direct naar inhoud van 5.1 Resultaten uit milieuonderzoek
Plan: Kerkbuurt Westzaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3759BP-0301

5.1 Resultaten uit milieuonderzoek

Voor het bestemmingsplan Kerkbuurt Westzaan is door de gemeente Zaanstad een milieuonderzoek uitgevoerd. In het plangebied wordt middels een wijzigingsbevoegdheid een ontwikkeling mogelijk gemaakt ter plaatse van het bedrijventerrein aan de Zeilenmakersstraat. In het onderzoek zijn de navolgende aspecten onderzocht:

  • 1. Geluid
  • 2. Externe veiligheid
  • 3. Geur
  • 4. Luchtkwaliteit
  • 5. Bedrijven
  • 6. Bodem
  • 7. Natuurwaarden

In de volgende paragrafen zijn de resultaten van het milieuonderzoek opgenomen. Het volledige milieuonderzoek is als Bijlage bijgevoegd.

5.1.1 Geluid

De akoestische situatie van het bestemmingsplan Kerkbuurt Westzaan is in het kader van de Wet geluidhinder onderzocht. In het kader hiervan zijn de aspecten industrielawaai, railverkeerslawaai en het wegverkeerslawaai onderzocht.

Railverkeerslawaai

Het plangbied ligt niet binnen de zone van een spoorweg. Spoorweglawaai is daarom niet aan de orde.

Industrielawaai

Het plangebied valt niet binnen de zone van een gezoneerd industriegebied. Industrielawaai is daarom, conform de Wet geluidhinder, niet aan de orde.

Wegverkeerslawaai

Het grootste deel van de wegen in het plangebied betreffen 30 km-wegen. Deze wegen hebben, in de zin van de Wet geluidhinder, geen zone. De geluidsbelasting hoeft bij deze wegen niet berekend te worden. Uitzonderingen hierop zijn de J.J. Allanstraat (ten zuiden van de Zeilenmakersstraat) en de N515. Waarbij de N515 ook deels een buitenstedelijke weg is. Voor de normering van het wegverkeerslawaai geldt dat alle woningen binnenstedelijke woningen zijn, gelegen langs een ontsluitingsweg. Voor de overige woningen gelden de normen conform de beleidsregel Hogere Waarden Gemeente Zaanstad. Bij nieuwe ontwikkelingen moet hier rekening mee worden gehouden.

Verkeersgegevens

Door de afdeling Verkeer van de Dienst Wijken van de gemeente Zaanstad zijn de verkeersgegevens bepaald voor de wegen met een geluidzone binnen het plangebied. Volgens het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006 kan als het maatgevende jaar worden aangehouden tien jaar na dato van het akoestisch onderzoek. Voor het onderhavige bestemmingsplan zijn de verkeersgegevens van 2019 gebruikt. Verondersteld is dat de verkeersintensiteit in 2020 gelijk is aan die van 2019.

Gebiedstypen

In de beleidsregel Hogere Waarden van de gemeente Zaanstad is aangegeven hoe binnen Zaanstad wordt omgegaan met het verlenen van hogere waarden. Het beleid is gebiedsgericht. Dat wil zeggen dat per gebiedstype verschillende maximaal te verlenen hogere waarden van toepassing zijn. Uitzondering op het gebiedsgerichte beleid zijn de stroom- en gebiedsontsluitingswegen. Voor deze wegen geldt de wettelijke norm.

Zones

Het grootste deel van het plangebied betreffen 30 km-wegen. Deze wegen hebben, in de zin van de Wet geluidhinder, geen zone. Wel moet in het kader van een "goede ruimtelijke ordening" het wegverkeerslawaai inzichtelijk gemaakt worden.

