Plan: | Duingebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0453.BP0600DUINGEBIED1-R002 |
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor de bestemmingsplanherziening en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. Verder wordt een opsomming van de vigerende bestemmingsplannen gegeven, die door het nieuwe bestemmingsplan worden vervangen.
De directe aanleiding om voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan op te stellen komt
voort uit:
Het plangebied omvat met name het duingebied de Kennemerduinen, maar ook de binnenduinrand valt binnen het gebied, aan de noordzijde globaal begrensd door de Heerenduinweg, aan de oostzijde door de woonkernen Driehuis en Santpoort-Noord. De zuidzijde grenst aan het grondgebied van de gemeente Bloemendaal.
Afbeelding Plangebied.1: Plangebied
Het doel van het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor het Duingebied Velsen (en de binnenduinrand) is te komen tot een actueel planologisch kader voor het plangebied. Op basis van de systematiek van de IMRO-codering die voor de gehele gemeente geldt, wordt een eenduidige bestemmingsplanregeling voor het gehele plangebied opgenomen.
Er gelden nu (delen van) vier verschillende bestemmingsplannen in het plangebied, zie onderstaande afbeelding.
Afbeelding Vigerende bestemmingsplannen.1: Overzichtskaart vigerende bestemmingsplannen
Bestemmingsplan | Vastgesteld door gemeenteraad/B&W | Goedgekeurd door Provincie |
Raad van State/ Kroon |
5.5 IJMUIDEN ZUID | 25-02-1999 | 05-10-1999 | 29-08-2001 |
9.1 SANTPOORT ZUID 1 | 20-06-1985 | 16-09-1986 | 17-03-1989 |
9.5 SANTPOORT ZUID | 17-06-2004 | 15-02-2005 | 28-12-2005 |
10.3 DUINGEBIED VELSEN | 21-09-2000 | 24-04-2001 | - |
Tabel 1.4.2 : Overzicht vigerende plannen met vaststellingsdatum
Ontstaanswijze
Het landschap binnen de gemeente Velsen is lang geleden ontstaan aan de rand van een lagune. De basis is een zeer flauwe, naar het westen hellende, zandige ondergrond, die oorspronkelijk deel uitmaakte van de bodem van de Noordzee. Door een combinatie van golfwerking en stagnatie in de stijging van de zeespiegel ontstond de zogenaamde schoorwal, een langgerekte zandige ondiepte, die uiteindelijk boven water kwam en waarop door verwaaiing duinen ontstonden. De schoorwal sloot het gebied af van de zee; in deze verzoetende lagune vormde zich een immens veenmoeras. Door het veen slingerden zich kreken, waaronder het IJ, een restant van een vroegere zee-inbraak. Het IJ werd, toen de zee het veenmoeras vanuit het noorden binnendrong, "aangesneden" door de Zuiderzee en ontwikkelde zich tot een getijdengeul, waarbij veel veen verdween. Het landschap dat hieruit resulteerde, bestond uit een reeks met duinen bezette strandwallen en daartussen strandvlakten en een moerassige en waterige zone daarachter.
Afbeelding Ontstaansgeschiedenis.1: structuur strandwallen (fel geel) en -vlakten (huidkleurig)
Dit landschap is vanuit de duinen ontgonnen. De oudste bewoningsresten liggen op de overgang van de duinen naar het veengebied (Velserbroek, Oostbroek) en het IJ.
Aan de binnenduinrand ontstond een reeks nederzettingen en, veel later, een gordel van landgoederen. Een ingrijpende verandering vond plaats toen het Noordzeekanaal werd gegraven (rond 1870) en het IJ werd ingepolderd. De noordzuidcontinuïteit werd verbroken en een "nieuw" landschapselement werd toegevoegd: de droogmakerij.
Het Noordzeekanaal leidde tot het ontstaan van IJmuiden, dat met zijn woongebied, havens en industrie het gehele duingebied rond het Noordzeekanaal omvormde tot stedelijk gebied. Een andere impuls werd gegeven door de autowegen en spoorlijnen.
Het landschap in de veen- en IJ-polders is thans sterk verstedelijkt, het duingebied is nog voor een groot deel onaangetast.
Ligging in groter verband
Het plangebied maakt deel uit van de Noord- en Zuid-Hollandse duinenkust en binnenduinrand. Dit landschap wordt gekenmerkt door een duidelijke zonering in noordzuidrichting, samengesteld uit het duingebied en de binnenduinrand. Het noordzeekanaal en IJmuiden doorsnijden de zones.
Het landschap in het plangebied
Het duingebied manifesteert zich als een 'wild' landschap, waarin natuurlijke vormen overheersen. In de duinen is, direct achter de eerste rij, een veelvoud aan duinvormen te zien, die nog onderhevig zijn aan processen als erosie en sedimentatie. De oostelijke duinstrook is grotendeels vastgelegd door bos.
De binnenduinrand vormt een fijnkorrelig patroon van bos, kronkelende wegen, buitenplaatsen en open grasland. Dit oude patroon is doorsneden door de spoorlijn en deels ingenomen door de kernen van Driehuis en Santpoort-Noord. Van de oorspronkelijke overgang van de binnenduinrand naar de polders resteren nog twee "corridors", die dan ook beleidsmatig beschermd zijn tegen verdere verstedelijking.
Het binnenduinrandlandschap vertoont een aantal kenmerken van een stadsrand. De agrarische structuur is verzwakt. Dit manifesteert zich in de opkomst van paardenweiden en maneges. Tussen en in de boerderijen en landgoederen hebben zich stedelijke vormen van gebruik gevestigd, zoals een kinderopvanghuis. Ook bijvoorbeeld begraafplaats en crematorium Westerveld behoort tot deze stedelijke bestemmingen.
Waardering en kwetsbaarheid
Het natuurgebied wordt als zeer waardevol beschouwd zowel wegens de visuele aspecten (ruimte en ruigheid) als wegens de natuurwaarden. Ook het oude en geschakeerde patroon van de binnenduinrand wordt hoog gewaardeerd. Daarbij speelt een rol dat dit landschapstype in zijn oorspronkelijke vorm steeds zeldzamer wordt.
