direct naar inhoud van 3.4 Regionaal beleid
Plan: Oude Haven
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3757BP-0404

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionaal structuurplan

Het regionaal structuurplan van het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA) is een afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen het ROA-gebied. Hoofddoelstellingen zijn:

  • 1. inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen door het bieden van ruimte voor het functioneren van wonen, werken, verplaatsen en recreëren;
  • 2. het creëren van een internationaal aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu voor zowel bedrijven als werknemers, ook op het gebied van wonen en voorzieningen;
  • 3. het tegelijkertijd verhogen van de kwaliteit van het milieu.

Het regionaal structuurplan streeft naar bundeling en concentratie van verstedelijking en intensief ruimtegebruik door verdichting, herstructurering en revitalisering van verouderde woon- of werkgebieden.

3.4.2 Vierde Waterbeheersplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' (WBP4)

In oktober 2009 heeft het College van Hoofdingelanden van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier het vierde Waterbeheersplan 2010 - 2015 (WBP4) vastgesteld.

Het kerndoel is vierledig:

  • 1. Het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren.
  • 2. De verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar te houden.
  • 3. Het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren.
  • 4. Het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit.

Het hoogheemraadschap hanteert bij zijn beleid te volgende uitgangspunten:

  • 1. Het beheersgebied van het hoogheemraadschap is beveiligd tegen overstromingen.
  • 2. Dijkversterking blijft altijd mogelijk.
  • 3. Alle inwoners van het beheersgebied van het hoogheemraadschap hebben recht op het afgesproken beschermingsniveau tegen wateroverlast.
  • 4. Watersystemen zijn gezond voor mens, plant en dier.
  • 5. Problemen worden opgelost waar ze ontstaan.
  • 6. Met de watervoorraad wordt zorgvuldig omgegaan.
  • 7. Niet alles kan overal.
  • 8. Samenwerking staat centraal.
  • 9. Water is een ordenend principe in de ruimtelijke ordening.
  • 10. Het waterbeheer is toekomstgericht.
3.4.3 Keur en Beheersplan Waterkeringen 2006-2010

In november 2009 heeft het College van Hoofdingelanden van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier een nieuwe Keur 2010 vastgesteld die vanaf 1 januari 2010 van kracht is. Hierin zijn een aantal wijzigingen ten opzichte van de vorige Keur. Een belangrijke wijziging is de verplichting tot het uitvoeren van compenserende maatregelen bij verhardingstoenames groter dan 800 m2.

Voorts hanteert het hoogheemraadschap het beleidskader ten aanzien van de waterkeringen zoals vastgelegd in het Beheersplan Waterkeringen 2006-2010. Het Beheersplan Waterkeringen beschrijft het beleid en de randvoorwaarden voor het dagelijks beheer van de primaire en regionale waterkeringen van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Met dit plan geeft het hoogheemraadschap eenduidige doelstellingen en richtlijnen. Het vormt een richtinggevend document voor de uitvoering van de waterkeringstaak.

3.4.4 Regionaal Verkeer en Vervoer Plan ROA (RVVP)

Het Regionaal Verkeer en Vervoer Plan (RVVP) is vastgesteld in december 2004 en vormt het beleidskader op het gebied van verkeer en vervoer van de 16 gemeenten van de Stadsregio Amsterdam (SrA). Het beschrijft de wijze waarop de SrA invulling wil geven aan het verkeer- en vervoerbeleid tot 2015.

De daarbij horende ambitie is die van een gezonde, gedifferentieerde economie met internationale concurrentiekracht. De hierbij gepaard gaande groeiende mobiliteit mag niet leiden tot onbereikbaarheid en aantasting van de leefbaarheid en veiligheid. Vanuit de gedachte dat er aanzienlijke verschillen zijn tussen de verschillende deelgebieden wordt flexibel gereageerd op de ontwikkelingen en wordt voor meer gebiedsgericht maatwerk gekozen.

