direct naar inhoud van 5.1 Bodem
Plan: Landelijk Gebied Weesp
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0457.BP0200LG-oh01

5.1 Bodem

Algemeen

De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen.

Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten "ernstige vervuilingen" in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie.

Regelgeving

Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voorliggend bestemmingsplan regelt grotendeels de bestaande situatie. Wanneer ontwikkelingen zich voordoen dient een bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek Fort Uitermeer

Ten behoeve van de ontwikkeling van Fort Uitermeer is een verkennend bodemonderzoek inclusief asbest-in-grondonderzoek en waterbodemonderzoek uitgevoerd (BK Ingenieurs bv - bk bodem, Verkennend bodemonderzoek, projectnummer 20110204, 15 februari 2011). In het onderzoeksgebied zijn lichte verontreinigingen met PAK, kwik, lood en zink aangetoond in de bovengrond. In het grondwater zijn lichte verontreinigingen met barium, zink, benzeen en xyleen aangetoond. Mogelijk is hier sprake van een lokaal verhoogde achtergrondconcentratie. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen en de aangetoonde asbestconcentratie overschrijd de wettelijke norm niet. De onderzochte waterbodems worden beide geclassificeerd als 'vrij toepasbaar'. De resultaten uit het bodemonderzoek vormen geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek.

Conclusie

Het bestemmingsplan betreft grotendeels een consoliderend bestemmingsplan. Bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied blijven gehandhaafd en worden overeenkomstig de huidige situatie geregeld in het bestemmingsplan.

Ten behoeve van de planontwikkeling van Fort Uitermeer is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat er uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen bestaan voor de voorgenomen ontwikkeling.

Geconcludeerd kan worden dat het aspect bodem de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg staat.