direct naar inhoud van 2.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Landelijk Gebied Weesp
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0457.BP0200LG-oh01

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Structuurvisie Weesp 2030

In september 2001 is de Structuurvisie Weesp 2030 vastgesteld. De structuurvisie is opgesteld omdat een kwaliteitsslag nodig is: transformatie van het bestaand stedelijk gebied, kwaliteitsverbetering van het landelijke gebied, alsmede een verbetering van de relatie tussen stad en land. De structuurvisie moet sturing geven aan de gewenste ontwikkelingen en deze in onderlinge samenhang zien. De Structuurvisie Weesp 2030 zal worden vervangen door de in voorbereiding zijnde Structuurvisie Weesp.

Gesteld wordt dat de cultuurlandschappen rond Weesp als gevolg van het agrarisch gebruik een hoge landschappelijke kwaliteit hebben. Er worden de volgende opgaven voor het landelijk gebied genoemd:

  • investeren in plattelandsontwikkeling;
  • tegengaan van versnippering van landbouwareaal;
  • zorgen voor een sterke, gezonde landbouw;
  • toegankelijk maken van het platteland: realiseren van een netwerk van polderpaden en watergangen;
  • investeren in landschapsbouw;
  • zonering van het recreatieve gebruik;
  • aanleg van goede ecologische verbindingen;
  • verhogen van de natuurwaarden van het agrarisch gebied;
  • toegankelijk maken van de oevers van de Vecht;
  • voortzetting herstructurering van de woonboten langs de Vecht;
  • uitbreiding van de mogelijkheden voor woongebieden op het water;
  • toegankelijk maken van natuurgebieden, zoneren van het gebruik;
  • onderzoek naar nieuwe mogelijkheden voor wonen in het buitengebied;
  • verbeteren lokale verkeersstructuur.

In de ruimtelijke hoofdstructuur wordt het zuidwestelijk deel van de gemeente Weesp de 'veenweidepolder' genoemd, 'één van de drie omliggende groene zeeën'. Weesp ontleent een belangrijk deel van haar identiteit aan het feit dat de stad weliswaar in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van de netwerkstad Randstad, maar dat het in ruimtelijk opzicht onderdeel uitmaakt van het landelijke veenweidegebied rond de Vecht. Om deze kwaliteit voor de toekomst zeker te stellen is het van groot belang dat de polders zoveel mogelijk gevrijwaard blijven van verstedelijking. Daarbij zijn op de schaal van de polders, naast de landbouw, nieuwe functionele dragers nodig, die sterk genoeg zijn om weerstand te bieden aan stedelijke druk.

Over het plangebied wordt het volgende geschreven bij Veenweidepolder (Aetsveldse Polder en stadsrand-zuid):

  • De huidige randen van de Aetsveldse Polder zijn versnipperd. Zij worden gevormd door de Vecht met boerderijen en woonboten, de Gooilandseweg, de woonwijk Aetsveld en het gebied tussen het Aetsveld en het Amsterdam-Rijnkanaal met weilanden en recreatieve functies.
  • Al met al is de zuidrand van Weesp een onsamenhangend gebied met onvoldoende visuele en functionele relaties tussen de wijk en de stad, maar ook tussen de wijk en het omliggende landelijk gebied.
  • De woonwijk Aetsveld maakt deel uit van een oorspronkelijk veel grotere, nooit afgebouwde woonwijk. De wijk heeft een zeer introvert karakter. De stadsrand is onaf.

Het open gebied tussen de Gooilandseweg en het Blijwaterpad bevat een verzameling van verschillende recreatieve functies met onderling weinig samenhang, zoals een zwembad, een parkeerterrein, volkstuinen, een (short-)golfbaan, een gasregelstation, een fietspad en een park. Het gebied ligt door de aanwezigheid van de Gooilandseweg geïsoleerd van de stad. De enige verbindingen tussen stad en land worden gevormd door de Aetsveldse Weg en de Kanaaldijk.

De landschappelijke basis van de Aetsveldse Polder wordt ingezet voor het maken van een samenhangende structuur in dit gebied. In de polder wordt een netwerk van polderpaden en watergangen aangelegd, dat zowel doorloopt in de bebouwde kom als in het buitengebied. In de bebouwde kom bevordert het nieuwe netwerk de samenhang tussen de onderling geïsoleerde delen. Daarnaast maakt het nieuwe netwerk het buitengebied toegankelijk voor de stadsbewoner. In de woonwijk Aetsveld worden de bestaande watergangen gebruikt als basis voor het nieuwe netwerk. Het netwerk van polderpaden en watergangen heeft vooral betekenis voor langzaam verkeer.

