direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Spaarnwoude
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.BP1100SPAARNWOUDE1-R001

Toelichting

Spaarnwoude is een groot recreatiegebied dat voor een groot gedeelte binnen de gemeente Velsen is gelegen. De laatste jaren hebben hier veel ontwikkelingen plaats gevonden, zoals het park Buitenhuizen en de skihal. Ook in de toekomst zal dit gebied zich blijven ontwikkelen. Daarom is het noodzakelijk hier een actueel bestemmingsplan voor op te stellen.

Dit bestemmingsplan stelt de uitgangspunten voor het gebied Spaarnwoude. In het bestemmingsplan worden alle toelaatbare functies opgenomen en de voorwaarden waaraan deze functie moeten voldoen. Met het bestemmingsplan streven we naar het behouden en verbeteren van de kwaliteit van dit gebied.

De toelichting dient een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten te geven. Met name een goede afstemming tussen de toelichting en de beide juridische onderdelen van het bestemmingsplan is van groot belang. De plantoelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor het bestemmingsplan en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. Dit wordt geïllustreerd door middel van het opnemen van een kaartfragment, waaruit de ligging van het plangebied blijkt. Verder wordt een opsomming van de vigerende bestemmingsplannen gegeven, die met het nieuwe bestemmingsplan worden herzien.

1.1 Aanleiding

De aanleiding voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan is gelegen in het feit dat het vigerende bestemmingsplan ouder dan 10 jaar is. Het vigerende bestemmingsplan komt uit 2000 en is een herziening van het bestemmingsplan uit 1988. Deze planologische regeling is nu dus circa 26 jaar oud en is nodig toe aan herziening. In het voorliggende bestemmingsplan zijn de ontwikkelingen van de afgelopen jaren opgenomen en wordt een actuele planologische regeling opgenomen voor alle aanwezige functies. Hierbij is het uitgangspunt dat er (beperkte) mogelijkheden worden geboden aan de aanwezige ondernemers. Hierbij wordt bezien wat mogelijk is zonder omwonenden of andere belanghebbende te hinderen.

1.2 Plangebied

Het plangebied:
afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1100SPAARNWOUDE1-R001_0001.jpg" Afbeelding 1.2.1. Plangebied

Het plangebied bevat het recreatiegebied Spaarnwoude voor zover dit is gelegen binnen de gemeente Velsen. De Zuiderscheg is niet opgenomen in dit bestemmingsplan omdat hiervoor reeds een actueel bestemmingsplan is. Het Fort Benoorden Spaarndam en de omgeving daarvan wordt niet opgenomen in dit bestemmingsplan. Hier wordt een apart bestemmingsplan voor opgesteld.

Het gebied is zeer divers. Zo bevat het onder andere een vakantiepark, skihal, een openbare golfbaan en een informatieboerderij. Ook zijn er diverse activiteiten met minder groot ruimtegebruik zoals het kantoor van het recreatieschap en een paintball accommodatie. Het recreatiegebied biedt ook veel ruimte voor extensieve recreatie door de vele wandel- en fietspaden en dagrecreatieplekken. Binnen het gebied zijn ook de woonboten aan zijkanaal B gelegen. In bijlage 1 is een globale functiekaart opgenomen.

Getracht wordt de kwaliteiten te behouden en zwakke elementen te verbeteren. Het bestemmingsplan is daarbij natuurlijk niet altijd het geëigende instrument, maar waar mogelijk en planologisch relevant zal het planologisch kader de randvoorwaarden kunnen scheppen.

Het gebied is bijna volledig in eigendom van Staatsbosbeheer. Zij verpachten het aan het Recreatieschap. Het Recreatieschap verpacht het vervolgens weer door aan ondernemers en particulieren. Dit is een belangrijke inkomstenbron voor het Recreatieschap.

1.3 Doel

Het doel van het nieuwe bestemmingsplan is een planologisch kader op te stellen waarbinnen de nieuwe ontwikkelingen kunnen plaatsvinden en invulling wordt gegeven aan het gebied.

1.4 Vigerend bestemmingsplan

Op bijna het gehele gebied is het bestemmingsplan 'Recreatiegebied Spaarnwoude eerste herziening' van toepassing. Dit bestemmingsplan is op 22 juni 2000 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Velsen. Dit was een herziening van het bestemmingsplan 'Recreatiegebied Spaarnwoude' dat is vastgesteld op 3 maart 1988. Dit plan is ouder dan 10 jaar. Daarom bestaat de noodzaak dit plan te actualiseren. Het vigerende bestemmingsplan kenmerkt zich door weinig mogelijkheden. In het nieuwe bestemmingsplan zal zoveel mogelijk worden geprobeerd om bestaande rechten in stand te laten. Hierbij is wel belangrijk op te merken dat dit niet altijd mogelijk is in verband met gewijzigde wetgeving.


De vigerende bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1100SPAARNWOUDE1-R001_0002.jpg" Afbeelding 1.4.1 Vigerende bestemmingsplannen

Het gaat hierbij om vier verschillende regimes:

Nr.   Bestemmingsplan   Vastgesteld
gemeenteraad/minister  
Goedgekeurd GS   Raad van State  
12.3   Recreatiegebied Spaarnwoude   03-03-1988   04-10-1988   12-07-1990  
12.4   Recr. Spaarnwoude 1e Herziening   22-06-2000   16-01-2001
02-12-2003  
03-04-2002  
  Inpassingsplan randstad 380kv   03-09-2012   n.v.t.    
  Inpassingsplan Aardgastransportleiding   19-09-2012   n.v.t.    

Hoofdstuk 2 Ontstaansgeschiedenis

Het meest oostelijke deel van Velsen was oorspronkelijk een waddengebied. De afwatering werd verzorgd door een hoofdgeul - het Oer-IJ. In de eeuwen vóór het begin van de jaartelling ontwikkelde de geul zich tot de meest noordelijke Rijnarm. Tussen 14 en 49 n.Chr. legde het Romeinse leger in de huidige 'Zuiderscheg' onder andere twee houten forten (castella) met havens aan. Na de Romeinen slibde de geul dicht en veranderde in een moeras. In de middeleeuwen ontstond door golfslag het IJ-meer of Wijkermeer. Het water werd onderdeel van de lagune van de Zuiderzee, het latere IJsselmeer.


Halverwege de middeleeuwen ging men er toe over grote gebieden met dijken tegen het water te beschermen. Zo werden rond de 13e eeuw de Velser- en Spaarndammerdijk aangelegd als bescherming tegen het IJ.


In de 19e eeuw werd land op het water gewonnen door inpolderingen maar ook door de aanleg van het Noordzeekanaal. Daarbij werden de resterende gedeelten van het IJmeer of Wijkermeer drooggelegd. Dit heeft geresulteerd in relatief jonge landschappen zoals de droogmakerijen rond het voormalige IJ in het noorden van de bufferzone.


Tot slot werd het water ingezet om het land en de steden te kunnen beschermen. De Stelling van Amsterdam werd tussen 1874 en 1920 aangelegd en vormt een ingenieus stelsel van linies, forten, redoutes en inundatievlakten. Het land kon gestuurd onder water worden gezet om de vijand de doorgang te beletten. Het in het Recreatieschap gelegen Fort Benoorden Spaarndam is onderdeel van de Stelling.


afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1100SPAARNWOUDE1-R001_0003.jpg"

Afbeelding 2.1. Ontstaansgeschiedenis


Met de ontwikkeling van het Recreatieschap Spaarnwoude vanaf de jaren 50 van de vorige eeuw, is steeds meer landbouwgrond omgevormd naar een recreatieve functie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1100SPAARNWOUDE1-R001_0004.jpg"
Afbeelding 2.2. Luchtfoto plangebied

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In het kader van het voorliggende bestemmingsplan Spaarnwoude zijn de vigerende bestemmingsplannen beschreven en is het relevante ruimtelijke beleid geanalyseerd om vast te stellen of daaruit randvoorwaarden voor dit bestemmingsplan voortkomen. Hiertoe is een onderscheid gemaakt tussen het Europees beleid, het rijksbeleid, het provinciale beleid en het beleid van de gemeente Velsen. Naast het ruimtelijk beleid is ook de wetgeving, onder meer op het gebied van veiligheid, milieu en flora en fauna, relevant voor het bestemmingsplan. Hier wordt nader op ingegaan in hoofdstuk 4.

3.2 Mondiaal beleid

3.2.1 Unesco werelderfgoed

Het Fort Benoorden Spaarndam is onderdeel van de Stelling van Amsterdam en heeft als zodanig de status van werelderfgoedmonument. De Commissie voor het Werelderfgoed heeft in 1996 besloten de Stelling van Amsterdam op te nemen op de Lijst van het Werelderfgoed op basis van culturele criteria. De Commissie stelde vast dat de Stelling uitzonderlijke universele waarden vertegenwoordigt als buitengewoon voorbeeld van een uitgebreid samenhangend verdedigingssysteem uit de moderne tijd, dat intact en goed bewaard is gebleven sinds het eind 19de eeuw werd gebouwd. De Stelling is ook opmerkelijk door de unieke manier waarop het Nederlandse vernuft voor waterbouwkunde is opgenomen in de verdediging van de hoofdstad van het land.

Deze status heeft formeel geen juridische waarde. Als object simpelweg niet meer aan de criteria voldoet dan wordt het fort van de lijst afgehaald. De status heeft met name economisch toeristische waarde. Vanwege de status van werelderfgoed heeft de provincie in haar provinciale ruimtelijke verordening het fort opgenomen als onderdeel van de nationale en metropolitane landschappen, waarvoor in het bestemmingsplan regels moeten worden opgenomen. Het Fort Benoorden Spaarndam is niet opgenomen in het bestemmingsplan. De omgeving van het Fort is niet aangewezen als Unesco werelderfgoed. De schootsvelden zijn opgenomen in de Provinciale Verordening. Het bestemmingsplan heeft hierin een signaleringsfunctie. Er zal hiervoor een gebiedsaanduiding worden opgenomen.

3.3 Europees beleid

Beslissingen over het grondgebruik in Nederland worden tot op zekere hoogte in Brussel genomen. Zoals alle andere lidstaten heeft Nederland immers beloofd de Europese wet- en regelgeving en richtlijnen volledig, nauwkeurig, bindend en tijdig te implementeren.

3.3.1 Milieubeleid

Het milieubeleid is één van de belangrijkste sectorale beleidsvelden die van invloed zijn op de ruimtelijke structuur en kwaliteit van de leefomgeving en inrichting van bestemmingsplannen. Diverse onderdelen van het Europees milieubeleid hebben een aanzienlijke ruimtelijke impact in Nederland. Voorbeelden zijn grenswaarden voor luchtkwaliteit (fijnstof en NO2), die gevolgen kunnen hebben voor woningbouw langs drukke wegen.

3.3.2 Natura 2000

De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld in 2010 de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen. Een belangrijk instrument hiervoor is de uitvoering van de gebiedsgerichte onderdelen van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Dit betekent het realiseren van een netwerk van natuurgebieden van Europees belang: het Natura 2000 netwerk. Dit netwerk heeft als hoofddoelstelling het waarborgen van de biodiversiteit in Europa. In dit verband is de afspraak gemaakt dat de lidstaten van de Europese Unie alle maatregelen nemen die nodig zijn om een ‘gunstige staat van instandhouding’ van soorten en habitattypen van communautair belang te realiseren. Voor Nederland betreft dit 51 habitattypen, 36 soorten en 95 vogelsoorten. Bij de vormgeving en keuze van maatregelen wordt rekening gehouden met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsmede met regionale en lokale bijzonderheden. Het is evident dat aan te nemen maatregelen in het kader van veiligheid een zwaar gewicht wordt toegekend. In 2002 zijn de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn opgenomen in de Flora- en faunawet. In Velsen ligt een deel van het Nationaal Park Zuid Kennemerland dat onderdeel uitmaakt van het Natura2000 netwerk. Spaarnwoude valt niet binnen Natura 2000.

3.3.3 De Kaderrichtlijn Water

De Europese Kaderrichtlijn Water heeft tot doel landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater te beschermen om:

  • a. van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren;
  • b. de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen;
  • c. het aquatische milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreiniging;
  • d. de gevolgen van overstroming en droogte te beperken.

Deze Europese Kaderrichtlijn Water moet onderdeel zijn van het gemeentelijk beleid en derhalve ook van het ruimtelijk beleid. In dit verband wordt verwezen naar het Nationaal Bestuursakkoord Water, dat op 25 juni 2008 onder andere in verband met de implementatie van deze richtlijn is geactualiseerd. In dit akkoord zijn de inspanningen beschreven om de waterhuishouding tegen de achtergrond van de richtlijn en de nieuwe klimaatscenario's op orde te brengen en te houden. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Europese Kaderrichtlijn Water.

3.3.4 Het Verdrag van Malta

Op basis van diverse Europese, rijks- en provinciale beleidsregels, met name het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta, bij wet 26 februari 1998) is onder andere bepaald dat het archeologisch belang wordt meegewogen bij de besluitvorming rond ruimtelijke ordeningsaspecten. Een belangrijk punt in het verdrag van Malta is dat vooraf aan iedere ingreep in het bodemarchief (door nieuwbouw, wegenaanleg etc.) archeologisch onderzoek plaats moet vinden. Daarmee kan worden bepaald hoe eventueel aangetroffen archeologische waarden in de plannen kunnen worden ingepast. Mocht dit niet kunnen en is een opgraving onvermijdelijk geworden om de archeologische informatie veilig te stellen, dan dienen de kosten daarvan in het ontwikkelingsproces meegenomen te worden.

Het verdrag van Malta is lokaal verwerkt in de Concept Archeologische Waardenkaart. Het plangebied is voor een deel aangegeven met een hoge archeologische verwachtingswaarde. De verbeelding is hier op aangepast.


afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1100SPAARNWOUDE1-R001_0005.jpg"
Afbeelding 3.3.4.1 Concept Archeologische Waardenkaart

Voor ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld nieuwbouw passend in het bestemmingsplan, zal eventueel in het kader van de omgevingsvergunning archeologisch onderzoek moeten worden verricht.

3.4 Rijksbeleid

3.4.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vormt de nieuwe, overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. In de SVIR ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’ is de inhoud van een groot aantal beleidsstukken, waaronder de Nota Ruimte en diverse planologische kernbeslissingen, opgenomen. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld. Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’, over aan provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen daarbij de ruimte voor natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Alleen in de stedelijke regio’s rond de mainports Amsterdam en Rotterdam maakt het Rijk afspraken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los. Er is enkel nog sprake van een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking (gebaseerd op de ‘SER-ladder’), die zal worden vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening.

Het plangebied is als volgt verbeeld in de Structuurvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1100SPAARNWOUDE1-R001_0006.jpg"

Afbeelding 3.4.1.1 Structuurvisie Ruimte

Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, doormiddel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. In de SVIR zijn ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geformuleerd.

Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:

  • a. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
  • b. het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • c. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hiervoor worden ingezet. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro zijn regels opgenomen ter bescherming van de nationale belangen. Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden.

In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van:

  • a. Rijksvaarwegen;
  • b. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • c. Kustfundament;
  • d. Grote rivieren;
  • e. Waddenzee en waddengebied;
  • f. Defensie;
  • g. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • h. Elektriciteitsvoorziening;
  • i. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • j. Ecologische hoofdstructuur;
  • k. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • l. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • m. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Het recreatiegebied valt binnen meerdere bepalingen. Zoals bijvoorbeeld Grote Rivieren en de Ecologische hoofdstructuur. Dit zal worden verwerkt in het bestemmingsplan.

3.4.2 Nationaal Waterplan

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.

Het Nationaal Waterplan (NWP) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is.

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Rijkswaterstaat beheert het Noordzeekanaal, een aantal taken heeft men weer uitbesteed aan het Centraal Nautisch Beheer. Het Noordzee kanaal is tevens een Hoofdtransportas voor de zeevaart. Dit is als zodoende ook meegenomen in de regels.

3.4.3 Nationaal Milieubeleidsplan 4

In het NMP4 staat de aanpak van de in het NMP3 gesignaleerde hardnekkige milieuproblemen centraal. De aanpak van deze problemen vraagt om ingrijpende maatschappelijke veranderingen. Het NMP4 zet daarom in op het tot stand brengen van transities (systeeminnovaties) op het vlak van de energiehuishouding, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, landbouw en mobiliteit. Vanwege de groeiende aandacht voor gezondheid en veiligheid is de nota ook gericht op vernieuwing van het stoffenbeleid en beleidsvernieuwing van de leefomgeving. Het NMP4 heeft een beleidshorizon die verder reikt dan de beleidshorizon in het NMP3. Het NMP4 gaat uit van een beleidshorizon die in het jaar 2030 is gelegd. In het NMP4 worden zeven grote milieuproblemen gesignaleerd en laat zien hoe de situatie over dertig jaar zal zijn als het beleid niet verandert.

Deze problemen zijn:

  • verlies aan biodiversiteit;
  • klimaatverandering;
  • overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen;
  • bedreiging van de gezondheid;
  • bedreiging van de externe veiligheid;
  • aantasting van de leefomgeving;
  • mogelijk onbeheersbare risico’s.

De gewenste situatie over 30 jaar kan als volgt worden omschreven: Het milieubeleid moet een bijdrage leveren aan een gezond en veilig leven, in een aantrekkelijke leefomgeving, te midden van een vitale natuur, zonder de mondiale biodiversiteit aan te tasten of natuurlijke hulpbronnen uit te putten, hier en nu en elders en later. Hoewel het milieubeleid van de afgelopen jaren redelijk succesvol is geweest, op de grote milieuproblemen heeft het nog geen afdoende antwoord. In het NMP4 worden zeven onderlinge barrières onderkend die een oplossing van de grote problemen in de weg staan. Voortzetting van het huidige beleid is niet voldoende als we de ambities voor 2030 willen realiseren. Het huidig beleid gaat immers nog te veel voorbij aan deze barrières voor duurzame ontwikkeling, die te beschouwen zijn als systeemfouten in de economie en de thans functionerende instituties. In het NMP4 is aangegeven waarmee deze barrières doorbroken kunnen worden en zijn hiervoor nieuwe beleidsinstrumenten aangegeven.

Milieubeleid draagt bij aan de kwaliteit van de leefomgeving. Hoe de leefomgeving wordt ervaren, wordt onder meer bepaald door de aanpak van de vervuiling van bodem, lucht en water, door veiligheidsrisico’s bedrijvigheid, geluidsoverlast en afvalinzameling. Daarnaast spelen zaken als woningaanbod, werkgelegenheid en voorzieningen een rol, evenals groenvoorzieningen, natuur en afwisseling van karakteristieke gebieden. De plaatselijke overheid is vaak beter dan de rijksoverheid in staat aan de kwaliteit van de leefomgeving bij te dragen. Daarom krijgt de lokale overheid meer vrijheid en zoveel mogelijk integrale verantwoordelijkheid voor de lokale leefomgeving. Uitgangspunt hierbij is dat dit leidt tot verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Het rijk stelt voor de milieukwaliteit een harde ondergrens en zal samen met de andere overheden bij uitvoering en handhaving die grens bewaken.

3.4.4 Rijksbeleid met betrekking tot ecologie

In Europa zijn door de Europese Unie richtlijnen opgesteld voor de bescherming van de natuur, de Habitat- en Vogelrichtlijn. Hierin worden regels gesteld voor de bescherming van zowel natuurgebieden als voor bedreigde planten- en diersoorten. Eén van de doelstellingen is het creëren van een Europees netwerk van natuurgebieden, Natura 2000 genaamd. Een vertaling van dit EU-beleid voor soortbescherming naar Nederlands niveau is de Flora- en faunawet. Hierin worden bedreigde inheemse planten- en diersoorten als beschermd aangewezen. Gebiedsbescherming wordt in Nederland geregeld in de Natuurbeschermingswet. Hierin worden waardevolle natuurgebieden als beschermd aangewezen. Ruimtelijke plannen als bestemmings-, bouw- en sloopplannen moeten aan deze wet- en regelgeving voldoen. In Hoofdstuk 4 Milieuaspecten wordt hier nader op ingegaan.

3.4.5 Luchthavenindelingsbesluit Schiphol

De wet Luchthavenindelingsbesluit Schiphol geeft eisen aan de bebouwing en gebruik in de omgeving van Schiphol. Een gedeelte van Spaarnwoude is gelegen binnen een aanvliegroute.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1100SPAARNWOUDE1-R001_0007.png"

Afbeelding 3.4.5.1 Overzichtskaart Beperking bebouwing

Binnen de overzichtskaart is een deel van het plangebied aangegeven met nummer 3, een groter deel heeft nummer 4. Binnen gronden aangewezen met nummer 3 is geen nieuwe bebouwing toegestaan. Bij gronden aangewezen met nummer 4 zijn geen nieuwe woningen, woonwagens, gebouwen met een onderwijsfunctie of gebouwen met een gezondheidszorgfunctie toegestaan.
Deze mogelijkheden zullen daarom niet in het bestemmingsplan worden geboden. Het is mogelijk om bij de minister een verklaring van geen bezwaar aan te vragen voor bovengenoemde strijdigheden. In veel gevallen zijn deze functies ook strijdig met provinciaal en gemeentelijk beleid.

Het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol geeft ook maximale hoogten van bebouwing aan. In delen van het plangebied mag de bebouwing niet hoger zijn 80 meter. Dit is echter nergens het geval en dit acht de gemeente ook niet wenselijk.

3.4.6 Inpassingsplan Randstad 380 kV-verbinding

In de Randstad moet een nieuwe 380 kV-hoogspanningsverbinding worden gerealiseerd om in de toekomst voldoende capaciteit te kunnen bieden voor elektriciteitstransport in de regio. De hoogspanningsverbinding bestaat uit twee van elkaar te onderscheiden verbindingen. Het betreft de verbinding tussen Wateringen en Zoetermeer (Bleiswijk), de 'Zuidring', en de verbinding tussen Beverwijk en Zoetermeer, de 'Noordring'. Deze verbindingen zijn beide essentieel voor de leveringszekerheid in de Randstad. De twee verbindingen kunnen los van elkaar functioneren en worden door het 380 kV-transformatorstation bij Zoetermeer met elkaar verbonden). Het inpassingsplan (ook wel: 'rijksinpassingsplan' genoemd). 'Randstad 380 kV-verbinding Beverwijk-Zoetermeer (Bleiswijk)' biedt de juridisch-planologische basis voor de realisering van de Noordring. Dit inpassingsplan is overgenomen in dit bestemmingsplan. Tevens is de bestemming ten behoeve van de bestaande 150 kV-verbinding komen te vervallen.

3.4.7 Inpassingsplan aardgastransportleiding

Gasunie is bezig om tussen Beverwijk en Wijngaarden een nieuwe aardgastransportleiding te realiseren. Met de realisatie van deze aardgastransportleiding wordt beoogd de leveringszekerheid van gas in Nederland te garanderen en voorwaarden te scheppen voor de ontwikkeling van de Nederlandse gassector, energiehandel en industriële activiteiten in Nederland.


Het nieuwe tracé wordt aangelegd tussen de bestaande compressorstations Beverwijk en Wijngaarden en zal zoveel als mogelijk naast bestaande gasleidingen worden gerealiseerd
(bundelingsprincipe). Dit inpassingsplan is overgenomen in dit bestemmingsplan.

3.4.8 Overige kabels en leidingen

In Nederland bevindt zich een grote hoeveelheid kabels en leidingen onder de grond. Het gaat in totaal om zeker 75 miljoen kilometer. Bij het uitvoeren van graafwerkzaamheden worden regelmatig kabels of leidingen beschadigd. Jaarlijks gaat het om circa 40.000 graafincidenten. Dit kost veel geld. Alleen al de directe schade aan kabels en leidingen bedraagt naar schatting 40 tot 75 miljoen euro per jaar. Naast de economische schade aan de kabel of leiding, leidt een graafincident ook tot onderbreking van de levering van bijvoorbeeld gas, elektriciteit of telecomsignalen. Bovendien kan een graafincident levensgevaarlijk zijn voor de graver en zijn omgeving. Om graafincidenten te voorkomen is de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten, oftewel de Grondroerdersregeling in werking getreden. Hierin staan wettelijke verplichtingen opgenomen met betrekking tot het uitvoeren van graafwerkzaamheden. Deze kent geen rechtstreekse vertaling in het bestemmingsplan. Wel zijn in het plangebied zijn andere kabels en leidingen aanwezig die op grond van verschillende regelingen bescherming genieten. De kabels en leidingen worden opgenomen op de verbeelding inclusief de vrijwaringszones.

3.5 Provinciaal beleid

3.5.1 Structuurvisie 2040 (2010)

Op 16 februari 2010 is de provinciale ruimtelijke verordening Structuurvisie 2040 van de provincie Noord-Holland door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 de structuurvisie vastgesteld.

In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier ze met verschillende ontwikkelingen en keuzes omgaat en schetst ze hoe de provincie er in 2040 moet komen uit te zien. De provincie speelt in op actuele dilemma's door mee te veranderen waar nodig, maar vooral ook door bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen, houdt de provincie Noord-Holland het landelijk gebied open en dichtbij. Door voorzichtig om te gaan met uitleg buiten bestaande kernen speelt ze in op de veranderingen in de bevolkingsontwikkeling op langere termijn. Door in te zetten op het op eigen grondgebied opwekken van duurzame energie draagt ze actief bij aan de CO2-reductie. Door versterking van de waterkeringen en het aanleggen van calamiteitenbergingen houdt ze de voeten droog. En door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord-Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten blijft de provincie bijzonder en aantrekkelijk om in te wonen, te werken en om te bezoeken. De structuurvisie en de bijbehorende provinciale verordening zijn het inhoudelijke beleidskader van de provincie waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat de provincies regels voorschrijft over bestemmingen en het gebruik van gronden met een provinciaal belang. Voor Velsen zijn met name het bestaand bebouwd gebied (de voormalige rode contouren), de Rijksbufferzone Amsterdam-Haarlem (heeft in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geen status meer) en de reservering voor nieuw haventerrein van belang.

De provinciale EHS is herijkt en op 23 mei 2011 door PS vastgesteld. Onderstaande kaart toont de bestaande EHS structuur. Spaarnwoude valt bijna volledig binnen de EHS. De westbroekplas is hierin ook opgenomen. Deze heeft zowel een waterhuishoudkundige, recreatieve als ecologische functie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1100SPAARNWOUDE1-R001_0008.jpg"

Afbeelding 3.5.1.1. Ecologische hoofdstructuur

3.5.2 Provinciaal milieubeleidsplan Noord-Holland

In het Provinciaal Milieubeleidsplan staan de milieudoelen van de provincie. Ook wordt daarin beschreven hoe die moeten worden gerealiseerd en binnen welke termijn.

Het biedt gemeenten en waterschappen een kader voor hun beleid en geeft ondernemers en burgers inzicht in toekomstige ontwikkelingen en maatregelen.

Voor de provincie is het de basis voor de vergunningverlening en handhaving. Daarnaast gebruikt de provincie het milieubeleidsplan om te kijken welke rol het milieu moet spelen in andere beleidsplannen.

Met dit plan wil de provincie bijdragen aan:

  • Het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid
  • Duurzaam produceren en consumeren
  • Vergroten van de kwaliteit van de leefomgeving
  • Hierbij wordt prioriteit gegeven aan:
  • Bodemsanering en de uitvoering baggerprogramma's
  • Regie op handhaving
  • Duurzame energie
  • Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)


Prioriteiten bij de uitvoering van het PMP
Kwaliteit van de leefomgeving vormt een centraal thema in het programma. Dit betekent dat hieraan prioriteit wordt gegeven en dat de doelstellingen voor de thema's lucht, geluid en externe veiligheid, die in belangrijke mate bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving, uit het Milieubeleidsplan worden gerealiseerd.

Aan de duurzaamheidthema's energie, duurzaam ondernemen en duurzame mobiliteit wordt aandacht gegeven bij de reguliere advisering bij ontwikkelingslocaties. De doelstellingen voor het thema natuur en landschapskwaliteit sluiten aan bij de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) en zijn tevens in lijn met landelijk beleid. De doelstellingen voor het thema bodem sluiten aan bij het landelijk beleid (Nationaal Milieubeleidsplan 4). Voor het thema afval zijn de activiteiten en de doelstellingen gericht op preventie en tevens gericht op de nuttige toepassing (hergebruik) van herbruikbaar afval. De provinciale doelstellingen en activiteiten omtrent het thema water worden in overleg met regionale waterbeheerders uitgewerkt in deelstroomgebiedvisies en deelstroomgebiedplannen.

Milieubeleidsplan 2009-2013
Op 31 maart 2009 is het ontwerp-Provinciaal Milieubeleidsplan voor de periode 2009-2013 vastgesteld door Gedeputeerde Staten en vrijgegeven voor inspraak.

