Plan: | Stedelijk Gebied |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0457.BP0100SG-oh01 |
Regelgeving
Het verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Nederland heeft dit verdrag geratificeerd en geïmplementeerd in de Monumentenwet. Op 1 september 2007 is de wet als onderdeel van de Monumentenwet in werking getreden. Bij ruimtelijke ingrepen worden de archeologische belangen in een vroeg stadium in de planvorming betrokken. Uitgangspunt bij de zorg voor archeologische waarden is het behoud in de bodem ter plekke en planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen. Verder geldt het “veroorzakerprincipe”. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of voor een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische materiaal in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering.
Onderzoek
Voor de gemeente Weesp is in september 2011 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (Bijlage 6). De resultaten van dit onderzoek staan beschreven in het rapport 'Bureauonderzoek ter onderbouwing van het bestemmingsplan Landelijk gebied oost en historische kern Weesp'. Eerder is voor het landelijk gebied ten westen van de Vecht een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd (januari 2009). Het onderzoek van september 2011 sluit hier op aan. Tevens is in 2011 de Erfgoedverordening van de gemeente Weesp vastgesteld.
Eind 2012 is voor de gemeente Weesp het archeologisch beleid opnieuw bekeken omdat de beschikbare bronnen te weinig houvast bieden voor het uitvoeren van gericht gemeentelijk beleid. In Bijlage 7 is het rapport opgenomen.
Voor de gehele gemeente zijn de verwachtingen op archeologische vondsten bepaald aan de hand van de ontstaansgeschiedenis van Weesp en de landschappelijke en aardkundige kenmerken. Door de toepassing van kennis over de landschappelijke ligging van (pre)historische nederzettingen in het algemeen is het mogelijk gebieden te begrenzen waar geen archeologische vindplaatsen bekend zijn maar waar ze verwacht kunnen worden. Bij het analyseren van deze verwachtingen wordt gebruik gemaakt van geomorfologische, bodemkundige en hydrologische kenmerken in combinatie met al bekende archeologische gegevens. Zo worden gebieden begrensd met hoge, middelhoge en lage archeologische verwachting, waarbij in de gebieden met een hoge archeologische verwachting de kwantiteit aan archeologische waarden het hoogst is. Een lage archeologische verwachting wil niet zeggen dat er geen archeologische waarden zijn maar dat er vermoedelijk weinig zullen zijn en dat de spreiding groot is en de onderlinge samenhang klein.
De analyse heeft geleid tot een kaart met de volgende archeologische verwachtingen.
Figuur 5.1: Archeologische waarden gemeente Weesp
De archeologische verwachtingszones van de kaart met archeologische verwachtingen zijn vertaald naar een beleidskaart met daarop de specifieke zones en bijbehorende beleidsmaatregelen. Deze kaart geeft een schematisch inzicht in de maatregelen die nodig zijn voor de zorg voor het archeologisch erfgoed binnen bepaalde zones of locaties in Weesp.
Figuur 5.2: Archeologische beleidszones gemeente Weesp
Voor het grondgebied van Weesp zijn 9 onderscheiden zones van toepassing:
Zone 1: beschermde monumenten en bekende vindplaatsen in het buitengebied
Zone 2: historische kern
Zone 3: historische assen
Zone 4: hoge verwachting buitengebied
Zone 5: middelhoge verwachting
Zone 6: middelhoge verwaching
Zone 7: lage verwachting
Zone 8: middelhoge verwachting waterbodem
Zone 9: negatieve verwachting
Vertaling naar bestemmingsregeling
Per zone is er eigen beleid geformuleerd waarbij het beschermingsniveau aansluit bij de verwachtingswaarde. Gebieden waar een lage verwachting geldt (zone 7) komt in de regels en op de verbeelding van het bestemmingsplan niet terug. Voor die gronden gelden geen extra beperkingen vanuit het archeologisch beleid. Wel is er, als gevolg van de Monumentenwet, de meldingsplicht in geval er tijdens de uitvoering van werkzaamheden archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen. Dat houdt in dat de aanwezigheid van bodemvondsten ouder dan 50 jaar aan de gemeente gemeld moeten worden, zodat in gezamenlijk overleg maatregelen getroffen kunnen worden tot berging of documentatie van de vondsten.