Aan de zuidzijde van de wijk Aetsveld komt een nieuw polderpad te liggen, dat aansluit op het bestaande polderpad. Dit polderpad vormt een overgangszone tussen de wijk en het ommeland. In de overgangszone is ruimte voor diverse kleinschalige stadsrandfuncties zoals volkstuinen, een kinderboerderij, sportvelden en woonbuurten met bijzondere bebouwingstypologieën die inspelen op de locatie. Het polderpad loopt door tot het Amsterdam-Rijnkanaal en geeft aan de oostzijde ontsluiting richting de Vecht (aandachtspunt: kruising Gooilandseweg).

Het gebied tussen Aetsveld en het Amsterdam-Rijnkanaal kan worden omgevormd tot een groot nieuw landgoed met als thema sport en vrije tijd. In dit landgoed kunnen verschillende functies een plek vinden, zoals een nieuw sportpark, golfbaan en het zwembad. Er is op beperkte schaal ruimte voor wonen, passend in de sfeer van het landgoed. De centrale ontsluitingsweg in Aetsveld sluit rechtstreeks aan op de ontsluitingsstructuur van het nieuwe landgoed. De Aetsveldse Polder is in het overheidsbeleid aangewezen tot agrarisch kerngebied. Hiermee wordt de openheid van de Aetsveldse Polder gegarandeerd. Voor een gezond platteland is het belangrijk dat wordt ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Een samenwerking van boeren in de vorm van coöperaties kan nieuwe gewenste ontwikkelingen een plaats geven.

Te denken valt aan het produceren en distribueren van streekeigen producten (zoals in Waterland) of het oprichten van een hotel (zoals in de Peel, waar de kamers niet in één gebouw, maar verspreid over verschillende boerderijen liggen).

Een coöperatie zou bijvoorbeeld ook voor waterberging kunnen zorgen of het netwerk van polderpaden en watergangen ontwikkelen en beheren. Zo een coöperatie zou bij voorkeur de gehele polder moeten omvatten en niet alleen het gedeelte van de gemeente Weesp. Daarmee is er meer garantie op een ruimtelijke eenheid in het gebied.

2.4.2 Nota afmeer- en steigerbeleid 2010

In aanvulling op de (1e herziening van de) Algemene plaatselijke verordening (APV), de vigerende bestemmingsplannen en de regels van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht heeft de gemeente Weesp de Nota Afmeer- en steigerbeleid 2010 vastgesteld. Naast enkele algemene beleidsregels is hierin ook beleid voor specifieke wateren opgenomen. Voor wat betreft het landelijke gebied zijn hierin de Vecht en de 's Gravelandsevaart genoemd als specifieke wateren. Gesteld wordt dat in de Vecht de mogelijkheden tot afmeren beperkt moeten blijven en dat in de 's Gravelandsevaart vaartuigen ongewenst zijn en het innemen van een ligplaats en houden van een steiger derhalve daar niet toegestaan zijn.

2.4.3 Welstandsbeleid

Op 27 mei 2010 is de Welstandsnota door de gemeenteraad vastgesteld. In de welstandsnota wordt invulling gegeven aan de esthetische aspecten van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid. De welstandsnota gaat daarbij vooral in op de architectonische aspecten van bouwwerken, zoals massa, vorm, kleur- en materiaalgebruik en detaillering. In stedenbouwkundige zin spreekt de welstandsnota zich uit over de uitstraling en ligging van de bebouwing in relatie tot de omgeving. Binnen de welstandsnota wordt bij bouwkundige ingrepen onderscheid gemaakt naar verschillende typen criteria: loketcriteria, objectcriteria en gebiedsgerichte criteria.

De kleine bouwactiviteiten, zoals het plaatsen van een dakkapel, het bouwen van een aan- en uitbouw of het plaatsen van een erfscheiding zijn ofwel vergunningvrij of vallen binnen de aan het loket af te handelen loketcriteria. Deze criteria zijn objectief bepaalbaar en kenbaar. Bij grotere bouwingrepen wordt teruggevallen op de gebiedsgerichte criteria.

