direct naar inhoud van Regels
Plan: Leeuwenveld III en IV
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0457.BP01HZ04SG-oh01

Regels

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Leeuwenveld III en IV met identificatienummer NL.IMRO.0457.BP01HZ04SG-oh01 van de gemeente Weesp;

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden beroep of bedrijf:

het door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, dan wel het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet milieubeheer geldt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de functie in overeenstemming is;

1.4 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht onder-geschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;

1.8 aaneengebouwde woning:

een woning dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer woningen;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingsgrens:

de op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan;

1.11 bed & breakfast (bij bedrijf aan huis):

kleinschalige overnachtingaccommodatie, met een maximum van 4 bedden, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis en wordt gerund door de bewoners van het desbetreffende huis;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag:

het geheel van op gelijke vloerhoogte gelegen ruimte in een gebouw, een zolderverdieping of vliering wordt hieronder niet begrepen;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 carport:

een afdak voor een auto dan wel staanplaats van (een) motorvoertuig(en) onder een overkapping;

1.23 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.24 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.25 erf:

de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming;

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 gedeeltelijk vernieuwen of veranderen:

het renoveren dan wel verbouwen van een bouwwerk dat er niet toe mag leiden dat in een betrekkelijk korte periode in feite een compleet nieuw bouwwerk wordt gerealiseerd. De hoofddraagconstructie (fundering, spanten, draagbalken, gordingen en draagmuren) moet blijven gehandhaafd en mogen niet worden vervangen, én

  • a. de uiterlijke verschijningsvorm zoals oppervlakte, goot- en nokhoogte, dakhelling en materiaalgebruik moeten ongewijzigd blijven, én
  • b. er mogen geen nieuwe funderingen en/of nieuwe draagmuren worden geplaatst, én
  • c. de functie van het bouwwerk moet hetzelfde blijven;
1.28 gestapelde woning:

Een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.29 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.30 kamerbewoning:

het gebruik van een woning voor onzelfstandige woonruimte;

1.31 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 30° en ten hoogste 60°;

1.32 kunstwerken:

Bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;

1.33 maaiveld:

de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;

1.34 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en daarmee gelijk te stellen sectoren, met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.35 nok:

het snijpunt van twee hellende vlakken;

1.36 normaal onderhoud:

het tijdig uitvoeren van vast en variabel onderhoud, gericht op de instandhouding dan wel het herstel van aanwezige bouwwerken, gronden, waarden en kwaliteiten;

1.37 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.38 ondergeschikte functie:

onzelfstandige functie die behoort bij een toegestane bedrijfsuitoefening, daaraan nauw aansluit en zowel bedrijfseconomisch als ruimtelijk een ondergeschikt onderdeel uitmaakt van de bedrijfsuitoefening, met uitzondering van detailhandel en horeca;

1.39 overkapping:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal een eigen wand, of omsloten door maximaal twee niet-eigen wanden, en voorzien van een dak, waaronder begrepen een carport;

1.40 patiowoning:

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing;

1.41 peil:
  • a. de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  • b. indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil;
1.42 perceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.43 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.44 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.45 steiger:

een constructie van hout, metaal of ander materiaal langs of onder een bepaalde hoek op een oever, geschikt als aanlegplaats voor boten;

1.46 tweeaan-een gebouwde woning:

blokken van twee woningen, die aan één zijde een gemeenschappelijke wand hebben;

1.47 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat door ligging en/of omvang en/of in architectonisch en/of constructief opzicht als ondergeschikt is te beschouwen aan het hoofdgebouw waartoe het behoort;

1.48 verhard oppervlak:

Het netto- oppervlak dat bebouwing, wegen, (tuin) bestrating en overige verhardingen in beslag neemt;

1.49 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.50 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.51 voorgevelrooilijn:

De snijlijn van de voorgevel van een woning of het hoofdgebouw en het grondvlak waarop de woning of het hoofdgebouw zich bevindt alsmede het verlengde (denkbeeldige doorgetrokken lijn) ervan binnen het bouwperceel;

1.52 vrijstaande woning:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.53 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de oppervlakte van overkappingen/carports:

het dakvlak neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt. Voor balkons geldt dat de overschrijding niet meer dan 2 m mag bedragen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersdoeleinden, zoals wegen voor een maximumsnelheid van 30 km/u, fiets- en voetpaden, bermen, sloten, bruggen, tunnels, straatmeubilair en andere verkeersvoorzieningen;
  • b. een gebiedsontsluitingsweg met twee rijstroken en een maximum snelheid van 50 km/u, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'weg';
  • c. een vulpunt voor een LPG-tankstation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
  • d. met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige doeleinden.

