direct naar inhoud van Regels
Plan: 1e herziening Bloemendalerpolder Weesp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0457.HZ1BloeW-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 1e herziening Bloemendalerpolder Weesp met identificatienummer NL.IMRO.0457.HZ1BloeW-vg01 van de gemeente Weesp.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 bestemmingsplan Bloemendalerpolder Weesp

de geometrisch bepaalde planobjecten NL.IMRO.0457.BP0400BL-vg01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen zoals vastgesteld op 11 juli 2016.

1.4 bestemmingsplan Bloemendalerpolder voormalig grondgebied Muiden

de geometrisch bepaalde planobjecten NL.IMRO.0457.BPBloemui-vg01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen zoals vastgesteld op 11 juli 2016.

1.5 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.6 overige begrippen

met uitzondering van de begrippen als bedoeld in lid 1.1, 1.2, 1.3, 1.4 en 1.5 zijn de begrippen uit het bestemmingsplan Bloemendalerpolder Weesp van overeenkomstige toepassing op dit plan.

Artikel 2 Wijze van meten

De wijze van meten als genoemd in artikel 2 van het bestemmingsplan Bloemendalerpolder Weesp is van overeenkomstige toepassing op dit plan.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarische bedrijf uitsluitend in de vorm van een melkveehouderij;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': uitsluitend bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de handel in buizen en bielzen uit ten hoogste categorie 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': uitsluitend één bedrijfswoning met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': uitsluitend opslag met dien verstande dat opslag van mest- en voerderstoffen ten behoeve van de agrarische bedrijfsactiviteiten als genoemd in dit lid onder a niet is toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie'; tevens ter bescherming en behoud van de beeldbepalende karakteristieke bouwwerken;
  • f. met bijbehorende verhardingen, erven, tuinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige doeleinden.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten minste 3 m achter de voorgevel en tot 3 m buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte van aan- en uitbouwen ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning bedraagt vermeerderd met 0,3 m, met een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m, mits een kap als dak wordt toegepast 5 m;
    • 3. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
    • 4. op een aan- of uitbouw en bijgebouw zijn geen dakkapellen toegestaan.
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen als bedoeld in in lid a bedraagt ten hoogste 4,5 m respectievelijk 8,5 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder c bedraagt de goot- en bouwhoogte van gebouwen:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': ten hoogste 4,5 m respectievelijk 8,5 m;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': ten hoogste 4,5 m respectievelijk 9,5 m;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': ten hoogste 4,5 m respectievelijk 7 m;
  • e. de bedrijfswoning moet zijn afgedekt met een kap, waarvan de helling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag zijn.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel(rooilijn) bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel(rooilijn) bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van pergola's bedraagt ten hoogste 2,25 m;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van agrarische activiteiten
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning en/of aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
  • b. het gebruik van gebouwen ten behoeve van intensieve veehouderij.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het gebruik van bebouwing, behoudens de bedrijfswoning, voor nevenactiviteiten, waaronder wordt verstaan de opslag van goederen, het hobbymatig uitoefenen van agrarische activiteiten, het hobbymatig houden van dieren, kleinschalige bedrijvigheid voor zover de woonfunctie behouden blijft, zorgfuncties, paardenpensions alsmede kleinschalige dag- en verblijfsrecreatie, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de nieuwe functie de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven en de woonfunctie van omringende woningen niet onevenredig beperkt;
    • 2. monumentale, cultuurhistorische en karakteristieke bebouwing behouden blijft;
    • 3. buitenopslag niet is toegestaan;
    • 4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    • 5. de nevenactiviteit geen aanleiding mag vormen om het bouwvlak te vergroten, het perceel te splitsen of een extra woning toe te staan;
    • 6. ingeval van bijzondere huisvesting uitsluitend sprake is van afhankelijke woonruimten of woningen als onderdeel van zorgfuncties;
    • 7. eventuele extra parkeerplaatsen op het eigen terrein (op het bouwperceel) worden gerealiseerd;
    • 8. ten hoogste een vloeroppervlak van 650 m² mag worden gebruikt voor deze doeleinden, met dien verstande dat voor inpandige opslag van volumineuze goederen, alsmede voor paardenpensions het totale vloeroppervlak binnen de bestaande bebouwing aangehouden kan worden;
    • 9. ten hoogste 6 recreatie-eenheden met in totaal 12 bedden mogen worden gerealiseerd;
    • 10. voldaan wordt aan de actuele wetgeving inzake externe veiligheid;
    • 11. geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem en waterhuishoudkundige alsmede milieuhygiënische waarden.
3.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.5.1 Cultuurhistorische waarden

