direct naar inhoud van Toelichting
Plan: IJmuiden Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.BP0700IJMUIDENOOS1-R001

Toelichting

De toelichting dient een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten te geven. Met name een goede afstemming tussen de toelichting en de beide juridische onderdelen van het bestemmingsplan is van groot belang. De plantoelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt geen deel uit van het juridische gedeelte van het bestemmingsplan.

De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een duidelijk ruimtelijke beeld van dit plangebied. In deze toelichting wordt nader ingegaan op de verschillende regelingen die zijn opgenomen in de regels en de verbeelding. Hierbij wordt aangegeven welke beleidskeuzen van de gemeente of van andere overheden daaraan ten grondslag liggen.

Deze plantoelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt formeel juridisch gezien geen deel uit van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het gebied IJmuiden Oost. IJmuiden is de grootste van de zeven kernen die de gemeente Velsen vormen en heeft een typisch centrumstedelijk woon-, werk- en winkelmilieu. Het plangebied kenmerkt zich door woningbouw, vaak grondgebonden, waarin verspreid een groot aantal kleine andere functies zitten zoals maatschappelijke, detailhandel, kantoor, dienstverlening en (para)medische functies. Ook liggen er in het gebied een aantal appartementencomplexen waarvan in de plint eerder genoemde diverse functies voorkomen.


De vooroorlogse bebouwing ten noorden van de Lange Nieuwstraat heeft overwegend een woonfunctie, waarbij het gedeelte ten noorden van de Kalverstraat dateert van vóór de oorlog. Het overige gedeelte is in de jaren '45-'55 tot ontwikkeling gekomen. Beide delen zijn stedenbouwkundig opgebouwd uit (semi)- gesloten bouwblokken van twee of drie lagen. De bebouwing bestaat voornamelijk uit gesloten bouwblokken in twee lagen, waarbij veel aandacht is voor hoekoplossingen en poortgebouwen. Het naoorlogse deel kenmerkt zich door de toepassing van middel hoogbouw in drie bouwlagen met langskap. Deze gestapelde bouw bevindt zich overwegend langs de Lange Nieuwstraat en de dwarsverbanden. Naast deze ruggengraat van hoogbouw wordt de bebouwing gevormd door laagbouw in half gesloten bouwblokken.


Getracht wordt de kwaliteiten te behouden en zwakke elementen te verbeteren. Het bestemmingsplan is daarbij niet altijd het geëigende instrument, maar waar mogelijk en planologisch relevant zal het planologisch kader de randvoorwaarden voor de kwaliteitsslag kunnen scheppen.

1.1 Plangebied

Het bestemmingsplan wordt begrenst door Het Noordzeekanaal, de oude spoorlijn/HOV tracé, het duingebied, en de westzijde van het stadspark. De bestemmingsplannen IJmuiden Centrum en HOV zijn actueel en maken daarom geen deel uit van IJmuiden Oost.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0700IJMUIDENOOS1-R001_0001.png"

Afbeelding 1.1.1 Plangebied

1.2 Aanleiding

De directe aanleiding om voor IJmuiden Oost een nieuw bestemmingsplan op te stellen komt voort uit het feit dat het bestemmingsplan al meer dan 10 jaar oud is, waardoor deze op grond van de wet geactualiseerd moet worden.

Voorafgaand aan de concrete onderbouwing van de keuzes die in het bestemmingsplan IJmuiden Oost zijn gemaakt, wordt stilgestaan bij de juridische plan opzet en de opmaak van de verbeelding van de kaart. Bij het toekennen van bestemmingen aan functies in het plangebied is uitgegaan van de volgende uitgangspunten en overwegingen:

  • Regels mogen slechts worden voorgeschreven in verband met de bestemming en als dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig is.
  • Regels dienen niet meer te regelen dan, in verband met de bestemming, strikt noodzakelijk is.
  • Gebodsregels zijn niet geoorloofd, anders dan in dubbelbestemmingen; dit heeft te maken met de toelatingsplanologie die het Nederlandse stelsel kenmerkt.
  • De bestemmingen dienen zodanig te worden geprojecteerd dat duidelijk is waar kan worden gebouwd en welk gebruik hierbij is toegestaan.
  • Verbeelding van de kaart, verklaring en regels vormen in juridisch opzicht een eenheid en dienen als zodanig te worden gehanteerd.
  • Het bestemmingsplan dient vergezeld te gaan van een toelichting, welke een onderbouwing geeft aan het bestemmingsplan in zijn geheel; hierin dienen zowel de intenties van het plan als de uitleg van de regels te zijn opgenomen.
  • Het bestemmingsplan is overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) opgesteld.

Om het plan zo globaal en flexibel mogelijk op te stellen zijn de volgende uitgangspunten toegepast:

  • Regels mogen slechts worden voorgeschreven in verband met de bestemming en als dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig is.
  • Regels dienen niet meer te regelen dan, in verband met de bestemming, strikt noodzakelijk is.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het nieuwe bestemmingsplan vervangt een aantal vigerende bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0700IJMUIDENOOS1-R001_0002.jpg"

Afbeelding 1.3.1 Vigerende bestemmingsplannen

Volgnr.   Naam   Vastgesteld   Goedk. GS   Kroon/RvS  
4.5   STADSPARK   26-01-2006   05-09-2006   nvt  
4.5.1   WIJZIGINGSPLAN KUBA MOSKEE   15-05-2007   nvt   nvt  
4.5.2   WIJZIGINGSPLAN GIJZENVELTPLANTSOEN   12-01-2010   nvt   nvt  
5.3   IJMUIDEN-NOORD   24-09-1998   11-05-1999   26-02-2001  
5.5   IJMUIDEN-ZUID   25-02-1999   05-10-1999   29--8-2001  
5.10   IJMUIDEN-CENTRUM   27-11-1997   30-06-1998   19-12-2001  
5.11   ZEEWEGTERREIN E.O.   05-10-2006   06-02-2007   nvt  
6.6   VELSEN-ZUID   27-01-2000   14-08-2000   nvt  
7.02   TROMPSTRAAT - HOOGEBERG   13-01-2011   nvt   nvt  
7.03   LANGE NIEUWSTRAAT - NW   19-01-2012   nvt   nvt  

Tabel 1.3 .1: tabel vigerende bestemmingsplannen

Hoofdstuk 2 Ontstaansgeschiedenis

Evolutie en bewoningsgeschíedenis
De ontwikkeling van het plangebied begon circa 2500 jaar vóór het begin van de jaartelling met het blijvend boven de Noordzeebranding uitsteken van het door de zee aangevoerd zand. Stromingen, getijden en door de wind gestuwde golven zorgden voor een voortdurende toevoer, waardoor de kustlijn, die voordien zelfs ten oosten van de huidige gemeentegrens had gelegen, zich gestaag naar het westen verplaatste. De grens tussen land en water had vervolgens zo'n 1200 jaar nodig om de westgrens van het plangebied te bereiken. Zodra het zand droogviel kreeg de wind er vat op, vestigden zich pionierplanten en ontstond de eerste generatie duinen: de Oude Duinen.


Vervolgens stabiliseerde het landschap doordat het meer en meer begroeid raakte. Daar waar het plantendek beschadigd werd kon het stuiven echter doorgaan. In eerste instantie was het door de nabijheid van de zee en het ontbreken van een voldoende humeuze bodem niet goed mogelijk om een gemengd boerenbedrijf uit te oefenen. Beweiding en sprokkelen, visvangst en jacht waren dat echter wel. De akkers en de boerderijresten van die eerste gebruikers zijn in de bodem van Velserbroek en Driehuis teruggevonden, oostelijk van het plangebied.


In het tweede helft van de Bronstijd (2000 - 800 v. Chr.) nam, met het verder aangroeien van de kust, de directe zee-invloed af. Het landschap aan met name de oostzijde was nu voldoende ontwikkeld om het boerenbedrijf uit te oefenen. Gedurende de ijzertijd (800 - 12 v. Chr.), en in het begin van de daarop volgende Romeinse Tijd (tot 450 n. Chr.), breidde de invloed van de mens zich steeds verder uit en werd het gebruik van het landschap intensiever. Samen met droge periodes zorgde dat ervoor dat het oorspronkelijke reliëfrijke duinlandschap, met zijn hoge droge toppen en deels permanent onder water staande valleien waarin plaatselijk dikke veenlagen konden ontstaan, sterk werd afgevlakt waarbij de vruchtbare vlakten menigmaal met zand bedekt raakten.


Monumentwaardige vindplaatsen van hoge en zeer hoge waarde, met name uit de ijzertijd en Romeinse Tijd, zijn de laatste jaren vastgesteld tijdens het vervangen van de riolering. Het betreft het gebied tussen het (voormalige} Zeewegziekenhuis en de spoorlijn, ook wel de Bomenwijk en de Vogelwijk genaamd. Het betreft vele boerderijerven met gebouwfundamenten, afvalkuilen, tuinen en akkers met uiteenlopende kavelstructuren als onder meer sloten en greppels, wegen (karrensporen), kortom: een compleet cultuurlandschap. Ook op andere plaatsen in het plangebied, waar de bodem
toegankelijk werd door rioleringswerkzaamheden en nieuwbouw, zijn veelvuldig sporen
uit de prehistorie aangetroffen, zoals in de De Noostraat‚ nabij het politiebureau aan de
Briniostraat, het Zeewegziekenhuis, de Willemsbeekweg, de Velserduinweg, enz.
Bovendien komen op de meeste plaatsen meerdere niveaus van deze fossiele cultuurlandschappen boven elkaar voor; in de Vogelwijk tot zeven stuks.

Omstreeks het begin van de jaartelling lag de kustlijn ruim voorbij de huidige branding
(mogelijk meer dan een kilometer) en begon de uitbouw van de kust te stagneren. in
het latere deel van de Romeinse tijd en het eerste deel van de Vroege Middeleeuwen
(450 - 1050 na Chr.) nam langs de gehele kust de bevolkingsdruk sterk af, verminderde
het stuiven en kon de bebossing toenemen. Ter hoogte van Haarlem werd dit bos in de
9de tot 12de eeuw gekapt, maar als gevolg van een intensievere bewoning in de 7de-
8ste eeuw bij Velsen, is het bos hier minder goed tot ontwikkeling gekomen.

In het tweede deel van de Vroege Middeleeuwen werden door veranderende kustprocessen grote hoeveelheden zand op het strand geworpen waardoor massale verstuiving optrad en de kust begon terug te schrijden. Het ontbreken van dichte bebossing gaf vrij baan aan het zand. Enorme paraboolduinen trokken onder invloed van de overheersend (zuidwestelijke winden het oude land op en bedekten het met vele meters zand: de Jonge Duinen ontstonden. Dit werd het landschap van de huidige duinen, die de zuidrand van het plangebied vormen.

De hoge Jonge Duinen die de zuidgrens bepalen, kwamen ook in het westen voor, tot
aan de Scheldestraat. Zij werden afgegraven ten behoeve van de woningbouw. Maar
tussen de Heerenduinweg en de Maasstraat is nog een restant aanwezig. In het
overige plangebied komt het jonge duinzand voor als een deklaag. Op de meeste
plaatsen waar prehistorische vondsten zijn gedaan komen daarin ook
sporen voor uit de Late Middeleeuwen (1050-1500 na Chr.) en de Nieuwe Tijd (vanaf
1500 na Chr.). Zo zijn bijvoorbeeld in de Cederstraat plaatselijk wel 6 akkerlagen
boven elkaar aangetroffen.

Het ontstaan en de ontwikkeling van IJmuiden
IJmuiden heeft een jonge maar turbulente geschiedenis. Als geen ander gemeentedeel
ondervond het de gevolgen van de twee gebeurtenissen die modern Velsen gestalte
gaven: de aanleg van het Noordzeekanaal en de Tweede Wereldoorlog.

Hofsteden die zich binnen het plangebied tot buitenplaatsen ontwikkelden of er invloed
op uitoefenden zijn Plakkersbosch, Velserduin en Tolsduin. Plakkersbosch lag aan de
rand van de Heerenduinen, ter hoogte van het tegenwoordige zwembad. De aangren-
zende buitenplaats Velserduin lag tussen de huidige Heerenduinweg en de Naasstraat.
De buitenplaats Tolsduin lag tussen de Zeeweg, Nachtegaallaan en de Minister van
Houtenlaan. Ondanks dat zij zijn gesloopt zijn betekenisvolle bodemvondsten hier nog
steeds te verwachten. Dit geldt ook voor de boerderijen die op de oude kaarten voorkomen.

Van bijzondere betekenis zijn verder nog de sporen van (postmiddeleeuwse verkavelingen, wegen en beken en duinrellen). Een aantal hiervan is richtinggevend geweest voor de huidige stedenbouwkundige structuur. Belangrijke voorbeelden zijn: de Zeeweg, de Willemsbeek (teruggevonden onder de huidige weg), het tracé Velserduinweg / Iepenstraat / Beukenstraat; maar ook de Groeneweg, de Lijsterlaan met, onder het plantsoen, de teruggevonden vijverstructuur van Tolsduin, enzovoorts.

Elf jaar voor het ontstaan van Oud-IJmuiden vestigden zich elders in de duinen de
eerste bewoners van het tegenwoordige IJmuiden; de dagloners die tussen 1865 en
1876 het Noordzeekanaal aanlegden. Zij vestigden zich op twee plaatsen ten zuiden
van het aan te leggen kanaal; op de Heide (ook wel Hei genoemd) en de Hoogeberg.
De Heide ontstond op het kruispunt van de twee bestaande wegen: de Zeeweg en de
Kerkweg. De Hoogeberg, de tweede nederzetting van kanaalwerkers, lag westelijk van
de Heide. De Heide en de Hoogeberg hadden in eerste instantie een tijdelijk karakter.
Gaandeweg kregen de provisorische daglonersnederzettingen echter een permanent
karakter.

Velsen groeide uit van een gemeente met 2500 inwoners in 1865 tot maar liefst
11.000 in 1900. Deze groei concentreerde zich bijna volledig in Oud-IJmuiden, de
Heide en de Hoogeberg. In 1903 kregen de Heide en de Hoogeberg een nieuwe naam:
Velseroord. Velseroord kreeg in deze periode verschillende eigen voorzieningen, zoals
een theater- en filmzaal, een gemeentelijke school, de Paterskerk, een rijkstuchtschool
en het latere in deze rijkstuchtschool gevestigde St. Antoniusziekenhuis. Op een aantal
plaatsen in IJmuiden is het oude straatbeeld van Velseroord nog enigszins bewaard
gebleven.

In 1906 trad in de ontwikkeling van Velseroord een belangrijke verandering op. In dat
jaar werden namelijk de eerste stedenbouwkundige plannen voor het gebied ontwikkeld.
Het betrof particuliere plannen, opgesteld door bouwondernemers en exploitatiemaat-
schappijen. Deze kochten grond op, legden straten aan en bouwden woningen. Deze
bouwplannen werden in het kader van de Woningwet uit 1901, ter goedkeuring aan de
gemeente voorgelegd. Deze Woningwet verplichtte snel groeiende gemeenten met
meer dan 10.000 inwoners, uitbreidingsplannen op te stellen. in deze plannen werd
het toekomstige wegennet vastgelegd.