3.2 Bouwregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen in de vorm van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

3.2.1 Gebouwen
  • a. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve van openbaar vervoer niet meer dan 15 m² mag zijn;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve van openbaar vervoer niet meer dan 3,5 meter mag zijn.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter mag zijn;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 5 meter mag zijn.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

3.3.2 Waarborgen waterkwantiteit
  • a. Het dempen en/of verplaatsen van bestaande watergangen ten behoeve van de realisatie van de bestemming 'Verkeer' is uitsluitend toegestaan, indien en voorzover daardoor de bestaande hoeveelheid oppervlaktewater in ieder geval gelijk blijft, danwel toeneemt,
  • b. Bij de aanleg van extra oppervlakteverharding ten behoeve van de realisatie van de bestemming 'Verkeer' bedraagt de watercompensatie tenminste 10% van het te verharden oppervlak;
  • c. het bepaalde onder b is niet van toepassing indien de toename van het verhard oppervlak minder dan 500 m2 bedraagt, tenzij sprake is van meerdere te ontwikkelen min of meer aaneen- gesloten bouwplannen die bij elkaar groter zijn dan 500 m2.

Artikel 4 Verkeer - Verblijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen voor een maximumsnelheid van 30 km/u, fiets- en voetpaden, bermen, sloten, straatmeubilair en andere verkeersvoorzieningen alsmede voor verblijf en verplaatsing, gericht op de aangrenzende bestemmingen met de daarbij behorende voorzieningen;
  • b. evenementen;
  • c. met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige doeleinden.

4.2 Bouwregels

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen in de vorm van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

4.2.1 Gebouwen
  • a. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve van openbaar vervoer niet meer dan 15 m² mag zijn;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve van openbaar vervoer niet meer dan 3,5 meter mag zijn.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter mag zijn;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 5 meter mag zijn.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

4.3.2 Waarborgen waterkwantiteit
  • a. Het dempen en/of verplaatsen van bestaande watergangen ten behoeve van de realisatie van de bestemming 'Verkeer - Verblijf' is uitsluitend toegestaan, indien en voorzover daardoor de bestaande hoeveelheid oppervlaktewater in ieder geval gelijk blijft, danwel toeneemt,
  • b. Bij de aanleg van extra oppervlakteverharding ten behoeve van de realisatie van de bestemming 'Verkeer - Verblijf' bedraagt de watercompensatie tenminste 10% van het te verharden oppervlak;
  • c. het bepaalde onder b is niet van toepassing indien de toename van het verhard oppervlak minder dan 500 m2 bedraagt, tenzij sprake is van meerdere te ontwikkelen min of meer aaneen- gesloten bouwplannen die bij elkaar groter zijn dan 500 m2.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de waterhuishouding, waterberging en waterbeheersing met de daarbij behorende kunstwerken;
  • b. groenvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:

5.2.1 Steigers

Steigers zijn uitsluitend toegestaan:

onder de voorwaarden dat:

  • b. de oppervlakte van een steiger niet meer dan 6 m2 bedraagt;
  • c. de grootste afstand van een steiger ten opzichte van de oever niet meer dan 1,5 m bedraagt.

5.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 m bedraagt.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruiken van gronden als ligplaats voor woonschepen.

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen als hoofdfunctie en ondergeschikt daaraan de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, zoals bedoeld in artikel 10.1;
  • b. waterpartijen en watergangen;
  • c. objecten voor beeldende kunst;
  • d. groen- en speelvoorzieningen;
  • e. pleinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. toegangs- en (gebieds)ontsluitingswegen voor een maximum snelheid van 30 km/u, verblijfsgebied en fiets- en voetpaden;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. straatmeubilair;
  • j. nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bebouwing

Op gronden met de bestemming 'Woongebied' zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegelaten:

  • a. woningen, die als hoofdgebouw worden aangemerkt;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen;
  • c. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

6.2.2 Parkeren

Woningen mogen alleen worden gebouwd, indien uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeerruimte wordt gerealiseerd overeenkomstig de volgende parkeernormen:

  • a. dure woningen: 1,7 parkeerplaatsen per woning;
  • b. middeldure woningen: 1,5 parkeerplaats per woning;
  • c. goedkope woningen: 1,2 parkeerplaats per woning;
  • d. bezoekersparkeerplaatsen: 0,3 parkeerplaats per woning;

met dien verstande dat:

  • e. parkeerplaatsen op eigen terrein onafhankelijk van elkaar moeten worden gebruikt;
  • f. garages niet meetellen als parkeerplaats.