Voor het slopen van bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorie' is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de monumentencommissie. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien en nadat het college het advies van de monumentencommissie in overweging heeft genomen en een positief besluit heeft genomen.

3.5.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.5.1 is niet vereist voor:

  • a. werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer;
  • c. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

3.5.3 Herbouw/nieuwbouw

Bij herbouw of nieuwbouw op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorie' is de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit de oppervlakte, goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakhelling en de oorspronkelijke situering van de bestaande legale bebouwing maatgevend.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Wonen - 2'

met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de regels zoals opgenomen in artikel 13 'Wonen - 2' van het bestemmingsplan Bloemendalerpolder Weesp zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsplan;
  • b. wijziging is uitsluitend mogelijk in combinatie met de wijzigingsbevoegheid als genoemd in het nieuwe artikel 24.1.4 waarbij sprake is van een duurzame bedrijfsbeëindiging voor een aaneengesloten periode van 3 maanden danwel permanente bedrijfsbeëindiging en de aanduiding 'milieuzone - geurzone 1' komt te vervallen;
  • c. de aanduiding 'bedrijf' en de bijbehorende gebruiksmogelijkhende als bedoeld in artikel 3.1 onder b mogen worden gehandhaafd.

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van grondgebonden veehouderijbedrijven, met dien verstande dat paardenfokkerijen en paardenhouderijen niet zijn toegestaan;
  • b. het behoud en/of herstel en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de ontwikkeling van potentiële natuurlijke waarden;

met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, tuinen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding alsmede voet- en fietsverbindingen.

4.1.2 Nevenactiviteiten

In aanvulling op lid 4.1.1 zijn de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mede bestemd voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer.

4.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming zijn geen bouwwerken toegestaan.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 voor het plaatsen van erf-/terreinafscheidingen elders op de gronden als bedoeld in lid 4.1, mits voldaan wordt aan de volgende vereisten:

  • a. de afscheiding is noodzakelijk voor het houden van vee;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in de omgeving aanwezige waarden;
  • c. de hoogte van erf-/terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,2 m.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. intensieve veehouderij;
  • b. paardenfokkerijen, paardenhouderijen, paardenpensions en maneges.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Nevenactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1.1 voor het toestaan van nevenactiviteiten in de vorm van extensieve dagrecreatie en calamiteitenberging en/of baggerdepot in het kader van duurzaam waterbeheer mits:

  • a. de hoofdfunctie agrarisch blijft, de activiteiten ondersteunend zijn aan het agrarisch bedrijf en onderdeel uitmaken van de inrichting;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking is en de verkeersveiligheid niet wordt geschaad;
  • e. er geen buitenopslag gerelateerd aan de nevenactiviteit plaatsvindt.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 4.1 bedoelde gronden, de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • d. het scheuren of frezen van grasland;
  • e. het aanbrengen van afbeeldingen en tekens;
  • f. het vellen, rooien of op enige andere wijze verwijderen van houtopstanden;
  • g. het beplanten van gronden met bomen en ander opgaand houtgewas;
  • h. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • i. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen en andere bodemschatten.

4.6.2 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de waarde van de omgeving en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

4.6.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een verleende vergunning;
  • c. het ter plaatse van niet-veengronden scheuren van grasland tot een oppervlakte van maximaal 30% van de gronden behorende bij het agrarisch bedrijf ten behoeve van teelt van voedergewassen.