Het nieuwe Milieubeleidsplan moet eind 2013 leiden tot het bereiken van de Europese en nationale milieunormen. Het plan heeft twee overkoepelde doelen: het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid, het stimuleren van duurzame ontwikkeling, zonder afwenteling van milieubelasting. De provincie stelt tweejarige uitvoeringsprogramma's op (2010-2011 en 2012-2013) waarin de uitvoering van dit het nieuwe Milieubeleidsplan meer in detail wordt vastgelegd. <aanvullen vanuit SZ>

3.5.3 Provinciaal Waterplan 2010-2015

Provinciale Staten hebben op 16 november 2009 het provinciaal Waterplan 2010-2015 vastgesteld. Het motto van het Waterplan is beschermen, benutten, beleven en beheren van water. De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord-Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op de waterveiligheid, het waterbeheer en de ruimtelijke ontwikkeling. In het Waterplan wordt per thema behandeld wat de provincie zelf doet tot en met 2015 en wat de provincie verwacht van Rijk, Rijkswaterstaat, waterschappen, gemeenten, terreinbeheerders en bedrijfsleven. De provincie versterkt de uitvoering van het plan en bewaakt de voortgang door samen met haar partners een uitvoeringsprogramma voor de hele planperiode op te stellen. In het Waterplan worden vier uitgangspunten gehanteerd:

- Klimaatbestendig waterbeheer: De waterkeringen, het watersysteem en de ruimtelijke inrichting moeten voorbereid zijn op de gevolgen van klimaatverandering.
- Water medesturend in de ruimte: Water is een belangrijke sturende factor in de ruimtelijke ontwikkeling. Op sommige plekken, zoals in de omgeving van dijken, is water vanwege de veiligheid zelfs het belangrijkste sturende element. Elders is water volgend in de ruimtelijke afweging.
- Centraal wat moet, decentraal wat kan: Met de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening is 'centraal wat moet, decentraal wat kan' de nieuwe sturingsfilosofie van het Rijk die de provincie overneemt. De uitgangspunten van deze vernieuwingen zijn: minder regels, meer uitvoeringsgericht, modernisering en stroomlijning van de regels.
- Gebiedsgerichte en resultaatgerichte benadering: Het Noord-Hollandse landelijk gebied zoals dat nu ervaren wordt is het resultaat van het leven met en de strijd tegen water. Daarbij moet worden gedacht aan de terpen, dijken, molens en droogmakerijen. Sinds 2007 heeft de provincie dankzij het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) een belangrijke regierol voor de inrichting en het beheer van het landelijk gebied. Met het Rijk heeft de provincie uitvoeringsafspraken gemaakt voor de periode 2007-2013. De uitvoering van het waterbeleid vraagt maatwerk via een gebiedsgerichte aanpak.

3.5.4 Provinciaal verkeers- en vervoersplan

Op 1 oktober 2007 hebben provinciale staten het “Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan, Actualisatie van het PVVP 2007-2013 (PVVP)” vastgesteld. Hierin zet de provincie haar bijgewerkte visie op het verkeer en vervoer in de provincie en het verkeers- en vervoersbeleid voor de periode van 2007 tot 2013 uiteen. Uitgangspunt hiervoor was het beleid zoals dat in het “Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan 2003” is opgenomen. In hoofdlijnen is het beleid gericht op 'vlot en veilig door Noord-Holland'.

In de visie merkt de provincie op dat de ruimtelijke ordening belangrijke aanknopingspunten biedt voor het mobiliteitsvraagstuk. In bestaande situaties zijn er nauwelijks mogelijkheden voor wijzigingen. Bij herontwikkeling van bestaande situaties of nieuwe situaties zijn die mogelijkheden er wel. Mobiliteit is in deze situaties één van de sturende uitgangspunten. In het PVVP is bepaald dat bij de ontwikkeling van (ruimtelijke) plannen duidelijk moet worden gemaakt hoe de bereikbaarheid van het plangebied wordt gewaarborgd. Ook is in het PVVP bepaald dat 'oplossingen' moeten bijdragen aan de veiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid van het gebied.

3.5.5 Leidraad landschap en cultuurhistorie

Provinciale Staten hebben in juni 2010 de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vastgesteld. In dit beleidskader is door de provincie aangegeven welke landschappelijke en cultuurhistorische elementen overwogen moeten worden bij (ruimtelijke) ontwikkelingen en uitgangspunt kunnen zijn voor plannen. De ontwikkelingsgerichte benadering is het uitgangspunt van het beleid: behoud door ontwikkeling.

In de Leidraad wordt ingegaan op de kernkwaliteiten die gelden als basis voor de ruimtelijke kwaliteit van het landschap van Noord-Holland. De provincie onderscheidt er vijf:

  • Aardkundige waarden: deze worden onderverdeeld in 'aardkundige monumenten' (beschermd middels de Provinciale Milieuverordening) en 'bijzondere aardkundige waarden' (beleid opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie, zie ook paragraaf 3.2.1).
  • Archeologische waarden (zie ook paragraaf 4.7).
  • Tijdsdiepte: er moet zorgvuldig omgegaan worden met de bestaande (historische) kenmerken van het landschap. De provincie Noord-Holland wil dat de gelaagdheid van het landschap wordt meegenomen bij ruimtelijke ontwikkeling.
  • Historische structuurlijnen: er dient bij nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk rekening te worden gehouden met de verkavelingsstructuren van het oorspronkelijke landschap.
  • Cultuurhistorische objecten.
  • Openheid: waarbij thema's zoals verrommeling en verstedelijking een rol spelen, behoud van grootschalige open gebieden.
  • Stilte.
  • Donkerte.
  • Dorps-DNA: de specifieke eigenheid en identiteit van dorpen behouden. Het grondgebied van de provincie Noord-Holland is in de Leidraad ingedeeld in verschillende landschapstypen.
3.5.6 Visie Groengebied Amsterdam-Haarlem; bufferzone in een metropolitaan landschap

De provincie en enkele gemeenten hebben voor het bufferzonegebied Amsterdam-Haarlem een visie opgesteld. Spaarnwoude valt ook binnen deze visie. Op 20 juni 2013 is deze visie door de gemeenteraad vastgesteld. De visie vormt een gezamenlijk uitgangspunt van provincie en gemeenten voor de doorontwikkeling van het gebied tot een grootschalig groengebied met mogelijkheden voor ontspanning en dagrecreatie, gevrijwaard van verdere verstedelijking. Het document dient de volgende doelen:

  • 1. De visie geeft in de eerste plaats richting aan de realisatie van de doelen voor de bufferzone om te komen tot een grootschalig groengebied tussen de steden.
  • 2. De visie geeft de ruimtelijke mogelijkheden en onmogelijkheden aan voor ontwikkelingen in het gebied en biedt hiermee een toetsingskader voor gemeenten en provincie. Daarmee wordt de visie tevens de landschappelijke input van provincie en gemeenten in het zoeken naar antwoorden voor de grote opgaven waar de regio voor staat, zoals de woningbehoefte voor de langere termijn (2040 en verder), de consequenties van een mogelijke uitbreiding van Schiphol (Structuurvisie Mainport Amsterdam Schiphol Haarlemmermeer) en de toekomst van het Noordzeekanaalgebied. Besluitvorming over deze opgaven in relatie tot het Metropolitane Landschap en de bufferzone vindt in andere bestuurlijke verbanden plaats. Voor de visie op de ontwikkeling van het Noordzeekanaalgebied is de voorliggende visie een van de bouwstenen.
  • 3. Voor gemeenten, ontwikkelaars, ondernemers en overige particuliere partijen dient de visie als aanmoediging en inspiratie om te komen met weloverwogen plannen voor de bufferzone die bijdragen aan de kwaliteit en de doelen van het gebied.
  • 4. De visie wordt planologisch en juridisch doorvertaald in gemeentelijk en provinciaal beleid (bestemmingsplannen, structuurvisies, verordening).


Bij dit laatste punt is het uitgangspunt dat plannen binnen tien jaar uitvoerbaar moeten zijn. Indien dit niet het geval is of hier geen concreet zicht op is, wordt het niet meegenomen in dit bestemmingsplan. De visie is een eerste stap richting een ontwikkelstrategie voor het gebied. De volgende stap zal een uitvoeringsstrategie zijn met gewenste ingrepen en een financierings- en beheerstrategie.

De hoofdzonering staat als volgt verbeeld in de visie.
afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1100SPAARNWOUDE1-R001_0009.jpg" Afbeelding 3.5.6.1. Hoofdzonering


Per deelgebied is dit verder uitgewerkt.


Deelgebied Oosterbroek/Buitenhuizen (oude IJ-polders)
Het deelgebied Oosterbroek/Buitenhuizen is binnen de bufferzone Amsterdam-Haarlem een van de grotere deelgebieden van Spaarnwoude. Het deelgebied bestaat voor het grootste deel uit "drooggemaakt" land (Droogmakerijen/Oude IJpolders) en is ingericht op een intensief en (stads)parkachtig gebruik.


Ontwikkelkansen
Voor het deelgebied Oosterbroek/Buitenhuizen liggen er kansen in het aanbieden van nieuwe voorzieningen en uitbreiding van het evenementenaanbod. Vooral voorzieningen die aansluiten op het huidige aanbod en actieve gebruik met avontuurlijke en sportieve activiteiten bieden goede kansen voor versterking van de identiteit van het gebied en een herkenbare profilering.


Bredere benutting van bestaande attractiepunten
Bestaande attractiepunten als de skihal kunnen beter en breder worden benut. Bij de skihal ligt buiten een ongebruikte borstelbaan. Een extra attractie zou b.v. een rodelbaantje kunnen zijn. De achterkant van de skihal is vrij rommelig, terwijl er voorheen in de directe omgeving een uitzichtpunt is geweest. Als het uitzichtpunt weer in ere wordt hersteld, biedt het een prachtig uitzicht over het recreatiegebied, inclusief een blik over het Noordzeekanaal richting Amsterdam. Het betekent dan wel dat er wat bos moet worden gekapt, wat weer de toegankelijkheid van het gebied ten goede zal komen.


Daarnaast kunnen de recreatieve functies van de bestaande attractiepunten als de skihal, openbare golfbaan en boerderij Zorgvrij meer met elkaar verbonden worden waardoor synergie kan ontstaan.


Entrees
Het recreatiegebied is te veel omkaderd door onder meer bomen, waardoor de openheid en toegankelijkheid van het gebied belemmerd wordt. Beter herkenbare en uitnodigende entrees, die het actieve, sportieve en avontuurlijke karakter van het gebruik van het gebied onderstrepen, kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de profilering van het gebied.


Beleefbaar maken van het Noordzeekanaal
Het Noordzeekanaal zou meer beleefbaar kunnen worden gemaakt. Het ligt nu verscholen achter een dijk en is voor fietsers uit het zicht. Verbinding met het Noordzeekanaal kan worden gelegd door fietsroutes vanuit het gebied te laten aansluiten op het (te verplaatsen) fietspad op de dijk langs het Noordzeekanaal.


Ook kan er via het water een verbinding met het Noordzeekanaal worden gelegd, door in het deelgebied Buitenhuizen aan Zijkanaal C een aanland/opstapplaats voor pleziervaart richting het IJ en/of IJmuiden aan te leggen. Naar het Zuiden toe kan via Zijkanaal C, de Mooie Nel, het Spaarne en de Ringvaart, verbinding met het Haarlemmermeerse deel van Spaarnwoude tot stand worden gebracht.


De bufferzone kan recreatief worden ontsloten door b.v. een seizoensgebonden verbinding over water tussen Amsterdam en de bufferzone. Voor het gebied nabij het Noordzeekanaal ontstaan mogelijkheden voor recreatieve voorzieningen als vissteigers, maar ook voor de horeca liggen hier kansen.


Tot slot zijn er aan de randen van het gebied langs het kanaal, met name in het deel Buitenhuizen, mogelijkheden voor (grootschalige) intensieve recreatie.


Recreatieve verbindingen
In 2014 en 2015 wordt het wandelnetwerk Noord- en Midden-Kennemerland aangelegd waarmee het stedelijk gebied met het buitengebied wordt verbonden. De eerder genoemde verbindingen kunnen hierin worden opgenomen. Dit zal zeker een impuls voor het gebied kunnen betekenen, omdat het huidige gebied voor wandelaars niet zo aantrekkelijk is. Vele wandelroutes gaan namelijk over verharde paden, die ook door fietsers worden gebruikt.


Ook aandacht voor ruiterroutes vanwege de aanwezigheid van verschillende maneges en omdat het voor een doelgroep is die regelmatig gebruik maakt van het gebied. Een beperkt aantal goed aangelegde en onderhouden ruiterpaden is dan aan te bevelen boven een groot, maar slecht onderhouden netwerk.


Deelgebied oostrand Velsen en Haarlem

Beleefbaar maken van het landschap
Het landschap kan beter worden beleefd als er b.v. thematische routes worden ontwikkeld waarbij aandacht is voor belangrijke landschapselementen als de Liniedijk en de Stellingzone. De herontwikkeling van Fort Benoorden Spaarndam zal meer bezoekers trekken; een kennismaking met de Stelling van Amsterdam via een wandel- en fietsroute is vrij eenvoudig te realiseren.


Ook de beleving van open natte natuurgebieden als het Landje van Gruijters kunnen in recreatieve routes worden opgenomen.


Recreatieve verbindingen
Naast de noord-zuid routes, ook aandacht voor oost-west routes. Hiermee wordt een verbinding gerealiseerd tussen het duingebied/nationaal park met het recreatiegebied Spaarnwoude.


Verder moet er worden nagedacht worden over een meer aantrekkelijke route langs Velserbroek/snelweg richting boerderij Zorgvrij.


Conclusie
De visie kan niet rechtstreeks vertaald worden in het bestemmingsplan. Kleine ontwikkelingen zoals het aanleggen van fietspaden en realiseren van aanlegsteigers worden rechtstreeks opgenomen in dit bestemmingsplan. Nieuwe grote ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld een restaurant op de kop van de kanobaan worden niet rechtstreeks mogelijk gemaakt. Dit vanwege de grote ruimtelijke impact en de onderzoeken die hiervoor gedaan moeten worden.

3.5.7 Visie Noordzeekanaalgebied

De visie Noordzeekanaalgebied 2040 is een beleidsplan waarin ruimtelijk-economische functies (economie/ havens, wonen, natuur en recreatie) samen komen. Het Rijk, provincie Noord-Holland en de gemeenten Amsterdam, Beverwijk, Haarlemmerliede & Spaarnwoude, Velsen en Zaanstad hebben hiervoor gezamenlijk samengewerkt aan een integrale visie op het Noordzeekanaalgebied anno 2040. Op de meeste plekken gaan wonen, werken en recreëren nu goed samen en is de combinatie zelfs de charme van het gebied. De Visie NZKG 2040 moet ervoor zorgen dat dit ook in de toekomst zo blijft.


Doelstelling is het Noordzeekanaalgebied zo te ontwikkelen dat wonen, werken en recreëren op een goede manier samen (blijven) gaan en daarmee de internationale concurrentiepositie van de Metropoolregio Amsterdam (MRA) te versterken.


In de visie is dit gebied aangegeven ten behoeve van intensieve recreatie. De visie is op 4 juli 2013 door de gemeenteraad vastgesteld.