Het grootste deel van het plangebied, de Kennemerduinen, is een uniek beschermd natuurgebied. In het westen zijn de duinvormen duidelijk herkenbaar, terwijl het oostelijk deel meer een boskarakter heeft. De binnenduinrand vormt een kleinschalig patroon van bos, kronkelende wegen, buitenplaatsen en open grasland. Het landschap van de binnenduinrand vertoont een aantal kenmerken van een stadsrand. De agrarische structuur is verzwakt. Dit manifesteert zich in de opkomst van paardenweiden en maneges. Ook zijn er reguliere woningen aanwezig.
Begraafplaats en crematorium Westerveld valt ook in het plangebied en behoort tot deze stedelijke bestemmingen. Het plangebied telt verder twee tennisverenigingen.
De unieke natuur en het landschap van de binnenduinrand en de hoge cultuurhistorische en recreatieve waarde kunnen als sterke elementen van het plangebied worden aangemerkt. Daarbij komen als zwakke elementen de agrarische gronden naar voren die hun oorspronkelijke functie grotendeels zijn kwijtgeraakt, met als gevolg een toenemende verstedelijkingsdruk en dreigende verrommeling van het open landschap.
Het gebied heeft door de hierboven beschreven ruimtelijke kwaliteiten een zodanige waarde dat op verschillende beleidsniveau's wordt ingezet op behoud en versterking hiervan. Op gemeentelijk niveau gebeurt dit vanuit het landschapsbeleidsplan en op regionaal niveau wordt het Ontwikkelperspectief Binnenduinrand opgesteld. De provincie en zes gemeenten hebben de ambitie om hiermee de Binnenduinrand te ontwikkelen tot een Metropolitaan Landschap, dat bijdraagt aan de aantrekkelijkheid en kwaliteit van de Metropool Regio Amsterdam.
Woningen
Hieronder is een overzicht opgenomen van de woningen die in het vigerende bestemmingsplan géén reguliere woonbestemming ('Wonen') hebben. Het gebruik is niet overal conform de bestemming.
Adres | Huidige bestemming | Eigendom | Gebruik |
Brederoodseweg 43 | "Recreatie - bedrijfswoning" | particulier | bedrijfswoning (i.c.m. kantine tennisclub) |
Duin- en Kruidbergerweg 18 | Natuur | Natuurmonumenten | woning |
Duin- en Kruidbergerweg 35 | "Agrarisch - bedrijfswoning" | particulier | bewoning door derden |
Duin- en Kruidbergerweg 37 | erfbebouwing bij nr. 35 |
particulier | bewoning door derden |
Duin- en Kruidbergerweg 43 | "Agrarisch - bedrijfswoning" | particulier | Agrarische bedrijfswoning |
Duin- en Kruidbergerweg 64 | Natuur | particulier | woning |
Duin- en Kruidbergerweg 66 | Natuur | Natuurmonumenten | woning |
Duin- en Kruidbergerweg 68 | Natuur | particulier | woning |
Duin- en Kruidbergerweg 72 | Natuur | particulier | woning |
Duin- en Kruidbergerweg 76 | Natuur | particulier | woning |
Duin- en Kruidbergerweg 91 | "Agrarisch - bedrijfswoning" | particulier | Agrarische bedrijfswoning |
Heerenduinweg 2 | Natuur | particulier | woning |
Heerenduinweg 4 | Natuur | Natuurmonumenten | woning |
Middenduinerweg 78 | "Agrarisch - bedrijfswoning" | particulier | bewoning door derden |
Middenduinerweg 80 | "Agrarisch - bedrijfswoning" | particulier | Agrarische bedrijfswoning |
Middenduinerweg 89 | "Agrarisch - bedrijfswoning" | particulier | reguliere bewoning |
Tabel Huidige situatie.1: overzicht 'bijzondere' bewoning
Zaaksgebonden overgangsrecht
Het bijgebouw bij de woning aan de Duin en Kruidbergerweg 37 wordt al lange tijd bewoond. Als gevolg van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is ten behoeve van deze bewoning een zaaksgebonden overgangsrecht opgenomen. Dit houdt in dat het gebruik van de gronden en de daarop aanwezige gebouwen als woning, mits naar aard en omvang niet vergroot, mag worden voortgezet. Indien dit gebruik na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Bij de start van het bestemmingsplan is een advertentie geplaatst met daarin de oproep aan een ieder die een bouwinitiatief heeft binnen het plangebied, deze kenbaar te maken bij de gemeente. Het ging hierbij om initiatieven die direct betrekking hebben op het toevoegen van bebouwing in het gebied, maar het kon ook gaan om transformatie in het gebruik (bijvoorbeeld van werken naar wonen). Er zijn 11 initiatieven ontvangen. In het startdocument zijn deze initiatieven besproken. Uitsluitend de ontwikkelingsgerichte initiatieven die worden opgenomen in het bestemmingsplan komen hieronder aan de orde.
Afbeelding Nieuwe ontwikkelingen.1: overzicht initiatieven.
Situatie
Uit de inventarisatie blijkt dat buiten het bouwvlak meerdere mest- en voederopslagen aanwezig zijn. Zonder de benodigde vergunningen zijn tevens twee grote paardenbakken aangelegd. Men houdt hobbymatig paarden.
Afbeelding Middenduinerweg 80.1: aanblik perceel Middenduinerweg 80
Initiatief
De eigenaar van het perceel heeft de gemeente verzocht om meer bouwmogelijkheden te bieden zodat extra stalruimte voor vee gerealiseerd kan worden en om meer ruimte voor nevenactiviteiten te bieden, naast de primaire agrarische functie.
Naar aanleiding van het initiatief zijn gesprekken gevoerd met de initiatiefnemer. Daarbij heeft initiatiefnemer aangegeven dat substantiele uitbreiding van de bedrijfsvoering, gezien de zeer beperkte milieuruimte en de omvang van de benodigde investeringen, niet meer aan de orde is.