Artikel 5 Recreatie - Jachthaven

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een jachthaven met ten hoogste 30 ligplaatsen en bijbehorende voorzieningen;
  • b. extensieve dagrecreatie;
  • c. dagrecreatieve voorzieningen;
  • d. speeltoestellen;
  • e. fietspaden;
  • f. (onverharde) paden, toegangswegen en parkeergelegenheid;
  • g. water;
  • h. sluizen en waterkerende werken;
  • i. bij deze jachthaven behorende horecavoorzieningen tot en met categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;

met bijbehorende waterrecreatie, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en behoud van de waarden van de omgeving.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en parkeerplaatsen worden binnen het bouwvlak gerealiseerd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 9 m;
  • c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogte 4 m;
  • e. de gezamenlijke vloeroppervlakte van horecagebouwen bedraagt ten hoogste 500 m2;
  • f. de gezamenlijke vloeroppervlakte van beheergebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50 m2l;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van bebouwing en verhardingen bedraagt ten hoogste 0,8 ha met dien verstande dat het totaal oppervlak binnen deze bestemming en op de gronden met bestemming 'Recreatie- Jachthaven' zoals bedoeld in het bestemmingsplan 'Bloemendalerpolder voormalig grondgebied Muiden' gezamenlijk ten hoogste 0,8 ha bedraagt.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken, havenkommen en sluizen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 8 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.2.1 onder f voor beheergebouwen en overkappingen met een maximale oppervlakte van 200 m2, mits dit noodzakelijk is voor de jachthaven en/of de sluis;
  • b. het bepaalde in lid 5.2.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde met een hoogte van maximaal 8 m;

Bij toepassing van dit artikel mag geen aantasting plaatsvinden van de waarden in de omgeving.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. reparatie en onderhoudswerkzaamheden op de kade;
  • b. botenstalling, winterstalling op de kade.

5.4.2 Voorwaardelijke verplichting horeca

Het gebruik van gronden ten behoeve van horecavoorzieningen in combinatie met de jachthaven/sluis als bedoeld in lid 5.1 is uitsluitend toegestaan binnen één bestemmingsvlak met de bestemming 'Recreatie - Jachthaven' in dit plan, het bestemmingsplan Bloemendalerpolder Weesp of het bestemmingsplan 'Bloemendalerpolder voormalig grondgebied Muiden'.

5.4.3 Voorwaardelijke verplichting ontsluiting Jachthaven

Het gebruik van gronden ten behoeve van een jachthaven en de horeca als bedoeld in lid 5.1 is uitsluitend toegestaan indien voorzien wordt in een verkeersveilige ontsluitingsweg op de Korte Muiderweg/Weesperweg.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 5.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van overige oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het scheuren van grasland;
  • d. het beplanten van gronden met bomen en ander opgaand houtgewas, voor de gronden die ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan niet als zodanig zijn beplant;
  • e. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen en andere bodemschatten;
  • f. het graven en aanleggen van water en watergangen.

5.5.2 Weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend afbreuk wordt gedaan aan de waarden van de omgeving (en in het bijzonder de aardkundige waarden en het werelderfgoed Stelling van Amsterdam) en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoetgekomen.

5.5.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een verleende vergunning;
  • c. andere werken zoals bedoeld in lid 5.5.1 onder a, en f voor zover het totaal oppervlak van deze andere werken inclusief de oppervlakte van gebouwen, als bedoeld in lid 5.2.1, niet meer bedraagt dan 0,8 hectare met dien verstande dat het totaal oppervlak binnen deze bestemming en op de gronden met bestemming 'Recreatie- Jachthaven' zoals bedoeld in het bestemmingsplan 'Bloemendalerpolder Weesp' gezamenlijk ten hoogste 0,8 ha bedraagt.

Artikel 6 Recreatie - Park

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Park' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. extensieve dagrecreatie;
  • b. dagrecreatieve voorzieningen;
  • c. speeltoestellen;
  • d. (onverharde) paden, toegangswegen en parkeervoorzieningen;
  • e. fietspaden;
  • f. water;

met bijbehorende waterrecreatie, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen niet worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 8 m.