3.6 Gemeentelijk beleid

3.6.1 Visie op Velsen 2025

In de Visie op Velsen is de gemeente in 2025 een bloeiende en groeiende gemeente en bevat de kennisindustrie van de Metropool Regio Amsterdam. Onderzoeksinstituten op het gebied van wind- en waterenergie en duurzaamheid hebben een grote (internationale) aantrekkingskracht op studenten, expats en kenniswerkers die veelvuldig gebruik maken van de horeca die gesitueerd is rondom het prachtige stadshart van IJmuiden. Er is een sterke samenwerking tussen de kennisinstituten in Amsterdam en de bedrijven in Velsen. In de visie wordt genoemd dat Spaarnwoude de evenementenfunctie zal uitbreiden. Dit is eerder een organisatorische uitdaging. Het is momenteel al mogelijk deze functie uit te breiden.

3.6.2 Strategische agenda

De visie op Velsen "kennisrijk werken" heeft geresulteerd in een strategische agenda 2013-2016 waarin vier strategische prioriteiten zijn vastgesteld. Een ervan is "avontuurlijke kust en groen". Het behoud en ontwikkelen van Spaarnwoude als festivallocatie voor de regio is een van de doelen die in 2016 bereikt moeten zijn.

3.6.3 Structuurvisie (2005)

De structuurvisie Velsen 2015 (vastgesteld door de gemeenteraad in 2005) heeft als doel een actueel en samenhangend kader te scheppen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente tot aan 2015. Het is een ruimtelijke vertaling en een verdere uitwerking van de toekomstvisie 2010. Het programma dient te leiden tot een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de leefkwaliteit. De nota spitst zich toe op de vraag waar de verdere verstedelijking van Velsen plaats kan vinden en hoe dit moet gebeuren.

In 2015 zal door de gemeenteraad een nieuwe structuurvisie worden vastgesteld.

3.6.4 Woonvisie

Het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen heeft in Velsen een omslag gemaakt van pure kwantiteit naar kwaliteit; van huisvesten naar wonen; van volkshuisvestings- naar woonbeleid. Woonbeleid houdt in dat er niet langer alleen sec naar de woning wordt gekeken, maar dat het wonen in een breder verband wordt gebracht. De woonboten in het Zijkanaal nemen een unieke positie in de markt. Hierop heeft de gemeente geen specifiek beleid.

3.6.5 Archeologie en Monumentenbeleid

Archeologie
In gebieden waar archeologische waarden voorkomen, of een reële verwachting bestaat dat zij aanwezig zijn, dient bij gebiedsontwikkeling en substantiële bodemingrepen hiermee rekening te worden gehouden, dit volgens de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Hierin is bepaald dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1.6. Besluit ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet artikel 38a). Dat betekent dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet alleen rekening moet worden gehouden met bekende monumenten, maar ook met de mogelijkheid dat in bepaalde terreinen nog archeologische resten in de bodem aanwezig zijn.


Monumentenbeleid
De beleidsnota Monumentenzorg Velsen is in 2005 vastgesteld en in 2008 geactualiseerd. In deze beleidsnota geeft de gemeente Velsen haar visie op de gemeentelijke monumentenzorg. Leidraad hierbij is een zorgvuldig beheer en weloverwogen behoud van het architectonische en cultuurhistorisch erfgoed van Velsen, in samenspel met rijk, provincie en particulieren. De beleidsnota heeft voor het plangebied geen gevolgen.


De monumenten in dit gebied zijn:

Rijksmonument    
Adres   Wat  
Oostbroekerweg 13   Oostlandersluis en machinepark van gemaal  
   
Provinciaal    
Adres   Wat  
Spaarndammerweg 3   Boerderij Pandjie  
Zijkanaal B   Kazemat Zijkanaal B Zuid  
Oostbroekerweg 15   gemaal, sluizen en machinistenwoning  
   
Gemeentelijk    
Adres   Wat  
Buitenhuizerweg 2   Boerderij  
Genieweg 14   Woonhuis  
Genieweg 34   Woonhuis  
Genieweg 42   Boerderij  
Velserdijk   Waterkering en sluizen  

Cultuurhistorie wordt als vast onderdeel betrokken bij planontwikkelingen en uitvoering. In paragraaf 4.8 Cultuurhistorie wordt specifiek ingegaan op de cultuurhistorische aspecten van het plangebied.

3.6.6 Verkeersbeleid

In het Lokaal Verkeer- en Vervoersplan 2004 (LVVP) zijn de beleidshoofdlijnen op het gebied van verkeer en vervoer voor de gemeente Velsen vastgelegd. Knelpunten en mogelijke oplossingen worden besproken. Doelstelling van het LVVP is het vergroten van de verkeersveiligheid, de leefbaarheid en de bereikbaarheid. In het gebied van Spaarnwoude is de gemeente geen wegbeheerder. Hiervoor is dus geen specifiek beleid.

3.6.7 Sportbeleid

De gemeente Velsen vindt het creëren van een beweegvriendelijke omgeving belangrijk. Het draagt bij aan de leefbaarheid van onze wijken, het bevordert een actieve en gezonde leefstijl en stimuleert de ontmoeting tussen inwoners. Wij zien kansen om onze gemeente beweegvriendelijker te maken met een uitbreiding van het wandel- en fietsnetwerk, meer doorgaand vaarwater, openbaar toegankelijke sportparken en sportief-recreatieve elementen in de openbare ruimte. Aansprekende sportevenementen zoals de Pierloop hebben hier profijt van. De term beweegvriendelijke omgeving is tevens opgenomen in de Visie op Velsen 2025.

3.6.8 Milieubeleid

De gemeente Velsen heeft in samenwerking met de Milieudienst IJmond een Meerjaren Milieubeleidsplan (MBP) opgesteld. In het MBP is voor de periode 2008-2012 het gemeentelijke milieubeleid opgesteld en vertaald in concrete doelstellingen. Aandachtspunten in het MBP zijn:

  • het waarborgen van de leefbaarheid;
  • optimaal gebruik van de regelgeving;
  • de voorbeeldfunctie van de gemeente;
  • het bevorderen van duurzame ontwikkeling;
  • het realiseren van klimaatbeleidsdoelstellingen.

Waar mogelijk wordt meervoudig ruimtegebruik toegepast, waarbij ondergronds bouwen, gestapeld bouwen en het combineren van functies belangrijke elementen zijn. Bij het herinrichten van terreinen dan wel bij uitbreidingswensen wordt uitgegaan van het mengen van functies als wonen, detailhandel, horeca en niet hinderlijke bedrijvigheid. Binnen de gemeente is in navolging van de milieuvisie een beleidsplan duurzaam bouwen vastgesteld. In dit beleidsplan worden de ambities beschreven op het gebied van duurzaam bouwen in relatie tot bouwprojecten en de openbare ruimte. Het toepassen van meervoudig ruimtegebruik is één van de ambities.
In Hoofdstuk 4 Milieuaspecten wordt specifiek ingegaan op de milieuaspecten en gevolgen in Spaarnwoude.

3.6.9 Windturbinebeleidsplan

De doelstelling van het gemeentelijke windturbinebeleidsplan is meerledig. De belangrijkste voor dit bestemmingsplan zijn:

  • De te plaatsen turbines moeten, op diverse schaalniveaus, een duidelijk herkenbare samenhangende ruimtelijke structuur vertonen. Er wordt hiervoor een ruimtelijk kader geschetst waarbinnen de plaatsing van windturbines mogelijk is. Locaties en minimum en maximum masthoogten worden aangegeven.
  • Verankering in relevante bestemmingsplannen bij actualisering en in de structuurvisie in het windturbinebeleidsplan wordt het Noordzeekanaal als belangrijkste 'drager' voor de opstelling van windturbines op land uit het regionale toetsingsplan overgenomen. Wat niet terugkomt is de noord-zuid gerichte accentuering van de tunnels en rijkswegen, omdat dit in de ogen van de gemeente afbreuk doet aan de herkenbaarheid en continuïteit van de lijnopstelling langs het Noordzee kanaal De locaties waar binnen de gemeente Velsen medewerking kan worden verleend aan de plaatsing van windturbines vallen feitelijk in drie deellocaties uiteen:
  • het Noordzeekanaal
  • de Reijndersweg
  • een clusteropstelling binnen de gemeentelijke wateren van de Noordzee ten noorden van het Noordzeekanaal

De gemeente Velsen kiest ervoor om de windturbines op de noordoever van het Noordzeekanaal te plaatsen. Het kanaal is een zeer sterke en belangrijke as in het landschap. Door middel van windturbines kan deze lijn verder worden geaccentueerd. De herkenbaarheid en ligging van het kanaal in het gebied zal toenemen, ook van ver af. Windturbines passen bij de schaal van dit gebied en de daar gelegen bedrijventerreinen.

De kustlijn kan worden geaccentueerd door langs de Reijndersweg een tweede lijnopstelling mogelijk te maken. Tussen de meest westelijke windturbine aan het kanaal en de turbines aan de Reijndersweg dient hemelsbreed tenminste 1000 meter afstand aangehouden te worden. Dit in verband met de gewenste landschappelijke loskoppeling van de turbines evenwijdig aan het kanaal en de windturbines evenwijdig aan de Noordzeekust. Deze lijnopstelling kan worden voortgezet tot aan de gemeentegrens met Beverwijk. Op ongeveer 1000 meter ten noorden van de noordpier ligt de primaire zeekering aan de westzijde van de Reijndersweg. Hiermee dient bij eventuele plaatsing van windturbines rekening gehouden te worden.

Uitgangspunt bij de plaatsing van windturbineparken dient te zijn dat het landschap duidelijker leesbaar en begrijpbaar wordt. Bij het plaatsen van windturbineparken in groepen of lijnen is het niet alleen belangrijk dat de plaats van de turbines aansluiting vindt bij het onderliggende landschap. Ook belangrijk is de verhouding tot het totale landschap en andere windturbineparken in de omgeving. De diverse parken dienen de ruimtelijke structuur te verduidelijken, te versterken. Voorkomen moet worden dat te veel verschillend georiënteerde windturbineparken in elkaars nabijheid de verschijningsvorm en karakteristiek van het landschap aantasten.

Binnen het plangebied zijn geen windturbines aanwezig. De provincie staat hier ook geen windturbines toe.

3.6.10 Groen en waterplan

Op dit moment zijn binnen de gemeente Velsen een drietal groenbeleidsplannen vigerend, namelijk het Bomenplan 2003, de Ecologische groenvisie 1997 en het Groenbeleidsplan 2009 Ruimte voor Groen. Deze plannen gaan niet specifiek in het gebied van Spaarnwoude omdat het hier gaat om een landschappelijk gebied.


Op 28 januari 2010 is het Landschapsbeleidsplan vastgesteld door de raad. De versterking van de ecologische en landschappelijke structuur is hierbij de hoofddoelstelling. Daarbij wordt gestreefd naar het versterken van de (oorspronkelijke) identiteit van het Velsense landschap, een landschap waarin de ontstaansgeschiedenis van het gebied beleefbaar is. Een streven is tevens het versterken van de landschappelijke en ecologische samenhang tussen verschillende onderdelen, landschapelementen of waardevolle deelgebieden. Het verbinden van de verschillende landschapstypen en grotere groengebieden is cruciaal voor zowel het ecologisch functioneren als de beleving en 'leesbaarheid' van dit landschap. Spaarnwoude is een van de grote groengebieden in de gemeente. Een belangrijke missie van het landschapsbeleidsplan is het verbinden van dit groengebied met het andere grote groengebied, de duinen, met daarin het Nationaal Park Zuid-Kennemerland. Hiervoor zijn drie tussengelegen groengebieden relevant: het cluster buitenplaatsen in Velsen-Zuid, het groengebied tussen Driehuis en Santpoort-Noord en de lijn Westbroekplas - Verdolven Landen - agrarisch gebeid Santpoort-Zuid. Grootschalige infrastructuur rondom Spaarnwoude bemoeilijkt echter het realiseren van deze verbindingen.


De Velserdijk, inclusief de Hader-, Westlaander- en Oostlaandersluis, verdienen bescherming en een zorgvuldig beheer. Hetzelfde geldt voor het dijkje rondom Buitenhuizen.

3.6.11 Economisch beleid

Horeca
De gemeente Velsen wil een aantrekkelijk en goed functionerend horeca-aanbod voor inwoners en toeristen. Daarvoor is in de Horecanota 2008 - 2015 het gemeentelijke horecabeleid voor de periode 2008-2015 beschreven, met als centrale doelstelling "Het bevorderen van een zodanige ontwikkeling van de horeca dat deze de attractie en leefbaarheid van het wonen, werken en verblijven in de gemeente Velsen versterkt". Dit betekent aan de ene kant het realiseren van groei en kwaliteit in de horeca en aan de andere kant het tegengaan van negatieve effecten van horeca in Velsen.


Spaarnwoude zorgt voor ongeveer 40% van de bestedingen in de toeristische sector. Er zijn verschillende voorzieningen en attracties voor dagjesmensen en toeristen aanwezig (o.a. een indoor-skibaan, een pannenkoekenrestaurant, golfbaan, recreatiepark en hotel-restaurant). Met de ruimte in het gebied zijn er veel mogelijkheden om grote evenementen binnen te halen (o.a. Dance Valley). Het recreatieschap heeft een visie opgesteld waarin o.a. is aangegeven dat op een aantal plekken in het gebied intensiever gerecreëerd kan worden door de toevoeging van horeca. Als resultaat hiervan is er in de eerste helft van 2008 een groot paviljoen (800 m2) bij de Westbroekplas geopend. In 2009 is het Droompark Buitenhuizen geopend, een park dat ruimte biedt aan ca. 200 chalets. Andere mogelijke locaties voor intensivering van recreatieve voorzieningen zijn o.a.: het Fort Benoorden Spaarndam (onderdeel Stelling van Amsterdam) en de Zuiderscheg. Uitbreiding is mogelijk op de door het schap aangegeven locaties. De meesten hiervan liggen buiten het plangebied.

In het recreatiegebied zijn mogelijkheden voor horeca bij recreatieve voorzieningen die zowel ondersteunend aan de recreatieve voorziening als zelfstandig kunnen functioneren. Ook is horeca mogelijk bij bijzondere locaties, zoals aan het water en bij uitzichtpunten. Voorwaarde is dat de horeca goed bereikbaar is en over voldoende parkeergelegenheid beschikt. Overeenkomstig de visie Groengebied Amsterdam-Haarlem biedt het gebied aan de rand van het Noordzeekanaal mogelijkheden voor vestiging van horeca.


In dit bestemmingsplan is er voor gekozen om twee mogelijke horecalocaties te laten vervallen. Het gaat hierbij om een locatie nabij de zeeverkenners en een locatie ter hoogte van het vliegveld voor modelvliegtuigen. Deze locaties zijn in de planperiode van het voorheen vigerende bestemmingsplan niet ingevuld. Tevens bestaat er tegen de locatie nabij de zeeverkerkenners weerstand vanuit verschillende bewonersverenigingen. Daarentegen heeft Paintball Spaarnwoude verzocht om ook besloten feesten te mogen faciliteren. Dit is passend binnen het gemeentelijk beleid. Een solitaire horecafunctie is hier niet gewenst in verband met de bereikbaarheid.