6.2.3 Aantal woningen

Het aantal woningen mag niet meer dan 222 bedragen.

6.2.4 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend de volgende woningtypen mogen worden gebouwd:
    • 1. vrijstaand;
    • 2. twee-aaneen;
    • 3. aaneengebouwd;
    • 4. gestapeld;
    • 5. patiowoningen;
  • b. de oppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet meer dan 60% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. bij patiowoningen de oppervlakte van het hoofdgebouw maximaal 90% van de oppervlakte van het bouwperceel mag bedragen;
    • 2. bij gestapelde woningen de oppervlakte van het hoofdgebouw maximaal 100% van de oppervlakte van het bouwperceel mag bedragen;
    • 3. bij woningen direct grenzend aan de bestemming 'Water' de oppervlakte van het hoofdgebouw maximaal 80% van de oppervlakte van het bouwperceel mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) voor 60% van het maatvoeringsvlak', de bouwhoogte 14 m mag bedragen over 60% van de oppervlakte van het maatvoeringsvlak;
  • d. hoofdgebouwen mogen naar keuze worden afgedekt met een plat dak of met een kap,
  • e. bij uitvoering met kap bedraagt de dakhelling van het hoofdgebouw tussen de 30 en de 60 graden.

6.2.5 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een aan- en uitbouw, bijgebouw en overkapping mag op niet minder dan 3 m achter de voorgevel worden gebouwd;
  • b. het bij de woning aansluitende terrein mag voor niet meer dan 50% worden bebouwd waarvan de oppervlakte voor vrijstaande bijgebouwen en overkappingen gezamenlijk niet meer dan 35 m2 mag bedragen,
  • c. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de goothoogte van een aan- en uitbouw mag niet meer dan 0,25 m boven de begane grondlaag van de woning waartegen wordt aangebouwd bedragen, met een maximum van 4 m;
  • f. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en vrijstaand bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • g. op een aan-of uitbouw en bijgebouw zijn geen dakkapellen toegestaan.

6.2.6 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erfafscheidingen mag voor de voorgevel niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de hoogte van erafscheidingen mag achter de voorgevel niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de hoogte van pergola's mag niet meer dan 2,25 m bedragen;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.

6.2.7 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. nutsvoorzieningen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • c. de oppervlakte mag niet meer dan 15 m2 bedragen.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.3.1 Bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.4 onder c en toestaan dat:

  • a. de bouwhoogte van hoofdgebouwen met een maximale bouwhoogte van 11 m met ten hoogste 10% wordt vergroot, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) voor 60% van het maatvoeringsvlak'.

6.3.2 Bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.5 onder a en toestaan dat:

  • a. een bijgebouw voor de voorgevel van een hoofdgebouw wordt gebouwd, mits:
    • 1. het bijgebouw in gebruik wordt genomen als schuur/bergruimte;
    • 2. het bij de woning aansluitende terrein achter de woning niet bereikbaar is door middel van een pad;
    • 3. wordt voldaan aan het bepaalde in 6.2.5 onder b tot en met g.

6.3.3 Overkappingen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.5 onder a en toestaan dat:

  • a. een overkapping aan de voorgevel wordt gebouwd, mits:
    • 1. de overkapping in gebruik wordt genomen als carport;
    • 2. situering van de overkapping conform het bepaalde in 6.2.5 onder a tot gevolg heeft dat de overkapping vanaf de openbare weg niet bereikbaar is, hetgeen gelet op de beoogde functie als carport niet gewenst is;
    • 3. de hoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
    • 4. de oppervlakte niet meer dan 20 m2 bedraagt.

6.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 7. parkeergelegenheid op eigen terrein.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen, speel- en groenvoorzieningen en pleinen.

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning en/of aan huis gebonden beroep of bedrijf.

6.5.2 Waarborg waterkwantiteit
  • a. Het dempen en/of verplaatsen van bestaande watergangen ten behoeve van de realisatie van de bestemming 'Woongebied' is uitsluitend toegestaan, indien en voorzover daardoor de bestaande hoeveelheid oppervlaktewater in ieder geval gelijk blijft, danwel toeneemt,
  • b. Bij de aanleg van extra oppervlakteverharding ten behoeve van de realisatie van de bestemming 'Woongebied' bedraagt de watercompensatie tenminste 10% van het te verharden oppervlak;
  • c. het bepaalde onder b is niet van toepassing indien de toename van het verhard oppervlak minder dan 500 m2 bedraagt, tenzij sprake is van meerdere te ontwikkelen min of meer aaneen- gesloten bouwplannen die bij elkaar groter zijn dan 500 m2.

