direct naar inhoud van Artikel 7 Wonen - 1
Plan: Woningbouwlocatie Zwaagdijk-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0459.097502-VG01

Artikel 7 Wonen - 1

 

7. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;

b.    bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

c.    groenvoorzieningen;

d.    parkeervoorzieningen;

e.    speelvoorzieningen;

f.     water;

g.    wegen en paden;

met de daarbijbehorende:

h.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7. 2.       Bouwregels

7. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende re­gel:

a.    het bebouwingspercentage zal per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen;

b.    de breedte van een bouwperceel zal ten minste 21,00 m bedragen.

7. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.    als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 7.1. sub a. ge­noemde gebouwen worden gebouwd;

b.    het aantal woonhuizen zal ten hoogste 20 bedragen;

c.    de diepte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 15,00 m bedragen;

d.    een hoofdgebouw zal vrijstaand worden gebouwd;

e.    de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 250 m² bedragen;

f.     de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;

g.    de afstand van een hoofdgebouw tot de naar de weg gekeerde perceelgrens zal ten minste 6,00 m bedragen;

h.    de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;

i.      de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedra­gen;

j.      de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedra­gen. 

7. 2. 3. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende re­gels:

a.    de bijgebouwen zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen zal ten hoog­ste 80 m² bedragen, met dien verstande dat:

1.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bij­gebouwen en overkappingen ten hoogste 80% van de oppervlakte van het woonhuis zal bedragen;

2.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bij­gebouwen en overkappingen ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de op­pervlakte van het woonhuis, zal bedragen;

c.    de goothoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m be­dragen;

d.    de dakhelling van een bijgebouw zal ten hoogste 60° bedra­gen.

7. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoog­ste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg ge­keerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daar­van ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

7. 3.       Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden na­dere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebou­wing.

7. 4.       Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeers­veiligheid, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

 

a.    het bepaalde in lid 7.2.1. sub a. in die zin dat een bouwper­ceel tot ten hoogste 70% wordt bebouwd;

b.    het bepaalde in lid 7.2.2. sub d. in die zin dat een hoofdgebouw half-vrijstaand wordt gebouwd;

c.    het bepaalde in lid 7.2.2. sub h. in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m;

d.    het bepaalde in lid 7.2.2. sub i. in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verkleind tot 0°;

e.    het bepaalde in lid 7.2.2. sub j. in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80°;

f.     het bepaalde in lid 7.2.3. sub a. in die zin dat een bijgebouw minder dan 2,00 m achter, dan wel voor de naar de weg ge­keerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd, mits:

-       de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet ho­ger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrens­waarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

g.    het bepaalde in lid 7.2.3. sub b. in die zin dat de gezamen­lijke oppervlakte van bijgebouwen wordt vergroot tot 75 m², mits:

-       aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor lan­gere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;

h.    het bepaalde in lid 7.2.3. sub b. in die zin dat de gezamen­lijke oppervlakte van bijgebouwen wordt vergroot tot 150 m², mits de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van:

1.    de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;

2.    de huisvesting van minder validen;

i.      het bepaalde in lid 7.2.3. sub b. onder 1. In die zin dat de ge­zamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een woonhuis ten hoogste gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het hoofd­gebouw.

7. 5.       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

b.    het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;

c.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten.

7. 6.       Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeers­veiligheid, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

 

-       het bepaalde in lid 7.5. sub c. in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 1 en naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven, mits:

-       het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle in­richtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.