Economische agenda
Jaarlijks brengen zo'n 5,5 miljoen recreanten een bezoek aan recreatiegebied Spaarnwoude. Daarvan gaat ruim 50% naar het Velsense deel (Oosterbroek/Buitenhuizen).

In de Economische Agenda 2011-2014 wordt gestreefd naar het beter bereikbaar maken van recreatiegebied Spaarnwoude. Dat kan met verbeterde bewegwijzering, zowel naar het gebied toe als binnen het gebied. Maar ook de bereikbaarheid met openbaar vervoer kan worden verbeterd. De ondernemers van Spaarnwoude werken samen met de Kamer van Koophandel aan een plan om het hele recreatiegebied een duidelijker 'gezicht' te geven. Ook wordt benoemd dat het belangrijk is 'Velsen Valley' te profileren wat goed past bij het uitnodigende evenementenbeleid van Velsen.


Verder wil Velsen een wandelnetwerk realiseren, waarbij aangehaakt wordt op initiatieven in Noord-Kennemerland en West-Friesland. Met een wandelnetwerk worden recreatieve verbindingen tussen het stedelijk gebied en de groene gebieden gelegd. Op die manier wordt recreatie dichter bij huis gebracht. In 2013 is het duidelijk of de provincie hiervoor subsidie beschikbaar stelt.

3.6.12 Prostitutie

Per 1 oktober 2000 is het algemene bordeelverbod (artikel 250bis Wetboek van Strafrecht) opgeheven. Dit betekent dat het exploiteren van prostitutie (in bordelen of anderszins) vanaf deze datum een legale beroepsuitoefening is. Door de gemeenteraad van Velsen is in september 2000 de nota Integraal prostitutiebeleid vastgesteld. In de nota wordt aangegeven dat er een vergunningplicht is voor seksinrichtingen en dat raam- en straatprostitutie niet is toegestaan. Ruimtelijk gezien is er door de raad aangegeven dat alleen in het havengebied van Velsen maximaal 2 seksinrichtingen gevestigd mogen zijn. In de rest van de gemeente is geen seksinrichting toegestaan.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

In dit hoofdstuk worden de relevante milieuaspecten aan de orde gesteld. Hierbij dienen aan de orde te komen het wegverkeerslawaai, geluidszones, bedrijvigheid, bodem, vervoer gevaarlijke stoffen, archeologie, de flora en de veiligheid.

4.1 Bedrijven en milieuhinder

Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium "een goede ruimtelijke ordening". Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), het zogenaamde 'groene boekje', een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Bij het toestaan van nieuwe ontwikkelingen wordt getoetst aan het groene boekje.

4.2 Externe Veiligheid

Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.


Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 /jaar contour (wettelijk harde norm) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden.


Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN- curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1 % letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Nagegaan moet worden of op het gebied van externe veiligheid belemmeringen/beperkingen worden ondervonden voor het bestemmingsplan.


Binnen het plangebied is enkel de risicobron olieleiding aanwezig.


Olieleiding
Een aantal woonboten zijn gelegen boven op de contour van de olieleiding. Het is niet noodzakelijk deze situatie op te heffen. In 1975 werd het bestemmingsplan De Velserbroek vastgesteld. In dit bestemmingsplan waren geen woonboten toegestaan, ze werden ook niet expliciet uitgesloten. Uit de toelichting van het bestemmingsplan Recreatiegebied Spaarnwoude blijkt dat de gemeente geen mogelijkheden zien handhavend op te treden tegen de woonboten. Daarom besluit men deze woonboten te legaliseren. De leidingenstrook wordt ook opgenomen in het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan wordt vastgesteld in 1988. De provincie onthoudt het bestemmingsplan van goedkeuring op deze locatie. De Kroon vernietigt dit besluit van de provincie. Hiermee zijn de woonboten dus officieel gelegaliseerd. Vervolgens verschijnt in 1992 de circulaire van het ministerie met betrekking tot contouren van leidingen. In het bestemmingsplan Spaarnwoude 1e Herziening uit 2000 wordt de gelegaliseerde situatie verder voortgezet. Er staat niets in de weg deze lijn voort te zetten. Het is aan de leidingbeheerder om maatregelen te treffen om deze situatie op te heffen.

Noordzeekanaal
Voor het MER provinciaal inpassingsplan Zeetoegang IJmond Deelrapport Externe Veiligheid, januari 2014") is een risico analyse m.b.t. het vervoer van gevaarlijke stoffen over het Noordzeekanaal opgesteld. Uit deze analyse is te concluderen dat het Noordzeekanaal geen pr 10-6 contour heeft en dat het groepsrisico onder de oriënterende waarde blijft.

4.3 Luchtkwaliteit

Bij planvorming is de luchtkwaliteit één van de milieuaspecten waar onderzoek naar dient te worden verricht.

Wet luchtkwaliteit
In 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Met deze wet zijn luchtkwaliteitseisen verankerd in de Wet milieubeheer. Er is een andere wijze van toetsing van bouw- en bestemmingsplannen opgenomen. Zo dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Als een bouwproject voldoet aan de gestelde criteria voor de schaalgrootte van het plan (minder dan 1500 woningen of 100.000 m2 kantooroppervlakte) dan hoeft er niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen.


Binnen het plangebied vinden er geen ontwikkelingen plaats die getoetst moeten worden aan de luchtkwaliteitsnormen.

4.4 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder liggen er geluidzones rond wegen, spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben geen zone. Binnen een geluidzone moet voor het realiseren van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting.


Woningen, scholen, kinderdagverblijven, zieken- en verzorgingshuizen, woonwagenterreinen en aangewezen ligplaatsen voor woonschepen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidgevoelige bestemmingen.


Als de geluidsbelasting op de gevel van de nieuwe geluidgevoelige bestemming de voorkeursgrenswaarde van een geluidbron overschrijdt, moet gelijktijdig met de planprocedure een hogere waarden procedure in het kader van de Wet geluidhinder worden gevoerd. Een hogere waarde kan, onder voorwaarden, worden vastgesteld tot de maximale ontheffingswaarde voor de betreffende geluidbron.

Het plan maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk.

4.5 Bodem

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de kwaliteit van de bodem ter plaatse. Het is wettelijk verboden om te bouwen op verontreinigde grond. Om te kunnen bepalen of de bodem in het plangebied geschikt is voor het beoogde gebruik dient bij voorgenomen bouwactiviteiten een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Hierdoor dient bij ontwikkelingen in het gebied altijd een historisch bodemonderzoek te worden verricht en vaak ook een verkennend bodemonderzoek.


Uit het historisch onderzoek kan blijken dat (op een deel van een locatie) reeds een recent bodemonderzoek heeft plaatsgevonden. In dat geval kan mogelijk worden volstaan met de resultaten van dat bodemonderzoek mits het uitgevoerde onderzoek voldoende betrekking heeft op het te ontwikkelen terrein. Uit het historisch onderzoek kan tevens blijken dat in een eerder uitgevoerd bodemonderzoek een verontreiniging is aangetoond die een belemmering zou kunnen vormen voor het beoogde gebruik. Indien uit een verkennend bodemonderzoek blijkt dat er een verontreiniging is aangetoond dan dient een nader bodemonderzoek te worden uitgevoerd om de eventuele ernst van de verontreiniging en eventuele noodzaak tot bodemsanering vast te stellen. Wanneer de locatie naar aanleiding van het historisch of verkennend bodemonderzoek als asbestverdacht wordt aangemerkt dan dient tevens een asbestonderzoek te worden verricht conform de geldende normen.

4.6 Ecologie

Indien er nieuwe initiatieven worden gerealiseerd is het vaak noodzakelijk een ecologisch onderzoek te verrichten om te onderzoeken of dit geen grote impact heeft op de flora en fauna in het gebied.

Het plangebied is gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ter beoordeling van de mogelijkheden en beperkingen is een ecologisch onderzoek gedaan.

In 2014 is het 'Natuuronderzoek Oosterbroek en Buitenhuizen 2014' (Ecologisch adviesbureau B. Kruijsen) uitgevoerd. In dit onderzoek wordt ingegaan op de mogelijkheden en onmogelijkheden binnen het plangebied. Hieruit blijkt dit bestemmingsplan voldoende voorziet in het beschermen van de verschillende waarden in het gebied. Dit rapport geeft wel aanleiding nader onderzoek te verrichten bij nieuwe ontwikkelingen.

4.7 Duurzaamheid

Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen
De gemeente Velsen en de Milieudienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in "Kwaliteit en duurzaam bouwen" en in het milieubeleidsplan 2008-2012. Bouwinitiatieven moeten voldoen aan deze ambities en doelstellingen. Buiten de bestaande normen vanuit het Bouwbesluit richt het beleid ten aanzien van duurzaam bouwen zich op een hoger ambitieniveau.


Aangezien de aanscherping van het beleid voor duurzaam bouwen een dynamisch traject is, dienen bouwinitiatieven getoetst te worden aan het op dat moment geldend beleid.

Landelijk beleid
Het werkprogramma van Schoon en Zuinig (VROM, 2007) beschrijft hoe Nederland in 2020 30 procent minder broeikasgassen wil uitstoten ten opzichte van 1990. Op basis hiervan hebben het Rijk en de gemeenten in 2007 het Klimaatakkoord ondertekend. Aan energiebesparing en duurzame energie is een belangrijke rol toegekend. Nederland heeft in het Energierapport 2008 (EZ, 2008) de doelstelling voor energiebesparing opgehoogd van 1,5 naar 2 procent per jaar in 2020. Onder duurzame energiebronnen worden hernieuwbare energiebronnen verstaan. Dit wil zeggen bruikbare energie uit waterkracht, windenergie, zonne-energie, omgevingsenergie en biomassa. Duurzame energie speelt in Nederland nog een beperkte rol. De Nederlandse overheid streeft naar 20 procent duurzame energie in 2020 (VROM, 2007). Het kabinet Rutte II hanteert het aandeel duurzame energie van 16 procent in 2020. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren is de energieprestatie-coëfficiënt voor nieuwe woningen in het Bouwbesluit (wettelijk kader) in 2011 aangescherpt van 0,8 naar 0,6 en wordt deze in 2015 verder verlaagd naar 0,4.

GPR Gebouw
GPR Gebouw is een programma voor het omzetten van ontwerpgegevens van een gebouw naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. GPR gebouw gaat over woonkwaliteit, de toekomstwaarde én de gebruikelijke thema's van duurzaam bouwen. Het is een hulpmiddel voor het maken van keuzes bij nieuwbouw en renovatie van woningen, scholen en andere gebouwen. Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de gemeente Velsen het gebruik van GPR Gebouw. GPR Gebouw is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers van 1 tot 10.


Keuzemodules geven aan hoe scores zijn te verhogen (tot maximaal een tien) voor de vijf verschillende onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Binnen het ontwerp (of de renovatie) is men vrij om binnen de verschillende modules voorzieningen naar keuze te realiseren, zolang deze keuzes leiden tot het gewenste ambitieniveau. Per project wordt door de Milieudienst IJmond (gratis) digitaal een sublicentie voor het programma GPR Gebouw verstrekt. De ambitie van de gemeente Velsen is minimaal een 7 te scoren op het thema energie en gemiddeld een 7 voor de thema's milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.


Dit programma heeft geen rechtstreekse invloed op dit bestemmingsplan buiten dat het bestemmingsplan een signaleringsfunctie zal hebben.

Klimaatneutraal
Zoals uit hoofdstuk 3.2 bleek bestaat er de wens van de bewoners van het Zijkanaal om hier te verduurzamen door een centrale gastank aan te leggen en door warmte koude opslag mogelijk te maken.


Men zou graag onderzoeken, met de gemeente, in hoeverre men het Velsense deel van Spaarnwoude helemaal klimaatneutraal kan maken. Alle huishoudens en bedrijven zoals dat bijvoorbeeld ook op Texel het geval is. De gemeente zal rekening houden met deze wens om duurzame voorzieningen aan te leggen. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de gemeente hier geen actieve rol in zal spelen in de vorm van realisering of subsidie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een veld zonnepanelen, lantaarnpalen met slimme LEDs, een biogasinstallatie bij infoboerderij zorgvrij, houtgestookte cv installaties, warmtekoude opslag, kleine windmolens. De bewonersverenging spreekt al visionair over 'Green Valley'. Dit sluit goed aan bij de Visie op Velsen en het duurzame karakter dat de gemeente graag wil hebben.

4.8 Cultuurhistorie

Eventuele graafwerkzaamheden verstoren/vernietigen archeologische bodemschatten. Indien zich graafwerkzaamheden voordoen bij de herontwikkeling van de locatie bijvoorbeeld ten behoeve van een parkeergarage, zet de gemeente Velsen zich in voor archeologisch onderzoek. In Spaarnwoude is dit op enkele plekken het geval. Hiervoor is in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen. Ook is er een aanduiding opgenomen voor de schootsvelden. Deze dient echter enkel ter signalering.

Hoofdstuk 5 Ontwikkelingen

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke wijzigingen dit bestemmingsplan bevat ten opzichte van de vigerende bestemmingsplan. Het gaat hierbij om enkele ontwikkelingen en enkele beleidswijzigingen in algemene zin.

5.2 Evenementen

In het recreatiegebied Spaarnwoude worden meerdere evenementen per jaar georganiseerd. Door gewijzigde wetgeving is het noodzakelijk om ook voor bestaande evenemententerreinen te bepalen hoeveel evenementen per jaar maximaal toegestaan zijn. Daarbij moeten regels worden gesteld over het aantal evenementen per jaar, het soort evenementen en het aantal bezoekers. Hierbij mag uitgegaan worden van ervaringen uit het verleden.

5.2.1 Huidige situatie

Op 13 december 2007 heeft de gemeenteraad het Evenementenbeleid vastgesteld. In het Evenementenbeleid staat dat de gemeente graag ruimte biedt aan evenementen omdat zij:

  • 1. Een sociaal maatschappelijke waarde hebben, het culturele leven in de gemeente ondersteunen en het leefklimaat kunnen versterken. Evenementen dragen bij aan de sfeer en levendigheid van de gemeente en kunnen ook bijdragen aan de saamhorigheid. Zij kunnen een extra reden zijn voor bewoners om elkaar te ontmoeten en/of samen te werken. Dit kan de cohesie binnen de lokale samenleving bevorderen en een gevoel van voldoening en zelfs trots geven.
  • 2. Het toerisme in Velsen kunnen bevorderen. De bezoekers aan evenementen maken kennis met de gemeente waardoor een nieuw bezoek gestimuleerd wordt. Evenementen worden ook gezien als middel om de bekendheid van de gemeente/ IJmuiden aan Zee te vergroten en het imago te verbeteren (promotioneel belang).
  • 3. Een economische spin-off effect kunnen hebben voor de detailhandel en horeca. Gemiddeld wordt er bij een evenement 14 euro uitgegeven. Daarnaast hebben evenementen ook nog een economische spin-off doordat landelijk gezien 70% van de bezoekers ongeveer 35 euro uitgeven in de stad van het evenement. Daarnaast zijn er verschillende indirecte bestedingseffecten via de toeleveranciers, schoonmaakbedrijven, bewaking e.d.
  • 4. Mogelijkheden bieden voor het verlengen van het zomerseizoen.

