direct naar inhoud van Artikel 5 Woongebied
Plan: Onderdijk - Woningbouwlocatie Dirk Bijvoetweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0459.087508-VG01

Artikel 5 Woongebied

 

5. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;

b.    bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

c.    groenvoorzieningen;

d.    parkeervoorzieningen;

e.    speelvoorzieningen;

f.     water;

g.    wegen en paden;

met de daarbijbehorende:

h.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5. 2.       Bouwregels

5. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende re­gels:

a.    het bebouwingspercentage zal per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen;

b.    ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - be­bouwingsvrije zone’ mogen geen gebouwen worden ge­bouwd.

5. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.    als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 5.1. sub a. ge­noemde gebouwen worden gebouwd;

b.    het aantal woningen zal ten hoogste 80 bedragen;

c.    ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - oriëntatie woningen’ zal de voorkant van de woonhuizen georiënteerd zijn op de Dirk Bijvoetweg;

d.    ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - oriëntatie woningen’ zal een hoofdgebouw vrijstaand worden gebouwd;

e.    de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m² bedragen;

f.     de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneenge­bouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;

g.    de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen;

h.    de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedra­gen;

i.      de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedra­gen, tenzij een hoofdgebouw wordt voorzien van een mansardekap, in welk geval er geen maximale dakhelling geldt.

5. 2. 3. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende re­gels:

a.    de bijgebouwen zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen zal ten hoog­ste 60 m² bedragen, met dien verstande dat:

1.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bij­gebouwen en overkappingen ten hoogste 80% van de oppervlakte van het woonhuis zal bedragen;

2.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bij­gebouwen en overkappingen ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de op­pervlakte van het woonhuis, zal bedragen;

c.    de goothoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m be­dragen;

d.    de dakhelling van een bijgebouw zal ten hoogste 60° bedra­gen;

e.    in afwijking van het bepaalde in lid 5.2.3. sub b. en d. mogen ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ uitsluitend bijgebouwen worden gebouwd, indien:

1.    de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen per woonhuis ten hoogste 15 m² bedraagt;

2.    de bouwhoogte van de bijgebouwen ten hoogste 3,00 m bedraagt.

5. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoog­ste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg ge­keerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daar­van ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

5. 3.       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, na­dere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebou­wing.

5. 4.       Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeers­veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

 

a.    het bepaalde in lid 5.2.1. sub a. en toestaan dat een bouwper­ceel tot ten hoogste 70% wordt bebouwd;

b.    het bepaalde in lid 5.2.2. sub h. en toestaan de dakhelling van een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt verkleind tot 0°;

c.    het bepaalde in lid 5.2.2. sub i. en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80°;

d.    het bepaalde in lid 5.2.3. sub a. en toestaan dat een bijgebouw minder dan 2,00 m achter, dan wel voor de naar de weg ge­keerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd, mits:

-       de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet ho­ger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrens­waarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

e.    het bepaalde in lid 5.2.3. sub b. en toestaan dat de gezamen­lijke oppervlakte van bijgebouwen wordt vergroot tot 75 m², mits:

-       aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor lan­gere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;

f.     het bepaalde in lid 5.2.3. sub b. en toestaan dat de gezamen­lijke oppervlakte van bijgebouwen wordt vergroot tot 150 m², mits de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van:

1.    de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;

2.    de huisvesting van minder validen;

g.    het bepaalde in lid 5.2.3. sub b. onder 1. en toestaan dat de ge­zamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een woonhuis ten hoogste gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het hoofd­gebouw.

5. 5.       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

b.    het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;

c.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor minder dan 30% als sociale huur- of koopwoning.

5. 6.       Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeers­veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

 

-       het bepaalde in lid 5.5. sub c. en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 1 en naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven, mits:

-       het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle in­richtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.