Zone 1, de bekende vindplaatsen en monumenten worden in het bestemmingsplan ook niet afzonderlijk beschermd. Het beschermingsregime uit die zone en de wettelijke bescherming op grond van de Monumentenwet, biedt de bescherming voor deze gronden.
Het beschermingsniveau per zone, die wel in het bestemmingsplan terugkomen, is in afzonderlijke bestemmingen vertaald. Hierdoor kunnen de benodigde maatregelen ter bescherming van de verwachtingswaarden worden toegepast. In de bestemmingsplannen zijn de gewaardeerde zones als volgt vertaald naar bestemmingen:
zone | beschrijving | bestemming | |
zone 1 | beschermde monumenten en bekende vindplaatsen | - | |
zone 2 | historische kern | Waarde - Archeologie-1 | |
zone 3 | historische assen | Waarde - Archeologie-2 | |
zone 4 | hoge verwachting | Waarde - Archeologie-3 | |
zone 5 | middelhoge verwachting | Waarde - Archeologie-4 | |
zone 6 | middelhoge verwachting | Waarde - Archeologie-5 | |
zone 7 | lage verwachting | - | |
zone 8 | middelhoge verwachting waterbodem | Waarde - Archeologie-6 | |
zone 9 | negatieve verwachting | - |
Conclusie
De bescherming van archeologische Rijksmonumenten vloeit rechtstreeks voort uit de Monumentenwet. In het onderhavige bestemmingsplan zijn de archeologische waarden, zoals weergegeven op figuur 5.2, opgenomen op de verbeelding en verwerkt in de regels. Voor elk zone is een aparte dubbelbestemming Waarde-Archeologie opgenomen om de onderscheiden verschillen te borgen. De zones met lage en negatieve verwachting zijn niet middels een dubbelbestemming vastgelegd.
In het bestemmingsplan Stedelijk gebied zijn de archeologische zones 1, 2, 3 en 6 van toepassing.
Regelgeving
Bescherming voor de aardkundige monumenten is vastgelegd in de provinciale Milieuverordening (tranche 7, hoofdstuk 6). In de PRVS wordt gesteld dat voor de gebieden die binnen de aanduiding 'Aardkundig monument' of 'Aardkundig waardevol gebied' zijn gelegen in de toelichting moeten worden opgenomen op welke wijze in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de voorkomende bijzondere aardkundige waarden.
Figuur 5.3 Aardkundige waarden (bron: geo.noord-holland.nl/pmv/start_pmv.html)
Resultaat
De Vecht en het 'eiland' in de Vecht met 'Fort Ossenmarkt' zijn aangeduid als aardkundig monument.
Conclusie
De bescherming van aardkundige monumenten vloeit rechtstreeks voort uit de Milieuverordening van de provincie. In de gebieden die zijn aangeduid als aardkundig monument of -waardevol mag niet afgegraven of geëgaliseerd worden en zijn ook andere recreatieve en ruimtelijke ingrepen verboden. Het aardkundig monument is niet opgenomen in het bestemmingsplan. Bij activiteiten die het monument zouden kunnen verstoren dient advies te worden aangevraagd bij de provincie.
Regelgeving
Ter uitvoering van de eerste pijler van MoMo (Modernisering Monumentenzorg) is onder andere het Besluit ruimtelijke ordening aangepast. Per 1 januari 2012 schrijft artikel 3.1.6, tweede lid, onder a, Bro voor dat gemeenten in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving geven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De Rijksoverheid wil er met deze wetgeving voor zorgen dat er in de monumentenzorg niet alleen oog is voor het monument zelf, maar ook voor de omgeving ervan en het gebied op zichzelf: het zogenaamde gebiedsgerichte erfgoedbeleid. De 5 prioriteiten in het gebiedsgerichte erfgoedbeleid worden in paragraaf 2.1.4 genoemd.