Artikel 7 Waarde - Archeologie - 7

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van:

  • a. bouwwerken met een oppervlakte van ten hoogste 1.000 m2, waarbij de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 4 m, voor zover passend binnen de overige aan de grond gegeven bestemming;
  • b. ver-/nieuwbouw of uitbreiding van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte met ten hoogste 1.000 m2 wordt vergroot, waarbij de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 4 m, voor zover passend binnen de overige aan de grond gegeven bestemming.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische resten.

7.3.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

7.3.3 Uitzondering

Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, zoals blijkt uit het in lid 7.3.2 bedoelde rapport, kan bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 7.2, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie - 7' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden over een groter oppervlak dan 1.000 m² en, voor zover sprake is van grondwerkzaamheden, met een diepte groter dan 4 m uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakte-verhardingen;
  • b. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.

7.4.2 Uitzondering

Het in lid 7.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen of werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

7.4.3 Voorwaarden
  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. de omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

7.4.4 Voorschriften

Voor zover de in lid 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Kelders

Onder woningen en daarbij behorende aan- en uitbouwen mogen kelders worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. de kelder loodrecht onder de woning en/of daarbij behorende aan- en uitbouwen wordt gebouwd;
  • b. de maximale diepte van de kelder, gemeten vanaf de onderkant begane grond, 4 m bedraagt.
9.2 Dakkapel

Op woningen mogen dakkapellen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. voldaan dient te worden aan de redelijke eisen van welstand;
  • b. dakkapellen niet zijn toegestaan op aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
9.3 Dakterras

Op aan- en uitbouwen bij woningen zijn dakterrassen toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. realisatie niet plaats vindt voor en voor het verlengde van de voorgevel;
  • b. de afstand tot de perceelsgrens tenminste 2 m bedraagt.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Aan huis gebonden beroep of bedrijf

De uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf in samenhang met het wonen is toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning met de daarbijbehorende aan- en uitbouwen mag worden gebruikt voor de bedoelde activiteiten;
  • b. de gewenste bedrijvigheid dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving en mag niet:
    • 1. onder de werkingssfeer van hoofdstuk 8 van de Wet milieubeheer vallen;
    • 2. onder de werkingssfeer van artikel 2 lid 1 Wabo vallen;
    • 3. liggen in de milieuzonering van een omliggend bedrijf;
    • 4. niet vergunningspichtig zijn overeenkomstig de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. er mag geen detailhandel of horeca plaatsvinden;
  • d. in de nabije omgeving van de woning mag geen onevenredige vergroting van de verkeers-/parkeerdruk optreden;
  • e. er mogen geen bedrijfsmatige activiteiten buiten de woning plaatsvinden, behoudens in- en uitladen;
  • f. het dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat de persoon die de activiteit uitoefent tevens bewoner is van de betreffende woning;
  • g. bed & breakfast is toegestaan (ook op de verdieping), mits:
    • 1. het geen zelfstandige woonruimte wordt;
    • 2. het uiterlijk van de woning gehandhaafd blijft;
  • h. er mag geen reclame gemaakt worden aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximum oppervlak van 0,50 m2, voor de mededeling van het beroep, de openingstijden e.d.;
  • i. er dient op eigen erf (terrein) te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat wanneer parkeren op eigen erf verkeerskundig niet mogelijk is, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, of om een andere reden niet mogelijk is, het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mag betreffen, dat daardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden in het openbare gebied.