Velsen groeide tussen 1900 en 1920 uit tot een gemeente met 28.000 inwoners,
waarvan het merendeel in Velseroord, Oud-IJmuiden en Nieuw-IJmuiden woonde.
Deze enorme bevolkingstoename was het gevolg van de bloeiende visserij en industrie.
In het zuidelijk deel van Velseroord werd voor het eerst de invloed van de Woningwet
in de bouw merkbaar. Een van de opmerkelijkste nieuwe bouwplannen werd namelijk
gerealiseerd door een woningbouwvereniging. De woningbouwvereniging Velsen nam
in 1915 voor het ontwerp twee Amsterdamse architecten in de arm, die landelijke
bekendheid genoten: Vorkink en Wormser. Zij ontwierpen een woningbouwcomplex
voor het terrein rond de Eikenstraat (nu Het Rode Dorp genoemd).

Ingenieur H.F. de Jong, destijds directeur van de Dienst Openbare Werken, vervaardig-
de in 1922 het tweede Uitbreidingsplan voor Velsen. Dit plan werd vervolgens in 1924
door Gedeputeerde Staten goedgekeurd. Nadat Velseroord en Nieuw-IJmuiden in 1926
officieel waren omgedoopt tot IJmuiden, werd het plan van De Jong tot 1936
overigens nog veertien keer herzien. Deze herzieningen vonden plaats totdat het plan
in 1936 ingrijpend werd gewijzigd. in de jaren dat het plan van De Jong diende als
uitgangspunt voor de stadsuitleg en de bebouwing van IJmuiden-Oost en Nieuw-
IJmuiden, groeiden de twee kernen naar elkaar toe. IJmuiden-Oost breidde zich deze
jaren daarnaast ook in zuidelijke richting uit. De Schildersbuurt en de Bomenbuurt
werden tot ontwikkeling gebracht, evenals de Vogelwijk, ten zuiden van de Groene-
weg.

In 1940 was IJmuiden met ruim 25.000 inwoners uitgegroeid tot het grootste
gemeentedeel van Velsen. De twee tijdelijke nederzettingen van dagloners, de Heide
en de Hoogeberg, hadden zich in driekwart eeuw ontwikkeld tot een grote, op de
industrie georiënteerde gemeenschap.

Aan de groei van IJmuiden kwam in 1940 abrupt een einde. Tijdens de Duitse
bezetting ging 37% van de woningen in Velsen verloren, waarvan 27% voorgoed. De
oorlogsschade in Velsen was zo groot, dat de vooroorlogse uitbreidingsplannen na de
bevrijding onbruikbaar waren. Daarom werd in 1947 voor de gemeente een heel nieuw
wederopbouw- en uitbreidingsplan ontworpen. De architecten waren W.M. Dudok, W. van Tijen en H.A. Maaskant. Niet alleen de industriële groei bepaalde de contouren
van het wederopbouwplan, ook het behoud van de natuur speelde daarbij een rol.
Dudok, Van Tijen en Maaskant kozen voor de ontwikkeling van de industrie "met
mate", en stelden voor de verschillende gemeentedelen beëindigingsplannen op. Zo
voorkwamen zij een verdere aantasting van de natuur. IJmuiden was de spil van het
wederopbouwplan: het werd een woongebied en kreeg een centrumfunctie voor de
omliggende gemeentedelen.

De uitbreidingsplannen werden ontworpen op basis van de scheiding van de vier
stedenbouwkundige functies, wonen, werken, verkeer en recreatie. Het idee om de
stad te beschouwen als de compositie van die vier functies kwam voort uit de ClAM-
beweging. Binnen de CIAM werd stedenbouw beschouwd als “de organisatie van alle
functies van het collectieve leven in de stad en op het land".

Stedenbouwkundige structuur van het plangebied
Het stedenbouwkundige patroon van IJmuiden ontwikkelde zich oorspronkelijk langs
de ontstane oost-west verbinding Stationsweg, Wijk aan Zeeërweg, Kennemerlaan en
langs de Zeeweg. In de oorlog is het gehele gebied tussen de Kalverstraat en Willems-
beekweg van west naar oost gesloopt. In de naoorlogse jaren is voor dit gebied een
stedenbouwkundig plan ontwikkeld, met Dudok als voornaamste ontwerper. Het door
hem mede ontworpen stedenbouwkundig plan beoogt een koppeling te maken tussen
de voor- en naoorlogse bebouwing in IJmuiden. De belangrijkste ingreep van Dudok
was de projectie van een oost-west lopende hoofdstraat (de Lange Nieuwstraat) die
alle delen van IJmuiden met elkaar verbond. Deze hoofdstraat eindigde aan het

Moerberg- en Gijzenveltplantsoen. Met deze groenstrook (in de vorm van een anker)
legde Dudok een verbinding tussen de voor recreatie bestemde Heerenduinen in het
zuiden en het Noordzeekanaal in het noorden. Verder is een aantal onderbrekingen in
de Lange Nieuwstraat essentieel, zoals de Merwede- en Spaarnestraat en de Schelde-
en Vechtstraat.

Het gedeelte van IJmuiden waar het voorliggende plan betrekking op heeft, heeft
overwegend een woonfunctie. Het gebied ten zuiden van de Lange Nieuwstraat telt
bijna 3500 woningen. Het westelijk gedeelte wordt gekenmerkt door homogeniteit in
architectuur uit het wederopbouwplan. Hier wisselen eengezinswoningen en gestapel-
de bebouwing elkaar af. Deze gestapelde bouw ligt langs de belangrijkste infrastruc-
tuur. Kenmerkend zijn de tweeling-flats die Staal in 1955 ontwierp, als zuidelijke
afsluiting van het Gijzenveltplantsoen. Het oostelijk deel van het plangebied wordt
daarentegen gekarakteriseerd door diversiteit in de vooroorlogse bebouwing. Naast
eenvoudige zelfbouw uit het begin van deze eeuw staat er bebouwing met architectuur
van de "Amsterdamse School".

Eén van de opmerkelijkste bouwplannen uit deze tijd werd gerealiseerd door de
woningbouwvereniging Velsen. De tuinwijk "het Rode Dorp" wordt voornamelijk
gekenmerkt door volkswoningbouw, complete bouwblokken met poortgebouwen,
hoekoplossingen en hofjes van een geringe hoogte.

In het zuid-oosten van het plangebied bevindt zich de Vogelenbuurt; een voor IJmui-
den bijzonder type stedenbouw. De woningen esthetisch verwant aan de "Amster-
damse School", zijn vrij gesitueerd in een ruim opgezette buurt. Ten noorden van dit
villa-achtige wijkje heeft later een uitbreiding plaatsgevonden met veelal twee-onder-
één-kap-woningen, die traditioneler van stijl zijn.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Bestaande situatie

IJmuiden Oost vormt het oostelijk deel van IJmuiden en omvat de wijken IJmuiden-Noord en IJmuiden-Zuid. Deze twee wijken worden opgesplitst door de Lange Nieuwstraat. Het centrum maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

Binnen het plangebied zijn een sporthal en een zwembad aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0700IJMUIDENOOS1-R001_0003.png"

Afbeelding .3.1 overzicht globale functieverdeling plangebied

Te midden van het plangebied is het centrum van IJmuiden gelegen. Deze valt buiten het plangebied.

3.2 Nieuwe ontwikkelingen

Hieronder worden de bij de gemeente bekende ontwikkelingen geschetst. Het gaat hier om ontwikkelingen die al bij de inventarisatie van het bestemmingsplan bekend waren. Bijvoorbeeld omdat ze al als afzonderlijke bouwlocaties waren aangemerkt of al in de structuurvisie Velsen 2015 worden genoemd. Op onderstaande kaart zijn de ontwikkellocaties binnen het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0700IJMUIDENOOS1-R001_0004.jpg"
Afbeelding 3.2: ontwikkellocaties

1. Van Poptaplantsoen
Voor de doorstroming van het verkeer en een goede ontsluiting van de wijken is het noodzakelijk om tussen de Kanaalstraat en het Kennemerplein een verkeersverbinding te realiseren. Deze doorkruist het Van Poptaplantsoen. Dit plan komt voort uit het LVVP. De participatie met de buurt vindt momenteel plaats. In het ontwerpbestemmingsplan is aangegeven dat, afhankelijk van de uitkomst van de participatie, de ontsluiting wordt opgenomen in het bestemmingsplan. Omdat de plannen ten tijde van het ter vaststelling aanbieden van het bestemmingsplan nog onvoldoende concreet zijn wordt de herinrichting niet meegenomen in IJmuiden Oost.

2. Dolfijn- en Waalstraat
Aan de Dolfijn- en Waalstraat staan twee flats van het Woningbedrijf Velsen. Deze worden gerenoveerd. De grote tweelaagse woningen op de bovenste verdiepingen worden gesplitst in meerdere losse woningen. Hierdoor worden in totaal 14 woningen toegevoegd.

3. De Delta
Aan de Rijnstraat was de school De Delta gesitueerd. Deze is inmiddels gesloopt. De grond is in eigendom van de gemeente. Locatie betreft een tijdelijke centrale open ruimte in de bestaande stedenbouwkundige structuur van strokenbouw. Vanwege deze opzet wordt er gekozen voor een compacte bebouwing met een afwijkende typologie in een open groene ruimte zodat de stedenbouwkundige context gerespecteerd wordt. Er wordt uitgegaan van drielaagse bebouwing met ruimte voor het verhogen van de nok.

Voor deze ontwikkeling zal een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen met de volgende voorwaarden:

  • In totaal zijn max.18 woningen (hofwoningen en/of appartementen) toegestaan
  • De maximale bouwhoogte is 11m.
  • De maximale rooilijnen zoals geschetst in onderstaande figuur moeten worden aangehouden
  • De woningen dienen gericht te zijn op de straat, erfafscheidingen aan straatzijde worden voorkomen
  • Het plan dient te voldoen aan het Parkeernormenbeleid zoals vigerend op het moment van het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning.


afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0700IJMUIDENOOS1-R001_0005.jpg"


4. Vecht- en Scheldestraat
De panden aan de Vecht- en Scheldestraat worden op termijn gerenoveerd of geamoveerd door het Woningbedrijf Velsen. De plannen hiervoor zijn echter nog niet concreet. Daarom wordt in dit bestemmingsplan geen rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen op deze locatie.


5. Unic/Het Ijkpunt
Aan de Lange Nieuwstraat gaat het Woningbedrijf Velsen het vernieuwde plan van Unic/Het IJkpunt realiseren. Voorheen was hier het plan De Golfbreker gepland. De twee meest westelijk gelegen bouwblokken zijn passend binnen het vigerende bestemmingsplan. Voor het oostelijke bouwblok wordt een uitgebreide omgevingsvergunningprocedure gevoerd. Deze ontwikkeling is positief bestemd in dit bestemmingsplan.


6. J.C. van Neckstraat
Aan de J.C. van Neckstraat zijn in het vigerende bestemmingsplan bouwmogelijkheden opgenomen- voor het realiseren van onder andere kantoren en bedrijven. Hiervoor is ook een omgevingsvergunning verleend. Er is hiervan maar een deel gebouwd. De bouwmogelijkheid zal in dit bestemmingsplan opnieuw worden opgenomen. Daarbij wordt ook de combinatie met woningen mogelijk gemaakt.


7. KPN-locatie
Deze locatie wordt niet meegenomen in dit bestemmingsplan omdat hiervoor een aparte procedure wordt gevolgd.


8. Kalverstraat
De plannen voor uitbreiding van de Albert Heijn vestiging aan het Dudokplein in de richting van de Kalverstraat met zowel een vergroting van de bedrijfsoppervlakte als de realisatie van (zorg)appartementen wordt in dit plan niet meegenomen. De plannen zijn teveel gewijzigd ten opzichte van de eerder opgenomen wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan IJmuiden Centrum. Daarom zal te zijner tijd, wanneer de plannen voldoende concreet zijn, door initiatiefnemer een separaat verzoek moeten worden ingediend, dat op haalbaarheid zal worden getoetst.


9. Binnenhaven westzijde
Het voorontwerpbestemmingsplan Binnenhaven heeft begin 2016 ter inzage gelegen. Deze locatie zal daarom niet mee worden genomen in dit bestemmingsplan. Het is de planning dat hier eind 2017 wordt aangevangen met de bouwwerkzaamheden.


10. Binnenhaven oostzijde
Aan de oostzijde van de binnenhaven is nu nog een braakliggend gelegen. In het vigerende bestemmingsplan zijn hier nieuwe (zorg)woningen toegestaan. Dit zal ook in dit bestemmingsplan worden opgenomen. Buiten dat zal het park heringericht worden en zal de viskraam geherpositioneerd worden om hier goed op aan te sluiten (zie afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0700IJMUIDENOOS1-R001_0006.jpg"


11. De Vliegende Hollander
De school De Vliegende Hollander komt in de zomer van 2017 leeg te staan. Dit pand is mogelijk geschikt als locatie voor kleinschalige opdrachtgeverschap. Een andere mogelijkheid is het realiseren van nieuwbouwwoningen op deze locatie. Beide varianten zullen door middel van een wijzigingsbevoegdheid worden mogelijk gemaakt. Bij herontwikkeling wordt uitgegaan van bebouwing van twee lagen met kap of een 2 meter terugspringende derde laag, in aansluiting op de omgeving. De rooilijn sluit aan op de bestaande bebouwing. De locatie kenmerkt zich als kruispunt van wegen en sluit aan op de open groene ruimte van het Willibrordpark, daarom wordt de voorruimte vrij gehouden van bebouwing. De volgende voorwaarden gelden:

  • In totaal zijn max.18 woningen (grondgebonden woningen en/of appartementen) toegestaan.
  • De maximale bouwhoogte is aan de voorzijde 6 meter, daarbovenop mag een 2 meter terugspringende derde laag met een maximale bouwhoogte van 9 meter.
  • De maximale rooilijnen zoals geschetst in onderstaande figuur moeten worden aangehouden.
  • De woningen dienen gericht te zijn op de straat. Erfafscheidingen aan straatzijde maken onderdeel uit van de bebouwing.
  • Het plan dient te voldoen aan het Parkeernormenbeleid zoals vigerend op het moment van het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0700IJMUIDENOOS1-R001_0007.jpg"


12. De Noostraat noord
De noordkant van De Noostraat wordt gerenoveerd. De vergunningen zijn hiervoor verleend. Deze worden in het bestemmingsplan meegenomen. Door omwonenden is verzocht meer parkeerplaatsen te realiseren. Dit wordt mogelijk gemaakt binnen de ter plaatse geldende bestemmingen Wonen en Verkeer (plantsoen aan noordzijde).


13. De Noostraat zuid
Ook de zuidkant van De Noostraat zal door het Woningbedrijf Velsen worden gerenoveerd. Hier zijn nog geen concreet uitgewerkte plannen voor. In het bestemmingsplan zal een ruim bouwblok worden opgenomen zodat hierbinnen de renovatie mogelijk is.


