direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Landelijk Gebied Weesp
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0457.BP0200LG-oh01

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Landelijk Gebied Weesp van de gemeente Weesp;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0457.BP0200LG-oh01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aan huis gebonden beroep of bedrijf:

het door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, dan wel het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet milieubeheer geldt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de functie in overeenstemming is;

1.4 aanbouw/uitbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht onder-geschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;

1.8 aardkundig monument:

een natuurmonument dat zijn belang ontleent aan zijn aardkundige (geologische, geomorfologische, bodemkundige) betekenis voor de natuurlijke ontstaanswijze van het gebied en door een officiële instantie (provincie Noord-Holland) tot monument is aangewezen;

1.9 aardkundig waardevol gebied:

gebied met specifieke landschappelijke kenmerken die wijzen op de natuurlijke ontstaanswijze van het gebied;

1.10 aardkundige waarde:

bodemkundige, geologische, geomorfologische, dan wel geohydrologische waarde, vaak in combinatie met de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische, ecologische en/of belevingswaarde;

1.11 agrarisch loonbedrijf/loonbedrijf:

een bedrijf dat uitsluitend en overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur;

1.12 agrarische nevenactiviteit, niet grondgebonden:

werkzaamheden waarbij door toevoeging van arbeid en andere productiemiddelen plantaardige en/of dierlijke productie plaatsvindt, mits geheel of grotendeels niet gebonden aan de grond als productiemiddel;

1.13 antenne:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het verzenden en/of ontvangen van telecommunicatie-verkeer met inbegrip van de daarbij behorende technische installaties;

1.14 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende (dan wel te verwachten) zichtbare en/of onzichtbare sporen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden;

1.15 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.16 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.17 bed & breakfast (bij bedrijf aan huis):

kleinschalige overnachtingaccommodatie, met een maximum van 4 bedden, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis en wordt gerund door de bewoners van het desbetreffende huis;

1.18 bed & breakfast (bij niet-agrarische nevenactiviteiten):

kleinschalige overnachtingaccommodatie, met een maximum van 12 bedden, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt; Een bed & breakfast is gevestigd in bedrijfsbebouwing dan wel de bedrijfswoning en wordt gerund door de eigenaren/bewoners van het desbetreffende agrarische bedrijf;

1.19 bedrijf:

een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.20 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;

1.21 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.22 begane grondlaag:

de onderste bouwlaag van een gebouw, geen verdieping zijnde;

1.23 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.24 bestaande woning/gebouw:

een woning of ander gebouw, dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel in uitvoering is of mag worden opgericht krachtens een bouwvergunning die voor dat tijdstip is aangevraagd;

1.25 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.26 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.27 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.28 bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.29 bijzondere huisvesting:

huisvesting voor mensen die op de particuliere markt niet aan een woning kunnen komen. Daartoe behoren mensen met sociale, lichamelijke of geestelijke beperkingen. De woningen beschikken vaak over speciale voorzieningen, waarbij de bewoners professionele ondersteuning kunnen krijgen om zelfstandig te kunnen wonen;

1.30 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.31 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.32 bouwlaag:

het geheel van op gelijke vloerhoogte gelegen ruimte in een gebouw, een zolderverdieping of vliering wordt hieronder niet begrepen;

1.33 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.34 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.35 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.36 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.37 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.38 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.39 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.40 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen/huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.41 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derde, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en seksinrichting;

1.42 erfbebouwing:

alle bij het hoofdgebouw behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;

1.43 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

1.44 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.45 gedeeltelijk vernieuwen of veranderen:

het renoveren dan wel verbouwen van een bouwwerk dat er niet toe mag leiden dat in een betrekkelijk korte periode in feite een compleet nieuw bouwwerk wordt gerealiseerd. De hoofddraagconstructie (fundering, spanten, draagbalken, gordingen en draagmuren) moet blijven gehandhaafd en mogen niet worden vervangen, én

  • a. de uiterlijke verschijningsvorm zoals oppervlakte, goot- en nokhoogte, dakhelling en materiaalgebruik moeten ongewijzigd blijven, én
  • b. er mogen geen nieuwe funderingen en/of nieuwe draagmuren worden geplaatst, én
  • c. de functie van het bouwwerk moet hetzelfde blijven;
1.46 glastuinbouwbedrijf:

een agrarisch bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen;

1.47 grondgebonden:

de productie die geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf;

