direct naar inhoud van 5.7 Water
Plan: Stedelijk Gebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0457.BP0100SG-oh01

5.7 Water

5.7.1 Algemeen

In dit bestemmingsplan worden geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Deze waterparagraaf is erop gericht om de actuele watersituatie en het actuele waterbeleid in beeld te brengen. Daarnaast is de waterparagraaf vooral bedoeld om een brug te slaan naar de procedures en toetsingsinstrumenten van de waterbeheerder.

Het plangebied is gelegen in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV), dat verantwoordelijk is voor waterkwantiteit- en waterkwaliteitbeheer. Het waterbeheer wordt in opdracht van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht uitgevoerd door Waternet.

Naast het aanvragen van een omgevingsvergunning (op grond van het bestemmingsplan) is een initiatiefnemer wettelijk verplicht om na te gaan of het noodzakelijk is om ook een vergunning aan te vragen op grond van de Keur of de Waterwet bij de waterbeheerder.

Het bestuur van het waterschap heeft de Keur vastgesteld. De Keur AGV 2011, het Keurbesluit Vrijstellingen en de Beleidsregels zijn op 1 december 2011 in werking getreden. In het Keurbesluit Vrijstellingen staat beschreven onder welke voorwaarden bepaalde activiteiten zijn toegestaan zonder dat een keurvergunning nodig is. Wanneer de activiteit onder een verbod van de Keur valt en er geen vrijstelling op rust dan moet een vergunning worden aangevraagd. Het waterschap beoordeelt de vergunningsaanvraag en bepaalt de voorwaarden met behulp van de beleidsregels Keurvergunningen. Als regelgeving is ook de Waterschapswet van toepassing.

Op verzoek van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) is alle waterinformatie in een aparte waterparagraaf opgenomen. Dit neemt niet weg dat water integraal onderdeel is van de ruimtelijke en beleidsmatige afweging in dit bestemmingsplan.

In de subparagraafindeling is dezelfde indeling gehanteerd zoals AGV die in haar 'Handleiding Watertoets en vergunningverlening ' toepast (deel III, Werkwijze per planvorm). Dit om op overzichtelijke wijze in te kunnen gaan op de door AGV bij een watertoets gewenste informatie.

In deze paragraaf en subparagrafen staat informatie over de direct watergerelateerde onderwerpen. Indirect watergerelateerde onderwerpen als bijvoorbeeld natuurwaarden, water als onderdeel van de infrastructuur of het overige provinciale beleid is in andere hoofdstukken te vinden.

5.7.2 Beleid / regelgeving

Waterbeleid voor de 21e eeuw (2000)

Het kabinetsstandpunt WB21 ('Anders omgaan met water') stelt dat het toekomstige waterbeleid sterker moet anticiperen op toekomstige ontwikkelingen in plaats van te reageren op incidenten. De veiligheid moet gewaarborgd blijven, de kans op overstromingen mag niet toenemen, wateroverlast moet worden teruggedrongen.

Het parool is: méér ruimte voor water, naast allerlei technische maatregelen.

Het beleid gaat uit van een drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren.

De volgende aanpak voor regionale systemen wordt voorgestaan:

  • watervisie opstellen met als onderdeel een waterkansenkaart die aangeeft waar ruimte voor water nodig is;
  • watertoets toepassen op ruimtelijke besluiten, zodat gevolgen voor veiligheid en wateroverlast in samenhang met gevolgen voor waterkwaliteit en verdroging in beeld gebracht worden.

Bij ruimtelijke plannen is het verplicht de watertoets uit te voeren om de effecten van de plannen voor de waterhuishoudkundige situatie in beeld te krijgen en negatieve gevolgen zo veel mogelijk te vermijden. De watertoets is een procesinstrument. Het is op te vatten als een set van spelregels voor het zorgvuldig en vroegtijdig meenemen van water in de afweging en besluitvorming van ruimtelijke plannen en besluiten. Waternet is daartoe betrokken in het planproces van dit bestemmingsplan. Toetsingscriteria in de watertoets zijn: veiligheid, regionale- en locale wateroverlast, rioleringssysteem, watervoorziening, volksgezondheid, bodemdaling, grondwateroverlast, oppervlaktewaterkwaliteit, grondwaterkwaliteit, verdroging en natte natuur (Handreiking watertoets2, 2003).