Geluidscontouren

De geluidscontouren voor 2020 zijn op basis van het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006 berekend met Dbweg 3.0 van Goudappel Coffeng. In de onderstaande tabel zijn de geluidscontouren weergegeven van de voorkeursgrenswaarden en de waarden conform het Beleid Hogere Waarden van de gemeente Zaanstad. De berekende waarden zijn inclusief de aftrek conform art. 110g Wgh en gemeten vanaf het midden van de weg.

Schiphol

Het plangebied valt buiten het beperkingengebied van Schiphol. Wel valt een deel van het gebied binnen de 20 Ke contour van Schiphol. Voor dit gebied geldt dat er, conform de Nota Ruimte, geen nieuwe grootschalige uitleggebieden ontwikkeld mogen worden. Dit is voor het plangebied niet van toepassing.

Hogere Waarden

Binnen het plangebied zijn in het verleden een aantal hogere waarden verleend. De verleende hogere waarden zijn vooral vanwege verkeerslawaai en incidenteel vanwege industrielawaai.

Tabel met overzicht hogere waarden wegverkeerslawaai

Adres   Aantal woningen   Geluidsbelasting   Bron    
J.J. Allanstraat tussen 364 en 368   1   57 dB(A)   J.J. Allanstraat    
Kerkbuurt 66-68   1   60 dB(A)   N515    
Kerkbuurt 66-68   3   57 dB(A)   N515    
5.1.2 Externe veiligheid

Binnen het bestemmingsplan zijn de risicodragende activiteiten bij inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen door het bestemmingsplan onderzocht. Hieruit blijkt het volgende:

Risicodragende activiteiten bij inrichtingen

Er bevinden zich binnen het deelgebied geen inrichtingen waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is. Ook ligt het plangebied niet binnen de invloedsfeer van een buiten het plangebied gelegen Bevi bedrijf.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Net buiten het plangebied ligt een route vervoer gevaarlijke stoffen. Het gaat om de Vaartdijk en de Provinciale weg (N246). De desbetreffende wegvakken liggen buiten de bebouwde kom. Uit onderzoek (Externe veiligheid Route vervoer gevaarlijke stoffen Rapportage, Arcadis, 16 mei 2008) blijkt dat voor de wegen geen Plaatsgebonden Risico (PR) 10-6 contour aanwezig is en blijkt dat het groepsrisico (GR) niet meetbaar of zeer laag is en dat er geen wijziging van het GR optreed. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze weg geeft geen belemmering voor het bestemmingsplan. In de volgende figuur is de route aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3759BP-0301_0034.png" 

Route vervoer gevaarlijke stoffen

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor of water

Er lopen binnen of nabij het plangebied geen spoorlijnen. Het plangebied ligt dan ook buiten de toetsingszone van 200 meter van spoorlijnen met betrekking tot de externe veiligheid. Het plangebied ligt niet binnen de toetsingszone van het Noordzeekanaal.

Transportleidingen

Direct ten noorden van het plangebied ligt een hoge druk transportleiding van de Gasunie. De belemmerde strook is aan weerszijden van de leiding 4 meter. Verder liggen er in het plangebied een aantal leidingen die van belang zijn. Deze hebben een belemmerde strook van 3,5 meter aan weerszijden van de leiding.

De risico's van de 40bar gasleiding zijn door de Gasunie onderzocht (Risicoberekening gastransportleidingen W-570-01-KR-007 t/m 016 en W-570-24-KR-007 t/m 010). Het rapport is in de bijlage opgenomen. Bij de berekeningen zijn de mogelijke ontwikkelingen in de nabijgelegen gebieden meegenomen. Uit het onderzoek blijkt dat er geen Plaatsgebonden Risico (PR) 10-6 contour is. Het Groepsrisico (GR) is ook berekend. Het GR is per leidingdeel bepaald voor dat gedeelte met het hoogste risico.

Uit het onderzoek blijkt dat het GR zeer laag is (maximaal factor 0,05) ten opzichte van de oriënterende waarde en niet wijzigt ten opzichte van de bestaande situatie. Verantwoording van het GR kan derhalve achterwege blijven.