1.48 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken - niet zijnde traiteur en catering -, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waarbij een categorisering van toepassing is, zoals opgenomen in bijlage 1 Horeca-categorisering;

1.49 intensieve veehouderij:

de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;

1.50 kampeermiddel:

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan niet zijnde een stacaravan- dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2 van de Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor activiteit bouwen vereist is, een en ander voor zover deze onderkomen of voertuig geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.51 kantine:

verblijfslokaal ten behoeve van o.a. recreatieve voorzieningen en maatschappelijke doeleinden waar men, als ondergeschikte functie aan de bestemming, consumpties kan kopen en nuttigen;

1.52 kantoor:

een ruimte, welke door haar indeling en inrichting geschikt is om uitsluitend of hoofdzakelijk te worden gebruikt voor administratieve en/of dienstverlenende werkzaamheden;

1.53 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling van ten minste 30° en ten hoogste 60°;

1.54 kas:

een gebouw van overwegend glas, of ander lichtdoorlatend materiaal;

1.55 Keur:

wettelijke regels, opgesteld door het waterschap, waarin regels zijn opgenomen voor het bouwen en het gebruik van de gronden die aan een waterloop of (binnen een) waterkering zijn gelegen;

1.56 Kleinschalige bedrijvigheid:
  • bedrijven van 2 tot en met 9 werknemers;
  • bedrijven met een bedrijfsruimte kleiner dan 500 m2;
  • detailhandel, horeca, maatschappelijke- en zorginstellingen, landbouw, zware industrie niet meegerekend;
1.57 kleinschalige dag- en verblijfsrecreatie:

recreatieve functies, in de vorm van medegebruik, op gronden met een andere hoofdfunctie. Waarbij voorzieningen toelaatbaar zijn zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, theeschenkerij of proeverij van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf, geen café, restaurant of andere soort horeca, zijnde; ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën, natuurobservatie en verblijf;

1.58 kwetsbaar object:
  • Woningen, woonschepen en woonwagens;
  • Gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen.
  • kantoorgebouwen waaronder begrepen bedrijfskantoren en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
  • complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd.
  • kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.59 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, cultuurhistorische en ruimtelijke esthetische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, een en ander zoals beschreven in de toelichting;

1.60 ligplaats:

de ruimte, die door een woonschip wordt ingenomen;

1.61 maaiveld:

de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;

1.62 manege:

een bedrijf dat (nagenoeg) volledig is ingericht op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met en of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, functiegebonden horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodaties en het houden van wedstrijden;

1.63 mestopslag:

een constructie van beton, hout of staal, dan wel een aarden put bekleed met folie of beton, dan wel een gemetselde constructie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven en wordt omgeven door een grondwal ten behoeve van de opslag van drijfmest. Onder een mestopslagplaats wordt niet begrepen een mestkelder, zijnde een volledig ondergrondse bak, die is gecombineerd met een gebouw;

1.64 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang een en ander zoals beschreven in de bij dit bestemmingsplan behorende toelichting;

1.65 nevenfunctie/-activiteit:

een activiteit die niet rechtstreeks de bedrijfs- of functie-uitoefening overeenkomstig de bestemming betreft en die van een zodanige (beperkte) bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang is dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en ruimtelijke verschijningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar en als zodanig ook functioneel aanwezig blijft;

1.66 niet-agrarische nevenactiviteiten:

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering;

1.67 nok:

het snijpunt van twee hellende vlakken;

1.68 normaal onderhoud:

het tijdig uitvoeren van vast en variabel onderhoud, gericht op de instandhouding dan wel het herstel van aanwezige bouwwerken, gronden, waarden en kwaliteiten;

1.69 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.70 ondergeschikte detailhandel:

Van ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsuitoefening is sprake als:

  • a. de detailhandel ondergeschikt is in termen van omzet; maximaal 10 % van de totale jaaromzet;
  • b. de detailhandelsfunctie gemaximeerd is ten aanzien van de hoofdfunctie, namelijk maximaal 10% van het totale bruto vloeroppervlak, met een maximale omvang van 30 m2 verkoopvloeroppervlak;
  • c. de detailhandel plaats vindt in een afgeschermde ruimte; de overige bedrijfsruimte is niet toegankelijk voor consumenten (dus 1 gebouw/ 1 geheel);
  • d. de detailhandel in directe relatie staat met de aanwezige bedrijfsvoering;
  • e. voor de detailhandel de openingstijden gelden die ook voor reguliere detailhandel van toepassing zijn;
  • f. er wordt voorzien in parkeerruimte op eigen terrein;
  • g. inzake de brandveiligheid dient te worden voldaan aan de geldende wet- en regelgeving;
1.71 ondergeschikte functie:

onzelfstandige functie die behoort bij een toegestane bedrijfsuitoefening, daaraan nauw aansluit en zowel bedrijfseconomisch als ruimtelijk een ondergeschikt onderdeel uitmaakt van de bedrijfsuitoefening, met uitzondering van detailhandel en horeca;

