direct naar inhoud van 5.8 Cultuurhistorie en archeologie
Plan: De Biezen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.BP1400DEBIEZEN1-I001

5.8 Cultuurhistorie en archeologie

Binnen het kader van het bestemmingsplan omvat cultuurhistorie alle aspecten van het cultuurhistorisch erfgoed zoals: archeologische en bouwkundige monumenten, landschappelijke elementen en structuren, stedenbouwkundige structuren en delen van de infrastructuur. Het binnen een plangebied aanwezige cultuurhistorische erfgoed vormt de basis voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen waarbij het behoud voorop staat. Het gaat niet alleen om de erkende en wettelijk beschermde monumenten. De wijze van bescherming via het bestemmingsplan is afhankelijk van de aard en eigenschappen van de cultuurhistorische elementen of gebieden. Het kan daarbij gaan om meer dan zuiver conserveren. Een alternatieve strategie komt voort uit het Belvedèrebeleid: 'behoud door ontwikkeling'. Het gaat daarbij om maatwerk. Van belang zijnde aspecten zijn: (archeologische) rijksmonumenten, provinciale en gemeentelijke monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten, cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwingsstroken, gebouwen en onderdelen van dorpskernen alsmede bekende en te verwachten archeologische waarden. In gebieden waar archeologische waarden voorkomen, of een reële verwachting bestaat dat zij aanwezig zijn, dient bij gebiedsontwikkeling en substantiële bodemingrepen hiermee rekening te worden gehouden, dit volgens de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz).

Het archeologisch erfgoed kan zijn:

  • beschermde terreinen op grond van de Monumentenwet;
  • terreinen van groot archeologisch belang volgens de Archeologische Monumenten Kaart;
  • terreinen met reële archeologische verwachtingswaarden volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden en de gemeentelijke Archeologische Waarden kaart.

In hoofdstuk 2 zijn enkele historische kaarten opgenomen van het plangebied.

5.8.1 Regelgeving

De Monumentenwet 1988, de Monumentenverordening Noord-Holland 2005 en de Monumentenverordening Velsen 2010 bieden bescherming aan monumenten en het stads- en dorpsgezicht. Per 1 september 2007 is de wijziging van de Monumentenwet ten behoeve van de archeologische monumentenzorg (Wet op de archeologische monumentenzorg) in werking getreden. Daarin is bepaald dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet art. 38a). Dat betekent dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet alleen rekening moet worden gehouden met bekende monumenten, maar ook met de mogelijkheid dat in bepaalde terreinen nog archeologische resten in de bodem aanwezig zijn.

5.8.2 Monumenten

De binnen het plangebied aanwezige provinciale monumenten (Begraafplaats De Biezen en het transformatorhuisje nabij de Biezenweg) zullen door middel van een aanduiding als zodanig worden aangegeven.

5.8.3 Aardkundig monument

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2040 is een groot deel van het plangebied aangemerkt als aardkundig monument. Het beschermen van aardkundige waarden is een van de speerpunten van het provinciale landschaps- en bodembeschermingsbeleid in Noord-Holland. In de Provinciale Milieuverordening worden de gebruiksbeperkingen aangegeven voor de aardkundige monumenten (waaronder het zonder ontheffing betreden met zware vervoermiddelen, ontgronden, egaliseren en afgraven voor commerciële doeleinden, storten en graven).

In het bestemmingsplan is ten behoeve van het monument de dubbelbestemming Waarde - Geomorfologie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1400DEBIEZEN1-I001_0014.jpg"

Afbeelding 14: ligging van het aardkundig monument.

5.8.4 Archeologie

De archeologische waarden worden beschermd door de Monumentenwet 1988 en de daarin opgestelde vergunningsvereisten.

Het gehele plangebied is archeologisch gezien van waarde. Voor wat betreft het gebied Groeneveen dient opgemerkt te worden dat, ondanks dat grote delen van de grond voor de bollenteelt is omgezet, in dit gebied naar verwachting nog een aantal archeologisch waardevolle locaties aanwezig is. Dit geldt in ieder geval voor het Kerkpad en de locatie ten hoogte van grofweg 80 meter ten zuidwesten van de atletiekbaan en ongeveer 40 meter van de spoorbaan. Op deze plek is een verhoogde kans aanwezig dat, onder de betonplaat die daar nog aanwezig is, archeologische resten van oude bebouwing aanwezig zijn. Bij de realisatie van eventuele ontwikkelingen op deze locatie zal eerst aanvullend archeologisch onderzoek verricht moeten worden. Om dit te waarborgen is op deze locatie een dubbelbestemming opgenomen.

Voor het gehele plangebied geldt dat belangrijke prehistorische lagen zich bevinden op een diepte van meer dan een meter, maar ook bijvoorbeeld ijzertijd, Romeinse tijd en middeleeuwen kunnen binnen die meter zijn vertegenwoordigd.

In het gebied Groeneveen bevond zich, nabij de Hagelingerweg, de Hofstede en later buitenplaats Groeneveen, die met zekerheid reeds bestond in 1557 en welke sinds 1643 Papenburg werd genoemd. De hier in het midden van de 18e eeuw verzamelde en tentoongestelde collectie Griekse en Romeinse beelden vormde later de basis voor het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Daarnaast liggen er aan de zuidoostzijde van het huidige spoor restanten van Velsens oudste middeleeuwse kasteel: Huis te Velsen. In 1955 werd de bodem van het gebied 'omgespoten' ten behoeve van de bloembollenteelt. Hierbij verdwenen veel sporen en restanten van huis en siertuin naar diepere bodemlagen. Hierdoor is tegelijkertijd het oorspronkelijke bodemprofiel over een diepte van meerdere meters verwoest. Vermoed wordt dat dieper dan 2,5 m mogelijk aanzienlijk meer te verwachten is. Van Groeneveen / Papenburg zijn verspreid in de bodem losse vondsten te verwachten. Dit behoeft geen vooronderzoek, maar bij ontgraving wel begeleiding. Op deze locatie zijn op dit moment geen ontwikkelingen gepland.

Voor het gehele plangebied geldt dat bij substantiële bodemverstoringen archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is. Dit is het geval bij graafwerkzaamheden groter dan 100 m2 en dieper dan 0,4 m of de bestaande bouwvoor.