Windturbines

Binnen het plangebied staan geen windturbines. Externe veiligheid in relatie tot windturbines is derhalve niet aan de orde.

Straalpaden en straling afkomstig van Hoogspanningsmasten en UMTS antennes

Er zijn geen beschermde straalpaden (Vaste telefonie, Radio en TV) aanwezig binnen het plangebied. Binnen het plangebied lopen geen hoogspanningsleidingen. Uit het antenneregister (www.antenneregister.nl) blijkt dat er in of nabij het plangebied geen GSM/UMTS antennes staan.

5.1.3 Geur

Binnen het plangebied bevinden zich geen grote geuremitterende bedrijven. Wel zijn er direct buiten het plangebied veehouderijen aanwezig met een aanzienlijke geuremissie. Deze veehouderijen hebben een milieuvergunning waarmee de geurhinder is gereguleerd. Daarmee vormen ze geen belemmering voor de huidige geurgevoelige objecten. De veehouderijen zullen dan ook geen belemmering vormen voor mogelijke toekomstige ontwikkelingen.

Tabel met lijst van de bestaande geuremitterende bedrijven (richtafstand geur 50 meter en hoger)

Adres   Nr.   Naam   Aard v/h bedrijf   SBI-code   Milieucategorie VNG   Maatgevend milieuaspect   Algemene toelaatbaarheid   Bestemmingsregeling  
J.J. Allanstraat   350   S. Kat   Fokken en houden van rundvee   121   3.2   geur   2*   Maatbestemming  
J.J. Allanstraat   423   J. Kat   Fokkern en houden van rundvee   121   3.2   geur   2*   Maatbestemming  

* richtafstand met één afstandsstap verlaagd ten opzichte van de richtafstand voor een rustige woonwijk

Voor de toetsing van nieuwe ontwikkelingen is nog geen beleid vastgesteld. Momenteel is door het ontbreken van een goede geursignaleringskaart geen kwantitatieve beoordeling toe te passen. Wel zijn er gegevens over de geurbeleving.

Uit de Zaanpeiling blijkt dat het percentage van de bevolking dat stankoverlast ondervind in Westzaan hoger ligt dan het gemiddelde in Zaanstad.

5.1.4 Luchtkwaliteit

Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Binnen het plangebied is slechts een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het bedrijventerrein aan de Zeilenmakersstraat. Op termijn kan dit terrein omgezet worden naar een woningbouwlocatie.

In het Besluit NIBM is opgenomen dat onder bepaalde voorwaarden een activiteit als "Niet in betekenende mate (NIBM)" kan worden beschouwd. Dit is met name het geval als de bijdrage in de concentratie luchtverontreinigende stoffen van de activiteit minder bedraagt dan 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie voor stikstofdioxide en zwevende deeltjes. In de Regeling NIBM zijn activiteiten aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen. De mogelijke ontwikkeling binnen het bestemmingsplangebied valt binnen de activiteit "Woningbouwlocaties die netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat". Voor de betreffende activiteit geldt slechts één ontsluitingsweg. De luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de nieuwe ontwikkeling binnen het bestemmingsplangebied.

5.1.5 Bedrijven

Er is een inventarisatie uitgevoerd naar de binnen het plangebied bestaande bedrijven. In het plangebied komen naast woningen op beperkte schaal ook enkele bedrijven en andere niet woonfuncties voor. In bijlage 1 van het Milieuonderzoek zijn de bestaande bedrijven en functies binnen het plangebied vermeld. Er is sprake van enige vermenging van functies.

De toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten is gekoppeld aan de Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging, die gebaseerd is op bijlage 4 van de VNG brochure “Bedrijven en milieuzonering” uitgave 2007 en geactualiseerd in 2009.