In het kader van het landschapsbeleidsplan is (gedeeltelijke) legalisering van de voorzieningen buiten het huidige bouwvlak alleen mogelijk onder voorwaarde van een betere landschappelijke inpassing. Deze kan gerealiseerd worden door middel van een windsingel aan de noord- en westzijde van het bouwvlak en bestemmingsvlak ten behoeve van opslag. Aan de noordzijde dient deze windsingel een breedte van 6.00 meter te hebben; aan de westzijde minimaal 3.00 meter.
Aanpassingen in het bestemmingsplan
Het perceel behoudt de bestemming 'agrarisch met waarden'. De hobbymatige paardenhouderij wordt positief bestemd door middel van de aanduiding 'paardenhouderij'. De provincie hecht in dit gebied grote waarde aan het behoud van de openheid in de graslanden langs de binnenduinrand (Leidraad Landschap en Cultuurhistorie). Het legaliseren van de paardenhouderij, het verruimen van de bouwmogelijkheden en het omzomen hiervan met een beplantingssingel zorgt voor verdere verdichting in het gebied. Anderzijds is dit bedrijf feitelijk de laatste veehouderij in Velsen in de binnenduinrand en wil de gemeente voortzetting van de bedrijfsvoering ondersteunen. Door het gebruik van de gronden ten behoeve van de veehouderij worden de doelstellingen van behoud van de karakteristiek van dit landschap immers het beste behaald. Door het aanbrengen van erfbeplanting wordt het bedrijf beter in dit 'matig open landschap' geïntegreerd.
Voor het overzicht van de nieuwe situatie zie afbeelding 3.2.1.4. De windsingel wordt in het bestemmingsplan bestemd als 'Groen'. Verder zal, aan de westzijde van het bouwvlak, een vlak worden aangegeven ten behoeve van opslag en van bouwwerken geen gebouw zijnde. Hier kunnen de mest- en voeropslag worden ondergebracht. In het met 'paardenhouderij' aangeduide vlak is ruimte voor een paddock en/of paardenbak. Dit is voldoende voor een hobbymatige paardenhouderij, waar maximaal 5 paarden voor niet-commerciële doeleinden mogen worden gehouden.
De maximale hoogte voor opslag wordt vastgelegd op 4 meter (afbeelding 3.2.1.4).
Het bebouwbaar erf wordt aan de noordzijde verruimd, waarmee de benodigde ruimte wordt geboden om tot een betere inrichting van het perceel te komen. Om flexibiliteit te behouden en de bouw van een nieuwe jongveestal mogelijk te maken wordt een maximum bebouwingspercentage van 70% opgenomen.
De naastgelegen woning, Middenduinerweg 78, is tegenwoordig niet meer in gebruik als tweede bedrijfswoning, maar als reguliere woning. Meer hierover in Huidige situatie. De bestemming van het perceel zal dan ook dienovereenkomstig worden gewijzigd, volgens de standaard methodiek bij reguliere woningen. Dat betekent concreet dat er geen sprake meer is van een agrarisch bebouwbaar erf, maar dat er woonbestemming (met aanduiding plattelandswoning) wordt opgenomen, met tuin en bebouwbaar erf.
Afbeelding Middenduinerweg 80 .2 : uitsnede vigerend bestemmingsplan. De stippellijn geeft het bouwvlak weer.
Het perceel grenst direct aan het NNN. De verordening van de provincie gebiedt dat een bestemmingsplan geen bestemmingen en regels bevat die omzetting naar de natuurfunctie onomkeerbaar belemmeren en de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur significant aantasten. Het is daarom niet mogelijk de binnen het NNN liggende gronden aan te wenden voor de agrarische bedrijfsvoering. De ligging van het NNN staat niet in de weg aan de nieuwe bestemmingsplansituatie, omdat de wijzigingen in het bestemmingsplan niet binnen het NNN gebied plaatsvinden.
Afbeelding 3.2.1.3 : uitsnede Natuurbeheerplan provincie (NNN in lichtgroen)
Afbeelding 3.2.1.4: nieuwe indeling erf Middenduinerweg 80 (links) met daarnaast Middenduinerweg 78 (rechts)
Afbeelding 3.2.1.5: luchtfoto huidige situatie Middenduinerweg 80
Omdat het hele plangebied door de provincie is aangewezen als aardkundig monument, valt ook dit perceel onder de bescherming van de Provinciale Milieuverordening, zie Aardkundig monument. In Waarde - Geomorfologie van de planregels is hiertoe een signaleringsfunctie opgenomen.
Ingediend initiatief
De eigenaar van de gronden heeft gevraagd of, vanwege een mogelijke beëindiging van het paardenpension, de bouw van twee vrijstaande woonhuizen mogelijk gemaakt kan worden. Hierbij komt dan een groot deel van de agrarische bestemming te vervallen.
Afbeelding Duin- en Kruidbergerweg 43.1: aanblik perceel Duin- en Kruidbergerweg 43
De provinciale regeling 'Ruimte voor Ruimte' voorziet, onder voorwaarden, in de mogelijkheid van sloop van de bestaande bedrijfsbebouwing en het in plaats daarvan terugbouwen van twee - qua volume en oppervlakte aanzienlijk kleinere - woningen. Het College heeft een positieve grondhouding. Het initiatief biedt mogelijkheden voor een verbetering van het landschap, dat door de intensieve paardenhouderij sterk is verrommeld en beschadigd. Een zorgvuldige landschappelijke inpassing is hierbij wel een vereiste, evenals een verbetering van de cultuurhistorische- en natuurwaarden. Het perceel grenst direct aan het NNN (zie afbeelding 3.2.2.2 ).
Afbeelding 3.2.2.2: ligging van het NNN (lichtgroen)
Het zal duidelijk moeten zijn welk gebruik van de weilanden men voor ogen heeft, aangezien hier momenteel veel paarden op geweid worden (ook van manege Kennemergaarde). Een dergelijke ontwikkeling vergt vergaand onderzoek. Omdat initiatiefnemer heeft aangegeven nog niet te weten of, en in welke vorm deze ideeën eventueel tot uitvoering worden gebracht, kan in het bestemmingsplan geen regeling worden opgenomen om het initiatief mogelijk te maken.