Geconstateerd wordt dat het personenverkeer en goederenverkeer zullen toenemen en zonder aanvullend beleid zal de reistijd en betrouwbaarheid van regionale verplaatsingen worden aangetast. Om hier het hoofd tegen te kunnen bieden wordt een samenhangende aanpak voorgesteld, waarbij naar het optimaal gebruik van de bestaande OV- en wegcapaciteit ook het beïnvloeden van de vraag naar mobiliteit aan bod komt. De hoofdlijnen van beleid zijn samen te vatten in 4 strategieën:

  • Er wordt een samenhangend netwerk gedefinieerd voor auto, openbaar vervoer en fiets. Naast slimmer benutten op de korte termijn moeten deze later robuuster en minder storingsgevoelig worden. Ook verdichting rond openbaar vervoer knooppunten is aan de orde.
  • De problematiek wordt gebiedsgewijs aangepakt. Meer maatwerk dus met onderling goed op elkaar afgestemde maatregelpakketten. Prioriteit ligt op filegevoelige routes.
  • Door middel van prijsbeleid wordt reisgedrag bijgestuurd, waardoor het systeem efficiënter wordt (naar plaats en tijd gedifferentieerd). Gedacht wordt aan betaald parkeren, maar ook aan nieuwe vormen van prijsbeleid. Streven is te komen tot een landelijke vorm van variabele kilometerheffing. Als dat niet op tijd lukt, zijn regionale vormen van prijsbeleid onontbeerlijk.
  • De SrA streeft er naar de leefbaarheid en veiligheid per saldo niet te laten verslechteren, ondanks de groeiende mobiliteit. Voor verkeerveiligheid zijn de landelijke doelstellingen uitgangspunt van beleid. Wat betreft emissie-eisen zet de SrA in op het reduceren van het aantal gehinderden.

Bij dit alles moet sprake zijn van een slagvaardige samenwerking en financiering, waarbij de samenwerking moet leiden tot bindende afspraken. Vrijblijvendheid moet hierbij worden vermeden.

3.4.5 Toeristisch Actieplan Metropoolregio Amsterdam

Versterking van de economie door extra stimulering van het toerisme is een belangrijke doelstelling voor de metropoolregio Amsterdam. Om de toeristische bedrijfstak voor de hele regio uit te breiden en optimaal te benutten is het Toeristisch Actieplan Metropoolregio Amsterdam (TAMA) met de betrokken gemeenten opgesteld. Het TAMA moet leiden tot:

  • 1. Meer internationale toeristen in de Metropoolregio;
  • 2. Betere spreiding van toeristen over de gehele Metropoolregio.

Ook moet het actieplan bijdragen aan een goed leefklimaat voor de inwoners van de Metropoolregio Amsterdam. Toeristische producten en voorzieningen hebben ook voor de eigen bewoners een recreatieve en welzijnsfunctie. Om deze resultaten te bereiken stelde de Metropoolregio een gezamenlijk marketing- en promotiestrategie op, die parallel aan de ontwikkeling van nieuwe producten wordt uitgevoerd middels het 3-jarige promotieproject: Amsterdam Bezoeken, Holland Zien (ABHZ). De Stadsregio Amsterdam heeft hierin de regie en is aanjager voor nieuwe ontwikkelingen op toeristisch gebied.

Begin 2011 werd de Economic Development Board Amsterdam (EDBA) opgericht die het Cluster Toerisme en Congressen als speerpuntsector voor de metropool heeft aangewezen. In dit nieuwe adviesorgaan werken bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden samen aan versterking van de economie. Zowel de Economic Development Board (EDBA) als de Zaanse economische structuurvisie, hebben innovatie en duurzaamheid, en kennis en kunde/opleidingen, generieke thema’s. Ten aanzien van innovatie biedt toerisme aanknopingspunten voor verdere ontwikkeling en gebruik van multimedia. Duurzaamheid wordt onder andere vertaald naar de aantrekkingskracht van specifieke streekproducten, de realisatie van goede bereikbaarheid door verbetering van openbaar vervoer, het stimuleren van gebruik van ‘schone’ vervoermiddelen zoals de fietsen- en elektrische botenverhuur en milieubewust recreatief verblijf.