14. P.J. Troelstraweg
Ook dit pand is in eigendom van de gemeente en is haar functie verloren. Op deze locatie zal daarom met een wijzigingsbevoegdheid een functiewijziging van het bestaande gebouw naar wonen of nieuwbouw worden mogelijk gemaakt. Bij nieuwbouw wordt uitgegaan van bebouwing van twee lagen met een 2 meter terugspringende derde laag, in aansluiting op de omgeving. De rooilijn respecteert de bestaande groene opzet en biedt ruimte aan behoud van de beeldbepalende boom aan straatzijde. In de wijzigingsbevoegdheid zullen verschillende randvoorwaarden worden meegenomen:

  • In totaal zijn max.16 woningen (grondgebonden woningen en/of appartementen) toegestaan
  • De maximale bouwhoogte is aan de voorzijde 6 meter daarbovenop mag een 2 meter terugspringende derde laag met een maximale bouwhoogte van 9 meter.
  • De maximale rooilijnen zoals geschetst in onderstaande figuur moeten worden aangehouden
  • De woningen dienen gericht te zijn op de straat, geen erfafscheidingen aan straatzijde
  • De bestaande boom aan P.J Troelstraweg inpassen in plan
  • Ontsluiting van parkeren vind plaats vanaf de noordzijde van de Pieter Vermeulenstraat
  • Het plan dient te voldoen aan het Parkeernormenbeleid zoals vigerend op het moment van het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0700IJMUIDENOOS1-R001_0008.png"


15. Lorentzstraat
Aan de Lorentzstraat is een locatie van het Vellesan college gelegen. Deze is in gemeentelijk eigendom en staat inmiddels leeg. Vanuit vastgoed zijn er geen redenen om dit pand aan te houden. Derhalve zal deze gesloopt worden en ontstaat hier ruimte voor een rij nieuwbouwwoningen. De oorspronkelijke bebouwing van het Kunstencentrum en aangrenzende pand (Heidestraat 47) vormt de centrale kern in dit gebied die aan weerszijden door woonbebouwing begeleid kan worden. Deze bebouwing gaat, in aansluiting op de omgeving, uit van twee lagen met een terugspringende derde laag. De rooilijn springt, net als aan de noordzijde van de Heidestraat, naar voren ten opzichte van het Kunstencentrum echter wordt bij de nieuwe bebouwing rekening gehouden met een openbare ruimte en/of een tuin.


De onderwijsfunctie blijft voorlopig gehandhaafd daarom zal voor deze locatie een specifieke wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen. In de wijzigingsbevoegdheid zullen verschillende randvoorwaarden worden meegenomen:

  • In totaal zijn max. 18 woningen (grondgebonden woningen en/of appartementen) toegestaan
  • De maximale bouwhoogte is aan de voorzijde 6 meter daarbovenop mag een 2 meter terugspringende derde laag met een maximale bouwhoogte van 9 meter.
  • De maximale rooilijnen zoals geschetst in onderstaande figuur moeten worden aangehouden
  • De woningen dienen gericht te zijn op de straat. Erfafscheidingen aan straatzijde maken onderdeel uit van de bebouwing.
  • Ontsluiting van parkeren vind plaats vanaf de oostzijde naast het Kunstencentrum
  • De speelplek wordt gecompenseerd binnen of aangrenzend aan de locatie
  • Bestaande bomen zijn beeldbepalend en dienen behouden te worden.
  • Het plan dient te voldoen aan het Parkeernormenbeleid zoals vigerend op het moment van het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0700IJMUIDENOOS1-R001_0009.png"


16. Vellesancollege
De nieuwbouw van het Vellesancollege aan de Briniostraat is gerealiseerd. Deze is daarom meegenomen in dit bestemmingsplan. De huidige locatie aan de Lorentzstraat komt daardoor op termijn vrij. Deze locatie is geschikt voor woningbouw en daarom is er in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming van de locatie onder voorwaarden te wijzigen naar Wonen. De ten ten tijde van de aanvraag bestaande beeldbepalende bomen dienen behouden te worden.


17. Adelbertuskerk
Aan de Sparrenstraat is de Adelbertuskerk gevestigd. Deze wordt omgebouwd tot woningen. Hiervoor is reeds een omgevingsvergunning verleend. Deze is daarom positief bestemd in dit bestemmingsplan.


18. Schouwburg
Het openbare gebied voor de schouwburg wordt heringericht. Het bestemmingsplan is hierop aangepast.


19. Jan Ligthartgebouw
In het Jan Ligthartgebouw komen diverse woningen. Dit gebouw maakt deel uit van het kleinschalig opdrachtgeverschap. De gemeente heeft dit pand in delen verkocht als kluswoningen. De vergunningen hiervoor zijn inmiddels verleend. Deze worden meegenomen in dit bestemmingsplan.


20. Stadspark IJmuiden
Aan de westzijde van het stadspark zijn diverse nieuwbouwlocaties aanwezig. Deze waren allemaal al reeds positief bestemd en zijn nu bijna allemaal gerealiseerd. In dit nieuwe bestemmingsplan zullen al deze locaties opnieuw positief bestemd worden.

21. Bioscoop Kennemerlaan 89

De voormalige bioscoop aan de Kennemerlaan 89 staat leeg en de eigenaar van het pand wil het gebouw graag geschikt maken voor woningbouw in de vorm van appartementen. Omdat woningbouw goed aansluit bij de omgeving wordt hiervoor een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Na verrekening van de parkeerbehoefte van de huidige bioscoopfunctie t.o.v. het realiseren van maximaal 17 woningen voldoet het plan aan het Parkeernormenbeleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0700IJMUIDENOOS1-R001_0010.png"

22. Hotel Royal

Het bestaande hotel Royal aan de Houtmanstraat 2-4 wil graag het hotel moderniseren en het aantal kamers uitbreiden met 14 kamers (thans 21 kamers). Om de herkenbaarheid te vergroten is het plan om de entree van het hotel te verplaatsen naar de Kennemerlaan, waar nu restaurant Mojo's is gevestigd. Verder zal er een lift worden aangebracht en wordt de eetzaal verplaatst van de eerste etage naar de begane grond. Bij het toevoegen van maximaal 14 hotelkamers zal wel moeten worden voldaan aan het Parkeernormenbeleid.

23. Laurentiuskerk

Er is een planinitiatief voorgelegd om de voormalige Laurentiuskerk aan de Fidelishof te slopen en hiervoor in de plaats woningbouw te realiseren in de vorm van een hofje. Het hofje bevat een doorsteek dat de verbinding vormt tussen de Fidelishof het Binnenhaventerrein. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen met daarin voorwaarden waaronder de ontwikkeling kan worden uitgewerkt. Zo is er een variatie aan bouwhoogtes opgenomen waarmee nadrukkelijk rekening wordt gehouden met de omliggende woningen. Zo mag de bouwhoogte ter plaatse van raampartijen niet de hoogte van de onderkant van het raamkozijn overschrijden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0700IJMUIDENOOS1-R001_0011.png"

24. Café Griffioen

Verzocht is om Café en feestzaal Griffioen om te mogen bouwen tot appartementen. Woningbouw past binnen de omgeving die overwegend een woonfunctie heeft. Daarom is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die voorziet in de mogelijkheid de bestemming om te zetten in wonen.

25. Zeeweg 113, 115, 117

Aan de afgebrande panden wordt op verzoek van de eigenaar de oorspronkelijke bestemming toegekend. Verder wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die plaatselijk een hoger bouwvolume mogelijk maakt ten behoeve van het realiseren van woningen. Brand kan worden aangemerkt als calamiteit ten gevolge waarvan het redelijk is ten minste de bestaande bouw- en gebruiksrechten weer toe te kennen. Het opleggen van nieuwe parkeernormen is in dat geval niet redelijk wanneer dit ertoe leidt dat de bestaande bouwrechten niet kunnen worden gerealiseerd. Voor de uitbreiding is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Uitgangspunt daarbij is het nieuwe planologische regime zoals vastgelegd in het bestemmingsplan IJmuiden Oost. Dat betekent dat voor die toevoeging zal moeten worden voorzien in de daarmee gemoeide parkeerbehoefte, conform het geldende Parkeernormenbeleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0700IJMUIDENOOS1-R001_0012.png"

26. Tussenbeeksweg 13-15

Het voomalige garagebedrijf (showroom) aan de Tussenbeeksweg 13-15 is verkocht en de eigenaar wil het pand geschikt maken voor woningbouw. De parkeernorm bij de oude functie (garagebedrijf) van het pand biedt ruimte voor het realiseren van 4 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0700IJMUIDENOOS1-R001_0013.png"

27. Willebrordstraat 80

In dit pand is momenteel een makelaarskantoor gevestigd. Het pand zal op termijn vrijkomen en de eigenaar wil in het bestaande pand graag drie appartementen vestigen, één per bouwlaag. Op grond van het bestemmingsplan IJmuiden Noord is bewoning op de verdieping reeds toegestaan. Die mogelijkheid is overgenomen in IJmuiden Oost. Op de begane grond kan onder voorwaarden via een afwijkingsbevoegdheid één extra woning worden toegestaan op de begane grond.

28. Velserduinweg 173/173A

Het betreft een pand met een bovenwoning waar voorheen op de begane grond een winkel was gevestigd. De winkel is verdwenen en de eigenaar wil graag een extra woning realiseren op de begane grond. Detailhandel is op deze locatie niet (meer) wenselijk. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen die het realiseren van één extra woning op de begane grond mogelijk maakt.

29. Zeeweg 263

Aan de Zeeweg 263 was op de begane grond een praktijk voor fysiotherapie gevestigd en op de verdieping een zelfstandige woning (met eigen adres). Op de begane grond kan onder voorwaarden via een afwijkingsbevoegdheid één extra woning worden toegestaan op de begane grond. Detailhandel is ter plaatse niet toegestaan.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Inleiding

In het kader van het voorliggende bestemmingsplan IJmuiden Oost zijn de vigerende bestemmingsplannen beschreven en is het relevante ruimtelijke beleid geanalyseerd om vast te stellen of daaruit randvoorwaarden voor dit bestemmingsplan voortkomen. Hiertoe is een onderscheid gemaakt tussen het Europees beleid, het rijksbeleid, het provinciale beleid en het beleid van de gemeente Velsen. Naast het ruimtelijk beleid is ook de wetgeving, onder meer op het gebied van veiligheid, milieu en flora en fauna, relevant voor het bestemmingsplan. Hier wordt nader op ingegaan in hoofdstuk 5.

4.2 Europees beleid

Beslissingen over het grondgebruik in Nederland worden tot op zekere hoogte in Brussel genomen. Zoals alle andere lidstaten heeft Nederland zich gecommiteerd de Europese wet- en regelgeving en richtlijnen volledig, nauwkeurig, bindend en tijdig te implementeren.

4.2.1 Milieubeleid

Het milieubeleid is één van de belangrijkste sectorale beleidsvelden die van invloed zijn op de ruimtelijke structuur en kwaliteit van de leefomgeving en inrichting van bestemmingsplannen. Diverse onderdelen van het Europees milieubeleid hebben een aanzienlijke ruimtelijke impact in Nederland. Voorbeelden zijn grenswaarden voor luchtkwaliteit (fijn stof en NO2), die gevolgen kunnen hebben voor woningbouw langs drukke wegen.

4.2.2 Natura 2000

De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld in 2010 de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen. Een belangrijk instrument hiervoor is de uitvoering van de gebiedsgerichte onderdelen van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Dit betekent het realiseren van een netwerk van natuurgebieden van Europees belang: het Natura 2000 netwerk. Dit netwerk heeft als hoofddoelstelling het waarborgen van de biodiversiteit in Europa. In dit verband is de afspraak gemaakt dat de lidstaten van de Europese Unie alle maatregelen nemen die nodig zijn om een ‘gunstige staat van instandhouding’ van soorten en habitattypen van communautair belang te realiseren. Op 1 januari 2017 is de Flora- en faunawet opgegaan in de Wet natuurbescherming. Hierdoor vallen de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn, die voorheen vielen onder de Flora- en faunawet, nu onder de Wet natuurbescherming. In Velsen ligt een deel van het Nationaal Park Zuid Kennemerland dat onderdeel uitmaakt van het Natura2000 netwerk.

4.2.3 De Kaderrichtlijn Water

De Europese Kaderrichtlijn Water heeft tot doel landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater te beschermen om:

  • a. van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren;
  • b. de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen;
  • c. het aquatische milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreiniging;
  • d. de gevolgen van overstroming en droogte te beperken.

Deze Europese Kaderrichtlijn Water moet onderdeel zijn van het gemeentelijk beleid en derhalve ook van het ruimtelijk beleid. In Nederland vertaalt de Rijksoverheid de Kaderrichtlijn Water (KRW) in landelijke beleidsuitgangspunten, kaders en instrumenten. De Minister van Infrastructuur en Milieu is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de KRW. Zij is dit mede namens de andere rijkspartijen en in nauw overleg met provincies, waterschappen en gemeenten. In het Bestuursakkoord Water is de samenwerking in het waterbeheer en -beleid tussen deze partijen vastgelegd.

Het Werkprogramma Stroomgebiedbeheerplannen 2015 beschrijft het proces en de randvoorwaarden voor de actualisatie van de stroomgebiedbeheerplannen in 2015. Het bevat een tijdschema en gaat in op de vorm en inhoud van de producten van rijk en regio. Verder worden de organisatie, de publieke participatie, de relatie met andere richtlijnen en internationale afstemming toegelicht. Op 13 december 2012 is het bestuurlijk vastgesteld. Vervolgens zijn de verschillende Stroomgebiedbeheerplannen vastgesteld.

4.2.4 Het Verdrag van Malta

Op basis van diverse Europese, rijks- en provinciale beleidsregels, met name het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta, bij wet 26 februari 1998) is onder andere bepaald dat het archeologisch belang wordt meegewogen bij de besluitvorming rond ruimtelijke ordeningsaspecten. Een belangrijk punt in het verdrag van Malta is dat vooraf aan iedere ingreep in het bodemarchief (door nieuwbouw, wegenaanleg etc.) archeologisch onderzoek plaats moet vinden. Daarmee kan worden bepaald hoe eventueel aangetroffen archeologische waarden in de plannen kunnen worden ingepast. Mocht dit niet kunnen en is een opgraving onvermijdelijk geworden om de archeologische informatie veilig te stellen, dan dienen de kosten daarvan in het ontwikkelingsproces meegenomen te worden. In hoofdstuk 4.6.4 wordt hier nader op ingegaan.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Europees beleid.

4.3 Rijksbeleid

4.3.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vormt de nieuwe, overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. In de SVIR ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’ is de inhoud van een groot aantal beleidsstukken, waaronder de Nota Ruimte en diverse planologische kernbeslissingen, opgenomen. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld. Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’, over aan provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen daarbij de ruimte voor natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Alleen in de stedelijke regio’s rond de mainports Amsterdam en Rotterdam maakt het Rijk afspraken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los. Er is enkel nog sprake van een ‘ladder voor duurzame verstedelijking' (gebaseerd op de ‘SER-ladder’), die zal worden vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening.

Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, doormiddel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. In de SVIR zijn ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geformuleerd.

Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:

  • a. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
  • b. het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • c. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hiervoor worden ingezet. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro zijn regels opgenomen ter bescherming van de nationale belangen. Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. In 2012 is het Barro aangevuld.

Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op het voorliggende bestemmingsplan. De betreffende onderwerpen zijn namelijk niet aan de orde in of nabij het plangebied.

4.3.2 Nationaal Waterplan

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.

Het Nationaal Waterplan (NWP) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is.

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame waterveiligheid en zoetwatervoorziening.

4.3.3 Nationaal Milieubeleidsplan 4

In het NMP4 staat de aanpak van de in het NMP3 gesignaleerde hardnekkige milieuproblemen centraal. De aanpak van deze problemen vraagt om ingrijpende maatschappelijke veranderingen. Het NMP4 zet daarom in op het tot stand brengen van transities (systeeminnovaties) op het vlak van de energiehuishouding, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, landbouw en mobiliteit. Vanwege de groeiende aandacht voor gezondheid en veiligheid is de nota ook gericht op vernieuwing van het stoffenbeleid en beleidsvernieuwing van de leefomgeving. Het NMP4 heeft een beleidshorizon die verder reikt dan de beleidshorizon in het NMP3. Het NMP4 gaat uit van een beleidshorizon die in het jaar 2030 is gelegd. In het NMP4 worden zeven grote milieuproblemen gesignaleerd en laat zien hoe de situatie over dertig jaar zal zijn als het beleid niet verandert.

Deze problemen zijn:

  • verlies aan biodiversiteit;
  • klimaatverandering;
  • overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen;
  • bedreiging van de gezondheid;
  • bedreiging van de externe veiligheid;
  • aantasting van de leefomgeving;
  • mogelijk onbeheersbare risico’s.

De gewenste situatie over 30 jaar kan als volgt worden omschreven: Het milieubeleid moet een bijdrage leveren aan een gezond en veilig leven, in een aantrekkelijke leefomgeving, te midden van een vitale natuur, zonder de mondiale biodiversiteit aan te tasten of natuurlijke hulpbronnen uit te putten, hier en nu en elders en later. Hoewel het milieubeleid van de afgelopen jaren redelijk succesvol is geweest, op de grote milieuproblemen heeft het nog geen afdoende antwoord. In het NMP4 worden zeven onderlinge barrières onderkend die een oplossing van de grote problemen in de weg staan. Voortzetting van het huidige beleid is niet voldoende als we de ambities voor 2030 willen realiseren. Het huidig beleid gaat immers nog te veel voorbij aan deze barrières voor duurzame ontwikkeling, die te beschouwen zijn als systeemfouten in de economie en de thans functionerende instituties. In het NMP4 is aangegeven waarmee deze barrières doorbroken kunnen worden en zijn hiervoor nieuwe beleidsinstrumenten aangegeven.

Milieubeleid draagt bij aan de kwaliteit van de leefomgeving. Hoe de leefomgeving wordt ervaren, wordt onder meer bepaald door de aanpak van de vervuiling van bodem, lucht en water, door veiligheidsrisico’s bedrijvigheid, geluidsoverlast en afvalinzameling. Daarnaast spelen zaken als woningaanbod, werkgelegenheid en voorzieningen een rol, evenals groenvoorzieningen, natuur en afwisseling van karakteristieke gebieden. De plaatselijke overheid is vaak beter dan de rijksoverheid in staat aan de kwaliteit van de leefomgeving bij te dragen. Daarom krijgt de lokale overheid meer vrijheid en zoveel mogelijk integrale verantwoordelijkheid voor de lokale leefomgeving. Uitgangspunt hierbij is dat dit leidt tot verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Het rijk stelt voor de milieukwaliteit een harde ondergrens en zal samen met de andere overheden bij uitvoering en handhaving die grens bewaken.

4.3.4 Wetgeving met betrekking tot ecologie

In Europa zijn door de Europese Unie richtlijnen opgesteld voor de bescherming van de natuur, de Habitat- en Vogelrichtlijn. Hierin worden regels gesteld voor de bescherming van zowel natuurgebieden als voor bedreigde planten- en diersoorten. Eén van de doelstellingen is het creëren van een Europees netwerk van natuurgebieden, Natura 2000 genaamd. Een vertaling van dit EU-beleid voor soortbescherming naar Nederlands niveau is de Wet natuurbescherming. Hierin worden bedreigde inheemse planten- en diersoorten als beschermd aangewezen. Gebiedsbescherming en soortenbescherming worden in Nederland per 1 januari 2017 geregeld in de Wet Natuurbescherming. Hierin worden waardevolle natuurgebieden als beschermd aangewezen. Ruimtelijke plannen als bestemmings-, bouw- en sloopplannen moeten aan deze wet- en regelgeving voldoen. In Hoofdstuk 5 Milieuaspecten wordt hier nader op ingegaan.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met rijksregelgeving.

4.4 Provinciaal beleid

4.4.1 Natuurbescherming

Op grond van de Wet natuurbescherming heeft de provincie de wettelijke taak om planten en dieren te beschermen. De op 1 januari 2017 in werking getreden Wet natuurbescherming vervangt de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en de Boswet. De Wet natuurbescherming gaat over gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.4.2 Structuurvisie 2040 (2010)

Op 16 februari 2010 is de provinciale ruimtelijke verordening Structuurvisie 2040 van de provincie Noord-Holland door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 de structuurvisie vastgesteld.

In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier ze met verschillende ontwikkelingen en keuzes omgaat en schetst ze hoe de provincie er in 2040 moet komen uit te zien. De Provincie speelt in op actuele dilemma's door mee te veranderen waar nodig, maar vooral ook door bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen, houdt de Provincie Noord-Holland het landelijk gebied open en dichtbij. Door voorzichtig om te gaan met uitleg buiten bestaande kernen speelt ze in op de veranderingen in de bevolkingsontwikkeling op langere termijn. Door in te zetten op het op eigen grondgebied opwekken van duurzame energie draagt ze actief bij aan de CO2-reductie. Door versterking van de waterkeringen en het aanleggen van calamiteitenbergingen houdt ze de voeten droog. En door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord-Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten blijft de provincie bijzonder en aantrekkelijk om in te wonen, te werken en om te bezoeken. De structuurvisie en de bijbehorende provinciale verordening zijn het inhoudelijke beleidskader van de provincie waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat de provincies regels voorschrijft over bestemmingen en het gebruik van gronden met een provinciaal belang. De Velserbroek is niet aangewezen als een Aardkundig waardevolle gebieden, zoals bedoeld in artikel 8 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

4.4.3 Provinciale Ruimtelijke Verordening

Op 22 juli 2016 is de meest recente versie van de Provinciale Ruimtelijke Verordening in werking getreden. In deze verordening worden regels gesteld waaraan bestemmingsplannen dienen te voldoen. Het bestemmingsplan voldoet aan de verordening.

4.4.4 Provinciaal milieubeleidsplan Noord-Holland

Provinciale staten van Noord-Holland hebben op 15 december 2014 het Milieubeleidsplan 2015-2018 vastgesteld. De provincie heeft in het Milieubeleidsplan 2015-2018 bepaald

waarop zij haar milieubeleid voor de komende 4 jaar wil richten. De basis is het nakomen van wettelijke regels en normen. In het Milieubeleidsplan 2015-2018 wil de provincie daarnaast inzetten op meer duurzame, gezonde en veilige ontwikkelingen en het stimuleren van innovatieve oplossingen voor milieuopgaven. De provinciale visie is vastgelegd in een viertal integrale opgaven, die gericht zijn op kansen voor de toekomst namelijk; Gezonde Stad en Mobiliteit, Visie op de Ondergrond, Circulaire Economie en Transitie Duurzame Energie.

Het biedt gemeenten en waterschappen een kader voor hun beleid en geeft ondernemers en burgers inzicht in toekomstige ontwikkelingen en maatregelen.

Met dit plan wil de provincie bijdragen aan:

  • 1. Luchtkwaliteit
  • 2. Geur
  • 3. Geluid
  • 4. Bodem
  • 5. Externe veiligheid
  • 6. Afval
  • 7. Licht en donkerte
  • 8. Duurzame energie

Voor de provincie is het de basis voor de vergunningverlening en handhaving. Daarnaast gebruikt de provincie het milieubeleidsplan om te kijken welke rol het milieu moet spelen in andere beleidsplannen.

4.4.5 Provinciaal Waterplan 2010-2015

Provinciale Staten hebben op 16 november 2009 het provinciaal Waterplan 2010-2015 vastgesteld. Het motto van het Waterplan is beschermen, benutten, beleven en beheren van water. De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord-Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op de waterveiligheid, het waterbeheer en de ruimtelijke ontwikkeling. In het Waterplan wordt per thema behandeld wat de provincie zelf doet tot en met 2015 en wat de provincie verwacht van Rijk, Rijkswaterstaat, waterschappen, gemeenten, terreinbeheerders en bedrijfsleven. De provincie versterkt de uitvoering van het plan en bewaakt de voortgang door samen met haar partners een uitvoeringsprogramma voor de hele planperiode op te stellen. In het Waterplan worden vier uitgangspunten gehanteerd:

  • Klimaatbestendig waterbeheer: De waterkeringen, het watersysteem en de ruimtelijke inrichting moeten voorbereid zijn op de gevolgen van klimaatverandering.
  • Water medesturend in de ruimte: Water is een belangrijke sturende factor in de ruimtelijke ontwikkeling. Op sommige plekken, zoals in de omgeving van dijken, is water vanwege de veiligheid zelfs het belangrijkste sturende element. Elders is water volgend in de ruimtelijke afweging.
  • Centraal wat moet, decentraal wat kan: Met de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening is 'centraal wat moet, decentraal wat kan' de nieuwe sturingsfilosofie van het Rijk die de provincie overneemt. De uitgangspunten van deze vernieuwingen zijn: minder regels, meer uitvoeringsgericht, modernisering en stroomlijning van de regels.
  • Gebiedsgerichte en resultaatgerichte benadering: Het Noord-Hollandse landelijk gebied zoals dat nu ervaren wordt is het resultaat van het leven met en de strijd tegen water. Daarbij moet worden gedacht aan de terpen, dijken, molens en droogmakerijen. Sinds 2007 heeft de provincie dankzij het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) een belangrijke regierol voor de inrichting en het beheer van het landelijk gebied. Met het Rijk heeft de provincie uitvoeringsafspraken gemaakt voor de periode 2007-2013. De uitvoering van het waterbeleid vraagt maatwerk via een gebiedsgerichte aanpak.
4.4.6 Provinciaal verkeers- en vervoersplan

Op 1 oktober 2007 hebben provinciale staten het “Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan, Actualisatie van het PVVP 2007-2013 (PVVP)” vastgesteld. Hierin zet de provincie haar bijgewerkte visie op het verkeer en vervoer in de provincie en het verkeers- en vervoersbeleid voor de periode van 2007 tot 2013 uiteen. Uitgangspunt hiervoor was het beleid zoals dat in het “Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan 2003” is opgenomen. In hoofdlijnen is het beleid gericht op 'vlot en veilig door Noord-Holland'.

In de visie merkt de provincie op dat de ruimtelijke ordening belangrijke aanknopingspunten biedt voor het mobiliteitsvraagstuk. In bestaande situaties zijn er nauwelijks mogelijkheden voor wijzigingen. Bij herontwikkeling van bestaande situaties of nieuwe situaties zijn die mogelijkheden er wel. Mobiliteit is in deze situaties één van de sturende uitgangspunten. In het PVVP is bepaald dat bij de ontwikkeling van (ruimtelijke) plannen duidelijk moet worden gemaakt hoe de bereikbaarheid van het plangebied wordt gewaarborgd. Ook is in het PVVP bepaald dat 'oplossingen' moeten bijdragen aan de veiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid van het gebied.

4.4.7 Leidraad landschap en cultuurhistorie

Provinciale Staten hebben in juni 2010 de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vastgesteld. In dit beleidskader is door de provincie aangegeven welke landschappelijke en cultuurhistorische elementen overwogen moeten worden bij (ruimtelijke) ontwikkelingen en uitgangspunt kunnen zijn voor plannen. De ontwikkelingsgerichte benadering is het uitgangspunt van het beleid: behoud door ontwikkeling.

In de Leidraad wordt ingegaan op de kernkwaliteiten die gelden als basis voor de ruimtelijke kwaliteit van het landschap van Noord-Holland. De provincie onderscheidt achtereenvolgens:

  • Aardkundige waarden: deze worden onderverdeeld in 'aardkundige monumenten' (beschermd middels de Provinciale Milieuverordening) en 'bijzondere aardkundige waarden' (beleid opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie, zie ook hoofdstuk 4.4.2).
  • Archeologische waarden (zie ook hoofdstuk 4.6.4).
  • Tijdsdiepte: er moet zorgvuldig omgegaan worden met de bestaande (historische) kenmerken van het landschap. De provincie Noord-Holland wil dat de gelaagdheid van het landschap wordt meegenomen bij ruimtelijke ontwikkeling.
  • Historische structuurlijnen: er dient bij nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk rekening te worden gehouden met de verkavelingsstructuren van het oorspronkelijke landschap.
  • Cultuurhistorische objecten.
  • Openheid: waarbij thema's zoals verrommeling en verstedelijking een rol spelen, behoud van grootschalige open gebieden.
  • Stilte.
  • Donkerte.
  • Dorps-DNA: de specifieke eigenheid en identiteit van dorpen behouden. Het grondgebied van de provincie Noord-Holland is in de Leidraad ingedeeld in verschillende landschapstypen.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.

4.5 Waterschapsbeleid

Het is vaste rechtspraak dat ge- en verboden in een bestemmingsplan uit een andere bron dan de ruimtelijke ordening, niet thuishoren in de planregels van een bestemmingsplan. Gebruikers van gronden in de directe omgeving van de kust en primaire waterkeringen wordt aangeraden om naast de gebruiksmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, bij het betreffende Hoogheemraadschap informatie in te winnen over het gebruik.

In het waterbeheerplan geeft het hoogheemraadschap richting aan het waterbeheer in de periode 2016 - 2021. In het plangebied is het Hoogheemraadschap van Rijnland het bevoegd gezag. Het is de taak van het waterschap om, volgens landelijk vastgestelde normen, veiligheid te bieden aan het achterland. De norm voor de vereiste veiligheid tegen overstroming is de gemiddelde kans per jaar op overschrijding van de hoogwaterstand waartegen de primaire waterkering bestand moet zijn. Dijkring 14, het gebied van het Hoogheemraadschap Rijnland, kent een overstromingsnorm van 1:10.000 jaar.