Huidige situatie: wens tot verbetering van het landschap
Zoals hiervoor is aangegeven is biedt het landschap op de locatie een sterk verrommelde en beschadigde aanblik. In het kader van het landschapsbeleidsplan zijn dan ook gesprekken gevoerd met de initiatiefnemer. Daarbij is aangegeven dat, onder voorwaarde van een betere landschappelijke inpassing, een gedeeltelijke legalisering van de voorzieningen buiten het huidige bouwvlak mogelijk is. Deze kan gerealiseerd worden door middel van een groene omzoming van het vlak ten behoeve van opslag met een elzensingel of hagen met bomen. De provincie hecht in dit gebied grote waarde aan het behoud van de openheid in de graslanden langs de binnenduinrand (Leidraad Landschap en Cultuurhistorie). De boerderij Hofstede Kruidberg is gebouwd op de restanten van de voormalige hofstede, die onderdeel uitmaakte van de in de leidraad genoemde landgoederenreeks tussen Vogelenzang en Beverwijk. Het aan de oostzijde gelegen hoofdgebouw is het enige resterende deel van deze hofstede. Het openhouden van het zicht op dit monument is een belangrijk uitgangspunt. Er doet zich hier de uitzonderlijke situatie voor dat door wijziging van de wegenstructuur de hofstede nu met de achterkant naar de weg staat. De voorkant ligt naar de weilanden gericht en naar het ten oosten gelegen fiets/wandelpad en spoor. Het is daarom van extra belang om deze weilanden open en te houden en vrij van bouwwerken en voorzieningen die het groene karakter ervan aantasten.
Aanpassingen in het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan zal op enkele punten worden aangepast. De groene omzoming krijgt de bestemming 'Groen'. Het bebouwingsvlak uit het vigerende bestemmingsplan wordt grotendeels gehandhaafd. Aan de voorkant van de oude hofstede (zijde van de weilanden) wordt een gedeelte, dat nu in het bouwvlak valt, als tuin bestemd. Dit gedeelte is momenteel al als tuin in gebruik en op deze wijze wordt het zicht op de historische bebouwing vrijgehouden.
Rondom de bedrijfsbebouwing (de schuren), langs de bocht in de weg, wordt een vlak opgenomen ten behoeve van opslag en bouwwerken geen gebouw zijnde. Deze zijn nodig voor de bedrijfsvoering. Hieronder vallen mest- en voeropslag, rijbakken, longeercirkel en paddock. Voor deze voorzieningen dienen alsnog de benodigde vergunningen te worden aangevraagd. Het parkeerterrein dient hier ook te worden gesitueerd. Buiten dit vlak zijn dergelijke voorzieningen niet toegestaan.
Hieronder is een uitsnede opgenomen uit het bestaande bestemmingsplan, evenals een luchtfoto waarop het huidige gebruik te zien is. Daaronder een schematische afbeelding met de nieuwe inrichting, zoals in het bestemmingsplan zal worden opgenomen.
Afbeelding 3.2.2.2: fragment huidig bestemmingsplan en luchtfoto bestaande situatie
Afbeelding 3.2.2.3: schematisch overzicht indeling nieuw bestemmingsplan
Het bestemmingsplan beoogt een actuele planologische regeling te treffen voor het plangebied. Veranderde omstandigheden en wetgeving leiden ertoe dat het plan een nieuwe systematiek volgt en op sommige punten aangepast wordt. Deze aanpassingen, die los gezien moeten worden van de aanpassingen die gedaan worden om ontwikkelingen mogelijk te maken, komen in deze paragraaf aan de orde.
Op 25 februari 2016 heeft de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen afgegeven voor de realisatie van een parkeervoorziening voor landgoed Duin- en Kruidberg. Omdat deze parkeervoorziening binnen de bestemming 'Bos' is gelegen en het parkeerterrein niet ten dienste van de bestemming 'Bos', maar ten dienste van het landgoed staat, is hiervoor de aanduiding 'parkeerterrein' opgenomen op de verbeelding.
Afbeelding Parkeervoorziening Duin- en Kruidberg.1: ligging van het parkeerterrein
Naar aanleiding van reacties op het startdocument is verder onderzoek gedaan naar de situatie aangaande deze percelen. Dit heeft geleid tot nieuwe inzichten die in deze paragraaf aan de orde komen.
Huidige feitelijke situatie
Boerderijcomplex 'Middenduin', gelegen aan de Middenduinerweg, is een Rijksmonument waarvan de geschiedenis terug gaat tot de 16e eeuw. In de loop der tijd is het gebruik van het complex wisselend geweest. Waar er aanvankelijk nog meerdere zelfstandige woningen bestonden, zijn er na enkele samenvoegingen twee woningen overgebleven. Deze worden beide particulier bewoond.
Het boerenbedrijf (huisnummer 89) is in 1993 gestaakt, waarbij tevens de woning (eveneens met huisnummer 89) is komen leeg te staan. De woning met huisnummer 85 is altijd in bewoonde staat geweest en sinds 2003 in eigendom van de huidige bewoner. In 2004 heeft Natuurmonumenten de leegstaande boerderij aangekocht. Sinds 2011 pacht natuurbeheerbedrijf Ekogrön de boerderij. De woning, die net als de voormalige agrarische bebouwing huisnummer 89 heeft, wordt regulier bewoond en is niet meer als bedrijfswoning in gebruik.
Ekogrön is geen agrarisch bedrijf, maar een natuurbeheerbedrijf dat werkzaamheden verricht in natuurgebieden in opdracht van diverse organisaties, waaronder Natuurmonumenten. De bedrijfsactiviteiten van Ekogrön zijn niet agrarisch van aard en wijken daarmee af van het vigerende bestemmingsplan. Voor dit afwijkende gebruik is geen omgevingsvergunning afgegeven of aangevraagd. De activiteiten bestaan hoofdzakelijk uit de opslag en onderhoud van enkele werktuigen en machines van het bedrijf in de aanwezige bebouwing. Ook vind begrazing plaats op de weilanden.