Algemene toelaatbaarheid

In gebieden met functiemenging wordt niet gewerkt met richtafstanden. De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in gebieden met functiemenging wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie ruimtelijk relevante milieucategorieën:

  • categorie A: toelaatbaar aanpandig aan woningen;
  • categorie B: toelaatbaar indien bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies;
  • categorie C: toelaatbaar indien gesitueerd langs een hoofdweg en bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies.

Voor de toelaatbaarheid van de activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • het gaat om kleinschalige, meeste ambachtelijke bedrijvigheid;
  • productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) gebeuren hoofdzakelijk inpandig;
  • activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

De milieucategorieën in gebieden met functiemenging is afgeleid van de richtafstandenlijst van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Naast de bovenstaande randvoorwaarden zijn bij de selectie van de activiteiten de volgende criteria gehanteerd.

Voor categorie A gaat het om activiteiten in milieucategorie 1.

Voor categorie B gaat het om activiteiten:

  • in categorie 1 voor het aspect gevaar;
  • in maximaal categorie 2 voor het aspect stof en geur;
  • in maximaal categorie 3.1 voor het aspect geluid;
  • met een index voor verkeer van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen).

Voor categorie C gaat het om activiteiten zoals bij categorie B, echter met een index; voor verkeer van maximaal 2G (goederen) en 3P (personen).

Gebiedsspecifiek
Het grootste deel van het plangebied kent een sterke tot matige functiemenging. De richtafstanden gaan uit van functiescheiding. Binnen gemengde gebieden heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar. De richtafstanden zijn dan niet toepasbaar en er is dan sprake van functiemenging. Het gebied wordt daarom geclassificeerd als een gemengd gebied met functiemenging. Direct naast woningen komen ook andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Het deel tussen de Reef en de Appelboomstraat en de Torenstraat wordt geclassificeerd als rustige woonwijk. In dit deel komen geen bedrijfjes voor naast of tussen de woningen.

Per bedrijf is bekeken of deze past binnen de gewenste c.q. vigerende bestemming. Indien dit niet het geval is, is bepaald of dit bedrijf wordt wegbestemd, dan wel een functieaanduiding krijgt. Dit laatste betekent dat het bedrijf een aparte functieaanduiding op de plankaart krijgt. Indien het bestaande bedrijf ophoudt te bestaan, dan zal alleen éénzelfde bedrijf of type bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid op die locatie worden toegelaten. Bedrijven passen niet binnen de bestemming als ze in een hogere categorie zijn ingedeeld dan algemeen toelaatbaar is op de bestreffende locatie.

Beoordeling gevestigde bedrijven

Uit de bedrijvenlijst blijkt dat één bedrijf niet past binnen de toelaatbaarheid van het plangebied. Het betreft hier een categorie 3.2 bedrijf aan de J.J. Allanstraat 384. Dit komt doordat in de directe omgeving van dit bedrijf een transformatie van bedrijventerrein naar woningen is voorzien (Zeilenmakersstraat). Het omliggende gebied wordt gezien als gemengd gebied waardoor de milieubelasting van het bedrijf ten opzichte van het omliggende gebied met één afstandsstap teruggeschaald kan worden.

Het bedrijf is in het bezit van een actuele milieuvergunning die voldoende waarborgen geeft om de omliggende woningen te beschermen tegen milieuoverlast. Hierdoor past het bedrijf feitelijk wel binnen de huidige bestemming van het plangebied. Wanneer het bedrijventerrein aan de Zeilenmakersstraat wordt getransformeerd naar woongebied is een aanpassing van de vergunning van het bedrijf noodzakelijk. Voor de aanpassing van de vergunning is een akoestisch onderzoek noodzakelijk. Het is tevens wenselijk om te onderzoeken, op basis van het akoestisch onderzoek , of het bedrijf teruggeschaald kan worden naar een categorie C functie. Daarmee past de functie binnen het gemengde gebied met functiemenging en kan de maatbestemming vervallen. Dit bedrijf krijgt een aparte functieaanduiding op de plankaart.

