direct naar inhoud van Artikel 15 Wonen
Plan: Bedrijventerrein Velserbroek
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.BP1301BEDRIJVENTE1-I001

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. 'wonen';

ter plaatse van de aanduiding:

  • b. 'erf' (e) is het bebouwbaar erf behorende bij het perceel gelegen;

met de daarbij behorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
15.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

15.2.1 Bouwen van gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van een maatvoeringsaanduiding zijn uitsluitend gebouwen toegestaan die voldoen aan de maatvoeringsaanduiding.
15.2.2 Bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen, zowel binnen het bouwvlak als ter plaatse van de aanduiding 'erf' worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'erf' mag het gezamenlijke oppervlak van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen, niet meer dan 70m² bedragen, met inachtneming van de volgende regels:
  • 1. het gezamenlijke oppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag niet meer dan 50% van het oppervlak met de aanduiding 'erf' bedragen;
  • 2. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3,0 m bedragen;
  • 3. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
    • a. de aan- en uitbouw mag niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de 1e verdieping van het gebouw uitkomen en de bouwhoogte van een aan -en uitbouw mag niet meer dan 4,0 m bedragen, gemeten vanaf het aansluitend terrein.
15.2.3 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,0 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4,0 m bedragen.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goothoogte van uitbouwen en bijgebouwen, indien de afstand tot de perceelsgrens over een lengte van meer dan 2,5 m minder dan 1,0 m bedraagt, ten einde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweeg brengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat:

  • a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. de goothoogte van (delen van) gebouwen minimaal 2m dient te bedragen.
15.4 Afwijking van de bouwregels
15.4.1 Dakopbouwen

Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bepaalde in lid 15.2.1, voor realisatie van een dakopbouw met dien verstande dat: de bevoegdheid alleen geldt voor situaties waar:

  • a. het aantal bouwlagen niet meer dan 2 zonder kap bedraagt of;
  • b. het aantal bouwlagen niet meer dan 2 bedraagt met een kap met een inwendige nokhoogte van maximaal 2,2 m;
  • c. de Afwijking ten hoogste 1 extra bouwlaag omvat, met een maximale bouwhoogte van 3,5 m
  • d. de dakopbouw past in het totaalbeeld van de straat.
15.5 Afwijking van de gebruiksregels
15.5.1 Aan huis gebonden beroepen

Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bepaalde in lid teneinde een deel van de woning te gebruiken voor een aan huisgebonden beroep, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50m², mag worden gebruikt ten behoeve van uitoefening van een aan huis gebonden beroep;
  • b. het uitoefenen van een beroep dient een ruimtelijke uitstraling te hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie. Het uitoefenen van een beroepsmatige activiteit mag derhalve geen onevenredige aantasting opleveren van het woon- en leefmilieu, het karakter van de buurt en van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de beroepsmatige activiteit niet vergunningsplichtig mag zijn ingevolge de Wet Milieubeheer. In bijzondere gevallen kan het bevoegd gezag een middels een omgevingsvergunning afwijken van deze eis indien de beroepsactiviteit niet van invloed is op de woonomgeving;
  • d. actueel onderzoek moet aantonen dat de vestiging van een beroepsmatige activiteit niet leidt tot een onaanvaardbare aantrekking van verkeer en leiden tot parkeer overlast;
  • e. de beroepsmatige activiteit binnen de woonbestemming dient alleen verricht te worden door de gebruiker(s) van de eigenlijke woning;
  • f. geen detailhandel is toegestaan tenzij zij gezien kan worden als een ondergeschikte nevenactiviteit van het aan huis gebonden beroep;
  • g. indien de beroepsmatige activiteit plaatsvindt in een garage dient er voor vervangende parkeergelegenheid op eigen erf gezorgd te worden.