In onderhavig bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen waarin is beschreven wat de gevolgen voor de waterhuishouding zijn en hoe water is vastgelegd in dit bestemmingsplan. Hiermee wordt voldaan aan de eisen het NBW uit 2003.

Kaderrichtlijn Water

Door de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft Nederland een resultaatsverplichting voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit èn ecologie van grond- en oppervlaktewatersystemen. Voor grote wateren of watersystemen, de zogenaamde KRW-waterlichamen, zijn hiertoe doelen opgesteld. De (bindende) maatregelen om de doelen te bereiken zijn vastgelegd in de stroomgebiedsplannen. Voor de overige wateren geldt minimaal het stand-still principe. Waterbeheerders mogen hiervoor zelf aanvullende doelen opstellen.

Stroomgebiedsvisie Amstelland (2002)

De stroomgebiedsvisie is opgesteld in het kader van de beheerstrategie "Omgaan met hoogwater". Deze nota bevat de geselecteerde maatregelen voor boezem en polders die de gevolgen van wateroverlast nu en in de toekomst zullen verminderen.

De visie gaat over bijna het hele beheersgebied van AGV: de Venen, de Vechtstreek, het Gooi en Amsterdam ten zuiden van het IJ. De visie laat zien hoe het gebied ingericht kan worden om anders om te gaan met water. En ook wat daarvoor nodig is. Wateroverlast, watertekort en waterverontreiniging én veiligheid en bodemdaling zijn de onderwerpen die aan bod komen. Het is een lange termijnvisie tot 2050. Het geeft aan hoe nu ingespeeld kan worden op ontwikkelingen die in de toekomst urgent zijn.

Op 8 mei 2003 heeft het algemeen bestuur van AGV ingestemd met de stroomgebiedsvisie Amstelland als beeld en waterbeleid voor de toekomst. De visie is een gezamenlijke visie van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, de provincies Utrecht en Noord-Holland, Rijkswaterstaat directie Utrecht en AGV.

Op basis van de karakteristieken van de bodem en het watersysteem enerzijds en het huidige gebruik anderzijds is voor het deelstroomgebied een streefbeeld 2050 opgesteld. Amstelland is daarbij onderverdeeld in vier deelgebieden met een verschillend karakter en verschillende streefbeelden. Het plangebied valt in het deelgebied Laag & Zomp (veenweidegebied). Per deelgebied is in de stroomgebiedsvisie aangegeven wat het streefbeeld voor 2050 is en wat tot die tijd de belangrijkste ruimtelijke implicaties zijn als de streefbeelden consequent worden doorgeredeneerd.

In het streefbeeld 2050 Laag & Zomp staat centraal het zoveel mogelijk vertragen van de bodemdaling, het aanpakken van het versnipperd waterbeheer in het veenweidegebied, het beperken van de aanvoer van water van elders en het voorkomen van wateroverlast.

Uit het streefbeeld 2050 zijn specifieke watervoorwaarden af te leiden die relevant zijn voor eventuele ruimtelijke ontwikkelingen:

  • het minimaliseren van emissies naar bodem, grond- en oppervlaktewater;
  • geen besluiten nemen die leiden tot peilverlaging, met uitzondering van het volgen van de maximale maaivelddaling;
  • het niet verlagen van de grondwaterstand door drainage of onderbemaling (stedelijk gebied, infrastructuur, landbouw);
  • verstedelijking in het veenweidegebied bij voorkeur op hoger gelegen delen (oeverwallen en stroomruggen), in lagere delen mits voldoende met bodem en water kan worden meebewogen;
  • het rekening houden met (tijdelijk) hogere oppervlakte- en grondwaterpeilen (stedelijk gebied, infrastructuur, recreatievoorzieningen) en/of tijdelijke inundatie met gebiedseigen water (landbouw, natuur);
  • ruimtelijke besluiten leiden niet tot een extra bodemdaling;
  • het benutten van kansen voor peilverhoging bij natuurontwikkeling;
  • het garanderen van het functioneren van de boezemkaden.