In het hoofdstuk “de Landelijke linten en/of buurtschappen” worden de Aetsveldse Polder, de nieuwe Keverdijkse polder, en de Heintjesrak- en Broekerpolder benoemd. De stedenbouwkundige structuur betreft in alle gevallen zeer verspreide tot plaatselijk meer aaneengesloten reeksen bebouwing in een lintstructuur, zowel langs de aanwezige waterlopen, deels aan de landzijde onderaan de dijk, deels aan de waterzijde, als ook aan de landelijke wegen in de verkaveling. De bebouwingsrichting heeft vrijwel overal een directe (harmonische) relatie met de richting van de kavelsloten. Opgaand groen beperkt zich tot de erven bij de gebouwen en is vooral bij de (voormalige) agrarische vestigingen soms heel karakteristiek.

Waardering

Het gebied ontleent zijn waarde aan het open landschap met zijn lange zichtlijnen en de verspreide – soms heel karakteristieke – bebouwing en erfbeplanting. Het landschappelijk karakter is kwetsbaar en verdient bescherming. De nog aanwezige (voormalige) agrarische complexen zijn als 'ensemble'(hoofdgebouw, bijgebouwen en erfinrichting) van wezenlijk belang voor de beeldkwaliteit van het landelijk gebied. Vastgesteld moet worden dat het karakter van de burgerwoningen als zodanig (hoofdvorm, positionering en erfinrichting) niet geheel strookt met de aard van het landelijke gebied en dat op veel plaatsen de grens is bereikt van wat het landschap aan kan.

Beleid

Het welstandsbeleid is gericht op:

  • Behoud en versterking van de openheid en overige karakteristieken van het landschap;
  • Het voorkomen van een verdere verdichting van linten met nieuwbouw;
  • Behoud van nog functionerende, respectievelijk nog als ensemble bewaarde agrarische vestigingen;
  • Behoud van de nog complete ensembles van voormalige agrarische vestigingen en het stimuleren van aanvaardbaar gebruik daarvan;
  • Het – met name bij de boerderijcomplexen – bevorderen van behoud en vernieuwing van de karakteristieke erfbeplanting en het terugdringen van een oneigenlijk gebruik en/of de inrichting van erven.

Gezien de kwetsbaarheid van het voorliggende gebied is een bijzonder welstandsregime gewenst. Zie voor de algemene en bijzondere welstandscriteria de welstandsnota. De Woonvisie Weesp (vastgesteld in december 2011) sluit aan op bovengenoemd welstandsbeleid.

2.4.4 Erfgoedverordening

Op 27 januari 2011 is de Erfgoedverordening door de gemeenteraad vastgesteld. In de Erfgoedverordening wordt invulling gegeven aan cultureel erfgoed, zowel voor monumenten, archeologie als het cultuurlandschap. De Erfgoedverordening bevat de mogelijkheid om nadere regels te stellen en is het inhoudelijke toetsingskader van de omgevingsvergunning inzake de gemeentelijke monumenten in de Erfgoedverordening bepaald.

De regels over het aanwijzen van gemeentelijke monumenten en archeologische verwachtingsgebieden, en weigeringsgronden voor het afgeven van een omgevingsvergunning zijn ook opgenomen in de erfgoedverordening.

Ten aanzien van archeologie vind eind 2012 een verfijning van de uitgangspunten plaats. De resultaten van deze verfijning worden in het bestemmingsplan verwerkt.

2.4.5 Gemeentelijk waterbeleid

Op verzoek van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) is alle waterinformatie in een aparte waterparagraaf opgenomen (paragraaf 5.8). Paragraaf 5.8 'Water' omvat tevens het beleidskader voor water, op gemeentelijk niveau betreft dit het 'Gemeentelijk Rioleringsplan Weesp (versie III 2007-2012).

2.4.6 Beleidsnota hogere waarden Wet geluidhinder

Het doel van het beleid is het vaststellen van een transparant en consistent toetsingskader waaraan bij een hogere waarde procedure wordt getoetst.