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, in- en uitritten, water, waterrecreatie en voorzieningen voor de waterhuishouding.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. buitenrijbakken, paddocks en lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste:
    • 1. voor erfafscheidingen: 1 m;
    • 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

Artikel 8 Verkeer - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook met een maximumsnelheid van 50 km/h;
  • b. geluidwerende voorzieningen;
  • c. fiets- en voetpaden, bermen, sloten, bruggen, tunnels, straatmeubilair en andere verkeersvoorzieningen;

met bijbehorende verhardingen, groenvoorzieningen, kunstuitingen, parkeervoorzieningen, water, waterrecreatie en waterhuishoudkundige doeleinden.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen niet worden gebouwd.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 8 m.

Artikel 9 Wonen - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • b. met bijbehorende verhardingen, erven, tuinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige doeleinden.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
  • a. het bij de woning aansluitende terrein mag voor niet meer dan 20% worden bebouwd;
  • b. de oppervlakte voor vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50 m2;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de oppervlakte voor vrijstaande bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' ten hoogste 150 m2.

9.2.2 Woningen
  • a. de woningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • c. de goothoogte van de woning bedraagt ten hoogste 4,5 m en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 9,5 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - inhoud' bedraagt de inhoud van de woning niet meer dan 700 m3;
  • e. de woning moet zijn afgedekt met een kap, waarvan de helling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag zijn.

9.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 3 m achter de voorgevel gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 9.2.2 onder a mogen aan- en uitbouwen tot 3 m buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m, met een maximum van 4 m;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m, mits een kap als dak wordt toegepast 5 m;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. op een aan- of uitbouw en bijgebouw zijn geen dakkapellen toegestaan.

9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel(rooilijn) bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel(rooilijn) bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van pergola's bedraagt ten hoogste 2,25 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning en/of aan-huis-gebonden beroep of bedrijf.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor het gebruik van bestaande voormalige agrarische bebouwing, behoudens de woning, voor nevenactiviteiten, waaronder wordt verstaan de opslag van goederen, het hobbymatig uitoefenen van agrarische activiteiten, het hobbymatig houden van dieren, kleinschalige bedrijvigheid voor zover de woonfunctie behouden blijft, zorgfuncties, paardenpensions alsmede kleinschalige dag- en verblijfsrecreatie, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de nieuwe functie de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven en de woonfunctie van omringende woningen niet onevenredig beperkt;
    • 2. monumentale, cultuurhistorische en karakteristieke bebouwing behouden blijft;
    • 3. buitenopslag niet is toegestaan;
    • 4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    • 5. de nevenactiviteit geen aanleiding mag vormen om het bouwvlak te vergroten, het perceel te splitsen of een extra woning toe te staan;
    • 6. ingeval van bijzondere huisvesting uitsluitend sprake is van afhankelijke woonruimten of woningen als onderdeel van zorgfuncties;
    • 7. eventuele extra parkeerplaatsen op het eigen terrein (op het bouwperceel) worden gerealiseerd;
    • 8. ten hoogste een vloeroppervlak van 650 m² mag worden gebruikt voor deze doeleinden, met dien verstande dat voor inpandige opslag van volumineuze goederen, alsmede voor paardenpensions het totale vloeroppervlak binnen de bestaande bebouwing aangehouden kan worden;
    • 9. ten hoogste 6 recreatie-eenheden met in totaal 12 bedden mogen worden gerealiseerd;
    • 10. voldaan wordt aan de actuele wetgeving inzake externe veiligheid;
    • 11. geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem en waterhuishoudkundige alsmede milieuhygiënische waarden.
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 om de bouw van extra woningen toe te staan indien reeds aanwezige opstallen worden gesloopt, met dien verstande dat:
    • 1. voor iedere 500 m² gesloopte erfbebouwing maximaal 1 woning met een maximale inhoud van 650 m³ kan worden teruggebouwd;
    • 2. de ruimtelijke kwaliteit verbetert door naast de sanering van de voormalige opstallen, de woningbouw ruimtelijk in te passen in de omgeving;
    • 3. het nieuwe hoofdgebouw op minimaal 7 m uit de erfgrens wordt gebouwd;
    • 4. de uitvoerbaarheid met betrekking tot de aspecten ecologie, water, bodem, archeologie en wegverkeerslawaai is aangetoond;
    • 5. monumenten en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet mogen worden gesloopt.