De ruimtelijke impact van de activiteiten van de natuurbeheerder is nagenoeg nihil. Het perceel, dat grotendeels uit grasland en groen bestaat, wordt beheerd op een dusdanige wijze dat het cultuurhistorisch waardevolle landschap en de ecologische waarden in stand worden gehouden.
Ook houden de bewoners hobbymatig enkele paarden. De omvang waarin de paarden worden gehouden (op dit moment 5) is in 2007 en 2012 als zijnde niet bedrijfsmatig beoordeeld door de milieudienst IJmond. Er is geen sprake van een inrichting (bedrijf) in het kader van de Wet milieubeheer.
Situatie in vigerend bestemmingsplan
In het vigerend bestemmingsplan heeft het hele perceel, dat in de feitelijke situatie is opgesplitst in huisnummers 85 en 89, de bestemming "Agrarische Doeleinden; behoud, herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en ecologische waarden in combinatie met grondgebonden veehouderij". De huisnummers 85 en 89 delen hetzelfde bouwvlak, waarbinnen één bedrijfswoning behorende bij het agrarisch bedrijf is toegestaan. In de regels van het bestemmingsplan 'Santpoort-Zuid', dat van kracht was voor het vigerende bestemmingsplan 'Duingebied', waren de aanwezige woningen welke op het moment van de ter inzagelegging van het ontwerp van het plan reeds bestonden (peildatum december 1984), als zodanig bestemd. De reguliere woning met huisnummer 85 is derhalve, middels de algemene overgangsrechtbepaling van het vigerende bestemmingsplan, legaal. De woning met huisnummer 89 is bestemd als dienstwoning.
Conclusie
De bestemming zal in overeenstemming worden gebracht met de huidige feitelijke situatie.
De woning met huisnummer 85, valt momenteel onder het overgangsrecht. Omdat dit gebruik zal worden voortgezet, dient deze woning positief te worden bestemd middels het opnemen van een woonbestemming.
De woning met huisnummer 89 is in het vigerende bestemmingsplan bestemd als dienstwoning. Deze wordt feitelijk echter regulier bewoond. Omdat het gaat om een bestaande situatie is het mogelijk het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. Dit is mogelijk op grond van art. 17 van de provinciale ruimtelijke verordening. Voor deze woning is derhalve eveneens een woonbestemming opgenomen in het bestemmingsplan.
Voor de bedrijfsvoering van Ekogrön wordt binnen de woonbestemming een specifieke regeling in het bestemmingsplan opgenomen.
Als gevolg van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is de bestemming 'Natuur', op de weilanden die door Ekogrön worden gepacht, vernietigd. In de plaats hiervan zijn deze weilanden nu bestemd als 'agrarisch met waarden'. Ten behoeve van de opslag van balen met gras zijn op de verbeelding vlakken aangeduid aan de achterzijde van het perceel van Ekogrön, waarbinnen de opslag mag plaatsvinden.
In het bestemmingsplan wordt door middel van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid meer ruimte geboden voor passende nevenactiviteiten, voor zover deze activiteiten toelaatbaar zijn voor wat betreft de impact op het landschap, ruimtelijke effecten en milieu. Als toelaatbare nevenactiviteiten zullen aan de hoofdfunctie ondergeschikte detailhandel worden toegestaan (bijvoorbeeld de kleinschalige verkoop van agrarische producten), educatieve doeleinden (bijvoorbeeld het organiseren van een workshop kaasmaken) en recreatieve doeleinden (zoals boerengolf).
Het aantal woningen in het plangebied is relatief beperkt. Een groot deel van de woningen betreft agrarische bedrijfswoningen of (voormalige) beheerderswoningen. In het bestemmingsplan wijzigt voor sommige woningen de wijze waarop deze in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Hierna wordt hier verder op ingegaan.
Woningen met bestemming 'Natuur'
In het Nationaal Park Zuid Kennemerland liggen van oudsher acht woningen, die in het huidige bestemmingsplan (uit 2000) vallen onder de bestemming 'Natuur'. In het bestemmingsplan is voor deze woningen de bestemming 'Natuur' opgenomen, echter met daarbij specifiek de aanduiding 'wonen', met een bouwvlak gelijk aan het bestaande hoofdvolume van de woning. Hiermee zijn de woningen geformaliseerd in het bestemmingsplan. Omdat een toename van bebouwing in het beschermd natuurgebied niet wenselijk is, zal nieuwe erfbebouwing of uitbreidingen van het hoofdvolume niet worden toegestaan. Het provinciaal beleid (opgenomen in de provinciale structuurvisie) staat dit ook niet toe. Voor de bestaande (legale) erfbebouwing behorende bij deze woningen is daarom een specifieke regeling opgenomen waarmee deze eveneens geformaliseerd wordt.
Agrarische bedrijfswoningen
In het plangebied zijn zes agrarische bedrijfswoningen aanwezig. Deze vallen binnen de bestemming 'Aln' (agrarisch gebied met landschappelijke- en natuurwaarden). Zie tabel 3.1.1. in paragraaf Huidige situatie.
Geconstateerd is dat twee van deze woningen (Duin- en Kruidbergerweg 35 en Middenduinerweg 78) niet meer door de agrariër zelf worden bewoond, maar door een derde. Het betreft dus reguliere bewoning, in strijd met het bestemmingsplan. Formeel mogen bedrijfswoningen alleen bewoond worden door de bewoners die gebonden zijn aan het agrarische bedrijf (de 'inrichting') behorende bij het perceel.
Deze woningen kunnen niet als reguliere woning worden bestemd, vanwege de milieucontouren van de naastgelegen inrichtingen (boerderijen).