Restauratieplan Vecht 1996-2015 (1996)

In algemene zin is het restauratieplan gericht op de verbetering van het ecologisch functioneren en daarmee op herstel van de multifunctionaliteit van de Vecht. Met het opnemen van ruimtelijk georiënteerde maatregelen ontwikkelt het RPV zich momenteel verder tot een integraal gebiedsgericht project. In 1996 is gestart met de gefaseerde uitvoering van het Restauratieplan Vecht. De uitvoering van het RPV loopt tot 2015.

In het plan is een streefbeeld voor 2015 opgesteld. Aangegeven is de dan wenselijk geachte status van de elementen van het watersysteem (water, waterbodem, oevers als ook flora en fauna) en van de geldende belangen. Tussen de actuele situatie en het streefbeeld bestaan verschillen. De verschillen worden aandachtspunten genoemd. Voor elk aandachtspunt zijn de ernst en omvang aangegeven. De aandachtspunten zijn met gerichte maatregelen op te lossen binnen de uitvoeringsperiode 1996-2015. Er zijn aandachtspunten voor wat betreft waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterbodem, oevers, flora en fauna, belangen en de bestuurlijke organisatie.

Waterbeheerplan AGV 2010-2015

Het Algemeen Bestuur keurde het Waterbeheerplan AGV 2010-2015 op 17 juni 2010 goed. Dit is het eerste waterbeheerplan van het waterschap in de nieuwe zesjarige waterplancyclus van rijk, provincie en waterschap. Het waterbeheerplan heeft als titel: 'Werken aan water, in en met de omgeving'.

Het waterbeheerplan gaat in op de hoofdtaken van het waterschap: veiligheid, voldoende water, schoon water. Ook wordt aandacht gegeven aan de maatschappelijke (neven)taken: nautisch en vaarwegbeheer, recreatief medegebruik, natuurbeheer en cultuurhistorische, landschappelijke en architectonische waarden.

Voor elk van deze thema's is aangegeven wat het wensbeeld is op de middellange termijn, wat de doelen zijn en de aanpak op hoofdlijnen is en op welke indicatoren de resultaten van dat taakveld zullen worden beoordeeld. In het plan zijn voor de gemeente Weesp geen specifieke actiepunten opgenomen.

Keur AGV 2011

Het waterschap Amstel, Gooi en Vecht heeft regels en richtlijnen opgesteld voor het beheer en onderhoud van alle oppervlaktewateren. Ook wordt in de Keur beschreven hoe er omgegaan moet worden met grondwateronttrekkingen waarvoor AGV bevoegd gezag is. Er gelden diverse geboden en verboden bij werken aan of bij oppervlaktewateren, oevers en beschoeiingen.

Nota afmeer- en steigerbeleid 2010

Een stad (en woningen) aan het water leidt tot de aanwezigheid van boten. Om wildgroei aan boten en steigers op de diverse locaties te voorkomen heeft de gemeente een afmeer- en steigerbeleid vastgesteld. In nieuwe bestemmingsplannen kunne locaties voor steigers worden aangewezen en voorschriften voor steigers worden aangegeven die afwijken van dit beleid. in dat geval gelden de regels van dat nieuwe bestemmingsplan.

Waterplan Weesp

Het waterplan Weesp is in 2006 gestart en moest tot een gezamenlijk plan voor het verbeteren van de uitvoering van watertaken leiden. Het moest knelpunten in het functioneren van de waterhuishouding oplossen en de samenwerking versterken. Die doelstelling is behaald. Het Hoogheemraadschap en de gemeente zijn gezamenlijk tot helderheid over taken en verantwoordelijkheden gekomen en hebben draagvlak en oplossingen gevonden om het watersysteem beter te laten functioneren. Gezamenlijk is de conclusie getrokken dat het opstellen van een formeel waterplan niet noodzakelijk is. Er is bij gemeente en het waterschap geen behoefte (meer) aan een rapportage waterplan Weesp.