Artikel 10 Woongebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen als hoofdfunctie en ondergeschikt daaraan de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - water'; in ieder geval een doorgaande watergang;
  • c. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - centrum'; tevens centrumvoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - centrum'; tevens horecavoorzieningen tot en met categorie 1b uit de Staat van Horeca-activiteiten;
  • e. realisatie en instandhouding van minimaal 7 ha aan structureel groen en water op de gronden in dit plan en het bestemmingsplan Bloemendalerpolder Weesp;
  • f. objecten voor beeldende kunst;
  • g. groen- en speelvoorzieningen;
  • h. pleinen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. wegen voor een maximumsnelheid van 30 km/h, verblijfsgebied en fiets- en voetpaden;
  • k. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkeer'; wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook met een maximumsnelheid van 50 km/h;
  • l. geluidwerende voorzieningen;

met bijbehorend straatmeubilair, voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer, kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, water, waterrecreatie, standplaatsen (voor verkoop), nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.2.1 Algemeen
  • a. het maximum aantal woningen in dit plan en het bestemmingsplan Bloemendalerpolder Weesp bedraagt 1.550;
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' dat het aantal woningen ten hoogste het aangegeven aantal bedraagt
  • c. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 4 bouwlagen met een maximale bouwhoogte van 14 m, met dien verstande dat daar waar middels de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' ten hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte geldt;
  • e. gebouwde waterwoningen zijn toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 7 m, met dien verstande dat woonboten niet zijn toegestaan;
  • f. als eenmaal een hoofdgebouw is gerealiseerd, mogen – in afwijking van het bepaalde in lid 10.2.1 tot en met 10.2.6 – de hoogte- en de oppervlaktematen van dat hoofdgebouw niet worden vergroot.

10.2.2 Specifieke bouwaanduiding - centrum

In aanvulling en/of afwijking van het bepaalde in lid 10.2.1 gelden ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - centrum' de volgende regels:

  • a. op een totaal oppervlak van maximaal 1.000 m2 mogen hoofdgebouwen tot ten hoogste 6 bouwlagen met een bouwhoogte van ten hoogste 20 m worden gerealiseerd;
  • b. het totaal oppervlak aan detailhandel bedraagt ten hoogste 2.450 m2 bvo;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - centrum' mogen maximaal 3 horecavoorzieningen worden gerealiseerd.

10.2.3 specifieke bouwaanduiding - hoogbouw

In aanvulling en/of afwijking van het bepaalde in lid 10.2.1 geldt dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - hoogbouw' op een totaal oppervlak van maximaal 1.000 m2 hoofdgebouwen tot ten hoogste 6 bouwlagen met een bouwhoogte van ten hoogste 20 m mogen worden gerealiseerd.

10.2.4 Specifieke bouwaanduiding - water

In aanvulling en/of afwijking van het bepaalde in lid 10.2.1 geldt dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - water' een doorgaande watergang van minimaal 16 m breed dient te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.

10.2.5 Specifieke bouwaanduiding - laan

In aanvulling en/of afwijking van het bepaalde in lid 10.2.1 geldt dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - laan' een laan wordt gerealiseerd met een minimale afstandsmaat van 60 meter tussen de perceelsgrenzen van de woningen.

10.2.6 Specifieke bouwaanduiding - lint

In aanvulling en/of afwijking van het bepaalde in lid 10.2.1 gelden ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - lint' de volgende regels:

  • a. uitsluitend vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
  • b. tussen niet-aaneengebouwde woningen dient tussen hoofdgebouwen een afstand te worden aangehouden van ten minste 10 m.

10.2.7 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

In aanvulling op het bepaalde in lid 10.2.1 tot en met 10.2.6 gelden per bouwperceel, voor zover van toepassing, voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen worden op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel(rooilijn) van het hoofdgebouw gebouwd, met uitzondering van erkers;
  • b. het bij de woning aansluitende terrein mag voor niet meer dan 50% worden bebouwd waarvan de oppervlakte voor vrijstaande bijgebouwen en overkappingen gezamenlijk niet meer dan 30 m2 mag zijn;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m, met een maximum van 4 m;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • g. op een aan- of uitbouw en bijgebouw zijn geen dakkapellen toegestaan.