Vanwege de komst van de Wet Plattelandswoningen is het sinds 1 januari 2013 echter wel mogelijk om de bestemming 'voormalige bedrijfswoning' op te nemen in het bestemmingsplan. Langs deze weg kan reguliere bewoning (door derden) worden toegestaan. Deze woning wordt dan, voor wat betreft de milieuwetgeving, beschouwd als onderdeel van het agrarisch bedrijf, maar mag door derden worden bewoond en wordt niet beschermd tegen het 'eigen' bedrijf. Wel wordt een voormalige bedrijfswoning beschermd tegen hinder van naastgelegen bedrijven. Deze bescherming is feitelijk niet anders dan wanneer de woning nog als bedrijfswoning in gebruik zou zijn.
In het kader van de goede ruimtelijke ordening moet wel een afweging worden gemaakt. Wanneer de woning feitelijk regulier wordt bewoond, maar (te) dicht naast een inrichting van derden ligt, kan deze niet de bestemming 'voormalige bedrijfswoning' krijgen. Als het achterliggende bedrijf een zeer grote milieubelasting met zich mee brengt of als er voorzien wordt dat in de nabije toekomst de milieubelasting van het bedrijf in grote mate toeneemt, kan niet overgegaan worden tot het bestemmen van een voormalige bedrijfswoning.
In het bestemmingsplan kan in dit geval de reguliere bewoning niet positief worden bestemd. Alleen waar dit mogelijk is, zal op grond van de Wet Plattelandswoningen het feitelijk gebruik als voormalige bedrijfswoning in het bestemmingsplan worden vastgelegd.
Bij de genoemde drie woningen zijn geen belemmeringen aanwezig voor bestemming als voormalige bedrijfswoning. Deze woningen, aan de adressen Duin- en Kruidbergerweg 35 en Middenduinerweg 78, zullen als 'voormalige bedrijfswoning' worden bestemd, waarmee de bewoning door derden is toegestaan.
Noot: op 4 februari 2015 deed de Afdeling Bestuursrechtspraak uitspraak 201306630/5/R3 (Weert). Hieruit bleek dat de Wet plattelandswoningen niet overeind bleef voor luchtkwaliteit. Dit omdat er sprake was van strijd met de Europese richtlijn 2008/50/EG luchtkwaliteit. Deze uitspraak heeft geen gevolgen voor de beoordeling van geur van veehouderijen, omdat de Richtlijn daar niet op toe ziet.
Direct grenzend aan het spoor, ten noordwesten van Manege Kennemergaarde, ligt een perceel met een agrarische bestemming (met landschappelijke en natuurwaarden). De gemeente is eigenaar van de grond. Feitelijk gezien betreft het echter een groenperceel, waarvan een gedeelte al vele jaren als paddock (paardenbak) wordt gebruikt door de naastgelegen manege. In het nieuwe bestemmingsplan zal de bestemming van dit perceel in overeenstemming worden gebracht met de feitelijke gebruikssituatie, namelijk Groen met daarbinnen een aanduiding voor paardenhouderij. Op onderstaande luchtfoto en schematische schets is te zien om welk perceel het gaat.
Afbeelding Paddock manege Kennemergaarde.1: links de nieuwe bestemmingen met daarnaast de luchtfoto van de huidige situatie.
Om het ongelimiteerd stallen van (paarden-)trailers tegen te gaan is, is dezelfde regeling opgenomen als in de bestemmingsplannen 'De Leck en de Bergen' en 'De Biezen'. Deze regeling houdt in dat het stallen van (paarden-)trailers in de open lucht, op meer dan 5 meter afstand van de gevel van de bebouwing, niet is toegestaan.
Op 2 februari 2016 is een omgevingsvergunning verleend voor de plaatsing van 16 lichtmasten bij tennispark Brederode aan de Brederoodseweg 43. Alle tennisbanen mogen nu voorzien zijn van verlichting. Het bestemmingsplan is hierop aangepast.
In het kader van het voorliggende bestemmingsplan Duingebied zijn de vigerende bestemmingsplannen beschreven en is het relevante ruimtelijke beleid geanalyseerd om vast te stellen of daaruit randvoorwaarden voor dit bestemmingsplan voortkomen. Hiertoe is een onderscheid gemaakt tussen het Europees beleid, het rijksbeleid, het provinciale beleid en het beleid van de gemeente Velsen. Naast het ruimtelijk beleid is ook de wetgeving, onder meer op het gebied van veiligheid, milieu en flora en fauna, relevant voor het bestemmingsplan. Hier wordt nader op ingegaan in hoofdstuk Milieuaspecten.
Beslissingen over het grondgebruik in Nederland worden tot op zekere hoogte in Brussel genomen. Zoals alle andere lidstaten heeft Nederland immers beloofd de Europese wet- en regelgeving en richtlijnen volledig, nauwkeurig, bindend en tijdig te implementeren.
Het milieubeleid is één van de belangrijkste sectorale beleidsvelden die van invloed zijn op de ruimtelijke structuur en kwaliteit van de leefomgeving en inrichting van bestemmingsplannen. Diverse onderdelen van het Europees milieubeleid hebben een aanzienlijke ruimtelijke impact in Nederland. Voorbeelden zijn grenswaarden voor luchtkwaliteit (fijn stof en NO2), die gevolgen kunnen hebben voor woningbouw langs drukke wegen.
De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld in 2010 de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen. Een belangrijk instrument hiervoor is de uitvoering van de gebiedsgerichte onderdelen van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Dit betekent het realiseren van een netwerk van natuurgebieden van Europees belang: het Natura 2000-netwerk. Dit netwerk heeft als hoofddoelstelling het waarborgen van de biodiversiteit in Europa. In dit verband is de afspraak gemaakt dat de lidstaten van deEuropese Unie alle maatregelen nemen die nodig zijn om een ‘gunstige staat van instandhouding’ van soorten en habitattypen van communautair belang te realiseren. Voor Nederland betreft dit 51 habitattypen, 36 soorten en 95 vogelsoorten. Bij de vormgeving en keuze van maatregelen wordt rekening gehouden met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsmede met regionale en lokale bijzonderheden. Het is evident dat aan te nemen maatregelen in het kader van veiligheid een zwaar gewicht wordt toegekend. In 2002 zijn de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn opgenomen in de Flora- en faunawet.