Evaluatie
Per doelstelling is in 2015 bekeken wat er bereikt is sinds 2007.

  • 1. Het vergroten van de economische spin off van evenementen: de economische waarde van evenementen is toegenomen van € 7,1 miljoen in 2007 naar € 11,2 miljoen in 2010, tot 12,2 miljoen in 2014. De economische spin off (bestedingen buiten het evenemententerrein) is echter gedaald van 2,1 miljoen in 2010, tot 1,5 miljoen in 2014. Verklaring is o.a. het vertrek van de Hiswa en het feit dat Sail in 2010 plaats vond.
  • 2. Evenementen beter benutten om het profiel van de gemeente te versterken: evenementen zijn beter benut door evenementen extra te promoten die passen bij het profiel. Verder zijn evenementen met een grote media aandacht ingezet om het profiel van avontuurlijke kust en dynamische haven onder de aandacht te brengen van de (potentiële) bezoekers.
  • 3. Evenementen benutten om Velsen/ IJmuiden op de kaart te zetten: evenementen zijn vooral ingezet om IJmuiden op de kaart te zetten, o.a. via (Pre)Sail in 2010, Havenfestival en Turn Up The Beach in IJmuiden aan Zee. De naam Velsen is gepromoot door het evenemententerrein waar Dance Valley en Dutch Valley plaats vinden de gebiedsnaam Velsen Valley te geven.
  • 4. Seizoensverlenging stimuleren: door de groei in aantal wind- en watersport evenementen en sportieve evenementen die veelal buiten het seizoen plaatsvinden lijkt het er op dat deze doelstelling behaald is.


Het vigerende bestemmingsplan Recreatiegebied Spaarnwoude 1e Herziening heeft de volgende gebieden aangewezen voor het houden van evenementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1100SPAARNWOUDE1-R001_0010.jpg"

Afbeelding 3.6.11.1 Huidige bestemde evenementenlocaties

De twee locaties zijn VelsenValley (1) en het terrein achter Boerderij Zorgvrij (2). Terrein 2 wordt zelden tot nooit gebruikt voor evenementen. Op terrein 1 zijn meerdere grote evenementen per jaar. In 2014 waren dit DanceValley (40.000 bezoekers), DutchValley (40.000 bezoekers) en LatinVillage (20.000 bezoekers). Deze evenementen maken gebruik van dezelfde terreininrichting. Hierdoor wordt de overlast voor omwonenden en ondernemers in de omgeving beperkt doordat de op- en afbouw ook langere tijd in beslag neemt. In totaal is het terrein circa 3 weken niet toegankelijk. Op de dagen van de evenementen is de bereikbaarheid van ondernemers ook beperkter.

In het huidige bestemmingsplan wordt geen maximum genoemd qua aantal evenementen per jaar dat er in Spaarnwoude georganiseerd mag worden. Vanuit de bewonersvereniging Noord- en Zuid Spaarndammerpolder bestaat de uitdrukkelijke wens niet meer evenementen toe te staan. De evenementen zijn een belangrijke inkomstenbron voor het recreatieschap. Het recreatieschap heeft ook de uitdrukkelijke wens het aantal evenementen uit te breiden. Dat wordt in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Hierover zal aparte besluitvorming plaatsvinden.

5.2.2 Verkeer

Jaarlijks vinden er een aantal evenementen plaats in het recreatiegebied Spaarnwoude. Het is de vraag welke verkeersimpact de evenementen hebben op de omgeving. De volgende criteria bepalen de impact: parkeergelegenheid, bereikbaarheid van het gebied per verkeersmodaliteit (auto, fiets, voet, ov) en de mogelijke bezoekersintensiteit binnen het recreatiegebied.


Parkeergelegenheid
Voor evenementterrein Oosterbroek (ook wel Velsen Valley genoemd), de grootste locatie binnen het recreatiegebied waar in deze notitie de focus op ligt, is in principe 30 ha beschikbaar voor parkeren en evenementterrein. Per ha weidegrond kunnen 450 a 500 tijdelijke parkeerplaatsen worden gerealiseerd.


Bereikbaarheid van het recreatiegebied
Per auto: Door de aanwezige infrastructuur is het recreatiegebied vanuit iedere richting goed te bereiken. Recreatiegebied Spaarnwoude is via verschillende toegangswegen te bereiken. De routes door het recreatiegebied zijn genummerd (R101, R102 et cetera.) Door middel van deze routes wordt men naar de plaats van bestemming geleid.


De meest herkenbare ingang ligt vlak bij de A22, afslag Spaarnwoude. Bij deze ingang staat een digitale informatiezuil met alle informatie over het gebied en de routes.


Daaraan kan nog worden toegevoegd dat er zich een evenementenafrit bevindt die direct vanaf de A22 aantakt op het recreatiegebied. Deze afrit kan worden geopend op het moment dat een groot evenement wordt georganiseerd. Voor evenementenbezoekers vanuit o.a. Amsterdam verkort dit de reistijd.


Per fiets/te voet: Per fiets is het recreatiegebied vanuit Haarlem, Velsen en Beverwijk goed te bereiken. Vanuit Amsterdam ook maar vandaar is het vanwege de afstand beter per auto of ov te doen. Te voet is een minder goede optie omdat de woonkernen op enige afstand liggen.


Per ov: Buslijn 82 heeft een stop bij de hoofdingang van het recreatiegebied (t.h.v. Snowplanet) vanuit Amsterdam of IJmuiden. Pendelen met bussen naar het evenementterrein Oosterbroek wordt bij grote evenementen veelal mogelijk gemaakt vanaf station Sloterdijk.


Mogelijke bezoekersintensiteit binnen het recreatiegebied
Het recreatieschap kan per evenement maximaal 60.000 bezoekers ontvangen over in totaal 10 verschillende locaties binnen het recreatiegebied. Festivalterrein Oosterbroek is met 30 ha de grootste locatie en biedt o. a. ruimte aan grote evenementen als Dance- & Dutch Valley en Latin Village Festival (sinds 2014).

Om een bovengenoemde criteria te toetsen aan de praktijk is het relevant om de hoeveelheid evenementen die er jaarlijks plaatsvinden in kaart te brengen. Daarvoor kiezen we het meest recente volledige jaar waarvan we gegevens beschikbaar hebben: 2013. In 2013 vonden de volgende evenementen plaats:

  • Spaarnwoudeloop (17-3, 600 bezoekers)
  • Modelvliegshow Spaarnwoude (9-5, 200 bezoekers)
  • DJ concert (25-5, 18.000 bezoekers, geannuleerd!)
  • Kikarun (9-6, 4.500 bezoekers)
  • Action Valley (29-6, 100 bezoekers)
  • Dance Valley (3-8, 35.000 bezoekers)
  • Dutch Valley (10-8, 35.000 bezoekers)
  • Triatlon (29-9, 50 bezoekers)


Van deze evenementen vallen er twee onder de noemer 'groot evenement' (Dance- en Dutch Valley) en één onder de noemer middelgroot (Kikarun). Vanwege de impact op de omgeving vindt voor deze 3 evenementen in aanloop daarnaartoe doorgaans (meermaals) multidisciplinair overleg plaats. De andere genoemde evenementen hebben dusdanig kleine impact dat dergelijk overleg niet nodig is. Ter illustratie van de verkeersimpact bij een groot evenement op festivalterrein Oosterbroek wordt de verkeerssituatie tijdens Dance- Dutch Valley omschreven.


Dance- & Dutch Valley
Omdat de evenementen qua bezoekersaantallen en festivalterrein sterk overeenkomen worden ze onder één noemer geschaard. Zoals hierboven aangegeven komen er ongeveer 35.000 bezoekers per evenement op af. De modal split tijdens Dance Valley 2013 was als volgt:
afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1100SPAARNWOUDE1-R001_0011.jpg" Tabel 5.2.2.1 Modal Split Dance Valley 2013

Modal split Dance Valley 2013
Hoewel bij evenementen van dergelijke grootte de reguliere parkeercapaciteit onvoldoende is kan, zoals aangegeven, op de diverse gedraineerde weiden binnen de locatie Oosterbroek tijdelijk extra parkeercapaciteit worden gecreëerd. Zo werden in 2013 tijdens Dance Valley 5.880 parkeerplaatsen gecreëerd, met een marge van ruim 700 pp.


Gedurende beide evenementen in 2013 is er geen sprake van een verminderde bereikbaarheid van de Amsterdamseweg (N202) geweest. Tijdens de instroom van de evenementen is wel tijdelijk langzaam rijdend verkeer op de A9 waargenomen, maar vanwege de in bovenstaande tabel getoonde spreiding van de bezoekers over verschillende verkeersmodaliteiten bleef de opgetreden congestie binnen het acceptabele. Voorgaande jaren toonden hetzelfde beeld. Daaraan draagt ook specifiek de genoemde evenementafrit van de A22 op Oosterbroek bij.

5.2.3 Geluid

In het huidige bestemmingsplan wordt geen maximum genoemd qua aantal evenementen per jaar dat er in Spaarnwoude georganiseerd mag worden. Het is tegenwoordig echter verplicht om dit wel op te nemen. Daarbij moeten regels worden gesteld over het aantal evenementen per jaar, het soort evenementen en het aantal bezoekers. Momenteel zijn er jaarlijks twee grote evenementen, te weten Dance Valley en Dutch Valley. Met op- en afbouw neemt dit circa 3 weken in beslag. Vanuit de bewonersvereniging Noord- en Zuid Spaarndammerpolder bestaat de uitdrukkelijke wens niet meer evenementen toe te staan. De evenementen zijn een belangrijke inkomstenbron voor het recreatieschap. Hierin dient met de verschillende betrokkenen overleg gevoerd te worden om voldoende evenementen toe te staan en de overlast voor omwonenden en bedrijven te beperken.


Om een afweging te maken te maken of de omvang en duur van evenementen aanvaardbaar is, is aangesloten bij de systematiek uit de Wet milieubeheer. Hierbinnen is het mogelijk om maximaal 12 dagen per jaar af te wijken van de geluidsnormen die voor de dagelijkse bedrijfsvoering gelden. In aansluiting hierop is het voor evenementen niet toegestaan vaker dan 12 dagen geluidsniveaus ten gehore te brengen die luider zijn dan de geluidsvoorschriften die voor een gemiddeld bedrijf gelden (de normen uit het activiteitenbesluit). Omdat het redelijke hoge geluidsbelastingen mogelijk gemaakt worden, mag er maar 1 meerdaags categorie 2 of 3 evenement per jaar gehouden worden. Dit evenement mag maximaal 2 dagen duren. Met het toestaan van maximaal drie categorie 2 en maximaal drie categorie 3 evenementen wordt er maximaal 7 dagen niet voldaan aan de algemeen geldende geluidsnormen. De regeling die is opgenomen in het bestemmingsplan gaat uit van de huidige maximale representatieve invulling. Dit wil zeggen dat ervoor is gekozen om de huidige evenementenvergunningen te vertalen in dit bestemmingsplan. Ook is gekeken in hoeverre de evenementenvergunningen zijn nageleefd en of er sprake is geweest van overschrijdingen van de normen. Ook is bezien in hoeverre er klachten zijn binnen gekomen bij de verschillende instanties. Al deze factoren bij elkaar opgeteld hebben deze conserverende regeling opgeleverd.


Voor de opgenomen geluidsnormen is aangesloten bij de normen zoals deze golden voor de evenementenvergunningen die de afgelopen jaren voor o.a. Dance Valley zijn afgegeven. Deze normen zijn de afgelopen jaren tijdens evenementen niet overschreden. De normen vormen dan ook geen belemmering voor het houden van een categorie 3 evenement.


Het is voor alle evenementen in totaal niet toegestaan om meer dan 7 dagen per jaar muziek ten gehore te brengen dan wel geluid te produceren met een geluidsbelasting hoger dan de geluidsvoorschriften die gelden voor een gemiddeld bedrijf. De maximaal toegestane langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, op de gevel van een geluidsgevoelige bestemming, veroorzaakt door een categorie 2 evenement mag niet meer bedragen dan:

  • 60 dB(A) in de uren tussen 07.00 en 19.00 uur.
  • 60 dB(A) in de uren tussen 19.00 en 23.00 uur.
  • 45 dB(A) in de uren tussen 23.00 en 07.00 uur.

De maximaal toegestane langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, op de gevel van een geluidsgevoelige bestemming, veroorzaakt door een categorie 3 evenement mag niet meer bedragen dan:

  • 75 dB(A) in de uren tussen 07.00 en 19.00 uur.
  • 75 dB(A) in de uren tussen 19.00 en 23.00 uur.
  • 45 dB(A) in de uren tussen 23.00 en 07.00 uur.

Uit ervaring blijkt dat er zeer weinig klachten worden ingediend. Per evenement gaat het om circa 8 klachten (gemiddelde over afgelopen jaren), circa 5 daarvan hebben betrekking op geluid. Het aantal klachten valt mogelijk laag uit omdat klachten op verschillende plekken worden gemeld. Bij de organisator, bij de omgevingsdienst, bij de gemeente of bij de politie. Veel mensen dienen ook geen klacht in omdat men van te voren op de hoogte is dat er geluidsoverlast zal zijn.


Het stellen van het maximaal toegestane langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, op de gevel van een geluidsgevoelige bestemming, veroorzaakt door een categorie 1 evenement is niet noodzakelijk omdat het hier gaat om onversterkte muziek. Een evenement in deze categorie is bijvoorbeeld een hindernissenwedstrijd. Deze gaat over een langer parcours waardoor er geen geluidsbron aan te wijzen is.


In februari 2014 is het convenant "Preventie gehoorschade muzieksector" tussen de koepelorganisatoren De Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals, De Vereniging van EvenementenMakers, en het ministerie van VWS afgesloten. In dit convenant is onder ander een grens van maximaal 15 minuten maximaal 103 dB(A) equivalent gemiddeld geluidniveau bij evenementen ter hoogte van de mengtafel afgesproken. De verwachting is dan ook dat de geluidsbelasting afkomstig van evenementen in de toekomst niet zal toenemen.

