand verplicht. Dit geldt ook als er een tuin of erf aanwezig is tussen de woning en het openbare gebied. Overigens moet bij de aanleg van een dakterras ook rekening gehouden worden met de bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek (artikel 5:50).

Erfafscheidingen

Het plaatsen van een erfscheiding is een manier om aan de behoefte aan privacy en veiligheid tegemoet te komen. In situaties waar een perceel aan openbaar toegankelijk gebied grenst, is plaatsing van de erfscheiding bepalend voor het stedenbouwkundig beeld en de begrenzing van de openbare ruimte. Een erfafscheiding met een hoogte van meer dan 1 meter is in die situatie niet gewenst.


Huisgebonden beroep of bedrijf
In het bestemmingsplan is een huisgebonden beroep en bedrijf regeling opgenomen. Aan de hand van jurisprudentie met betrekking tot dit onderwerp is gekozen voor de zgn. 30%-70% regeling. Dat wil zeggen: wanneer een beroep of bedrijf aan huis niet meer dan 30% van het bruto woonvloeroppervlak inclusief bijbehorende bouwwerken beslaat met een maximum van 65 m² dan wordt op het pand geen bedrijfsbestemming gelegd, maar blijft de woonbestemming gehandhaafd. De vestiging van het beroep of bedrijf aan huis mag geen aanzet geven tot verdringing van de woonfunctie.
Binnen de reikwijdte van een beroep en bedrijfsactiviteiten aan huis wordt nadrukkelijk inbegrepen de vestiging van dienstverlenende activiteiten zoals een kapsalon, en pedicure/manicure.

b. Hoofdgroepen van dubbelbestemmingen

De in het plangebied voorkomende hoofdgroep van dubbelbestemmingen al dan niet bijbehorende (hoofd)functies/gebruiksdoelen zijn de volgende:

(L-H)
De dubbelbestemming is uitsluitend gelegd op de (ondergrondse) hoogspanningsleidingen van 50 kV of meer. Dit betreft een strook met een breedte van 4 m aan weerszijden van de desbetreffende leidingen (de "vrijwaringszone"). Ter plaatse zijn uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leidingen toegestaan. Bebouwing ten dienste van de primaire bestemming is slechts toegestaan na advies van de leidingbeheerder. Er geldt een omgevingsvergunningvereiste voor werken en werkzaamheden die de leidingen zouden kunnen schaden.

(WR-A)
Voor de in het plangebied aanwezige terrein van archeologische waarde is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de in het gebied te verwachten archeologische sporen. Hiervoor geldt dat daar waar de dubbelbestemming samenvalt met de hoofdbestemming primair de regels van de dubbelbestemming gelden. Bij samenloop van diverse hoofdgroepen van dubbelbestemmingen is in elke hoofdgroep van dubbelbestemming een artikel opgenomen met een voorrangsregeling.

Binnen het plangebied zijn drie verschillende begrenzingen van archeologische waarden opgenomen, namelijk:

  • de begrenzing van de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1': een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 50 cm;
  • de begrenzing van de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4': een oppervlakte groter dan 50 m2 en dieper dan 80 cm;
  • de begrenzing van de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5': een oppervlakte groter dan 5 m2 en dieper dan 50 cm;

Voor de in het plangebied aanwezige primaire en regionale waterkering is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de belangen van de waterkering.

c. Functieaanduidingen

In het plangebied komen de volgende functieaanduidingen voor:

cultuurhistorische waarden (cw)

ter plaatse van deze aanduiding zijn cultuurhistorische waarden toegestaan

gemaal (gm)

Ter plaatse van deze aanduiding is een gemaal toegestaan.

gemengd (gd)

Ter plaatse van deze aanduiding is een gemengde functie toegestaan.

horeca (h)

Ter plaatse van deze aanduiding is horeca toegestaan.

jachthaven (jh)

Ter plaatse van deze aanduiding is een jachthaven toegestaan.

nutsvoorziening (nv)

Ter plaatse van deze aanduiding is een nutsvoorziening toegestaan.

specifieke vorm van waarde - monument (swr-mon)

Met deze aanduiding wordt een monument aangeduid.

specifieke vorm van wonen - woonboot (sw-wob)

Met deze aanduiding wordt een woonboot aangeduid.

verblijfsrecreatie (vr)

Ter plaatse van deze aanduiding zijn jachthavengerelateerde voorzieningen toegestaan.

verkoop van motorbrandstoffen zonder vulpunt voor LPG (vm)

Ter plaatse van deze aanduiding is de verkoop van motorbrandstoffen toegestaan.

volkstuin (vt)

Ter plaatse van deze aanduiding is een volkstuin(complex) toegestaan.

d. Bouwaanduidingen

onderdoorgang [ond]

Ter plaatse van deze aanduiding bevindt zich een onderdoorgang.