4.5.1 Hoogheemraadschap van Rijnland

Het Hoogheemraadschap van Rijnland is in het plangebied het bevoegd gezag voor het beheer van waterkeringen, oppervlaktewater en (ondiep) grondwater. De drie hoofddoelen van dit beheer zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft de veiligheid is het cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Voor voldoende water gaat het er om dat het complete watersysteem goed is in te richten en te beheren. Daarbij wil Rijnland dat watergangen en kunstwerken zoals gemalen op orde en toekomstvast worden gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering.

De taken en bevoegdheden van Rijnland op het gebied van gezond water betreffen het zuiveren van afvalwater en het reguleren van lozingen op oppervlaktewater. Europese regelgeving (de Kaderrichtlijn Water) is hierbij kaderstellend. Het voorkomen van verontreiniging en een goede inrichting van oppervlaktewateren dragen in belangrijke mate bij aan gezond water Met het oog op het zuiveren van afvalwater beheert Rijnland rioolgemalen, persleidingen en zuiveringsinstallaties.

Het Waterbeheerplan geeft richting aan de ambities van Rijnland. In het proces van ruimtelijke planvorming heeft Rijnland een adviserende rol. In de uitvoeringsfase van ruimtelijke plannen heeft Rijnland een regelgevende rol.

4.5.2 Keur en uitvoeringsregels 2015

Per 1 juli 2015 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede de uitvoeringsregels 2015. De Keur is een verordening en bij de Keur horen de uitvoeringsregels. Hierin staan voorwaarden voor allerlei werkzaamheden die bewoners en bedrijven willen uitvoeren bij water en dijken. De uitvoeringsregels kunnen een zorgplicht, een Algemene regel en een beleidsregel bevatten. De zorgplicht geldt voor eenvoudige werkzaamheden met weinig risico. In de Algemene regel staan voorwaarden voor activiteiten met een beperkt risico. In de Beleidsregel staan voorwaarden voor activiteiten met een groter risico. Bij de Algemene regel is een watervergunning van het hoogheemraadschap benodigd.

4.5.3 Toename verhard oppervlak

Voor de locaties waarbij sprake is van een toename van verhard oppervlak moet worden aangegeven hoe het hemelwater wordt afgevoerd. De voorkeur gaat uit naar een gescheiden rioolstelsel waarbij het hemelwater in de bodem wordt geïnfiltreerd. Als infiltratie niet mogelijk is en naar oppervlaktewater moet worden afgevoerd dan zal in overleg met Rijnland extra open water moeten worden gegraven. Volgens het beleid moet 15% van de toename aan verhard oppervlak worden gecompenseerd. Indien het water op een gemengd rioolstelsel wordt geloosd, dan zal er via de overstort ook op oppervlaktewater worden geloosd. Ook in dit geval zal er in overleg met Rijnland extra open water moeten worden gegraven.

4.6 Gemeentelijk beleid

4.6.1 Visie op Velsen 2025

In deze visie ligt het accent op kennisrijke industrie: doorontwikkelde bestaande industrieën en initiatieven (kennisintensief worden van haven en staal, offshore-industrie), ontwikkeling van kenniscentra op deze terreinen en ontwikkeling van nieuwe werkgelegenheid op het gebied van duurzame energie (waterenergie) en samenwerking met wetenschappelijke instituten op deze terreinen. Spin-off is de ontwikkeling van IJmuiden tot een stad met een metropool karakter, aantrekkelijk als dynamische haven en avontuurlijke kustplaats.

Met betrekking tot dit bestemmingsplan komen met name de economische pijlers van Velsen aan bod die zijn gericht op innovatie op het gebied van wind- en waterenergie en duurzaamheid en op maritiem ecologisch onderzoek. De visie op het strand is dat het strand volledig wordt uitgenut en een populaire plek voor ontspanning is voor degenen die even aan de stad willen ontvluchten, zowel voor zonnebaders en gezinnen als voor de actieve beoefenaars van wind- en watersport.

4.6.2 Structuurvisie (2025)

De structuurvisie Velsen 2025 is de integrale visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. De structuurvisie moet niet worden gezien als een blauwdruk voor de toekomst, maar als een kompas waarmee de gemeente de koers bepaalt. De structuurvisie zet de stip op de horizon in 2040, toont de ruimtelijke vertaling tot 2025 en laat de uitvoering zien in een uitvoeringsprogramma. Verder is de structuurvisie niet alleen een toetssteen maar vooral ook een inspiratiebron voor nieuwe initiatieven.

Velsen is door de strategische ligging en meerdere samenwerkings-verbanden verknoopt met een zeer sterke regio. Binnen de MRA neemt Velsen een bijzondere positie in. Dit geldt zeker voor IJmuiden, dat met de zeesluis in het Noordzeekanaal, de poort van Amsterdam vormt. De structuurvisie spreekt zich uit over de (gewenste) kernkwaliteiten van de gemeente. Daarbij gaat het vooral om die kwaliteiten die van ‘metropolitaan’ niveau zijn en dus ook iets toevoegen aan de Metropoolregio Amsterdam (MRA). Het is belangrijk om die kwaliteiten aan elkaar te koppelen door goede verbindingen. De structuurvisie legt ook de verbinding met de regio, met mensen en met verleden en toekomst.

De metropolitane functies onderscheiden Velsen van de rest van de MRA. Zodoende zijn ze de basisingrediënten waarmee de bestaande kernkwaliteiten van Velsen kunnen worden omschreven. De volgende vijf kernkwaliteiten zijn onderscheiden.

  • 1. Velsen is de nautische toegangspoort
  • 2. Velsen is de slimme werkplaats/techport
  • 3. Velsen is het nationaal park
  • 4. Velsen is het actieve landschap
  • 5. Velsen is de duinstad & land-goed

Het ruimtelijk raamwerk zet de te behouden/versterken kernkwaliteiten en de te verbeteren onderlinge verbindingen op de kaart en toont de gewenste ontwikkelrichting voor de verschillende deelgebieden binnen de gemeente. Het ruimtelijk raamwerk laat de ‘stip op de horizon’ zien waar de gemeente naar toe wil, op weg naar 2040.

De belangrijkste ambitie voor IJmuiden Oost is op het gebied van voorzieningen en leefbaarheid. In de Structuurvisie wordt gestreefd naar het behoud van adequate voorzieningen in of in de nabijheid van de dorpen, met ijmuiden als hoofdvoorzieningencentrum. Het bestemmingsplan voorziet hierin door hoofdvoorzieningen zoals de schouwburg, het zwembad en diverse scholen positief te bestemmen en hierin ruimte te bieden voor beperkte en passende uitbreiding.

4.6.3 Woonvisie 2015

De gemeenteraad heeft 2013 de Woonvisie 2025 ‘Samen werken aan een aantrekkelijke stad’ vastgesteld. De woonvisie beschrijft hoe Velsen invulling geeft aan de ambities uit Visie op Velsen 2025 ‘Kennisrijk werken’ op het gebied van wonen. In de Visie op Velsen investeert Velsen in nieuwe werkgelegenheid en in toerisme en wordt daardoor aantrekkelijker als stad om te wonen. Om deze visie te verwezenlijken wordt er een route uitgestippeld. Wonen is één van de bouwstenen. In de Woonvisie wordt ingegaan op de vraag wat en wie Velsen nodig heeft voor haar ambities en wat op korte termijn kan en welke ontwikkelingen meer tijd nodig hebben. De woonvisie helpt om afwegingen te maken over concrete initiatieven en bij het maken van afspraken met betrokken partijen, bijvoorbeeld de woningcorporaties. Daarnaast zijn er ook andere ontwikkelingen waar Velsen op het gebied van het wonen een antwoord op moet geven, zoals de veranderende woonvraag van de bevolking, de vergrijzing en de wens om langer thuis te wonen.

In de woonvisie worden in Velsen grofweg drie woonmilieus onderscheiden: centrumstedelijk en groenstedelijk in IJmuiden en Velserbroek en landelijk/dorps in de andere kernen. Opgave is om deze woonmilieus te versterken en meer differentiatie in het woningaanbod aan te brengen. De prioriteit ligt bij de milieus die het meest moeten veranderen willen zij aantrekkelijk zijn en blijven. In het groenstedelijke en landelijk/dorpse woonmilieu ligt de nadruk op het ‘afronden’ van de kernen. Het gaat dan om invullen van bouwlocaties naar het dorpse karakter, niet over verstedelijking en grootschalige uitbreiding. De invulling van de binnenhaven is hier een goed voorbeeld van.

4.6.4 Archeologie en Monumentenbeleid

De Beleidsnota Archeologie Velsen en de Beleidskaart Archeologie Velsen zijn op 6 april 2017 vastgesteld. Archeologisch erfgoed is een belangrijk onderdeel van het cultuurhistorisch erfgoed van Velsen. De waardevolle overblijfselen van Velsens verleden worden beschermd, benut en beleefd.

In de nota wordt toegelicht hoe Velsen deze doelen vormgeeft, uitwerkt en uitvoert.

Om de kwaliteit en omvang van het bodemarchief transparant te maken en de archeologische belangenafweging in het ruimtelijke ordeningsproces hanteerbaar te maken heeft de gemeente de Beleidskaart Archeologie Velsen (BAV) opgesteld. Op de beleidskaart staat aangegeven in welke gebieden bodemverstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningsplichtig zijn met betrekking tot archeologie.

Cultuurhistorie wordt als vast onderdeel betrokken bij planontwikkelingen en –uitvoering. In paragraaf 5.8 Cultuurhistorie wordt specifiek ingegaan op de cultuurhistorische aspecten van het plangebied.

4.6.5 Verkeersbeleid

In het Lokaal Verkeer- en Vervoersplan 2004 (LVVP) zijn de beleidshoofdlijnen op het gebied van verkeer en vervoer voor de gemeente Velsen vastgelegd. Knelpunten en mogelijke oplossingen worden besproken. Doelstelling van het LVVP is het vergroten van de verkeersveiligheid, de leefbaarheid en de bereikbaarheid.

Voor wat betreft parkeren dient, bij nieuwbouw, uitbreiding of functiewisseling, te worden voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het gemeentelijk parkeernormenbeleid. Uitgangspunt bij dit beleid is dat de gegenereerde parkeerbehoefte binnen het eigen plangebied wordt opgelost.

4.6.6 Milieubeleid

De gemeente Velsen heeft een Milieubeleidsplan opgesteld voor de periode 2015-2020, waarin de kaders voor het milieubeleid zijn geactualiseerd. In de Visie op Velsen 2025 speelt duurzaamheid een verbindende rol en draagt bij aan een goede balans tussen wonen, werken en recreëren. Belangrijkste onderwerpen van het milieubeleidsplan zijn: Energie (besparing en opwekking), Leefomgeving (luchtkwaliteit, geluid, geuren bodem), Mobiliteit, Klimaatadaptatie en Afval.

Luchtkwaliteit is één van de meest bepalende thema's voor de leefomgevingskwaliteit in de IJmond. Daarnaast spelen ook geluid en geur een grote rol in de milieudruk op de IJmond (en de mogelijke gezondheidseffecten hiervan). De gemeente Velsen zoekt in samenwerking met OD IJmond en bedrijven naar de balans tussen economische groei en beperking van de hinder. Vanwege het gemeentegrens overschrijdende karakter wordt op dit thema intensief regionaal samengewerkt.

De gemeente neemt tevens haar verantwoordelijkheid bij het beperken van de klimaatverandering en het opvangen van de effecten ervan. Om goed in te kunnen spelen op de negatieve gevolgen van klimaatverandering kunnen vooral op de beleidsterreinen water en groen maatregelen worden ingezet. Ten aanzien van hernieuwbare energie is met name de aanleg van het warmtenet en de toepassing van zonne-energie en windenergie kansrijk.

4.6.7 Windturbinebeleidsplan

De doelstelling van het gemeentelijke windturbinebeleidsplan is meerledig. De te plaatsen turbines moeten, op diverse schaalniveaus, een duidelijk herkenbare samenhangende ruimtelijke structuur vertonen. Er wordt hiervoor een ruimtelijk kader geschetst waarbinnen de plaatsing van windturbines mogelijk is. Lokaties en minimum en maximum masthoogten worden aangegeven.

Verankering in relevante bestemmingsplannen bij actualisering en in de structuurvisie in het windturbinebeleidsplan wordt het Noordzeekanaal als belangrijkste 'drager' voor de opstelling van windturbines op land uit het regionale toetsingsplan overgenomen. Wat niet terugkomt is de noord-zuid gerichte accentuering van de tunnels en rijkswegen, omdat dit in de ogen van de gemeente afbreuk doet aan de herkenbaarheid en continuïteit van de lijnopstelling langs het Noordzee kanaal. De locaties waar binnen de gemeente Velsen medewerking kan worden verleend aan de plaatsing van windturbines vallen feitelijk in drie deellocaties uiteen:

  • het Noordzeekanaal
  • de Reijndersweg
  • een clusteropstelling binnen de gemeentelijke wateren van de Noordzee ten noorden van het Noordzee kanaal

In het plangebied komen geen windturbines voor.

4.6.8 Groenbeleidsplan

Onderstaande groenbeleidsplannen zijn van toepassing:

  • Ecologische groenvisie 1997;
  • Bomenplan 2003;
  • Groenbeleidsplan 'Ruimte voor Groen' 2009;
  • Beleidsplan monumentale bomen 2013.

De Ecologische groenvisie is een beschrijvende visie op hoofdlijnen. Het bomenplan is een beheerplan waarin de vervanging van gemeentelijke bomen is vastgelegd. Dit bomenplan is in 2013 geëvalueerd en geactualiseerd. In het Groenbeleidsplan is de hoofdgroenstructuur vastgelegd. Ook zijn hierin kaarten opgenomen, die beschrijven of er eventueel groen moet worden gecompenseerd. Dit kan relevant zijn bij ontwikkelingen, omdat groen met een
classificatie 'te behouden groen met compensatiebeginsel' op kaart zijn aangegeven.

In 2014 is de APV gewijzigd en zijn in beginsel alle bomen vrijgesteld van kapvergunning. Voor een aantal situaties is een uitzondering gemaakt. Bomen die op de lijst van waardevolle of monumentale bomen staan, zijn kapvergunningsplichtig. Ook is er een gebied aangewezen waarbinnen alle bomen met een stamdiameter groter dan 15 centimeter op een hoogte van 130 cm boven maaiveld kapvergunningsplichtig blijven.

4.6.9 Economisch beleid

Concentratie detailhandel

Het economisch beleid ten aanzien van dit plangebied richt zich op het concentreren van detailhandel in het kernwinkelgebied Kennemerlaan/Moerbergplantsoen. Vanuit die gedachte stimuleert de gemeente het omzetten van versnipperde detailhandels- en dienstverleningsbestemmingen op andere plekken dan de kernwinkelgebieden naar woonbestemmingen. Omdat de locaties waar zich solitaire detailhandelsvestigingen voordoen niet allemaal vergelijkbaar zijn, voorziet dit bestemmingsplan niet in een regeling waarmee omzetting onder voorwaarden kan plaatsvinden. Verzoeken hiertoe worden op hun merites beoordeeld en, indien positief, middels een separate afwijkingsprocedure mogelijk gemaakt. Uitgangspunt bij de beoordeling van aanvragen is dat het pand een woonhuis-achtige uitstraling krijgt, de parkeerbehoefte wordt opgelost conform de op het moment van het indienen van de aanvraag geldende Parkeernormenbeleid, dat door de gemeente het maximaal aantal toelaatbare wooneenheden van een pand wordt vastgesteld en er sprake is van een aanvaardbare woonoppervlakte.