De Gemeente vindt een goed woonklimaat (waaronder zo min mogelijk geluidsoverlast) belangrijk voor haar inwoners. Daarnaast vindt de gemeente het belangrijk dat ruimtelijke ontwikkelingen niet onnodig belemmerd worden. Er moet dus een balans zijn tussen de bescherming van het goede woonklimaat en het kunnen doorgaan van ruimtelijke ontwikkelingen.

Aangezien het bestemmingsplan een conserverend plan is, wat inhoudt dat nieuwe bebouwingsmogelijkheden niet zijn opgenomen, wordt vooraf niet getoetst aan hogere grenswaarden. Op het moment dat een wijziging van het bestemmingsplan plaatsvindt, kan de beleidsnota handvatten bieden indien een hogere waarde dient te worden verleend.

2.4.7 Beleid GSM antennes

Het beleid aangaande GSM antennes is vastgesteld op 14 april 2000 door de gemeenteraad. Hierin verwoordt de gemeente haar uitgangspunten die gehanteerd worden bij de beoordeling van een bouwaanvraag voor antenne-installaties voor mobiele communicatie. De uitgangspunten zijn:

  • zoveel mogelijke gecombineerde plaatsing op hoge (niet zijnde cultuurhistorisch waardevolle) gebouwen of andere bouwwerken in het stedelijk gebied, met uitzondering van het beschermd stadsgezicht, en bij voorkeur niet direct zichtbaar vanaf de openbare weg. In de overige gevallen heeft plaatsing midden op het dak de voorkeur, op of nabij een liftschacht;
  • de afstand van de antenne tot de dichtstbijzijnde woonruimte en andere normaal door mensen te gebruiken ruimten dient verticaal minimaal 3 en horizontaal minimaal 10 meter te bedragen (deze maat is gebaseerd op richtlijn 'milieuzonering'). Indien berekende of gemeten veldsterkten in relatie tot bijvoorbeeld de door de Gezondheidsraad geformuleerde dan wel te formuleren limietwaarden dit nodig mochten maken, dan dienen grotere afstanden aangehouden te worden;
  • indien plaatsing op hoge gebouwen niet haalbaar is, dan heeft een bedrijfslocatie de voorkeur boven woongebied. Bij noodzakelijk (aangetoonde) plaatsing in het landelijk gebied dient aansluiting gezocht te worden bij bestaande elementen met inachtneming van landschappelijke en natuurwaarden;
  • het aanzien van de antenne-installaties dient onopvallend te zijn, reclame-uitingen en felle kleuren zijn niet toegedaan. Uiteraard zal toetsing plaatsvinden aan redelijke eisen van welstand;
  • afwijken van deze uitgangspunten ten behoeve van het goed functioneren van het telefoonverkeer is mogelijk, mits in voldoende mate onderbouwd en de te beschermen waarden niet evenredig worden of kunnen worden aangetast.

Wanneer binnen het plangebied een GSM antenne geplaatst wordt, dient deze te voldoen aan de hierboven genoemde uitgangspunten. In het bestemmingsplan zijn algemene bouwregels opgenomen om GSM-masten mogelijk te maken.

2.4.8 Beleidsvisie Externe veiligheid Gooi- en Vechtstreek

Het opstellen van deze visie is gebeurd in het kader van het Programma externe veiligheid 2006- 2010. Dit gezamenlijke programma van het Gewest, de Brandweer en de gemeenten van de Gooi- en Vechtstreek is erop gericht de uitvoering van externe veiligheid op een adequaat niveau te brengen.

De visie gaat uit van het karakter van de regio Gooi- en Vechtstreek. Dat karakter is vooral dat de Gooi- en Vechtstreek een groen woongebied is, waar geen plaats is voor zware bedrijven met veel risico's. Deze beleidsvisie sluit daarbij aan door uit te gaan van de volgende uitgangspunten:

  • de nadruk ligt op het bieden van een veilige woonomgeving;
  • er moet ruimte zijn voor bedrijvigheid met en het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • de risico's moeten zoveel als mogelijk worden beperkt, afhankelijk van de functie van een gebied;
  • incidenten ten gevolge van activiteiten met gevaarlijke stoffen met een grote maatschappelijke ontwrichting tot gevolg vinden we niet acceptabel;
  • de aard van de bedrijvigheid en de risico's die dat met zich meebrengt moet passen in het karakter van de regio. Het vestigingsbeleid en het locatiebeleid worden daarop aangepast.

