direct naar inhoud van 5.6 Ecologie
Plan: De Biezen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.BP1400DEBIEZEN1-I001

5.6 Ecologie

Gebiedsbescherming
Door de Europese Unie richtlijnen opgesteld voor de bescherming van de natuur, de Habitat- en Vogelrichtlijn. Hierin worden regels gesteld voor de bescherming van zowel natuurgebieden als voor bedreigde planten- en diersoorten. Eén van de doelstellingen is het creëren van een Europees netwerk van natuurgebieden, Natura 2000 genaamd. Deze Europese wetgeving is door Nederland overgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998. Op grond van deze wet worden waardevolle natuurgebieden als beschermd aangewezen. Naast de Natuurbeschermingswet 1998 vindt gebiedsbescherming ook plaats via de Ecologische hoofdstructuur (EHS). De basis van de EHS is de al bestaande natuur, zoals duinen, heiden, bossen, meren en landgoederen. Ruimtelijke plannen moeten aan deze wet- en regelgeving voldoen.

De provincie is het bevoegde gezag voor EHS en natuurbeschermingswet aspecten. Voor bestemmingsplannen, bouwplannen of andere activiteiten, kan het noodzakelijk zijn dat een vergunning volgens artikel 19d Natuurbeschermingswet aangevraagd moet worden bij de provincie. Voor een gebied dat ligt binnen de EHS moeten de effecten van een ontwikkeling op de 'wezenlijke kenmerken & waarden' van de EHS getoetst worden. In het plangebied is de ecologische verbindingszone tussen het duingebied en Spaarnwoude gesitueerd (zie paragraaf 3.4.1).

Het afwegingskader van de Natuurbeschermingswet 1998 staat bekend als de Habitattoets. Deze bestaat uit een Voortoets en eventueel een zogenoemde "passende beoordeling" als uit een Voortoets blijkt dat er mogelijk significante gevolgen zijn. De belangrijkste aspecten bij de beoordeling van mogelijke invloed op natuurgebieden aan de orde komen zijn oppervlakteverlies, verontreiniging, verdroging, geluid, licht, verstoring door mensen, mechanische effecten en versnippering.

Soortbescherming
Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde organismen ook buiten natuurgebieden voorkomen. De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, licht beschermde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Voor (zwaar) beschermde soorten dient een ontheffing volgens art. 75 van de flora- en faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie van EL&I. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (groot maatschappelijk belang, in sommige
  • gevallen ook ruimtelijke inrichting en ontwikkeling);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

In het plan zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen. In verband met de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan zal (al) in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan, een oriënterend ecologisch onderzoek worden verricht naar de aanwezigheid van beschermde soorten in de gebieden met een wijzigingsbevoegdheden.