Aan huis gebonden beroepen

In 2004 is de beleidsnotitie 'Aan huis gebonden beroepen' vastgesteld. Onder bepaalde voorwaarden kunnen beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten, die niet onder de vrije beroepen vallen, in een woning door de bewoner zelf worden uitgeoefend. Een omgevingsvergunning is wel benodigd, in de regels zijn hiervoor randvoorwaarden opgenomen.

Bed & Breakfast

In 2010 is de beleidsnotitie ‘Bed & Breakfast gemeente Velsen 2010’ vastgesteld. Als gevolg van dit beleid zal toegestaan worden dat in een woning incidenteel, bedrijfsmatig logies (Bed & Breakfast) verleend wordt, waarbij de woning door de hoofdgebruiker wordt bewoond. Maximaal 40% van het totale woonoppervlak van de woning mag voor deze functie worden gebruikt, met een maximum van 50 m2 binnen de bebouwde kom. Het maximum aantal gasten dat gebruik mag maken van de voorziening is binnen de bebouwde kom gesteld op vier. Een omgevingsvergunning is benodigd om een Bed & Breakfast te mogen starten, in de regels zijn hiervoor randvoorwaarden opgenomen.

Horeca

De gemeente Velsen wil een aantrekkelijk en goed functionerend horeca-aanbod voor inwoners en toeristen. Daarvoor is in de Horecanota 2008 – 2015 het gemeentelijke horecabeleid voor de periode 2008-2015 beschreven, met als centrale doelstelling: “Het bevorderen van een zodanige ontwikkeling van de horeca dat deze de attractie en leefbaarheid van het wonen, werken en verblijven in de gemeente Velsen versterkt”. Dit betekent aan de ene kant het realiseren van groei en kwaliteit in de horeca en aan de andere kant tegengaan van negatieve effecten van horeca in Velsen.

In IJmuiden Oost zijn op meerdere plekken solitaire horecafuncties aanwezig. Deze worden positief bestemd. Aan de Kennemerlaan (het gedeelte oostelijk van het Kennemerplein) zijn geclusterd enkele horecafuncties aanwezig. Ook deze worden positief. Hierbij wordt echter geen horeca in andere panden wordt toegestaan.

Evenementenbeleid

In 2007 is een uitnodigend evenementenbeleid vastgesteld door het college en de Raad. Met het uitnodigende beleid worden de volgende doelen nagestreefd: het vergroten van de economische spin off van evenementen, Velsen/ IJmuiden aan Zee beter op de kaart zetten met behulp van evenementen, de profilering van Velsen/ IJmuiden aan Zee versterken met behulp van evenementen en het zomerseizoen te verlengen door evenementen buiten het seizoen te stimuleren.

Het is tegenwoordig verplicht om locaties van evenementen op te nemen in bestemmingsplannen vanwege de ruimtelijke impact. Binnen het plangebied wordt de kermis gehouden op het Kennemerplein. De verschillende activiteiten zoals de harddraverij worden ook positief bestemd in dit bestemmingsplan.

4.6.10 Maatschappelijk beleid

In 2012 is in de beleidsvisie 'Samen aan de slag' de visie op maatschappelijke ondersteuning in Velsen voor 2012 tot 2015 vastgelegd. Dit (algemene) beleid geldt voor de hele gemeente en heeft nagenoeg geen ruimtelijke consequenties. De meeste maatschappelijke functies zijn aan Plein '45 gevestigd en daarmee net buiten het plangebied gelegen. In IJmuiden Oost zijn daarnaast verschillende ontmoetingscentra. Namelijk huiskamerproject De Drempel, buurtcentrum De Spil, en buurtcentrum Velserduin.

4.6.11 Sport- en recreatiebeleid

Voor het sportaccommodatiebeleid is er de 'nota accommodatiebeleid voor sportief Velsen 2010-2015' als leidraad. In het plangebied zijn twee sportaccommodaties/terreinen aanwezig. Dit zijn zwembad De Heerenduinen en Sporthal IJmuiden-Oost. Beiden accommodaties zijn in eigendom van de gemeente.

4.6.12 Prostitutie

Door de gemeenteraad van Velsen is in september 2000 de nota Integraal prostitutiebeleid vastgesteld. In de nota wordt aangegeven dat er een vergunningplicht is voor seksinrichtingen en dat raam- en straatprostitutie niet is toegestaan. Ruimtelijk gezien is er door de raad aangegeven dat alleen in het havengebied van Velsen maximaal 2 seksinrichtingen gevestigd mogen zijn. In de rest van de gemeente, w.o. dit plangebied, is geen seksinrichting toegestaan.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

In dit hoofdstuk worden de relevante milieuaspecten aan de orde gesteld. Hierbij dienen aan de orde te komen het wegverkeerslawaai, geluidszones, bedrijvigheid, bodem, vervoer gevaarlijke stoffen, archeologie, de flora en de veiligheid.

5.1 Milieuzonering

Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium "een goede ruimtelijke ordening". Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), het zogenaamde 'groene boekje', een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand bedrijven gesitueerd worden. Het Groene Boekje geeft adviesafstanden (zie tabel) die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening.

De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dit geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard adviesafstanden.

Milieucategorie   Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied   Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  

Onderzoek
Met het bestemmingsplan worden niet direct nieuwe gevoelige of milieubelastende functies toegestaan. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zal er getoetst worden aan de adviesafstanden uit de publicatie bedrijven en milieuzonering. Aangezien de bedrijfsmatige functies gelegen zijn in een woongebied, worden er geen belemmeringen verwacht.

5.2 Externe Veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van activiteiten, opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing.


Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bev-I), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bev-T) en het beleid met betrekking tot buisleiding is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bev-B).


Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.


Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar contour (wettelijk harde norm) mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten geprojecteerd worden.


Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN- curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1 % letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.

Nagegaan is of op het gebied van externe veiligheid beperkingen danwel belemmeringen worden ondervonden voor het te nemen onderliggend besluit. Hierbij is getoetst aan bronnen die een extern veiligheidsrisico kunnen inhouden. Het gaat daarbij om de volgende risicobronnen:

  • bedrijven, waar handelingen met gevaarlijke stoffen worden uitgevoerd;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over het water;
  • transport van gevaarlijke stoffen door een buisleiding.


Situatie

Het bestemmingsplan is gelegen binnen het invloedsgebied danwel de 200 m-toetsingszone van:

  • het Noordzeekanaal
  • een buisleiding waarmee ruw aardolie getransporteerd wordt van de Noordzeekust naar Amsterdam Westpoort
  • een buisleiding waarmee onder hogedruk aardgas getransporteerd wordt naar de C. van der Doesstraat
  • een gasdruk-meet-en-regelstation van aan de C. van der Doesstraat
  • een gasontvangstation aan de C. van der Doesstraat
  • een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Kanaaldijk, De Geul en [met ontheffing] Minister van Houtenlaan, Zeeweg)
  • een LPG-tankstation aan de IJmuiderstraatweg
  • een LPG-tankstation aan de Minister van Houtenlaan


Voor alle ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, geldt dat die buiten het invloedsgebied en de 200 m-toetsingszone liggen waarvoor het groepsrisico verantwoordt dient te worden.

De route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen heeft geen plaatsgebonden risicocontour.


Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan.

5.3 Luchtkwaliteit

Sinds 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Op de beoordeling van luchtkwaliteit is niet alleen de Wet milieubeheer van toepassing, maar ook het Besluit niet in betekende mate bijdragen en drie regelingen.

Er is een andere wijze van toetsing van bouw- en bestemmingsplannen opgenomen. Zo dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit. In het Besluit NIBM en de Regeling NIBM zijn handvaten aangereikt om te bepalen of een project niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Het begrip "niet in betekenende mate" (NIBM) is gedefinieerd als een bijdrage die maximaal 3 % bedraagt van de grenswaarde voor stikstofdioxide en fijnstof. De mate van schaalgrootte waaronder niet hoeft te worden getoetst (de vertaling van bovengenoemde 3% norm naar concrete bouwprojecten), bedraagt 1500 woningen bij één ontsluitingsweg. Voor het ontwikkelen van kantoorlocaties geldt een schaalgrootte van 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij één ontsluitingsweg.


De Regeling NIBM benoemt tevens categorieën van gevallen die niet in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging. Als een project in één van deze categorieën valt of voldoet aan de gestelde criteria voor de schaalgrootte van het plan (1500 woningen of 100.000 m2 kantooroppervlakte) dan hoeft er niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. De begrippen goede ruimtelijke ordening en blootstelling van kwetsbare groepen blijven van belang. Situaties waar de luchtkwaliteitsnormen worden overschreden zullen integraal worden aangepakt met maatregelpakketten voor probleemgebieden. Er worden op drie bestuurslagen maatregelen genomen, namelijk door het rijk, provincie en gemeenten (Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit, NSL).

Samenvattend vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.


Luchtkwaliteitsnormen
De volgende grenswaarden (jaargemiddeld, tenzij anders vermeld) zijn opgenomen in de Wet milieubeheer:

  • Zwavel (SO2): 24 uur gemiddelde 125 microgram/m3
  • Stikstofdioxide: 40 microgram/m3
  • Fijn stof (PM 10): 40 microgram/m3
  • Fijn stof (PM 2,5): 25 microgram/m3
  • Koolstofmonoxide: 8 uurgemiddelde 10000 microgram/m3
  • Benzeen: 5 microgram/m3
  • Lood: 0,5 microgram/m3


In de praktijk zijn alleen de normen voor stikstofdioxide en fijn stof van belang.In het bestemmingsplan zijn geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Uit de Monitoringstool (www.nsl-monitoringstool.nl) blijkt dat in het plangebied geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen optreden. Ook bij een maximale invulling van het plan zijn geen overschrijdingen te verwachten. De conclusie is dat de luchtkwaliteit geen knelpunt vormt voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

5.4 Geluid

Inleiding
In het kader van de Wet geluidhinder liggen er geluidszones rond wegen, spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben geen zone. Binnen een geluidszone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting.

Woningen, scholen, kinderdagverblijven, zieken- en verzorgingshuizen, woonwagenterreinen en aangewezen ligplaatsen voor woonschepen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidgevoelige bestemmingen.

Als de geluidsbelasting op de gevel van de nieuwe geluidgevoelige bestemming de voorkeursgrenswaarde van een geluidbron overschrijdt, moet gelijktijdig met de planprocedure een hogere waarden procedure in het kader van de Wet geluidhinder worden gevoerd. Een hogere waarde kan, onder voorwaarden, worden vastgesteld tot de maximale ontheffingswaarde voor de betreffende geluidbron.


Ontwikkelingen
Binnen het plangebied worden niet direct nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. De ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige functies wordt via separate procedures (Wabo-vergunning, bestemmingsplan) mogelijk gemaakt om vervolgens in dit plan te worden opgenomen. Onderzoek naar de geluidsbelasting zal bij de separate procedures betrokken worden, het is dan ook niet nodig om in het kader van dit bestemmingsplan akoestisch onderzoek uit te voeren.

Binnen het plangebied wordt middels een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid geboden om bedrijfsmatige activiteiten in IJmuiden oost te wijzigen in woonfuncties. Voorwaarde bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid is dat er aan de voorkeursgrenswaarde moet worden voldaan. Indien dit niet het geval is zal er een hogere waarde besluit Wet geluidhinder genomen moeten worden, dit is alleen mogelijk als de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden.

Het plangebied ligt niet binnen de geluidszone vanwege een spoorlijn en wettelijke zones in verband met de luchthaven Schiphol. Wel ligt het hele plangebied binnen de 48 dB (A) contour van Schiphol. Dit betreft echter geen contour waardoor er beperkingen optreden.

Hierna wordt voor het plangebied de situatie beschreven voor wegverkeers- en industrielawaai.


Wegverkeerslawaai
De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai is 48 dB. Bij een hogere geluidsbelasting is het in een binnenstedelijke situatie mogelijk tot en met 63 dB een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder vast te stellen. In een buitenstedelijke situatie kan een hogere waarde tot en met 53 dB worden vastgesteld.

Op basis van de geluidsbelastingkaarten van Omgevingsdienst IJmond kan geconcludeerd worden dat de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai in principe geen belemmering vormt voor de wijzigingsbevoegdheid. Voordat er gebruik gemaakt kan worden van een wijzigingsbevoegdheid dient de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai middels een berekening inzichtelijk gemaakt te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0700IJMUIDENOOS1-R001_0014.png"

Afbeelding 5.4.1. Geluidsbelasting in Lden (exclusief 5 dB aftrek conform Wgh)


Industrielawaai
Het plangebied ligt in de geluidszone van het in het kader van de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein IJmond.

De voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai is 50 dB(A). Bij een hogere geluidsbelasting is het mogelijk tot en met 55 dB(A) een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder vast te stellen.

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zal de zonebeheerder de exacte geluidsbelasting op de locatie berekenen. Over het algemeen kan geconcludeerd worden dat er voor de eerste lijnbebouwing aan de IJmuiderstraatweg mogelijk belemmeringen zijn voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. Indien de locaties niet in de eerste lijnbebouwing staan, zijn voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in principe geen belemmeringen te verwachten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0700IJMUIDENOOS1-R001_0015.png"
Afbeelding 5.4.2 Gezoneerd industrieterrein IJmond (oranje terrein, paars zone)


Bouwbesluit
Een gevolg van het vaststellen van hogere waarden in het kader van de Wet geluidhinder is dat er onderzocht moet worden of de gevels van de nieuwe geluidgevoelige bestemming voldoende geluidwerend zullen zijn. De in de Wet geluidhinder en het Bouwbesluit voorgeschreven maximale geluidniveaus binnen de geluidgevoelige bestemming mogen niet worden overschreden. Als dat wel het geval zou zijn dan moeten tijdens de bouw geluidwerende maatregelen aan de gevels worden getroffen. Bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor de nieuwe geluidgevoelige bestemming moet een rapport worden gevoegd met het onderzoek naar de geluidwering van de gevels en de eventueel benodigde geluidwerende maatregelen.


Conclusie
De wetgeluidhinder vormt geen belemmering voor vaststelling van dit plan.

5.5 Bodem

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de kwaliteit van de bodem ter plaatse. Om te kunnen bepalen of de bodem in het plangebied geschikt is voor het beoogde gebruik dient bij voorgenomen bouwactiviteiten een verkennend bodemonderzoek, conform de NEN 5740, te worden uitgevoerd. Voorafgaand aan het bodemonderzoek dient een historisch bodemonderzoek te worden verricht.


Binnen het plangebied zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit de verschillende bodemonderzoeken blijkt dat de bovengrond over het algemeen licht verontreinigd is met diverse zware metalen, PAK, PCB's en minerale olie.