De overige bestemmingen, weergegeven in bijlage 3 van het milieuonderzoek zijn in het plangebied toelaatbaar. De bedrijven buiten het plangebied vormen geen belemmering. Het gaat hier om een tweetal veehouderijen. Deze bedrijven geven wel geurhinder, maar hebben hiervoor een milieuvergunning.

5.1.6 Horeca

Voor horecabedrijven wordt gebruikt gemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten, zie de Bijlage. Deze maakt onderscheid tussen 3 categorieën:

  • I. lichte horeca;
  • II. middelzware horeca;
  • III. zware horeca.

Het bestemmingsplan kent één aparte horecabestemming. Ter plaatse van de horecabestemming (Kerkbuurt 31-33) zijn horecabedrijven met categorie I, onder subcategorie 1b toegestaan.

5.1.7 Bodem

Binnen het plangebied zijn een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd. Voor het plangebied zijn de betreffende bodemonderzoeken geïnventariseerd. De informatie hierover is afkomstig uit een dynamisch archief. Dit houdt in dat al uitgevoerde bodemonderzoeken mogelijk niet meer actueel zijn vanwege de ouderdom, voortschrijdende inzichten, veranderde wet- en regelgeving e.d. Tevens kan de situatie op een terrein in korte tijd veranderen door nieuwbouw, calamiteiten etc. Bij bouwplannen en/of bestemmingswijzigingen is het noodzakelijk om op de betreffende locatie een (nieuw) bodemonderzoek, voorafgaand door een historisch onderzoek, te verrichten. Tevens kan het noodzakelijk zijn een asbestonderzoek te verrichten conform de geldende normen. Eén en ander is afhankelijk van de toekomstige bestemming van een terrein, al bekende gegevens etc. De volgende informatie is in het plangebied bekend:

Historisch en huidig gebruik

Het historische en het huidige gebruik binnen het plangebied bestaat hoodzakelijk uit wonen. Zowel nieuwbouwlocaties als een deel van de oude lintbebouwing vallen binnen de locatie van het plangebied. Plaatselijk zijn enkele bedrijven aanwezig. Als algemeen beeld kan worden gegeven dat er vrijwel overal ophooglagen (van verschillende samenstellingen) en plaatselijk gedempte sloten worden aangetroffen.

Bodemkwaliteitskaarten

De gemeente is verdeeld in zones van vergelijkbare bodemkwaliteit. Deze zijn opgenomen in een bodemkwaliteitskaart. Binnen het plangebied zijn voor de bovengrond (0,0-0,5 m-mv) de zones B3 (noordwestelijk deel) en B1 (resterende deel) van toepassing. De kwaliteit van zone B1 is gemiddeld sterk verontreinigd met zware metalen, PAK en/of minerale olie. De kwaliteit van Zone B3 is gemiddeld licht verontreinigd met zware metalen en PAK. Voor de ondergrond (vanaf 0,5 m-mv) is zone O1 van toepassing. De ondergrond van het gehele plangebied is gemiddeld sterk verontreinigd met zware metalen, PAK en/of minerale olie.

Indien grond wordt toegepast, bijvoorbeeld door ophoging, aanvulling, demping en bouwrijp maken, moet deze grond een bepaalde kwaliteit hebben. Voor het noordwestelijk deel van het plangebied geldt dat de grond moet worden toegepast die minimaal voldoet aan de kwaliteit 'achtergrondwaarde'. Voor het resterende deel van het plangebied geldt dat grond mag worden toegepast die voldoet aan de kwaliteit 'wonen'.

Bekende bodemonderzoeken

Binnen het plangebied zijn circa 50 bodemonderzoeken bekend. Het algemene beeld is dat de bodem sterk verontreinigd is. Er liggen dan ook meerdere gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Enkele van deze gevallen zijn in het verleden gesaneerd. Geen enkele locatie levert op dit moment een risico op voor het huidige gebruik. Er bestaat in de huidige situatie geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend bodemonderzoek of sanerende maatregelen.