Het in het plangebied gelegen duinreservaat is beschermd Natura 2000-gebied. Meer hierover in paragraaf Ecologie. Het Natura 2000-gebied dient in het bestemmingsplan te worden opgenomen in de vorm van de bestemmingen 'natuur' of 'bos'.
Deze EU-regelgeving heeft rechtstreekse werking. De Kaderrichtlijn water heeft betrekking op de bescherming van land, overgangswater, kustwateren en grondwater. De Kaderrichtlijn gaat uit van een stroomgebiedbenadering en neemt ecologische waterkwaliteit als invalshoek. De Kaderrichtlijn water stelt (verplichte) doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. In 2009 zijn de stroomgebiedsbeheerplannen 2009-2015 vastgesteld. Deze kaderrichtlijnen hebben geen gevolgen van de invulling van dit plan. Vanaf 22 december 2015 zullen geactualiseerde stroomgebiedbeheerplannen gelden.
Op basis van diverse Europese, rijks- en provinciale beleidsregels, met name het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta, bij wet 26 februari 1998) is onder andere bepaald dat het archeologisch belang wordt meegewogen bij de besluitvorming rond ruimtelijke ordeningsaspecten. Een belangrijk punt in het verdrag van Malta is dat vooraf aan iedere ingreep in het bodemarchief (door nieuwbouw, wegenaanleg etc.) archeologisch onderzoek plaats moet vinden. Daarmee kan worden bepaald hoe eventueel aangetroffen archeologische waarden in de plannen kunnen worden ingepast. Mocht dit niet kunnen en is een opgraving onvermijdelijk geworden om de archeologische informatie veilig te stellen, dan dienen de kosten daarvan in het ontwikkelingsproces meegenomen te worden. Initiatiefnemers van de bodemingreep dragen de kosten van archeologisch vooronderzoek en (indien nodig) archeologisch onderzoek en uitwerking volgens het principe van 'de veroorzaker betaalt'.
Het verdrag van Malta is provinciaal verwerkt in de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie. Het plangebied is voor een deel aangegeven als een gebied met archeologische verwachtingen (zuidelijk duingebied). Voor dit gebied is op de verbeelding en in de regels de 'waarde - archeologie' opgenomen.
Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.
Het bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter en kent geen stedelijke ontwikkelingen. De ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet relevant.
Het rijksbeleid ten aanzien van de toekomstige ontwikkeling van Schiphol is geformuleerd in de Wet tot wijziging van de Wet Luchtvaart die op 20 februari 2003 in werking is getreden (verder gewijzigde Wet Luchtvaart genoemd). De gewijzigde Wet Luchtvaart is gericht op het tot stand brengen van een wettelijke grondslag voor het nieuwe regime voor de luchthaven Schiphol. Deze wet vormt de grondslag voor twee uitvoeringsbesluiten: het Luchthavenverkeerbesluit en het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB). Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen in overeenstemming te zijn met het LIB.
De ruimtelijke consequenties van de gewijzigde Wet Luchtvaart worden weergegeven in het LIB. In dit Besluit wordt een beperkingengebied aangegeven. Hierin worden beperkingengebieden ten aanzien van Schiphol weergegeven met betrekking tot externe veiligheid, geluidsbelasting, hoogtebeperkingen en vogelaantrekkende werking.
Afbeelding Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB).1: ligging geluidscontouren Schiphol
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (zie 4.3.7) wordt aangegeven dat Schiphol tot 2030 ruimte nodig heeft om uit te ontwikkelen. Derhalve is een 20 Ke-contour opgenomen. Binnen de contour mogen geen nieuwe uitleglocaties ten behoeve van woningbouw worden ontwikkeld. Het gehele plangebied ligt buiten het werkingsgebied van het LIB.
In 2001 verscheen de kabinetsnota 'Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid', beter bekend als het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4). In dit beleidsplan licht het kabinet het te voeren milieubeleid toe. Voor het plangebied zijn vooral de thema's verstoring en verdroging van belang. Volgens het NMP4 moet het lukken binnen 30 jaar te zijn overgestapt naar een duurzaam functionerende samenleving. Dan zijn wel ingrijpende maatschappelijke (inter)nationale veranderingen en maatregelen nodig.
Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water.
Op 1 juli 2015 is de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in werking getreden. Met de PAS pakken de rijksoverheid, provincies en andere betrokkenen de stikstofproblematiek binnen Natura 2000 aan. De PAS heeft tot doel economische ontwikkelingen samen te laten gaan met het realiseren van Natura 2000 doelen. Met de PAS wordt een samenhangend pakket van maatregelen vastgesteld waardoor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 wordt beperkt. Daarbij gaat het enerzijds om een pakket nationale maatregelen, om ervoor te zorgen dat de daling van de depositie die al plaatsvindt, nog eens extra wordt versneld. Anderzijds gaat het om herstelmaatregelen binnen Natura 2000 (om te komen tot de meest effectieve maatregelen wordt per Natura 2000-gebied een gebiedsanalyse uitgevoerd). Het positieve effect van deze maatregelen wordt (gedeeltelijk) benut om ontwikkelingsruimte te bieden voor economische activiteiten.