Uit het proces zijn de onderstaande opgaven naar voren gekomen:

1) In 2007 is vastgesteld dat in Weesp dusdanige peilstijgingen optreden dat NBW-normen worden overschreden (gerapporteerd in de DB-vergadering van 17 juli 2007). Dit betekent een wateropgave om binnen de normen te komen. Over het algemeen moet hiertoe extra wateroppervlak worden gerealiseerd. In het overleg tussen AGV en Weesp is gebleken dat de oplossing ook kan worden gerealiseerd door keuzes en aanpassingen bij geplande rioleringsmaatregelen en nieuwbouwplannen (adviezen aan derden). De enige nog uit te voeren maatregel (verplaatsen overstort) is geborgd in de aan gemeente verstrekte Wvo-vergunning.

2) Het gemaal Korte Stammerdijk voor het (onder)bemalen vanhet stedelijk gebied is toe aan vervanging.

Gemeentelijk Rioleringsplan Weesp (versie III 2007-2012)

Dit strategische beleidsdocument heeft tot doel de samenhang tussen de verschillende activiteiten op het gebied van stedelijk (afval)water en rioleringen en de daarvoor benodigde kosten te verduidelijken. De belangrijkste doelen in het plan zijn:

  • doelmatige inzameling van al het afvalwater,
  • doelmatig transport naar de zuiveringsinrichting,
  • voorkomen van vuiluitworp naar het oppervlaktewater,
  • voorkomen van vuiluitworp naar bodem en grondwater,
  • voorkomen van wateroverlast.

De gemeente Weesp heeft in het Gemeentelijk Rioleringsplan vastgelegd dat ruim 350.000 m2 verhard oppervlak wordt afgekoppeld. Dit heeft tot gevolg dat de vervuiling door riooloverstorten van de gemengde riolering aanzienlijk worden verminderd.

 Vanaf 2009 mag er niet meer ongezuiverd geloosd worden. Dit houdt in dat er ook in het gebied buiten de bebouwde kom riolering moet worden aangelegd, dan wel dat er – mits daarvoor ontheffing is verleend door de provincie – individuele oplossingen (in de vorm van moderne septic tanks) worden gerealiseerd.

De gemeente heeft in 2008 alle woonschepen in de Vecht, alsmede de direct nabijgelegen woningen, een aansluiting op het rioleringssysteem geboden.

5.7.3 Kenmerken van het watersysteem

Algemeen

Vanuit het water geredeneerd wordt gekeken naar polders en boezemwateren.

In Weesp zijn er de volgende polders: de Bloemendalerpolder en Gemeenschapspolder zuid-oost (met hierin de woonwijken Hogeweij, de Schilders-Dichtersbuurt, Leeuwenveld I en II en de industrieterreinen Noord en Nijverheidslaan), de Aetsveldsepolder Oost (met hierin het centrum, de woonwijken Zuid I en II, Aetsveld, en het industrieterrein Van Houten), de Nieuwe Keverdijksepolder en de Heintjesrak- en Broekerpolder.

Boezemwater binnen het plangebied zijn de Vecht, Smal Weesp, Aquamarin, de voorgracht en het Amsterdam-Rijnkanaal.

De waterpeilen in het stedelijk gebied van Weesp-Noord zijn niet vastgelegd in een actueel peilbesluit. Dit geldt ook voor het Centrum en Zuid. Een overzicht van de watergangen zoals opgenomen in de legger van het waterschap zijn weergegeven in de volgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0457.BP0100SG-oh01_0015.jpg"

Figuur 5.5. Uitsnede legger Hoogheemraadschap AGV. (Bron: AGV)

Recreatief vaarwater in Weesp zijn de Vecht en Smal Weesp. Dit vaarwater moet geschikt zijn voor de regionale pleziervaart. De vaarwegen zijn op diepte en de scheepvaart kan vlot en veilig verlopen. Aanlegplaatsen met de bijbehorende faciliteiten zijn daarbij noodzakelijk. Bovendien moet de beschoeiing in orde zijn, zodat de oevers voldoende beschermd worden tegen afkalving door golfslag.