Op basis van de bodemkwaliteitskaart Regio IJmond (Actualisatie bodemkwaliteitskaart, projectnummer 0269712.00, Antea Group, februari 2016) blijkt dat de bovengrond grotendeels kwaliteitsklasse "Industrie" heeft.


Er zijn binnen het plangebied enkele grote grondwaterverontreinigingen met vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen aanwezig, te weten:

  • De Rivierenbuurt-noord;
  • Zeeweg 263 en omgeving;
  • Zuiderkruisstraat.


Bovenstaande locaties worden gesaneerd of gemonitord en geven mede vanwege de diepte van de verontreinigingen en het ontbreken van humane risico´s geen belemmering voor het nieuwe bestemmingsplan.


Met betrekking tot de verschillende ontwikkel locaties het volgende:

  • Noostraat: Uit recent bodemonderzoek (2013) blijkt dat de bovengrond nabij de flats plaatselijk sterk verontreinigd is met PCB's en zink. Inmiddels is een saneringsplan opgesteld om de bodem ter plaatse te saneren.
  • KPN locatie: Op deze locatie is in 2008 verkennend bodemonderzoek uitgevoerd vervolgens een saneringsplan. Na uitvoering van de bodemsanering is nog een restverontreiniging achtergebleven die jaarlijks wordt gemonitord.
  • Unic/Het IJkpunt (vml. Golfbreker): In 2009 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn in de grond plaatselijk sterk verhoogde gehaltes zink aangetroffen die in een latere fase zijn gesaneerd.
  • Vechtstraat: In 2014 is op de locatie bodemonderzoek uitgevoerd waarbij is gebleken dat de grond plaatselijk sterk verontreinigd is met PCB. Voor werkzaamheden in de grond zal een saneringsplan moeten worden opgesteld.
  • Rand stadspark: Er zijn van deze locaties geen bodemonderzoeken bekend die er op duiden dat de bodem verdacht is van bodemverontreiniging.
  • Dolfijnstraat: In 2009 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd waarbij geen bijzonderheden zijn aangetroffen in de bodem.
  • Binnenhaven. Op basis van bodemonderzoek uit 2006 is de locatie niet verdacht m.b.t. bodemverontreiniging.


Op basis van bovenstaande gegevens concluderen wij dat er vooralsnog geen belemmeringen zijn voor de wijziging van het bestemmingsplan maar dat bij werkzaamheden in de grond en aanvraag omgevingsvergunning een bodemonderzoek en/of saneringsplan dient te worden opgesteld. Uitgezonderd is de ontwikkelingslocatie Noostraat, omdat recentelijk onderzoek is uitgevoerd en een saneringsplan is opgesteld.


In de gemeente Velsen is nog het generieke beleid vanuit het Besluit bodemkwaliteit van kracht. Op basis van het Besluit bodemkwaliteit is een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld. Het plangebied valt grotendeels in de klasse 'wonen'. Bij grondverzet dient de kwaliteit van de toe te passen grond te worden vastgesteld door middel van een partijkeuring. Vermoedelijk wordt vanaf 1 november a.s. het specifiek beleid van kracht. Hierdoor kan, onder specifieke voorwaarden, grondverzet plaatsvinden zonder aanvullend bodemonderzoek.

5.6 Ecologie

Wetgeving voor de bescherming van de natuur richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).


Gebiedsbescherming
Gebiedsbescherming wordt geregeld in de Wet natuurbescherming en het Nationaal Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen de EHS. In de provincie Noord-Holland is de Rud Noord-Holland Noord hiervoor het bevoegde gezag.


Het afwegingskader van de Wet natuurbescherming staat bekend als de natuurtoets (habitattoets). Deze bestaat uit een voortoets en eventueel een zogenoemde "passende beoordeling" als uit een voortoets blijkt dat er mogelijk significante gevolgen zijn. De belangrijkste aspecten bij de beoordeling van mogelijke invloed op natuurgebieden aan de orde komen zijn: oppervlakteverlies, verontreiniging, verdroging, vermesting door stikstofdepositie, geluid, licht, verstoring door mensen, mechanische effecten en versnippering.


Voor bestemmingsplannen, bouwplannen of andere activiteiten, kan het noodzakelijk zijn dat er op grond van de Wet natuurbescherming een ontheffing of vergunning aangevraagd moet worden.


Soortbescherming
Voor soortenbescherming geldt dat deze gericht is op het bereiken of herstellen van een gunstige staat van instandhouding van deze soorten. De wet maakt hiervoor een programmatische aanpak mogelijk. Binnen deze wet wordt de soortbescherming opgedeeld in drie categorieën:

  • 1. De bescherming van alle natuurlijk in het wild levende vogels van soorten die voorkomen in de EU als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn en de niet in die bijlage genoemde geregeld voorkomende trekvogelsoorten (art. 3.1 – 3.4).
  • 2. De bescherming van in het wild levende dieren en planten van soorten die voorkomen in de EU op grond van de Habitatrichtlijn (bijlagen I, II, IV en V) en natuurbeschermingsverdragen (art. 3.5 – 3.9).
  • 3. De bescherming van niet onder de bovenstaande twee categorieën vallende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten voorkomend in Nederland, vermeld in de bijlage van de Wet natuurbescherming (art. 3.10 – 3.11). Voor de zoogdier- amfibie- en reptielsoorten opgenomen in deze bijlage geldt geen Europese verplichting tot bescherming. Deze soorten worden beschermd vanwege de breed in de maatschappij levende overtuiging dat deze dieren een bescherming behoeven. De andere in de bijlage opgenomen soorten worden om ecologische redenen beschermd. Hiermee geeft Nederland uitvoering aan de algemene verplichting van het Biodiversiteitsverdrag om kwetsbare en bedreigde dier- en plantsoorten te beschermen.

Een verschil met de soortbescherming in de voorheen geldende Flora- en faunawet is dat circa tweehonderd thans beschermde soorten (vooral vaatplanten en vissen) onder de huidige Wet natuurbescherming niet meer beschermd zijn en dat er een beperkt aantal nieuwe beschermde soorten is aangewezen (met name bepaalde vlinders en vaatplanten). Daarnaast zijn de beschermde soorten allemaal in de wet zelf aangewezen en niet meer deels in de uitvoeringsregelgeving (zoals onder de Flora- en faunawet het geval was).


In de Wet natuurbescherming is een zorgplicht opgenomen. De zorgplicht ziet op zowel gebieds- als soortenbescherming. Hiermee biedt de zorgplichtbepaling bescherming aan Natura 2000-gebieden, dieren, planten en hun directe leefomgeving. Het betreft niet alleen dieren en planten van soorten waarvoor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn specifieke beschermingsmaatregelen eisen, maar alle in het wild levende dieren en planten. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben.

5.7 Duurzaamheid

Duurzaam bouwen c.q. renoveren is het op zodanige manier bouwen en renoveren dat gedurende de gehele levensloop van het gebouw en de gebouwde omgeving zo min mogelijk (milieu-) belasting ontstaat. Aandacht voor duurzaamheid betekent expliciete aandacht voor een gezond, leefbaar binnenmilieu van de woningen, beperkingen van de negatieve gevolgen voor mens en milieu en beperkingen van de woonlasten op termijn (energierekening).


Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen
Gemeente Velsen en de Omgevingsdienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in "Kwaliteit en duurzaam bouwen" en in het milieubeleidsplan gemeente Velsen 2015-2020. Daarnaast heeft de gemeente Velsen heeft een klimaatprogramma voor de periode 2010-2020 vastgesteld "Velsen, Stad van de Zon, Zee en Wind". In de beleidsdoelstellingen is de stimulering van duurzaam bouwen en de toepassing van het instrument GPR Gebouw opgenomen. Buiten de bestaande normen vanuit het Bouwbesluit richt het beleid ten aanzien van duurzaam bouwen zich op een hoger ambitieniveau. De ambitie van de gemeente Velsen is minimaal een 8 te scoren op de thema's energie en gezondheid en minimaal een 7,5 voor de thema's milieu, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. En rij/hoekwoning is hierbij het uitgangspunt, voor een vrijstaande woning geldt een score van 7,5 op alle onderdelen.


Landelijk en Europees beleid
In 2013 is het Energieakkoord van kracht geworden. De gemeenten onderschrijven de voorwaarden uit het Energieakkoord; aan energie energiebesparing en duurzame energie is een belangrijke rol toegekend; besparing van het energieverbruik met gemiddeld 1,5% per jaar, een toename van het aandeel hernieuwbare energieopwekking van 4,5% in 2013 naar 14% in 2020 en een verdere stijging van dit aandeel naar 16% in 2023. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren is de energieprestatie-coëfficiënt voor nieuwe woningen in het Bouwbesluit (wettelijk kader) in 2015 aangescherpt van 0,6 naar 0,4. Richting 2020 wordt toegewerkt naar "Bijna Energie Neutrale Gebouwen"(hierna BENG).


Het Europees beleid is erop gericht dat nieuwe gebouwen na 2020 geen of heel weinig energie gebruiken. De energie die nog nodig is moet in belangrijke mate afkomstig zijn uit hernieuwbare bronnen. Dit is vastgelegd in de herziene Europese richtlijn EPBD uit 2010.


Het Nationaal Plan voor het bevorderen van BENG in Nederland beschrijft het Nederlandse beleid om te komen tot BENG na eind 2018, respectievelijk 2020. In het Nationaal Plan staat wat onder (BENG) verstaan wordt.


GPR Gebouw
GPR Gebouw is een programma voor het omzetten van ontwerpgegevens van een gebouw naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. GPR gebouw gaat over woonkwaliteit, de toekomstwaarde én de gebruikelijke thema's van duurzaam bouwen. Het is een hulpmiddel voor het maken van keuzes bij nieuwbouw en renovatie van woningen, scholen en andere gebouwen.


Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de gemeente Velsen het gebruik van GPR Gebouw. GPR Gebouw is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers van 1 tot 10. Keuzemodules geven aan hoe scores zijn te verhogen (tot maximaal een tien) voor de vijf verschillende onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.


Binnen het ontwerp (of de renovatie) is men vrij om binnen de verschillende modules voorzieningen naar keuze te realiseren, zolang deze keuzes leiden tot het gewenste ambitieniveau. Per project wordt door de Omgevingsdienst IJmond (gratis) digitaal een sublicentie voor het programma GPR Gebouw verstrekt.


Gemeentelijk beleid voor duurzaamheid bedrijven
Bij nieuw op te richten bedrijvigheid of bij grootschalige veranderingen binnen een bedrijf moeten de erkende maatregelen voor energiebesparing toegepast worden. Deze maatregelen hebben een terugverdientijd van minder dan 5 jaar, daarnaast moet bij vervangende nieuwbouw ook rekening worden gehouden met de Best Beschikbare Technieken op het gebied van energie-efficiency.

5.8 Cultuurhistorie

Graafwerkzaamheden kunnen leiden tot verstoren en/of vernietiging van archeologische bodemschatten. Indien zich graafwerkzaamheden voordoen bij de herontwikkeling van de locatie, bijvoorbeeld ten behoeve van een parkeergarage, is archeologisch onderzoek noodzakelijk om de risico's op verstoring in beeld te brengen. Zie ook paragraaf 4.2.4 Verdrag van Malta.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

In de toelichting van een bestemmingsplan dient op grond van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop in het bestemmingsplan rekening wordt gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Doel daarvan is uitgangspunten en wensen van duurzame watersystemen te vertalen naar concrete gebiedsspecifieke ruimtelijke uitgangspunten en deze weer te geven in het bestemmingsplan. Als hoofdprincipe geldt hierbij dat afwenteling moet worden voorkomen. Voor het watersysteem wordt daarom de drietrapsstrategie vasthouden-bergen-afvoeren gehanteerd.

In het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is geconcludeerd dat Nederland zijn waterhuishouding niet op orde heeft. Water dient een mede-ordend principe te zijn. In het bestemmingsplan dient daarom aandacht besteed te worden aan water. Recent is er een Nationaal waterakkoord gesloten tussen het Rijk, gemeenten, waterschappen en provincies, waarin opgenomen is hoe de partijen met water wensen om te gaan. De opgave is te zorgen voor veiligheid en te beschikken over voldoende mogelijkheden voor waterberging ter voorkoming van waterlast, watertekort en het verslechteren van de waterkwaliteit. De watertoets is ingevoerd om te kijken in hoeverre hier aan voldaan wordt. De watertoets kan worden omschreven als het proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij relevante ruimtelijke plannen en besluiten van zowel Rijk, provincie, hoogheemraadschap en gemeente.

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de wateraspecten binnen het plangebied van het bestemmingsplan IJmuiden Oost.

6.1 Oppervlaktewater

Het plangebied IJmuiden Oost ligt op de duinen en de overgang naar de binnenduinrand. In het gebied komt geen oppervlaktewater voor, met uitzondering van de kleine vijver langs de Leeuweriklaan. Deze vijver hoorde voorheen bij de Buitenplaats Schoonenberg en was met een waterloop verbonden met de vijver van Schoonenberg. Bij de aanleg van de spoorlijn Haarlem-IJmuiden, nu omgevormd tot HOV-baan, kwam de vijver solitair te liggen.

Ten noorden van het plangebied ligt het Noordzeekanaal. Het waterkwantiteitsbeheer en het waterkwaliteitsbeheer is in handen van Rijkswaterstaat.

6.2 Grondwater

Het grondwater stroomt in IJmuiden Oost af richting het Noordzeekanaal. Door de aanleg van het Noordzeekanaal is het grondwaterpeil in IJmuiden sterk gedaald. Oude waterlopen, zoals de Willemsbeek, zijn door droogvallen vervallen.

De grondwaterstanden fluctueren over de seizoenen en natte en droge jaren drukken hun stempel op de hoogte van het grondwater. Vanwege de lage grondwaterstand komt structurele grondwateroverlast niet voor.

6.3 Riolering

Het rioolstelsel in IJmuiden is oorspronkelijk aangelegd als gemengd rioolstelsel. Langs het Noordzeekanaal komen een aantal riooloverstorten voor om bij hevige neerslag water te kunnen afvoeren naar het oppervlaktewater. Sinds 1999 wordt bij rioolvervanging het gemengde riool omgebouwd tot gescheiden stelsel. Omdat IJmuiden op goed doorlatend zand is gebouwd en de grondwaterstanden diep liggen, wordt het regenwater geïnfiltreerd in de bodem. Hierdoor neemt de hoeveel hemelwater in de afvalwaterketen af en wordt de bebouwde omgeving beter bestand tegen extremere neerslaghoeveelheden.

Bij grote hoeveelheden neerslag blijft kortdurend water op straat staan in de rivierenbuurt (omgeving Maasstraat/Waalstraat). Om regenwaterhinder in de rivierenbuurt terug te dringen is in het plantsoen langs de Maasstraat een bergingsbassin aangelegd waarin tijdelijk regenwater geborgen wordt. Daarnaast is een zeer groot bergbezinkbassin aangelegd in het plantsoen langs de Willebrordstraat, waarin naast tijdelijke berging van afvalwater, ook water kan overstorten naar het Noordzeekanaal.