Asbestkansenkaart

Het plangebied staat niet op de asbestkansenkaart en is niet asbestverdacht.

Te verrichten werkzaamheden

De huidige kwaliteit van de bodem (grond en grondwater) moet bekend zijn om te kunnen beoordelen of de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Dit vloeit voort uit het gestelde in de Woningwet, de Wet bodemsanering en/of de Wet op de ruimtelijke ordening. In het geval grond wordt toegepast voor bijvoorbeeld het bouwrijp maken van een terrein dan is het Besluit bodemkwaliteit eveneens van toepassing.

De volgende (bodem)onderzoeken dienen, in geval van een aanvraag om bouwvergunning en bestemmingswijzigingen te worden verricht;

  • 1. Verkennend bodemonderzoek conform de NEN5740;
  • 2. (indien van toepassing) Actualiserend bodemonderzoek om de eerder vastgestelde verontreinigingen opnieuw in kaart te brengen;
  • 3. (indien van toepassing) Saneringsplan of BUS-melding. Deze dienen te voldoen aan de eisen zoals die zijn opgenomen in de Wet bodembescherming en de Bodemsaneringsverordening van de gemeente Zaanstad.

Alle bodemonderzoeken dienen te worden verricht door een onderzoeksbureau dat gecertificeerd is conform de eisen die zijn opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. De resultaten van de bodemonderzoeken en/of het saneringsplan dienen ter goedkeuring te worden overgelegd aan de gemeente Zaanstad.

5.1.8 Natuurbeschermingsrecht en onderzoek natuurwaarden

Binnen het plangebied Kerkbuurt Westzaan is geen beschermd natuurgebied gelegen. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft geen delen van het plangebied aangemeld en/of aangewezen als Speciale Beschermingszone in de zin van artikel 4 van de Vogelrichtlijn en artikel 3 en 4 van de Habitatrichtlijn. Ook heeft de Nederlandse regering geen delen van het plangebied aangewezen als natuurmonument.

Het plangebied ligt nabij het Natura 2000 gebied 'Polder Westzaan'. Er is verder weinig natuur binnen het plangebied. Omdat er geen directe ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan zijn opgenomen is er geen onderzoek uitgevoerd naar de aanwezige natuurwaarden in het plangebied. Bij ontwikkelingen en/of renovaties dient dan ook een onderzoek te worden uitgevoerd in het kader van de natuurwetgeving. Dit geldt in het bijzonder voor de ontwikkeling welke mogelijk wordt gemaakt door middel van een wijzigingsbevoegdheid in de Zeilenmakersstraat (5.1.9).

Voor wat betreft het verwijderen van vegetaties wordt in het kader van de Flora en faunawet geadviseerd bomen en struiken altijd te controleren op de aanwezigheid van vogelnesten, vogels in hun winterslaap en vleermuizen (holle bomen). Vegetaties kunnen het beste verwijderd worden buiten het broedseizoen, dat wil zeggen grofweg van augustus tot maart. Geadviseerd wordt in alle jaargetijden na te gaan of er (beschermde) planten of dieren als kleine zoogdieren en amfibieën in het te verwijderen groen aanwezig zijn.

Bij sloop, renovaties en dakherstel wordt geadviseerd aan broedplaatsen van gierzwaluwen, maar ook aan de eventuele aanwezigheid van vleermuizen, aandacht te schenken. Deze diersoorten vallen onder een strikt beschermingsregime van de Flora en faunawet. Sloop of renovatie van gebouwen waarin mogelijk gierzwaluwen nestelen, dient bij voorkeur niet te worden uitgevoerd van begin april tot half augustus, de broedperiode van deze vogelsoort. Ook andere broedende vogelsoorten zijn overigens beschermd. Het opzettelijk verstoren van broedende vogels is krachtens de Flora en faunawet verboden en er kan geen ontheffing worden verkregen. Vleermuizen kunnen bijna het gehele jaar in spleten van bomen of in spouwmuren van gebouwen voorkomen. Aanbevolen wordt in een vroegtijdig stadium van de planning van sloop- of renovatiewerkzaamheden vast te stellen of er vleermuizen in het gebouw zitten. Indien een vleermuisverblijf wordt aangetroffen, kan het beste gewacht worden met de aanvang van de werkzaamheden tot de vleermuizen hun zomer- dan wel winterverblijf hebben verlaten. In het algemeen is de meeste geschikte periode om werkzaamheden uit te voeren van half augustus tot eind oktober. Voor het verstoren van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen is een ontheffing van de Flora en faunawet nodig.