10.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel(rooilijn) bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel(rooilijn) bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de hoogte van pergola's bedraagt ten hoogste 2,25 m;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 7. parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 8. de uitvoering van het landschapsontwikkelingsplan;
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen, speel- en groenvoorzieningen en pleinen;
  • c. de verkavelingsrichting ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - galgenveld', waarbij de oorspronkelijke cultuurhistorische waarden worden gehandhaafd;
  • d. de oriëntatie van de bebouwing op de openbare weg ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - laan';
  • e. het toepassen van beplanting zoals hagen, bomen bij overgangen van bouwpercelen en openbaar gebied.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Woningaantal

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1 onder a voor de realisatie van minimaal 1250 woningen en maximaal 1850 woningen, met dien verstande dat het totaal aantal woningen binnen deze bestemming én op de gronden bestemd voor 'Woongebied' zoals bedoeld in het bestemmingsplan Bloemendalerpolder Weesp en het bestemmingsplan 'Bloemendalerpolder voormalig grondgebied Muiden' gezamenlijk niet meer dan 2.750 bedraagt.

10.4.2 Oppervlakte structureel groen en water

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 onder e voor wat betreft de minimale oppervlakte aan structureel groen en water, met dien verstande dat het totaal oppervlakte aan structureel groen en water binnen deze bestemming én op de gronden bestemd voor 'Woongebied' zoals bedoeld in bestemmingsplan 'Bloemendalerpolder voormalig grondgebied Muiden' gezamenlijk minimaal 38 ha bedraagt.

10.4.3 Oppervlakte detailhandel in centrumgebied

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 onder b voor het toestaan van extra oppervlakte detailhandel, mits:

  • a. het totaal extra oppervlak aan detailhandel ten hoogste 1.000 m2 bvo bedraagt;
  • b. aangetoond wordt dat de toevoeging van de extra oppervlakte aan detailhandel niet tot onevenredige ontwrichting leidt van de detailhandelsstructuur in de gemeente Weesp.

10.4.4 Bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.7 onder a en toestaan dat een bijgebouw voor de voorgevel van een hoofdgebouw wordt gebouwd, mits:

  • a. het bijgebouw in gebruik wordt genomen als schuur/bergruimte;
  • b. het bij de woning aansluitende terrein achter de woning niet bereikbaar is via de voortuin, of anderszins, zoals door middel van een (achter)pad;
  • c. wordt voldaan aan het bepaalde in lid 10.2.7 onder b tot en met g.

10.4.5 Overkappingen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.7 onder a en toestaan dat een overkapping aan de voorgevel wordt gebouwd, mits:

  • a. de overkapping in gebruik wordt genomen als carport;
  • b. situering van de overkapping conform het bepaalde in lid 10.2.7 onder a tot gevolg heeft dat de overkapping vanaf de openbare weg niet bereikbaar is, hetgeen gelet op de beoogde functie als carport niet gewenst is;
  • c. de hoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
  • d. de oppervlakte niet meer dan 20 m2 bedraagt.

10.4.6 Uitbreiding hoofdgebouw in hoogte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1 teneinde een grotere maatvoering (hoogte) voor hoofdgebouwen toe te staan, waarbij geldt dat de bouwhoogte met ten hoogste 1 bouwlaag wordt verhoogd en in overeenstemming is met het beeldkwaliteitsplan.