De gemeente Velsen hanteert het uitgangspunt dat afvalwater en hemelwater zoveel mogelijk bij de bron gescheiden moet worden. Hemelwater wordt bij voorkeur ter plaatse geïnfiltreerd in de bodem en wordt alleen aangesloten op de gemeentelijke riolering als lokale verwerken van het hemelwater redelijkerwijs niet mogelijk is. Door het afkoppelen van hemelwater en de lokale verwerking neemt de hoeveelheid hemelwater in de afvalwaterketen af en wordt de bebouwde omgeving klimaatbestendiger. Een klimaatbestendige aanpak is nodig omdat als gevolg van klimaatwijziging vaker sprake zal zijn van extreme buien.

Hoofdstuk 7 Juridisch bestuurlijke aspecten

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planvoorschriften. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op afzonderlijke bestemmingen. Het college heeft in haar collegeprogramma de opdracht meegegeven om de mogelijkheden in bestemmingsplannen globaler vast te leggen. In dit bestemmingsplan is dat tot uitdrukking gekomen door ruime bouwvlakken. Daarnaast is het mede door het opnemen van binnenplanse flexibiliteitsbepalingen, zoals wijzigingsbevoegdheden en afwijkingsmogelijkheden, mogelijk om op toekomstige ontwikkelingen in te spelen.

Voorafgaand aan de concrete onderbouwing van de keuzes die in het bestemmingsplan Velserbroek zijn gemaakt, wordt stilgestaan bij de juridische planopzet en de opmaak van de verbeelding van de kaart.

Gebodsregels zijn niet geoorloofd anders dan in dubbelbestemmingen. Dit heeft te maken met de toelatingsplanologie die het Nederlandse stelsel kenmerkt.

7.2 Inleidende bepalingen

Wijze van meten

In de regels en op de verbeelding kunnen goot- en/of bouwhoogtes zijn opgenomen. Indien er alleen sprake is van een bouwhoogte, dan mag de maximale bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding of in de regels staat opgenomen. Er kan hierbij zowel sprake zijn van een platte afdekking als van een andere kapvorm mits de kap niet hoger is dan de aangegeven maximale bouwhoogte.

Indien de maximale bouwhoogte in combinatie met de goothoogte wordt gehanteerd is de maximale bouwhoogte te beschouwen als de nokhoogte. Er is in dat geval afdekking toegestaan middels een plat dak of een kap. De kap bestaat uit hellende dakvlakken, waarbij de goot niet hoger is dan de maximale goothoogte. Een dakvlak zal hierbij in zijn geheel onder dezelfde hellingshoek vallen. De beide dakvlakken treffen elkaar in de nok, welke maximaal op de maximaal toegestane bouwhoogte is gelegen. Er dient dus sprake te zijn van een daadwerkelijke nok met evenwijdige dakvlakken.

Er kan ook sprake zijn van een platte afdekking, maar dan is er sprake van een boeibordhoogte. Deze platte afdekking mag dan niet hoger zijn dan de maximaal toegelaten goothoogte.

Indien in de regels een goothoogte en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding een andere goot- en bouwhoogte is opgenomen, dan gelden de op de verbeelding opgenomen hoogtes. Indien in de regels een goot en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding alleen een bouwhoogte, en geen goothoogte, is opgenomen dan is er sprake van alleen een bouwhoogte.

7.3 Bestemmingsbepalingen

De meeste artikelen spreken voor zich. Voor zover dit iets kan verduidelijken wordt hieronder per artikel een korte toelichting gegeven.

Bedrijf

Binnen de bestemming Bedrijf zijn bedrijven toegestaan tot en met categorie A zoals weergegeven in de Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging, of tot met maximaal de categorie zoals aangeduid op de verbeelding, met uitzondering van Bevi-inrichtingen en Wgh-inrichtingen.

Centrum

Binnen de bestemming Centrum zijn diverse publieksgerichte functies toegestaan alsmede wonen. Voor wonen geldt dat het aantal woningen niet mag toenemen. Uitgangspunt daarbij is het aantal ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan legaal aanwezige woningen. Horeca is mogelijk tot en met ten hoogste categorie 2, tenzij anders aangeduid op de verbeelding. Ook zijn lichte bedrijven toegelaten tot en met categorie A, welke zijn opgenomen in de bij de regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging.

Detailhandel

De bestemming Detailhandel is toegewezen voor de uitoefening van detailhandel en tevens voor wonen op de verdieping, waarbij het aantal woningen niet mag toenemen dan ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan legaal aanwezig.

Dienstverlening

De bestemming Dienstverlening is bedoeld voor het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. Niet onder dienstverlening worden in ieder geval verstaan garagebedrijven, sportscholen en seksinrichtingen, tenzij dit met een specifieke aanduiding is aangegeven.

Gemengd

De bestemming Gemengd staat veel functies toe die zich zowel verhouden tot een woonomgeving als tot een meer centrumgerelateerde omgeving. Binnen de bestemming Gemengd is ook wonen toegestaan. Voorwaarde is dat het aantal woningen gelijk blijft. Wel is toegestaan dat wonen op de verdieping wordt uitgebreid naar de begane grond. Om te voldoen aan de voorwaarde dat het aantal woningen gelijk blijft, moet het wonen op de verdieping daarom ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan al legaal aanwezig zijn. Sportscholen zijn in dit bestemmingsplan specifiek bestemd en zijn daarom binnen Gemengd niet toegestaan.

Groen

De bestemming Groen is in de eerste plaats bedoeld voor groenvoorziening met daarbij waterpartijen, watergangen, wegen, paden en parkeerplaatsen, als ook speelvoorzieningen en straatmeubilair. Ook zijn bij ten behoeve van de groenvoorziening Ter plaatse van de nadere aanduiding 'nutsvoorzieningen' zijn ook nutsvoorzieningen toegestaan.

Horeca

De bestemming Horeca is opgenomen voor verschillende horecavoorzieningen in IJmuiden Oost. Op de verbeelding is aangegeven tot welke maximale categorie de horeca mag behoren. Die categorieën worden uiteengezet in de begrippen zoals opgenomen in artikel 1 van de regels.

Kantoor

Binnen de bestemming Kantoor zijn kantoren toegestaan alsmede wonen op de verdieping, mits het aantal woningen niet toeneemt ten opzichte van het ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan aanwezige aantal.

Maatschappelijk

Onder de bestemming Maatschappelijk vallen de diverse maatschappelijke voorzieningen in het plangebied zoals scholen, verzorgingshuizen, geloofsinstellingen e.d. Binnen deze bestemming kunnen de verschillende maatschappelijke doeleinden worden uitgewisseld. Sportscholen vallen niet onder Maatschappelijk, tenzij dit met een specifieke aanduiding is aangegeven.

Natuur

De gronden die zijn voorzien van de bestemming Natuur zijn bedoeld voor de aanleg, het behoud en versterken van natuurwaarden. Daarbij is dagrecreatie toegestaan die niet verstorend is voor de natuur en eventuele bewoners van het gebied en waarvoor nauwelijks voorzieningen aangelegd hoeven te worden. Vormen van dagrecreatie zijn wandelen en fietsen.

Recreatie

De gronden met de bestemming Recreatie zijn bedoeld om te voorzien in voorzieningen ten behoeve van dagrecreatieve activiteiten zoals speelweiden, picknickplaatsen, speelvijvers en dierenweiden.

Sport

De bestemming Sport is opgenomen ten behoeve van sportgebouwen, in het bijzonder Sporthal IJmuiden en de sportschool aan de Edisonstraat.

Tuin

De aanwezigheid van gebouwen direct grenzend aan de openbare ruimte leidt tot een rommelig en te volgebouwd straat- en bebouwingsbeeld. Dit is voornamelijk een gevolg van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en erf- en terreinafscheidingen aan de voor- of zijkant van een woning. Om dit te voorkomen is de bestemming Tuin opgenomen voor alle tuinen grenzend aan het openbaar gebied. Binnen deze bestemming is slechts zeer beperkt bebouwing mogelijk. Dit om het straatbeeld open te houden.

Verkeer

Wegen met een openbaar karakter die een belangrijke verkeersontsluitende functie hebben, vallen onder de bestemming Verkeer. Binnen de bestemming Verkeer zijn verkeerdoeleinden toegestaan in de vorm van wegen, straten en paden, alsmede parkeerplaatsen en bergbezinkbassins. Op locaties met een nadere aanduiding zijn daarnaast ook nog specifieke functies toegestaan. Zo mogen bijvoorbeeld ter plaatse van de nadere aanduiding 'Overige zone - evenementen', de voor Verkeer bestemde gronden ook worden gebruikt voor het houden van evenementen. Tevens is de aanduiding 'verblijfsgebied (vb)' opgenomen. De hiervoor aangewezen gronden zijn bedoeld als verkeersluwe, openbare verblijfsruimten. Hier is gemotoriseerd verkeer niet toegestaan, evenals parkeren.

Wonen

Het grootste deel van IJmuiden Oost bestaat uit de bestemming Wonen. In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat het aantal woningen per bouwvlak niet meer mag bedragen dan het aantal bestaande legale woningen ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, tenzij anders aangegeven ter plaatse van een aanduiding. Hiermee wordt voorkomen dat woningen of panden die voor bewoning zijn aangewezen worden onderverdeeld in meerdere woningen. Per woning is ook slechts één huishouden toegestaan. De bij de woningen behorende erven zijn ook opgenomen binnen deze bestemming. De regelingen voor het oprichten van aan- en bijgebouwen zijn hier terug te vinden.

7.4 Algemene bepalingen

7.4.1 Handhaving en toezicht

Het bestemmingsplan IJmuiden Oost is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet is dan ook van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan evenals de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht met bijbehorende besluiten en ministeriële regelingen.

7.4.2 Algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels

Met de algemene afwijkingsregels kan middels de omgevingsvergunning een kleine afwijking van het plan toegestaan worden, tot maximaal 10% van de gegeven maten, afmetingen en percentages. Wanneer de afwijking groter is, maar niet meer dan 15%, is het wenselijk om de afweging te maken middels een wijzigingsprocedure. Hierbij kan het ook voorkomen dat een aanduiding of bestemming wordt gewijzigd, mits dit niet tot gevolg heeft dat het plan ingrijpend wordt veranderd.

7.4.3 Monumenten

In algemene zin wordt opgemerkt dat de monumenten - om reden van kenbaarheid - op de verbeelding zijn aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding-monument'. De planregels bevatten verder geen specifieke regels voor de monumenten in het plangebied, anders dan een verwijzing naar de gemeentelijke of provinciale monumentenverordening of de Monumentenwet 1988. De bescherming van de desbetreffende gebouwen is afdoende verzekerd via de Monumentenwet (artikel 11) en de monumentenverordeningen van de provincie en de gemeente. Om die reden wordt in het bestemmingsplan ook niet het vereiste van een sloopvergunning voor monumenten opgenomen.

7.5 Handhaving

Een overtreding als bedoeld in artikel 31 Algemene gebruiksregels van de regels is een strafbaar feit zoals is ondergebracht in de Wet op de economische delicten. Het relevante artikel (1a) van deze wet luidt:

"Economische delicten zijn eveneens overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening, artikel 7.2".

Toezicht en handhavingsbeleid

Het bestemmingsplan is het wettelijke instrument waarin ruimtelijk beleid voor een gebied wordt vastgelegd. Met het bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad voor de burgers duidelijke regels op het gebied van ruimtelijke ordening te stellen. Op grond daarvan treedt het college handhavend op als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. Het bestemmingsplan stelt regels voor bouwen, uitvoeren van werken en het gebruik van gronden en bouwwerken. Als iemand in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt, komt de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in het geding. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid. Daarom wordt hier aandacht besteed aan het handhavingsbeleid en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels is geregeld.

In 2014 heeft de gemeenteraad de kadernota Lokaal Integrale Veiligheid in Velsen 2015- 2017 vastgesteld. Aan de hand hiervan stelt het college jaarlijks het jaarprogramma voor integrale veiligheid vast. In het jaarprogramma is beschreven wat de gemeente Velsen met toezicht- en handhavingsdoelen wil bereiken.

In Velsen is toezicht en handhaving gericht op de leefomgeving en op de naleving van wettelijke regelingen. Preventieve handhaving heeft de voorkeur. Bij de uitvoering van repressief toezicht en handhaving staat maatwerk centraal en worden prioriteiten gesteld. Met het jaarprogramma zorgt de gemeente voor een adequaat niveau van handhaving van de wettelijke taken van het omgevingsrecht en van andere wettelijke regelingen.

Juridische handhavingsmiddelen

De gemeentelijke overheid heeft drie verschillende juridische instrumenten tot haar beschikking om handhavend op te treden: bestuursrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten. De bestuursrechtelijke instrumenten staan centraal bij de handhaving van bestemmingsplannen.

De bestuursrechtelijke instrumenten kunnen onderverdeeld worden in preventieve en repressieve instrumenten. Preventieve instrumenten hebben tot doel het begaan van overtredingen te voorkomen. Hierbij dient niet alleen gedacht te worden aan het houden van gedegen toezicht, maar onder andere ook aan het tijdig actualiseren en handhaafbaar houden van bestemmingsplannen en het verstrekken van juiste informatie en gerichte voorlichting aan burgers.

Met behulp van repressieve instrumenten kan worden opgetreden tegen geconstateerde overtredingen. De gemeente is bijvoorbeeld bevoegd een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen om te bereiken dat de strijdige situatie wordt beëindigd. In sommige gevallen kan de gemeente ook langs privaatrechtelijke weg optreden, bijvoorbeeld als de gemeente grondeigenaar is en iemand deze grond zonder toestemming in gebruik heeft genomen.

Ook strafrechtelijk kan worden opgetreden. Een overtreding van de gebruiksregels, zoals bedoeld in artikel 26 van de regels, is namelijk een strafbaar feit op grond van de Wet op de economische delicten. Het relevante artikel (1a) van deze wet luidt: "Economische delicten zijn eveneens overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening, artikel 7.2".

7.6 Algemene bepalingen

Het bestemmingsplan IJmuiden Oost is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet bepaald samen met het Bouwbesluit 2012, de Woningwet (als onderlegger van het Bouwbesluit) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) het kader voor het kunnen bouwen en gebruiken van gronden en van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Kosten voor ontwikkelingen die mogelijk zijn op basis van wijzigingsbevoegdheden, kunnen middels een aparte overeenkomst bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid verhaald worden. Gelet hierop is er geen noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 9 Overleg, inspraak en zienswijzen

Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan is, overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening, gelegenheid tot inspraak geboden.

De resultaten van zowel het wettelijk art. 3.1.1. Bro vooroverleg als de inspraak zijn in het bestemmingsplan verwerkt. Voor de uitkomsten van de inspraak en het wettelijk vooroverleg wordt verder verwezen naar de inspraakrapportage.

De resultaten van de op het ontwerp ingediende zienswijzen zijn in het bestemmingsplan verwerkt conform de nota van beantwoording zienswijzen.