5.1.9 Wijzigingsbevoegdheid Zeilenmakersstraat

De externe veiligheid als gevolg van risicovolle bedrijven, windmolens of vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor, over water en middels gastransportleidingen vormen geen belemmering voor de transformatie van het bedrijventerrein aan de Zeilenmakersstraat.

Het bedrijventerrein aan de Zeilenmakersstraat valt niet binnen de geurzone van de buiten het plangebied gelegen veehouderijen of andere geuremitterende bedrijven. Geur vormt geen belemmering voor de geplande ontwikkeling.

De ontwikkeling binnen het plangebied is een activiteit zoals aangegeven in de "Regeling Niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)". Hieruit wordt geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan.

Uit de ruimtelijke onderbouwing "Zeilenmakersstraat Westzaan. Ruimtelijke Onderbouwing Herontwikkeling bedrijfslocatie tot woonbestemming" (Kontour Projectmanagement BV. datum 4 april 2011) en het "Akoestisch onderzoek woningbouwplan Zeilenmakersstraat te Westzaan. Onderzoek naar wegverkeers- en industrielawaai" (Aveco-De Bondt, projectnummer: 11.0053, datum: 28 maart 2011) blijkt het volgende;

Geluid

De locatie ligt binnen het invloedsgebied van wegverkeerslawaai (J.J. Allanstraat, ten zuiden van de Zeilenmakersstraat) en binnen de standaard zonering (VNG systematiek) van een metaalbedrijf aan de J.J. Allanstraat 384.

Wegverkeerslawaai

Op basis van de modellering, weergegeven in de onderstaande afbeelding, blijkt dat ten gevolge van de J.J. Allanstraat de 48 dB geluidscontour ten hoogste 14 meter in het plangebied ligt. Buiten dit gebied is bouwen, in het kader van de Wet geluidhinder, geen probleem. Binnen de 48 dB contour kan alleen gebouwd worden wanneer de gemeente, voor deze woningen een hogere waarde vast stelt. Uit de onderstaande figuur blijkt dat, uitgaande van de inrichting zoals aangegeven in de aangeleverde ruimtelijke onderbouwing, er geen belemmeringen zijn wat betreft het wegverkeerslawaai. Er zijn geen hogere waarden noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3759BP-0301_0035.jpg"

Geluidscontouren J.J. Allanstraat (inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh)

Industrielawaai

Het metaalbedrijf aan de J.J. Allanstraat 384 valt onder de werking van het Besluit Algemene Regels Inrichtingen (Barim, ook wel Activiteitenbesluit). Het metaalbedrijf betreft een type B (indeling Activiteitenbesluit) inrichting. Bovenstaande voorschriften betreffen de vigerende vergunningvoorschriften. De bestaande woningen rondom de inrichting leggen de huidige geluidruimte van het metaalbedrijf vast. Wanneer nieuwe woningen in de nabijheid van het metaalbedrijf geprojecteerd worden, in dit geval de woningen van het ontwikkelplan, kan dit mogelijk beperkingen opleveren van de geluidemissie van het metaalbedrijf.