10.2 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  • b. het gebruik als sport- of wedstrijd terreinen, parkeerterreinen, kampeer- of caravanterreinen, woonwagen- of andere kampen, dagcampings en lig- of speelweiden; behoudens voor zover zulks in overeenstemming is met de in hoofdstuk 2 opgenomen bestemmingen;
  • c. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan en het opgeslagen hebben van ongerede en onklare machines, voer-, vaar-, of vliegtuigen;
  • d. het gebruik als opslagplaats, dan wel stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens indien en voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer en gebruik van de gronden;
  • e. de opslag van bagger en grondspecie behoudens indien en voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de wettelijke onderhoudsplicht van naastgelegen waterpartijen;
  • f. het gebruik als ligplaats voor woonschepen;
  • g. het gebruik van gronden, bouwwerken en woonschepen ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 geluidzone - spoor

Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - spoor' gelden de volgende regels:

  • a. woningen, of de uitbreiding daarvan, mogen slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege de spoorweg op de gevels van deze woningen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a. mag bij een geluidsbelasting van 60 dB of hoger op de gevel van een woning, deze woning slechts worden gerealiseerd, indien:
    • 1. iedere afzonderlijke woning beschikt over een geluidluwe gevel;
    • 2. iedere afzonderlijke woning beschikt over een 'privé-buitengebied' (tuin of balkon) aan de geluidluwe zijde van de woning, tenzij andere overwegingen als zonligging en uitzicht een 'privé-buitengebied' aan de geluidbelaste zijde aantrekkelijker maken. In dat geval dient ter compensatie de geluidsluwe gevel voorzien te zijn van ruime mogelijkheden om geveldelen te openen (zoals Franse balkon). Tevens dient in dat geval te worden voorzien in een gemeenschappelijke tuin/buitenruimte aan de geluidsluwe zijde;
    • 3. iedere afzonderlijke woning beschikt over een akoestisch gunstige indeling. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:
      • ten minste 1 zijde van de woonkamer aan de geluidsluwe gevel;
      • slaapkamers zo veel mogelijk aan de geluidsluwe gevel;l
      • keuken, badkamer en werkkamers zo veel mogelijk aan de geluidbelaste zijde.
11.2 geluidzone - weg

Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg' gelden de volgende regels:

  • a. woningen, of de uitbreiding daarvan, mogen slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de gevels van deze woningen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a. mag bij een geluidsbelasting van 53 dB of hoger op de gevel van een woning, deze woning slechts worden gerealiseerd, indien:
    • 1. iedere afzonderlijke woning beschikt over een geluidluwe gevel;
    • 2. iedere afzonderlijke woning beschikt over een 'privé-buitengebied' (tuin of balkon) aan de geluidluwe zijde van de woning, tenzij andere overwegingen als zonligging en uitzicht een 'privé-buitengebied' aan de geluidbelaste zijde aantrekkelijker maken. In dat geval dient ter compensatie de geluidsluwe gevel voorzien te zijn van ruime mogelijkheden om geveldelen te openen (zoals Franse balkon). Tevens dient in dat geval te worden voorzien in een gemeenschappelijke tuin/buitenruimte aan de geluidsluwe zijde;
    • 3. iedere afzonderlijke woning beschikt over een akoestisch gunstige indeling. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:
      • ten minste 1 zijde van de woonkamer aan de geluidsluwe gevel;
      • slaapkamers zo veel mogelijk aan de geluidsluwe gevel;l
      • keuken, badkamer en werkkamers zo veel mogelijk aan de geluidbelaste zijde.
11.3 veiligheidszone - lpg
11.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een LPG-installatie;

11.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen van hoofdstuk 2 van deze regels, is op de in 11.3.1 bedoelde gronden 'veiligheidszone - lpg' geen nieuwe bebouwing toegestaan;

11.3.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden mag niet in die zin worden gewijzigd, dat de aangegeven veiligheidszone wordt vergroot.

11.3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van het plan voor:

  • a. geringe afwijkingen, welke in het belang en noodzakelijk en/of wenselijk zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer dan 5 m bedraagt;
  • b. het bouwen van antenne-installaties, antennemasten en overige communicatievoorzieningen tot een bouwhoogte van 40 m;
  • c. voor het bij een aan huis gebonden bedrijf toestaan van meldingsplichtige bedrijfsactiviteiten, als de ruimtelijke uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming blijft;
  • d. het bouwen van extra woningen waardoor het bestaande aantal als opgenomen in 6.2.3 wordt overschreden, mits noodzakelijk en of wenselijk uit volkshuisvestingsbelang, waarbij de overige bepalingen in artikel 6 onverminderd van kracht blijven;
  • e. het realiseren van een dakterras op een kleinere afstand van 2 m van de perceelsgrens;
  • f. de bevoegdheden zoals bedoeld onder a-d zijn niet van toepassing op artikel 11.3 van deze regels.

Artikel 13 Overige regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Leeuwenveld III en IV" van de gemeente Weesp.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van Weesp d.d. 30 januari 2014.

B. Horseling, mw. M. Walrave,

de voorzitter de griffier