De sloot in het Herensingelkwartier heeft een overwegend ontwaterende functie en staat niet in open verbinding met het oppervlaktewatersysteem en vormt daarmee een geïsoleerd water. Dit betekent dat de Keur AGV en de daarin opgenomen ge- en verboden niet op de sloot van toepassing zijn.

Waterkeringen

Waterkeringen (dijken) beschermen de polders tegen overstroming door water vanuit de boezem. Het merendeel van de waterkeringen in de gemeente Weesp zijn secundaire directe boezemwaterkeringen. Het gaat om de keringen langs de 's-Gravelandsevaart, de Vecht, Smal Weesp en het Amsterdam Rijnkanaal. Daarnaast komen in het gebied een aantal tertiaire keringen voor; langs de zuidelijke grens van de Nieuwe Keverdijkse Polder, langs het Boogpad aan de oostzijde van de Heintjesrak en Broekerpolder, langs de spoorbaan op de grens van de Gemeenschapspolder - Oost/Bloemendalerpolder en de Gemeenschapspolder Zuid-Oost en de Papelaan.

Om de veiligheid (toestand van de (secundaire) waterkeringen) te kunnen beoordelen hebben de provincies normen gesteld die samenhangen met de economische waarde van een polder. Deze normen zijn opgenomen in de Verordening waterkeringen West - Nederland. Voor de Oostkanaaldijk zijn nog geen normen gesteld (omdat verantwoordelijkheid bij Rijkswaterstaat ligt en provincie hiervoor geen normen kan stellen). Het hoogheemraadschap is met Rijkswaterstaat in overleg over de verantwoordelijkheden.

Waterkwantiteit

De watergang Smal Weesp zorgt voor de verbinding tussen het Amsterdam Rijnkanaal en de Vecht en stroomt dwars door Weesp. Het Weesper deel van het Smal Weesp staat rechtstreeks in verbinding met het Amsterdam-Rijnkanaal, en is door een sluis verbonden met de Vecht. Ten zuiden van Smal Weesp wordt het bedrijventerrein omsloten door De waterkering Verlengd Buitenveer, de zuidelijke oever van de Smal Weesp, de Prinses Irenelaan en de Gooilandseweg.

Oostelijk van het plangebied ligt de Vecht. In het stedelijk gebied van Weesp zijn enkele watergangen aanwezig waaronder de oude grachten en een aantal verbindende watergangen.

Een groot deel van het water wordt recreatief gebruikt door de roeivereniging en de jachthaven.

Waterkwaliteit

In de gemeente Weesp is voornamelijk een gemengd rioolstelsel aanwezig. Uit waterkwaliteitsmetingen (2005 t/m 2006) blijkt dat het water in het stedelijk gebied zeer voedselrijk is. Oorzaken hiervan zijn riooloverstorten vanuit het gemengde stelsel, bladinval en inlaat van voedselrijk boezemwater. Lage zuurstofgehalten worden veroorzaakt door riooloverstorten vanuit het gemengde stelsel, beperkte doorstroming, bladinval en bagger.

In de planvorming waterkwaliteitsspoor is gebleken dat ondanks de vastgestelde maatregelen om de vuiluitworp te verminderen, de invloed van de riooloverstorten nog steeds een ongewenst negatieve invloed heeft.

Ontwikkelingen

Zie voor de watergerelateerde ontwikkelingen de eerder genoemde beleidsnota's (paragraaf 5.7.2) en daarin aangegeven plannen en maatregelen.