1.72 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken, voer- en vaartuigen, toer- en stacaravans alsmede kampeerauto's, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten;

1.73 ondersteunende horeca:

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van kleine eetwaren voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van dranken voor directe consumptie ter plaatse. Horecagelegenheden bij sportkantines en clubhuizen vallen hier niet onder;

1.74 paardenbak:

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;

1.75 paardenhouderij:

het houden van paarden en pony's ten behoeve van het produceren van deze dieren, geschikt voor bepaalde taken zoals hengstenstations, opfokbedrijven, handelsstallen en africht- en trainingsstallen;

1.76 paardenpension:

een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, of stallen van paarden;

1.77 peil:
  • a. de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  • b. indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil;
1.78 perceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.79 plaatsgebonden risico:

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;

1.80 plattelandswoning:

Voormalige bedrijfswoning bij een agrarische bedrijf, inclusief bijbehorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen zonder dat sprake is van een functionele binding tussen de woning en het bedrijf;

1.81 praktijkruimte:

bedrijfsruimte voor maatschappelijke dienstverlening, zoals een tandarts, huisarts of fysiotherapeut;

1.82 productiegebonden detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.83 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.84 recreatief verblijf:

het nachtverblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht;

1.85 recreatiewoning:

Een gebouw, geen woonkeet of caravan, of ander bouwwerk op wielen zijnde, dat periodiek dient als verblijf voor recreanten in de zomerseizoen, die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.86 seksautomatenhal:

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;

1.87 seksbioscoop/-theater:

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;

1.88 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, of een prostitutie-bedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.89 silo:

een opslagplaats voor stort- of bulkgoederen in de vorm van poeders of korrelvormige producten zoals graan, kolen, cement, veevoer, zand, grint, kunstmest, enz.;

1.90 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals de lijst is opgenomen in bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten deel uitmakende van deze regels;

1.91 stacaravan:

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als aanhangsel van een auto te worden voorbewogen en die door zijn plaatsing als bouwwerk is aan te merken;

1.92 steiger:

een constructie van hout, metaal of ander materiaal langs of onder een bepaalde hoek op een oever, geschikt als aanlegplaats voor boten;

1.93 straatmeubilair:

openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloemen- en plantenbakken, telefooncellen, abri's, straatverlichting, wegbebakening en -bewijzering, brievenbussen, afvalbakken, rijwielstandaards en andere hiermee gelijk te stellen voorzieningen;

1.94 veehouderijbedrijf:

een bedrijf, gericht op het houden van melk- en ander vee waarbij de veehouderij geheel of in overwegende mate afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende grond als productiemiddel;

1.95 verblijfsrecreatie:

bewoning gedurende een gedeelte van een jaar, waarbij de gebruikers hun hoofdwoonverblijf (plaats die in overwegende mate wordt gebruikt voor het ontplooien van maatschappelijke activiteiten), volgens inschrijving in de GBA, op een ander adres hebben;

1.96 verkoopvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

1.97 volkstuinen:

gronden waarop voor particulier gebruik, op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld;

1.98 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.99 waterkering:

een voorziening om water tegen te houden, zoals een dijk en een dam;

1.100 waterweg/weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande (water)wegen of paden daaronder begrepen de daarin dan wel daarop gelegen bruggen en duikers, de tot de (water)wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.101 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.102 woonschip of woonark:
  • a. elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd tot dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen;
  • b. een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. in aanbouw;
  • c. een casco dat tot vaar- of drijftuig als bedoeld onder a. kan worden opgebouwd;
  • d. een vaar- of drijftuig als bedoeld onder a. tot en met c. dat is ingegraven, aangeaard, op de wal getrokken of door andere oorzaak niet onmiddellijk kan varen of drijven;
  • e. de overblijfselen van een vaar- of drijftuig als bedoeld onder a. tot en met d.;
1.103 zomerseizoen:

de periode van 15 maart tot 31 oktober.