Algemeen
De inrichting van een landschap wordt gekenmerkt door historische structuurlijnen en de cultuurhistorische objecten. Historische structuurlijnen zijn bijvoorbeeld de waterwegen en de spoorlijnen die de regio overstijgen. Maar daarnaast gaat het ook om de kavelstructuren zoals sloten, vaarten, dijken, wegen en beplantingslijnen. De cultuurhistorische objecten vullen het landschap verder in, het gaat vaak om gebouwen zoals boerderijen, molens, forten en kerken. Wat ze gemeen hebben is dat ze bepalend zijn voor de identiteit van een gemeente. Dit is ook het geval in Weesp. De benoeming en bescherming van zowel de structuurlijnen als cultuurhistorische objecten gebeurt op rijksniveau, provinciaal niveau en gemeentelijk niveau. Zo zijn daar de nationale landschappen, het rijksbeschermde stadsgezicht, de militaire structuren rond Weesp, de waterwegen, het landelijk gebied met de boerderijen en de rijks,- provinciale- en gemeentelijke monumenten. Of een gebied of object van nationaal belang of van gemeentelijk belang is, zij vertellen allen een deel van de ontstaansgeschiedenis en de hedendaagse verschijningvorm van Weesp: namelijk een nederzetting aan de Vecht die al sinds het midden van de IJzertijd bewoond wordt. De gemeente Weesp valt in diverse nationale landschappen. Dit zijn het Groene Hart, de Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De laatste twee hebben alles te maken met de vesting Weesp. Weesp maakt deel uit van de Oude en Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam. De forten Ossenmarkt en Uitermeer, de schansen, de bunkers en schootvelden maken deel uit van deze militaire structuren. De vesting Weesp is tevens aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht. Het bestemmingsplan is erop gericht om zoveel mogelijk van deze militaire geschiedenis levend te houden door de cultuurhistorische objecten te behouden.
Resultaat
In het plangebied bevinden zich diverse cultuurhistorisch waardevolle elementen. Belangrijke cultuurhistorische waarden in een groot deel van het plangebied zijn de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam met daarin de Vestingstad Weesp.
Op basis van de toelichting op de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht (weergegeven in Bijlage 2) en de in hoofdstuk 3 opgenomen beschrijving van de stedenbouwkundige structuur, de bebouwingskarakteristiek, de historisch stedenbouwkundige kenmerken en de functionele structuur is een goed beeld verkregen van de waardevolle cultuurhistorische elementen.
Daarnaast heeft de gemeente een inventarisatie verricht van de buiten het beschermde stadsgezicht aanwezige beeldbepalende panden, die in het bestemmingsplan de aanduiding 'cultuurhistorische waarden hebben gekregen. Met de dubbelbestemming voor het beschermde stadsgezicht en de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is het bestemmingsplan er op gericht om te voorkomen dat de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.
Een aparte vermelding verdienen de vestingwerken, ook wel schansen, bolwerken of bastions genoemd. In het belang van de verdediging van Amsterdam is in 1672 door Johan Maurits van Nassau een ontwerp voor een gebastioneerde vesting met 8 bolwerken gemaakt.
Van deze bolwerken zijn er 4 nooit gerealiseerd vanwege onder meer de geringere strategische ligging ten opzichte van de Vecht en de verdediging van Amsterdam, alsmede de slapheid van de grond. Wel zijn de contouren en het beloop van deze schansen nog altijd zichtbaar in de plattegrond.
Figuur 5.4: Weesp omstreeks 1754. Bron gemeentearchief Weesp
De gerealiseerde bastions (rijksmonument) maken deel uit van het 's-Gravelands front (Bakkerschans en Nieuw Achtkant op de Ossenmarkt) en het Utrechts front (Rozeboom en Draaierschans). Het 's-Gravelands front was vanuit strategisch oogpunt het belangrijkste, gelet op de bouw van het Torenfort en de latere opheffing van de vestingfunctie.
De schansen hebben in de loop der jaren de nodige veranderingen onder gaan qua verschijningsvorm. Bij de schans Nieuw-Achtkant is in 2011 een gedeeltelijke reconstructie uitgevoerd en thans wordt bezien in hoeverre het aanzien van het Utrechts front aanpassing behoeft. De Bakkerschans is particulier eigendom en onder meer in gebruik als Theetuin.
Tot slot liggen direct binnen het plangebied drie molens: De Vriendschap, De Eendragt en 't Haantje. Conform het molenbeleid van de provincie Noord-Holland zijn in het bestemmingsplan de molenbiotopen opgenomen. Hierin worden de windvang en het weren van storende visuele elementen rond om de molens geregeld.
Conclusie
Gelet op het conserverende karakter, de specifieke regelingen voor het beschermd stadsgezicht en de hier buiten gelegen karakteristieke panden, alsmede de molenbiotopen, biedt het bestemmingsplan voldoende bescherming van de cultuurhistorische waarden.