5.3 Initiatieven

Op 16 mei 2013 publiceerde de gemeente in de Jutter/Hofgeest dat iedereen gedurende vier weken een initiatief kan indienen voor het gebied Spaarnwoude. Hier zijn acht reacties op binnen gekomen.


Op de kaart zijn de initiatieven binnen het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1100SPAARNWOUDE1-R001_0012.jpg" 
Afbeelding 5.3.1 Ingediende initiatieven


1. Gemaal De Velserbroek
De Stichting Gemaal de Velserbroek heeft als doelstelling het bevorderen van de belangstelling in de waterhuishouding van de voormalige polder de Velserbroek en alles wat daarmee verband houdt. In het kader hiervan verzoekt men rekening te houden met de renovatiewerkzaamheden die de stichting wil gaan uitvoeren. Ook verzoekt men een bouwunit toe te staan die omgebouwd kan worden naar bezoekerscentrum. Beide verzoeken zijn wenselijk daarom zal hieraan medewerking worden verleend in het bestemmingsplan.
Vanuit omwonenden bestaat bezwaar tegen de aanwezige bebouwing die volgens hen niet noodzakelijk is voor het onderhoud van het gemaal. Voor zover de gemeente kan beoordelen is deze bebouwing gewenst.


2. Paintball Spaarnwoude
Men verzoekt circa 200m² aan bebouwing mogelijk te maken aan de andere kant van het water waar de accommodatie staat, met een tokkelbaan daarheen. Ook wordt verzocht om het water rondom de accommodatie te mogen gebruiken voor wateractiviteiten. Men verzoekt tevens solitaire horeca toe te staan. Men verzoekt een ontheffing voor het rijden vanaf het parkeerterrein naar de accommodatie te formaliseren in dit bestemmingsplan.


De tokkelbaan en extra bebouwing is passend binnen het karakter van dit gebied. Momenteel mag het water ook gebruikt worden voor wateractiviteiten. Het is aan de grondeigenaar, recreatieschap Spaarnwoude, of zij hieraan willen meewerken. Solitaire horeca is niet passend binnen het horecabeleidsplan. Tevens zijn de wegen hier niet geschikt voor. Het formaliseren van een privaatrechtelijke overeenkomst is publiekrechtelijk niet te regelen.


3. Amsterdamseweg 85
Initiatiefnemer verzoekt een extra woning mogelijk te maken op zijn perceel. Verder verzoekt hij dat meer bebouwing wordt toegestaan op zijn perceel, een carport gerealiseerd mag worden voor de voorgevel, een zwembad mag worden aangelegd en dat een kantoor aan huis toegestaan wordt.


De gemeente en provincie staan geen nieuwe woningen toe buiten bestaand bebouwd gebied. In het kader van de 20 Ke contour van Schiphol is een extra woning toestaan eveneens niet mogelijk. Het gaat hier om het buitengebied dus is een extra woning niet passend. Het nieuwe bestemmingsplan zal globaler worden vorm gegeven waardoor er waarschijnlijk meer bebouwing mogelijk is op het perceel. Vanwege stedebouwkundige redenen staat de gemeente nergens carports voor de voorgevel toe. Het aanleggen van een zwembad en het hebben van een kantoor aan huis zal wel toegestaan worden. Dit is passend in het beleid.


4. Toestaan woonboot
Men verzoekt een woonboot in Zijkanaal B mogelijk te maken. In het verleden heeft initiatiefnemer in dit kanaal met zijn boot gelegen. Het gaat hier niet om Linie 2a. Hiertegen is door Rijkswaterstaat (beheerder en eigenaar van Zijkanaal B) handhavend opgetreden. Er is geen reden nu een nieuwe ligplaats toe te wijzen. Momenteel is er een rechtszaak tussen initiatiefnemer en RWS. Het staat initiatiefnemer vrij om een bestaande ligplaats te pachten en zijn woonboot (indien passend binnen de regels) daar te plaatsen. Er wordt daarom geen nieuwe ligplaats opgenomen.


5. Zijkanaal B weg 10
Initiatiefnemer verzoekt intensivering van het gebruik van infrastructuur te voorkomen. Tevens verzoekt hij verkeersremmende maatregelen te treffen aan de Amsterdamseweg. Tot slot verzoekt hij een kleine uitbreiding ten behoeve van het vernieuwen van zijn schuur toe te staan.


De capaciteit van de verschillende vormen infrastructuur is niet iets wat aan de orde is in het bestemmingsplan. De Amsterdamseweg is een provinciale weg. De gemeente kan daarin niets veranderen. De kleine uitbreiding van de schuur zal mogelijk worden gemaakt.


6. Belangenvereniging Noord- en Zuid-Spaarndammerpolder
Men verzoekt het aantal evenementen in Spaarnwoude niet te vermeerderen. Men vraagt zich af wat de invloed van de onlangs vastgestelde regionale visie is op dit bestemmingsplan. Men verzoekt om een eenduidige taakverdeling tussen de gemeente en het recreatieschap met betrekking tot nutsvoorzieningen. Men verzoekt duidelijk te maken wat de nieuwe regelgeving voor invloed heeft op de bestaande bebouwing. Ook verzoekt men de geluidscontouren van het vliegverkeer niet te wijzigen.


Het aantal evenementen dat nu georganiseerd mag worden in Spaarnwoude is niet aan een maximum gebonden. Door veranderde wetgeving dient de gemeente hier wel een maximum aan te geven. De invloed van de visie op dit bestemmingsplan is zeer minimaal. Er worden geen ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk gemaakt. De visie geeft een richting voor initiatiefnemers. Indien er concrete plannen zijn dienen hiervoor de juiste procedures doorlopen te worden. Vanwege juridische redenen is het overigens ook niet altijd mogelijk ontwikkelingen rechtstreeks op te nemen in het bestemmingsplan. De taakverdeling met betrekking tot nutsvoorzieningen is geen aangelegenheid voor het bestemmingsplan. Dit heeft wel de blijvende aandacht van zowel de gemeente als het recreatieschap. De gemeente zal duidelijk communiceren over de invloed van dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan zal geen wijzigingen aanbrengen ten aanzien van bestaande legaal opgerichte bebouwing. De gemeente is verplicht de landelijk vastgestelde geluidscontouren te vertalen in het bestemmingsplan.


7. Duurzaamheid Zijkanaal B
Initiatiefnemer verzoekt rekening te houden met de duurzame ambitie die er op verschillende niveaus is. Men verzoekt rekening te houden met het installeren van een ringgasleiding en een collectieve warmte/koude opslag. Tevens verzoekt men dat de gemeente de regierol op zich neemt in de realisatie van deze initiatieven.


De gemeente is enthousiast over de aangedragen ideeën. De gemeente committeert zich ook aan de gestelde landelijke en gemeentelijke doelstellingen. De realisatie van een warmte/koude opslag zal rechtstreeks mogelijk worden gemaakt. Het aanleggen van een ringgasleiding met centrale grote tank is denkbaar maar niet rechtstreeks op te nemen in het bestemmingsplan zolang de exacte locatie niet bekend is. Dit vanwege het aspect externe veiligheid. Indien later in het proces van het bestemmingsplan bekend wordt wat de locatie zal zijn kan dit alsnog worden meegenomen. Voor het initiëren van deze initiatieven ziet de gemeente geen rol voor zichzelf. Dit is iets wat vanuit de maatschappij zelf moet komen.

8. Roeivereniging
Momenteel is er een roeivereniging gevestigd op het sluiseiland. De wens van Rijkswaterstaat is om deze roeivereniging te verplaatsen in het kader van het aanleggen van een nieuwe zeesluis. Samen met de roeivereniging is door Rijkswaterstaat naar een nieuwe locatie gezocht. Onduidelijk is nog of dit echt doorgang zal vinden. Derhalve is er hiervoor een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.

5.4 Uitgangspunten

Recreatie
Het grootste gedeelte van het plangebied heeft de bestemming recreatie. Dit gaat om dagrecreatieve voorzieningen. Uitgangspunt bij dit bestemmingsplan is dat verschillende intensieve recreatieve functies hier direct mogelijk zijn. Het gaat hierbij ook om functies die nu nog niet voorstelbaar zijn. De nadruk hierbij dient wel te liggen dat Spaarnwoude een samenkomst is tussen natuur en recreatie. Kleine bebouwde voorzieningen om te voorzien in een buitenluchtactiviteit zijn daarbij beperkt toegestaan.

Intensieve bebouwde recreatie
Op verschillende locaties is intensieve recreatie aanwezig zoals de skihal. Het uitgangspunt hierbij is dat er onderschikte uitbreidingen mogelijk moeten zijn. Ook ondergeschikte horeca is hierbij toegestaan.

Evenemententerreinen
Binnen het plangebied zijn verschillende evenemententerreinen aanwezig. De grootste hiervan is Velsen Valley. Hier worden jaarlijks verschillende evenementen gerealiseerd. Uitgangspunt is hierbij dat het mogelijk moet zijn om bestaande evenementen toe te staan.

Horeca
Het gebied kent verschillende grotere horecagelegenheden. Er worden beperkte uitbreidingsmogelijkheden geboden indien dit geen mogelijk overlast voor andere bedrijven, natuur of bewoners oplevert. In het gebied langs het Noordzeekanaal is het voorstelbaar om in de toekomst nieuwe horeca toe te staan.

Wonen
Op verschillende plekken in het plangebied wordt gewoond. Het gaat hierbij veelal om solitaire woningen. Aan deze woningen worden verschillende bouwmogelijkheden toegewezen die passend zijn binnen het gebied. Bij sommige woningen is extra bebouwing niet toegestaan in verband met het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol.
Onlangs zijn door Rijkswaterstaat in het Zijkanaal B de damwanden verplaatst. Hierdoor liggen de woonboten niet meer op de locatie zoals opgenomen in het voormalige bestemmingsplan. Dit wordt gecorrigeerd. Ook zijn er afspraken gemaakt tussen de bewoners van Zijkanaal B, Rijkswaterstaat en de gemeente over de maximale grootte van woonboten en de maximale bebouwing op de oevers. Dit wordt meegenomen in dit bestemmingsplan.

Natuur
Op zeer beperkte schaal is natuur aanwezig in het bestemmingsplan. Indien dit behouden dient te worden en niet geconserveerd kan worden binnen de bestemming recreatie is hiervoor de bestemming natuur opgenomen. Het uitgangspunt hierbij is dat natuur niet ten behoeve van recreatie wordt gebruikt.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

Op grond van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven welke de gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding.

In het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is geconcludeerd dat Nederland zijn waterhuishouding niet op orde heeft. Water dient in de toekomst een mede-ordend principe te worden. In het bestemmingsplan dient daarom aandacht besteed te worden aan water. Recent is er een Nationaal waterakkoord gesloten tussen het Rijk, gemeenten, waterschappen en provincies, waarin opgenomen is hoe de partijen met water wensen om te gaan. De opgave is te zorgen voor veiligheid en te beschikken over voldoende mogelijkheden voor waterberging ter voorkoming van waterlast, watertekort en het verslechteren van de waterkwaliteit. De watertoets is ingevoerd om te kijken in hoeverre hier aan voldaan wordt.

6.1 Waterhuishouding

Het plangebied maakt deel uit van verschillende bemalingsgebieden maar valt in zijn geheel onder beheer van Hoogheemraadschap Rijnland. Het Noordzeekanaal en de Zijkanalen hebben een functie als boezemwater. Het overtollige water uit de bemalingsgebieden wordt op deze boezemwateren geloosd. In droge perioden kan water uit de boezems worden gelaten. Het oppervlaktewater in het plangebied is brak; het chloridegehalte bedraagt 1000/2000 mg/l. De bebouwing en de woonschepen in het plangebied zijn in de meeste gevallen aangesloten op de riolering. In het verleden was dit niet het geval en was dit van invloed op de waterkwaliteit.

6.2 Bodem

De bodem in het plangebied bestaat uit zeeklei. Ten behoeve van de recreatie functie zijn in het verleden ingrepen in de bodem gepleegd. Op verschillende plekken in het plangebied is de grond mogelijk verontreinigd in verband met voorheen aanwezige functies. Bij een omgevingsvergunning dient dit onderzocht te worden.

6.3 Beleid Hoogheemraadschap Rijnland

Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.

Keur en Beleidsregels
Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels die per 27 mei 2011 geactualiseerd zijn. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De "Keur en Beleidsregels'1 maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:

• Waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden),
• Watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken),
• Andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).


De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.

Hoofdstuk 7 Juridisch bestuurlijke aspecten

7.1 Inleiding

De directe juridische aanleiding om voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan op te stellen, is gelegen in het feit dat:

  • De vigerende bestemmingsplannen in het gebied ouder zijn dan 10 jaar, waardoor er een wettelijke verplichting tot actualisatie bestaat en waardoor het niet toegestaan is leges te vragen voor omgevingsvergunningen;
  • De wens bestaat om de bestaande voorschriften en plankaarten te uniformeren en moderniseren zodat er wordt voldaan aan een eenduidige systematiek van globale bestemmingsplannen dat aansluit bij de huidige Wet ruimtelijke ordening.

Voorafgaand aan de concrete onderbouwing van de keuzes die in het bestemmingsplan Spaarnwoude zijn gemaakt, wordt stilgestaan bij de juridische plan opzet en de opmaak van de verbeelding van de kaart. Bij het toekennen van bestemmingen aan functies in het plangebied is uitgegaan van de volgende uitgangspunten en overwegingen:

  • Regels mogen slechts worden voorgeschreven in verband met de bestemming en als dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig is.
  • Regels dienen niet meer te regelen dan, in verband met de bestemming, strikt noodzakelijk is.
  • Gebodsregels zijn niet geoorloofd; dit heeft te maken met de toelatingsplanologie die het Nederlandse stelsel kenmerkt.
  • De bestemmingen dienen zodanig te worden geprojecteerd dat duidelijk is waar kan worden gebouwd en welk gebruik hierbij is toegestaan.
  • Verbeelding van de kaart, verklaring en regels vormen in juridisch opzicht een eenheid en dienen als zodanig te worden gehanteerd.
  • Het bestemmingsplan dient vergezeld te gaan van een toelichting, welke een onderbouwing geeft aan het bestemmingsplan in zijn geheel; hierin dienen zowel de intenties van het plan als de uitleg van de regels te zijn opgenomen.
  • Het bestemmingsplan is overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) opgesteld.

Om het plan zo globaal en flexibel mogelijk op te stellen zijn de volgende uitgangspunten toegepast:

  • Regels mogen slechts worden voorgeschreven in verband met de bestemming en als dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig is.
  • Regels dienen niet meer te regelen dan, in verband met de bestemming, strikt noodzakelijk is.