Uit onderzoek blijkt:

  • Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau bedraagt, ter plaatse van de woningen, ten hoogste 48 dB(A). Het plangebied ligt geheel buiten de 50 dB(A) geluidcontour voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr.LT). De te realiseren woningen binnen het plan zijn niet beperkend voor de geluidemissie van Westzaan;
  • De maximale (piek)geluidbelasting bedraagt binnen het plangebied ten hoogste 64 dB(A) in zowel de dag- als de avondperiode. Conform het Activiteitenbesluit mag de maximale geluidbelasting ten hoogste 70 en 65 dB(A) bedragen in respectievelijk de dag- en avondperiode. Hiermee wordt voldaan aan de norm van het Activiteitenbesluit. In de nachtperiode zijn er geen werkzaamheden;
  • Er is nog geluidsruimte over ten behoeve van een eventuele uitbreiding van het bedrijf.

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling geen belemmering vormt voor het metaalbedrijf aan de J.J. Allanstraat 384. Het bedrijf voldoet ook na de ontwikkeling aan de normen van het Activiteitenbesluit en blijft daarmee passend binnen zijn maatbestemming. Het bedrijf heeft zelfs nog (beperkte) groei mogelijkheden. Aangezien het bedrijf ruim past wordt geconcludeerd dat er bij de transformatie van het bedrijventerrein nog steeds sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Natuur

Ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing is op 5 mei 2011 en 9 november 2011 een inventarisatie gemaakt en een analyse uitgevoerd van mogelijk aanwezige natuurwaarden binnen en nabij het plangebied. Het gaat om de volgende onderzoeken:

  • 1. Ecologische quickscan Tegro-percelen Zeilenmakersstraat Westzaan in het kader van de Flora- en Faunawet, Aveco de Bondt, projectnummer BM11091-01 2011;
  • 2. Tegro-percelen, Zeilenmakersstraat Westzaan, Nader onderzoek vleermuizen, Aveco de Bondt, datum 9 november 2011.

Uit deze onderzoeken blijkt het volgende;

Natuurbeschermingswet 1998

OP een afstand van circa 80 meter bevindt zich het Natura 2000-gebied in ontwerp: Polder Westzaan. Ingrepen vinden plaats in een reeds bebouwde omgeving. Effecten op het Natura 2000-gebied zijn op voorhand uitgesloten.

Flora- en Faunawet

Uit de toetsing aan de Flora- en Faunawet blijkt dat de ruige overhoekjes broedlocaties bieden voor diverse algemeen voorkomende vogels. Wanneer er buiten het broedseizoen wordt gewerkt, wordt de Flora- en Faunawet niet overtreden. Voor het broedseizoen wordt standaard de periode van 15 maart t/m 15 juli aangehouden.

Voor de vleermuizen geldt dat in het pand aan de Zeilenmakersstraat 5 geen verblijfplaatsen aanwezig zijn. Het plangebied is slechts incidenteel en kort door foeragerende gewone dwergvleermuizen bezocht. Paarterritoria (of paarverblijven) zijn niet aanwezig. De watergang ten zuiden van het plangebied is mogelijk essentieel foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis. Een dergelijk foerageergebied is krachtens de Flora- en Faunawet beschermd. De ingrepen in het plangebied zelf hebben geen effect op vleermuizen en kunnen probleemloos doorgang vinden. Uitstraling van verlichting naar oevers en open waters ten zuiden van het plangebied dient echter vermeden te worden. Het is dan ook vereist maatregelen te treffen om lichtstraling naar het water toe te voorkomen óf gebruik te maken van vleermuisvriendelijke verlichting.

Verder worden er geen negatieve effecten op de beschermde soorten verwacht.

Op basis van de uitgevoerde natuurtoets kan redelijkerwijs worden gesteld dat de uitvoering van het voorgenomen ontwikkelplan niet door de Flora- en Faunawet zal worden verhinderd, mits maatregelen genomen worden om ongewenste lichtuitstraling naar de watergang tegen te gaan en er bij de aanleg rekening wordt gehouden met het broedseizoen van de vogels.