10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning en/of aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
  • b. het wonen in een woonschip of woonark;
  • c. het parkeren op het erf, voor zover gelegen voor de voorgevel, bij grondgebonden woningen.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 10.1 onder c, voor het toestaan van maatschappelijke zorgvoorzieningen buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - centrum';
  • b. lid 10.1 onder d, om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 10.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in lid 10.1 genoemd;
  • c. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de horecacategorieën, zoals in lid 10.1 genoemd;
  • d. lid 10.5.1 onder c, indien dit geen onevenredige afbreuk doet aan het straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (Artikel 4 tot en met Artikel 10) mogen op de in lid 11.1 bedoelde gronden geen bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van:

  • a. bouwwerken met een oppervlakte van ten hoogste 50 m2 en waarbij de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 0,35 m ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld, voor zover passend binnen de overige aan de grond gegeven bestemming;
  • b. ver-/nieuwbouw of uitbreiding van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte met ten hoogste 50 m2 wordt vergroot en waarbij de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 0,35 m ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld, voor zover passend binnen de overige aan de grond gegeven bestemming.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

11.3.2 Uitzonderingen

Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, zoals blijkt uit het in lid 11.3.3 bedoelde rapport, kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 11.2, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

11.3.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 11.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen;
  • d. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

11.4.2 Voorwaarden
  • a. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Een omgevingsvergunning wordt verleend indien gebleken is dat de in lid 11.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten.
  • c. Voor zover de in lid 11.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan een omgevingsvergunning worden verleend indien daaraan een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.

11.4.3 Advies archeologisch deskundige

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

11.4.4 Uitzonderingen

Het in lid 11.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

  • a. de oppervlakte van het werk kleiner is dan 50 m² en de grondbewerking niet dieper is dan 35 cm vanaf het oorspronkelijke maaiveld;
  • b. het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
    • 2. de werken en werkzaamheden op aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
  • d. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie 3', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 7

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

12.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (Artikel 4 tot en met Artikel 10) mogen op de in lid 12.1 bedoelde gronden geen bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van:

  • a. bouwwerken met een oppervlakte van ten hoogste 1.000 m2, en waarbij de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 4 m ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld, voor zover passend binnen de overige aan de grond gegeven bestemming;
  • b. ver-/nieuwbouw of uitbreiding van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte met ten hoogste 1.000 m2 wordt vergroot, en waarbij de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 4 m ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld, voor zover passend binnen de overige aan de grond gegeven bestemming.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

12.3.2 Uitzonderingen

Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, zoals blijkt uit het in lid 12.3.3 bedoelde rapport, kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 12.2, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

12.3.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 12.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden over een groter oppervlak dan 1.000 m² en, voor zover sprake is van grondwerkzaamheden, met een diepte groter dan 4 m ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.

12.4.2 Voorwaarden
  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 12.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. de omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

12.4.3 Advies archeologisch deskundige

Voor zover de in lid 12.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

12.4.4 Uitzonderingen

Het in lid 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen of werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie 7', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

  • artikel 24 lid 24.1;
  • artikel 24 lid 24.2.
  • a. Een nieuw artikel 24 lid 24.1 en lid 24.2 worden ingevoegd luidende:

'24.1 Milieuzone - geurzone 1'

24.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' zijn, behalve de voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de bedrijfsactiviteiten van het agrarische bedrijf op de gronden met de bestemming 'Agrarisch'.

24.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels mogen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' geen nieuwe woningen en andere geurgevoelige objecten worden gebouwd.

24.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.1.2 voor het toestaan van geurgevoelige objecten overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

24.1.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'milieuzone- geurzone 1' komt te vervallen, met dien verstande dat wijziging uitsluitend mogelijk is in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid als genoemd in artikel 3 lid 3.6.

'24.2 Milieuzone - geurzone 2

24.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone 2' zijn, behalve de voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een bedrijf.

24.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels mogen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone 2' geen nieuwe woningen en andere geurgevoelige objecten worden gebouwd.

24.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.2.2 voor het toestaan van geurgevoelige objecten overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

24.2.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'milieuzone- geurzone 2' komt te vervallen, mits:

  • b. de bedrijfsactiviteiten die de geurzone veroorzaakt voor een aaneengesloten periode van 3 maanden zijn beëindigd, danwel permanent zijn beëindigd ten tijde van de vaststelling van het wijzigingsplan of;
  • c. deze wijziging mogelijk is op grond van een wijziging van de Wet geurhinder en veehouderij of op deze wet gebaseerde regelgeving.'

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht bouwwerken

  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 14 Overgangsrecht gebruik

  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 1e herziening Bloemendalerpolder Weesp.