Deze beleidsvisie maakt een onderscheid tussen bestaande en nieuwe activiteiten. De Raad van Weesp heeft ervoor gekozen dit onderscheid te maken. Nieuwe activiteiten zullen moeten voldoen aan het beleid zoals dat in de visie is neergelegd. Dat wil bijvoorbeeld zeggen dat bedrijven met gevaarlijke sloffen die zich willen vestigen in de Gooi- en Vechtstreek dat alleen mogen doen op de bedrijventerreinen die als ontwikkelingsgebied zijn aangewezen. Echter, bestaande of reeds geprojecteerde situaties waarin niet wordt voldaan aan de ambities van deze visie worden niet gesaneerd. Het beleid voor bestaande situaties is erop gericht de gewenste situatie op termijn te bereiken, bijvoorbeeld door uit te gaan van het stand still beginsel op de bedrijventerreinen die als beheersgebied zijn aangewezen.

Het plangebied betreft een beheersgebied. Hier is op grond van de Beleidsvisie Externe Veiligheid het stand still beginsel van toepassing.

2.4.9 Klimaatbeleid

Bij bestemmingsplannen waar onder andere grote bouwprojecten mogelijk worden gemaakt, nadrukkelijk mogelijkheden voor opwekking van duurzame energie bestemmen. Het gaat bijvoorbeeld om het mogelijk maken van turby's op de industrieterreinen, het mogelijk maken van één of meer warmtepompinstallaties, warmtekrachtcentrales of andere duurzame energievoorzieningen bij de grotere bouwprojecten (>50 woningen).

2.4.10 Nota Toerisme en Recreatie

De nota toerisme en recreatie is vastgesteld in januari 2008. In de nota worden verschillende thema's ten aanzien van toerisme en recreatie benoemd en beschreven. Hiervan zijn de sterke en zwakke punten uitgewerkt in een SWOT-analyse welke na analyse geleid heeft tot een ruimtelijk-functionele visie en een toeristisch-recreatieve visie.

Functioneel-ruimtelijke visie

De kernkwaliteiten van Weesp sluiten naadloos aan op de huidige consumententrends. De kernkwaliteiten zijn daarom bij uitstek geschikt om de dragers voor de toeristische ontwikkeling van Weesp te zijn. De thematische dragers voor het toerisme zijn het water, de cultuurhistorie, natuur en de te ontwikkelingen sport en wellness.

Toeristisch-recreatieve visie

Het motto van het toeristisch beleid is: 'Weesp in Beeld'. Dit motto sluit aan bij de ambitie de nog te weinig zichtbare en onzichtbare kwaliteiten van Weesp zichtbaar te maken en te ontwikkelen. Met deze ambitie wil Weesp zich profileren als unieke toeristische bestemming. Een samenhangende groei van het toerisme in de gemeente Weesp wordt bereikt via 5 speerpunten:

  • profilering;
  • samenwerking;
  • meer kwaliteit en interne samenhang in het aanbod;
  • verbreding van het verblijfsrecreatieve en cultuurhistorische aanbod en attractiepunten;
  • verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en ruimtelijke samenhang.

Reconstructie Schansen

Na de reconstructie van de schans de Nieuwe Achtkant start de gemeente nu met de aanpak van de schansen Rooseboom en Draaierschans. De reconstructie van deze schansen zal minder intensief zijn dan de Nieuwe Achtkant. Uitgangspunt is het scherp maken van de contouren van het gehele stelsel van wallen en bastions waarbij zichtbelemmerende beplantingen worden weggehaald langs de randen. Zo wordt het vestingverleden van Weesp weer een stuk meer zichtbaar en beleefbaar. Ook de ontwikkeling van Fort Uitermeer (zie § 4.3), waarbij de relatie met de historische kern van Weesp wordt benut, draagt bij aan de profilering van Weesp als vestingstad.

Niet-agrarische nevenactiviteiten

Veel boerenbedrijven stoppen met hun agrarische activiteiten. Deze ondernemers zijn op zoek naar nieuwe uitdagingen, die vaak in de recreatie liggen. Veel boeren starten een Bed & Breakfast, minicamping, groepsaccommodatie of zorgboerderij. Bij de toepassing van niet-agrarische nevenactiviteiten in het bestemmingsplan is de nota als leidraad gebruikt.