Globaliteit
Om aan de doelstelling te voldoen zal zowel in de regels als op de verbeelding worden getracht de nodige globaliteit aan te brengen. De mate van globaliteit kent zijn grenzen. De grens van globaliteit ligt te allen tijde bij de rechtszekerheid naar de omgeving toe. Per situatie zal daarom de maximale grens van globaliteit worden opgezocht met in achtneming van belangen van de omgeving. Verwacht wordt dat daarmee een groot deel van de huidige nog benodigde wettelijke ontheffingen of afwijkingen niet meer noodzakelijk zal zijn.

Flexibiliteit
In het plangebied zijn verschillende situaties te onderscheiden:

  • situaties waarin kan worden volstaan met consolidatie van de huidige situatie, dit geldt voor het grootste deel van het plangebied;
  • situaties waarin de nieuwe ontwikkeling direct mogelijk wordt gemaakt;
  • situaties waarin van een wijzigingsbevoegdheid gebruik kan worden gemaakt;
  • situaties waarin sprake is van afwijkingen ten aanzien van het bouwen, die van ondergeschikte aard zijn, en waarbij een ontheffingsbevoegdheid kan worden opgenomen.


Minimalistisch
De regels worden minimalistisch vorm gegeven. Dit zodat ze eenvoudig leesbaar en te begrijpen zijn. Uiteraard zal worden gezorgd dat de juridische kwaliteit in stand gelaten wordt.

7.2 Inleidende bepalingen

Wijze van meten

In de regels en op de verbeelding kunnen goot- en/of bouwhoogtes zijn opgenomen. Indien er alleen sprake is van een bouwhoogte, dan mag de maximale bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding of in de regels staat opgenomen. Er kan hierbij zowel sprake zijn van een platte afdekking als van een andere kapvorm mits de kap niet hoger is dan de aangegeven maximale bouwhoogte.

Indien de maximale bouwhoogte in combinatie met de goothoogte wordt gehanteerd is de maximale bouwhoogte te beschouwen als de nokhoogte. Er is in dat geval afdekking toegestaan middels een plat dak of een kap. De kap bestaat uit hellende dakvlakken, waarbij de goot niet hoger is dan de maximale goothoogte. Een dakvlak zal hierbij in zijn geheel onder dezelfde hellingshoek vallen. De beide dakvlakken treffen elkaar in de nok, welke maximaal op de maximaal toegestane bouwhoogte is gelegen. Er dient dus sprake te zijn van een daadwerkelijke nok met evenwijdige dakvlakken.

Er kan ook sprake zijn van een platte afdekking, maar dan is er sprake van een boeibordhoogte. Deze platte afdekking mag dan niet hoger zijn dan de maximaal toegelaten goothoogte.

Indien in de regels een goothoogte en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding een andere goot- en bouwhoogte is opgenomen, dan gelden de op de verbeelding opgenomen hoogtes. Indien in de regels een goot en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding alleen een bouwhoogte, en geen goothoogte, is opgenomen dan is er sprake van alleen een bouwhoogte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1100SPAARNWOUDE1-R001_0013.jpg"

7.3 Bestemmingsbepalingen

Het bestemmingsplan kent verschillende bestemmingen. Omschreven zal worden per bestemming wat de gemeente hiermee wenst te bereiken.

Bedrijf
In het plangebied zitten enkele kleine bedrijven, het gaat hierbij om reguliere bedrijven en bedrijven met een nutsfunctie. Deze bedrijven worden positief bestemd. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die binnen categorie A en B vallen van de gemengde lijst van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Bedrijf - Opstijgpunt
Deze bestemming vloeit rechtstreeks voort uit het rijksinpassingsplan voor de 380kV verbinding. De gemeente is verplicht het rijksinpassingsplan rechtstreeks mee te nemen in dit plan.

Gemengd
Alle voorzieningen ten behoeve van de golfbaan zijn opgenomen in de bestemming Gemengd. Hierbinnen is solitaire horeca toegestaan en voorzieningen ten behoeve van de golfbaan.

Horeca
In het gebied zijn meerdere horecagelegenheden. Sommige daarvan hebben alleen een restaurantfunctie maar andere hebben ook een hotelfunctie. Bij alle percelen die bestemd zijn voor 'horeca' is solitaire horeca toegestaan. Per perceel is opgenomen wat de maximale categorie qua horeca mag zijn.

Maatschappelijk
Enkel de boerderij Zorgvrij en omgeving zijn opgenomen in de bestemming Maatschappelijk. Hierbinnen is de boerderij toegestaan maar ook de bijbehorende functies zoals het kantoor, het restaurant en de overige voorzieningen. De boerderij heeft ook een uitbreidingswens. Deze is hierbinnen opgenomen.

Natuur
Ondanks dat het hele gebied beleefd kan worden als natuur is er slechts een klein deel met daadwerkelijk deze bestemming. Het gaat hierbij om een deel van de kade van het Noordzee kanaal. Deze kade/dijk vervult een belangrijke waarde voor de natuur. Dit verhoudt zich niet met een recreatieve functie.

Recreatie
De meest aanwezige bestemming is de bestemming Recreatie. Binnen deze bestemming is dagrecreatie in de meest ruime vorm toegestaan. Op dit moment kan nog niet voorzien worden welke vormen van dagrecreatie in de toekomst zullen bestaan. In het hele gebied kunnen daarom nieuwe recreatieve functies worden ontwikkeld, hierbij is wel uitgangspunt dat indien er bebouwde voorzieningen nodig zijn dit dient te passen binnen een bouwblok. Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn er wel enkele mogelijkheden buiten de bouwblokken.
Bepaalde recreatieve functies hebben een te grote ruimtelijke impact en vallen niet onder dagrecreatie. Hiervoor zijn specifieke aanduidingen opgenomen. Het gaat hierbij om het Droompark, volkstuinen, de modelvliegbaan en verschillende manege's.

Tuin
Er zijn twee verschillende bestemming tuin. De hoofdbestemming tuin is bij reguliere woningen opgenomen voor alle voortuinen indien deze invloed hebben op het straatbeeld. Binnen deze bestemming tuin mag niet gebouwd worden. Binnen de aanduiding tuin voor zover deze hoort bij de woonschepen mag wel gebouwd worden en is dit vergelijkbaar met achtertuinen van reguliere woningen.

Verkeer
De grotere wegen hebben de bestemming verkeer. De wegen en paden in het recreatiegebied zelf zijn passend binnen de recreatieve voorziening.

Water
De belangrijkste waterlopen zijn opgenomen binnen de bestemming water. De overige waterlopen zijn passend binnen de bestemming recreatie.

Water - woonschepen
Binnen deze bestemming zijn alle woonschepen en woonarken opgenomen. Er is geen maximum gesteld aan het aantal schepen dat er mag liggen. Wel is bepaald wat de maten voor de schepen mogen zijn. Ook is de minimale afstand tussen boten bepaald. In het verleden zijn afspraken gemaakt met Rijkswaterstaat over wat hier toegestaan wordt. Deze afspraken zijn vertaald in dit bestemmingsplan. In de huidige situatie is geen ruimte voor extra woonschepen.

Wonen
De bestemming wonen is opgenomen voor alle woningen. De woningen zijn bestemd voor maximaal één huishouden en mogen niet worden gesplitst. Woningen mogen binnen het hoofd bouwblok worden opgericht. Buiten het bouwblok mogen wel aan- en bijgebouwen worden opgericht onder bepaalde voorwaarden. Het gaat hierbij met name om maximaal toegestane oppervlakte van de bijgebouwen.

Leiding - Gas
De bestemming voor de gasleiding is rechtstreeks opgenomen uit het inpassingsplan. Zowel de aanleg als het onderhoud van deze leiding valt in deze bestemming. De gasleiding nabij de Westbroekplas is hier al lange tijd aanwezig maar is ook gevat in deze bestemming.

Leiding - Hoogspanning I, Leiding - Hoogspanningsverbinding I, Leiding - Hoogspanningsverbinding III voorlopig
Deze bestemmingen komen voort uit het rijkspinpassingsplan. De gemeente is verplicht deze dubbelbestemmingen rechtstreeks over te nemen. De bestemmingen maken de bestaande, nieuwe en tijdelijke kV-leidingen mogelijk. De benamingen van deze bestemmingen komen rechtstreeks voort uit het rijksinpassingsplan.

Leiding - Olie
Door het plangebied loopt een olieleiding. Bovenop deze leiding mag niet gebouwd worden. In de veiligheidscontour van deze leiding zijn ook geen (beperkt) kwetsbare functies toegestaan. In deze contour ligt wel een woonschip, deze lag er echter al eerder. Zodoende bestaat hier geen saneringssituatie.

Leiding - Water
Binnen de bestemming Leiding - Water is een leiding voor water toegestaan.

Waterstaat - Waterkering
In het plangebied komen verschillende dijken voor. Deze dienen met namen als waterkering en mogen niet aangetast worden.

7.4 Algemene bepalingen

Het bestemmingsplan Spaarnwoude is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet is dan ook van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan evenals de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht met bijbehorende besluiten en ministeriële regelingen. Ook zijn in de algemene aanduidingsregels verschillende aanduidingszones opgenomen. Voor de evenemententerreinen is dit ook het geval. Hierin is opgenomen hoeveel evenementen er per jaar mogen worden georganiseerd en aan welke eisen deze evenementen moeten voldoen.

7.5 Handhaving

Een overtreding als bedoeld in artikel 30 van de regels is een strafbaar feit zoals is ondergebracht in de wet op de economische delicten. Het relevante artikel (1a) van deze wet luidt:

"Economische delicten zijn eveneens overtredingen van regels gesteld bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening, de artikelen 3.1, eerste lid, en 3.3 – voor zover aangeduid als strafbare feiten – alsmede de artikelen 3.7, derde en vierde lid, 3.17, tweede lid, 3.22, vierde lid, 3.26, eerste en tweede lid, juncto de artikelen 3.1, 3.3 of 3.7, artikel 3.28, eerste en tweede lid, juncto de artikelen 3.1, 3.3 of 3.7, 3.38, 4.1, derde lid, – voor zover aangeduid als strafbare feiten – , 4.1, vijfde lid, juncto artikel 3.7, derde en vierde lid, of artikel 3.17, tweede lid, 4.3, derde lid, – voor zover aangeduid als strafbare feiten – , 4.3, vierde lid, juncto artikel 3.7, derde en vierde lid, of artikel 3.17, tweede lid, 6.12, zesde lid, 6.13, tweede lid, onder c en d, en 7.10;"

Bij de vaststelling van het startdocument is door het college reeds geconstateerd dat er aantal strijdigheden met het vigerende bestemmingsplan bestaan. Waar mogelijk en ruimtelijke inpasbaar is ervoor gekozen om deze zaken te legaliseren. Het gaat hierbij om de volgende zaken;

Adres   Wat   Legaliseerbaar  
Amsterdamseweg 30   Paardenbak   Ja  
  Op het agrarische bedrijf is illegaal een paardenbak met voorzieningen opgericht. Deze biedt geen directe hinder en kan gelegaliseerd worden.    
Buitenhuizerweg 9   Opslag boten met gasflessen   Ja  
  In de winter worden boten gestald op het parkeerterrein van de jachthaven. Dit kan gelegaliseerd worden mits de gasflessen er uit gehaald worden en er geen onderhoud plaats vindt.    
Linie   Woonboten buiten bouwvlak   Ja  
  Een aantal jaar geleden is er een nieuwe damwand geslagen. Hierdoor liggen de woonboten niet meer op dezelfde plek als in het vigerende bestemmingsplan.    
Zijkanaal B weg   Volkstuinen   Ja  
  Op eigen terrein zijn verschillende volkstuinen opgericht. Deze zijn van beperkte omvang en passen in het gebied.    


Aan de de Genieweg 46 is met een tijdelijke vergunning een kantoor opgericht. Deze tijdelijke vergunning is verlopen en het kantoor kan niet gelegaliseerd worden. Op dit perceel zal een nieuw permanent kantoor worden opgericht waarmee deze situatie wordt beëindigd. Eveneens bestaat het vermoeden dat er op het vakantiepark aan de Buitenhuizerweg 2 in een aantal recreatiewoningen illegaal permanent wordt gewoond. De vigerende bouwvergunning voorziet hier niet in. In dit bestemmingsplan is een heldere regeling opgenomen om goed te kunnen handhaven.

7.6 Algemene bepalingen

Het bestemmingsplan Spaarnwoude is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet bepaald samen met de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) het kader voor het kunnen bouwen en gebruiken van gronden en van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan. Het hieronder beschreven overzicht van relevante wetgeving was geldend ten tijde van vaststelling van dit bestemmingsplan.

Wabo artikel 2.1 lid 1.

Hierin staat dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

  • a. het bouwen van een bouwwerk,
  • b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
  • c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet

Wabo artikel 2.10

Dit artikel zegt dat een omgevingsvergunning alleen kan worden geweigerd als de aanvraag niet voldoet aan hetgeen gesteld in:

  • a. bouwbesluit
  • b. bouwverordening
  • c. bestemmingsplan, beheersverordening of exploitatieplan
  • d. welstandsnota
  • e. advies van de commissie voor de tunnelveiligheid

Wro artikel 7.2

Het is verboden gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met:

a. een voorbereidingsbesluit of een verklaring als bedoeld in artikel 4.1, vijfde lid, of 4.3, vierde lid, voor zover hierbij toepassing is gegeven aan artikelen 3.7, vierde lid, maar geen toepassing is gegeven aan de tweede volzin van het lid;

b. regels die zijn gesteld krachtens deze wet voor zover de overtreding daarvan is aangemaakt als strafbaar feit en voor zover daarop artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht niet van toepassing is.

Dit strafbaar feit heeft zijn grondslag in de wet op de economische delicten waarin tevens de straffen en maatregelen zijn opgenomen.

De volledige teksten van de relevante artikelen zijn opgenomen in de Wet op de economische delicten

7.7 Overgangs- en slotregels

De overgangs- en slotregels zijn opgenomen zoals dit wettelijk is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

Het overgangsrecht houdt in dat alle bouwwerken die zijn vergund mogen blijven staan ook al zijn ze niet opgenomen in dit bestemmingsplan. Dit geldt ook voor het gebruik van gronden. Indien ergens nooit vergunning voor is verleend valt dit ook niet onder het overgangsrecht. Indien het bestemmingsplan wordt geactualiseerd (na 10 jaar) zal bekeken worden of de gebouwen en het gebruik dat in dit bestemmingsplan onder het overgangsrecht vallen worden meegenomen of dat deze definitief worden wegbestemd. Een bouwwerk of gebruik kan niet twee keer onder het overgangsrecht vallen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In de voorheen vigerende Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) was dit wel mogelijk.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Er worden geen grote ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Hierdoor is de economische uitvoerbaarheid van dit plan gewaarborgd.

Hoofdstuk 9 Inspraak en vooroverleg

Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan wordt, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening, gelegenheid tot Inspraak geboden.

De resultaten van zowel het Overleg als de Inspraak zullen in het bestemmingsplan worden verwerkt.

Bijlagen