3.4.6 Masterplan Noordzeekanaalgebied

Het Masterplan is een visie op de economische ontwikkeling van het gebied langs het Noordzeekanaal. Het gebied bevat de 26 bedrijventerreinen langs het kanaal, de haven en industriële bedrijven aan de Zaan. In het Masterplan Noordzeekanaalgebied (NZKG) werken de gemeenten Amsterdam, Beverwijk, Haarlemmerliede & Spaarnwoude, Velsen, Zaanstad, de Kamer van Koophandel, Rijkswaterstaat Noord-Holland, Zeehaven IJmuiden, Corus en de Provincie Noord-Holland samen. Zij vormen het Bestuursplatform Noordzeekanaalgebied.

Uitvoering van het plan vindt plaats op basis van de doelstelling: "Samenwerken aan een duurzame economische ontwikkeling met een open oog voor leefbaarheid”. De internationale concurrentiepositie van de haven, industrie en logistiek in het Noordzeekanaalgebied staan hierbij centraal. Duurzaamheid en leefbaarheid zijn belangrijke randvoorwaarden.

Het havenindustriële complex is één van de belangrijke economische pijlers in de regio. Daarom is het van belang over voldoende natte zeehaventerreinen te beschikken. Dit wordt zowel in het Masterplan als het Streekplan NHZ benadrukt. Bij het realiseren van voldoende aanbod wordt prioriteit gelegd bij herstructurering van bestaande terreinen. Aanleg van nieuwe terreinen komt pas aan de orde als aangetoond kan worden dat herstructurering te weinig ruimtewinst oplevert.

Op basis van het Masterplan worden projecten geformuleerd op het gebied van ruimte, bereikbaarheid en duurzaamheid. De politieke vertegenwoordigers in het Bestuursplatform leggen de voorstellen van het Bestuursplatform ter besluitvorming voor aan hun bestuur, colleges en/of gemeenteraden.

3.4.7 Uitvoeringsstrategie Plabeka Metropoolregio Amsterdam

De Metropoolregio Amsterdam (MRA) heeft een krachtige en dynamische economie. Deze is gebaseerd op een brede en diverse structuur en een sterke internationale oriëntatie. Het is de ambitie om de komende jaren te blijven behoren tot de selecte groep van European Global Business Gateways en daarmee de economische motorfunctie van Nederland te blijven vervullen. Eén van de voorwaarden om dit te realiseren is een goed vestigingsmilieu. Een dergelijk vestigingsmilieu bestaat uit veel elementen, waarvan voldoende beschikbaarheid van kwalitatieve goede werklocaties een belangrijke is.

Op dit moment staat het vestigingsmilieu van werklocaties in de MRA onder druk. Uit monitorgegevens van de afgelopen jaren blijkt dat de vraag naar kantorenlocaties en bedrijventerreinen aanzienlijk lager is dan was verwacht. Naast deze kwantitatieve mismatch van vraag en aanbod van werklocaties is er, net als in andere delen van Nederland, sprake van een hoge structurele leegstand van kantoorruimte, in zowel absolute als relatieve zin. Binnen het bestaande aanbod (planvoorraad en bestaande voorraad) is er ook sprake van een kwalitatieve mismatch. Hierbij wordt er teveel van een specifiek type bedrijventerrein aangeboden (modern gemengd bedrijventerrein) terwijl er van een ander type bedrijventerrein (gemengd plus – voor zwaardere industrie) te weinig wordt aangeboden.

Concreet betekent dit dat er in Zaanstad (Zaanstreek-Waterland) sprake is van een overaanbod van bedrijventerrein en kantoorlocaties. Om tot een versterkt evenwicht tussen vraag en aanbod te komen zijn daarom regionale afspraken gemaakt: De belangrijkste daarvan zijn:

  • 1. Er komen geen nieuwe kantoorlocaties bij.
  • 2. Er komen geen nieuwe bedrijventerreinen bij
  • 3. Het aanbod bedrijventerrein moet worden teruggebracht met ongeveer 60 hectare
  • 4. Op de bedrijventerreinen is sprake van een kwalitatieve mismatch. Er moet meer ruimte komen voor zwaardere industrie (Hoogtij) en minder ruimte voor modern gemengd bedrijventerrein.