5.7.4 Water in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen

Het bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter. Binnen het bestemmingsplan vinden enkel kleine ontwikkelingen/reconstructies plaats. Denk hierbij aan het (her)bouwen van een bebouwing binnen de bestaande bouwvlakken of het realiseren van erfbebouwing. Het verhard oppervlak neemt dan ook niet structureel toe en het watersysteem verandert ook niet. Het standaardbeleid van AGV is dat bij een verhardingstoename van 1000 m2 compensatie dient plaats te vinden. De gemeente gaat uit van dit standaardbeleid. Gezien de aard van het bestemmingsplan, de omvang van de percelen en de reeds aanwezige verhardingen wordt overschrijding van de 1000 m2 niet waarschijnlijk geacht. Niettemin heeft de gemeente in het kader van het belang dat aan de wateropgave wordt toegekend een inspanningsverplichting op zich genomen, die afhankelijk van de specifieke situatie en omstandigheden tot uitdrukking zal komen.

Bij ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met de beleidslijnen ten aanzien van de omgang met (hemel)water. Daarnaast zijn er volgens AGV op dit moment ook geen waterhuishoudkundige knelpunten die een aanpassing van het bestemmingsplan vragen.

Naast het aanvragen van een omgevingsvergunning bij de aanleg van werken is een initiatiefnemer wettelijk verplicht om na te gaan of het noodzakelijk is om ook een vergunning aan te vragen op basis van de Waterwet bij het waterschap. Toetsing of vergunningverlening op basis van de Waterwet is altijd verplicht wanneer bij de betreffende plannen of bouwprojecten:

  • Meer dan 1.000 m² verhard oppervlak wordt aangelegd in bestaand stedelijk gebied of;
  • Meer dan 5.000 m² verhard oppervlak wordt aangelegd in landelijk gebied.

Bij de aanleg van nieuw verhard oppervlak dient voldoende ruimte gereserveerd te worden voor de opvang van regenwater (minimaal 10%), tenzij het regenwater op een andere wijze wordt opgevangen en opgeslagen of gebruikt. Demping van oppervlaktewater moet 100% worden gecompenseerd in hetzelfde peilgebied.

Toetsing is ook altijd verplicht bij het dempen van wateren en wanneer de ingreep plaatsvindt in, op of boven bestaand water, oevers, waterkeringen en/of de beschermings- dan wel veiligheidszones daarlangs, in boezemland en in buitendijks gebied.

Hierbij dient ook te worden nagegaan of een vergunning vereist is wanneer bij de ingreep (tijdelijke) lozingen van grond- en oppervlaktewater plaats zullen vinden en/of wanneer uitlogende bouw- en andere materialen worden gebruikt die in contact (kunnen) komen met het oppervlaktewater of met regenwater dat (indirect) wordt afgevoerd met het oppervlaktewater.

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt bepaalt dat bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan overlegd dient te worden. De gesprekpartners zijn onder andere de waterschappen, Rijkswaterstaat en de provincie. Daarnaast bepaalt het Bro dat de toelichting op het plan aangeeft op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.

5.7.5 Vertaling naar het bestemmingsplan

Bebouwing en andere werken op of aan de waterkeringen is in beginsel verboden volgens de Keur van AGV. Het dempen en graven van watergangen is aan regels gebonden in de Keur van AGV.

Naast het aanvragen van een omgevingsvergunning (op grond van het bestemmingsplan) is een initiatiefnemer wettelijk verplicht om na te gaan of het noodzakelijk is om ook een watervergunning aan te vragen op grond van de Waterwet bij het waterschap. Om dit na te gaan kan een vergunningencheck worden gedaan via: www.waternet.nl/vergunningen-meldingen.

Wat betreft de eigen toetsingsinstrumenten van AGV geldt het volgende. Als regelgeving is de Waterwet van toepassing.

In november 2011 heeft AGV een nieuwe keur vastgesteld. Deze vormt samen met de 'Beleidsregels Keurvergunningen' de juridische basis voor de waterbeheerder. De uitgangspunten voor wat betreft de nautische taken van de waterbeheerder zijn vastgelegd in de verkeersbesluiten 1 en 2.

5.7.6 Conclusie

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.