De PAS is van toepassing op projecten en handelingen en niet op (bestemmings-)plannen. De PAS is echter wel relevant als het gaat om de uitvoerbaarheid van mogelijke toekomstige initiatieven binnen de kaders van het bestemmingsplan. Aan de PAS is een rekenmodel gekoppeld, de AERIUS Calculator. Hiermee berekent de initiatiefnemer hoeveel stikstofemissie en stikstofdepositie een activiteit veroorzaakt en welke claim de activiteit legt op de beschikbare ontwikkelingsruimte. Uitgangspunt voor de toetsing betreft de beoogde
situatie. De systematiek is op hoofdlijnen als volgt:
In Europa zijn door de Europese Unie richtlijnen opgesteld voor de bescherming van de natuur, de Habitat- en Vogelrichtlijn. Hierin worden regels gesteld voor de bescherming van zowel natuurgebieden als voor bedreigde planten- en diersoorten. Eén van de doelstellingen is het creëren van een Europees netwerk van natuurgebieden, Natura 2000 genaamd. Een vertaling van dit EU-beleid voor soortbescherming naar Nederlands niveau is de Flora- en faunawet. Hierin worden bedreigde inheemse planten- en diersoorten als beschermd aangewezen. Gebiedsbescherming wordt in Nederland geregeld in de Natuurbeschermingswet. Hierin worden waardevolle natuurgebieden als beschermd aangewezen. Ruimtelijke plannen als bestemmings-, bouw- en sloopplannen moeten aan deze wet- en regelgeving voldoen. In Hoofdstuk 5 Milieuaspecten wordt hier nader op ingegaan.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vormt de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. In de SVIR ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’ is de inhoud van een groot aantal beleidsstukken, waaronder de Nota Ruimte en diverse planologische kernbeslissingen, opgenomen. De SVIR is in 2012 vastgesteld.
De regio is als volgt verbeeld in de Structuurvisie:
Afbeelding 4.3.7.1: SVIR - uitsnede uit verbeelding van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur
In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hiervoor worden ingezet. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro zijn regels opgenomen ter bescherming van de nationale belangen. Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden.
In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van:
In het Barro is de ligging van de ecologische hoofdstructuur en de regels geattribueerd aan de provincie. Zie verder paragraaf 4.4.2.
Vrijwel het gehele plangebied maakt deel uit van het in het Barro aangewezen 'kustfundament'. Op grond hiervan het moet een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die deel uitmaken van een beschermingszone, die gronden aanduiden met de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone – duin", indien de primaire waterkering een duin is.
In het bestemmingsplan is deze zone op de verbeelding aangeduid.
Afbeelding 4.3.7.2: ligging kustfundament in het Barro
Op 20 januari 2016 is een ontwerpwijziging van het Barro gepubliceerd waarmee wijzigingen worden doorgevoerd in het kustfundament en primaire waterkeringen en beschermingszones. Op het moment van schrijven is de wijziging nog niet definitief.
Op 15 december 2015 is de Wet Natuurbescherming (WNb) aangenomen in de Eerste Kamer. De nieuwe wet treedt waarschijnlijk in werking per 1 januari 2017. De Wet natuurbescherming vervangt de huidige Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet.
In 2010 is de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld door Provinciale Staten. In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier ze met verschillende ontwikkelingen en keuzes omgaat en schetst ze hoe de provincie er in 2040 moet komen uit te zien. De Provincie speelt in op actuele dilemma's door mee te veranderen waar nodig, maar vooral ook door bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen, houdt de Provincie Noord-Holland het landelijk gebied open en dichtbij. Door voorzichtig om te gaan met uitleg buiten bestaande kernen speelt ze in op de veranderingen in de bevolkingsontwikkeling op langere termijn. Door in te zetten op het op eigen grondgebied opwekken van duurzame energie draagt ze actief bij aan de CO2-reductie. Door versterking van de waterkeringen en het aanleggen van calamiteitenbergingen houdt ze de voeten droog. En door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord-Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten blijft de provincie bijzonder en aantrekkelijk om in te wonen, te werken en om te bezoeken.
De provinciale ruimtelijke verordening stelt regels waaraan bestemmingsplannen, wijzigings- en uitwerkingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan dienen te voldoen. Deze regels vloeien voort uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040. De structuurvisie en de bijbehorende Provinciale Ruimtelijke Verordening, zijn samen het inhoudelijke beleidskader van de provincie waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat de provincies regels voorschrijft over bestemmingen en het gebruik van gronden met een provinciaal belang.
Provinciale Staten hebben op 3 februari 2014 de provinciale ruimtelijke verordening opnieuw vastgesteld. Deze vaststelling betreft een beleidsarme wijziging ten opzichte van de eerder vastgestelde verordening op 21 juni 2010. Dit houdt in dat de verordening geen nieuw beleid bevat.
Voor Velsen zijn met name het bestaand bebouwd gebied (BBG, de voormalige rode contouren), de Rijksbufferzone Amsterdam-Haarlem (heeft in de SVIR geen status meer) en de reservering voor nieuw haventerrein van belang.
De Ecologische Hoofd Structuur (EHS) is in 2015 vervangen door het Nationaal Natuur Netwerk (NNN), dit ingevolge het Natuurbeheerplan 2016 (zie paragraaf 4.4.6).
Zie verder ook 5.5 Ecologie.
Provinciale Staten hebben in juni 2010 de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vastgesteld. In dit beleidskader is door de provincie aangegeven welke landschappelijke en cultuurhistorische elementen overwogen moeten worden bij (ruimtelijke) ontwikkelingen en uitgangspunt kunnen zijn voor plannen. De ontwikkelingsgerichte benadering is het uitgangspunt van het beleid: behoud door ontwikkeling.
Het plangebied hoort tot het landschapstype 'jonge duinen' en 'strandwallen- en Strandvlaktenlandschap'. Als specifieke kernkwaliteiten voor deze landschappen noemt de provincie de landgoederenreeks tussen Vogelenzang en Beverwijk, de resten van kastelen en buitenplaatsen, het contrast tussen de lage, open strandvlakten en de beboste binnenduinrand en de openheid van de weidegronden van de strandvlakte. Van het jonge duinlandschap zijn als kernkwaliteiten de grote diversiteit aan reliëf genoemd, het begraven archeologische landschap, de militaire structuur van de Atlantikwall en de restanten van aardappelakkertjes (zeedorpenlandschap) als kenmerkende landschapselementen. Ten aanzien van de landgoederen en buitenplaatsen is de beleidslijn het versterken van de cultuurhistorisch waardevolle buitenplaatsen als hoofddragers van de ruimtelijke kwaliteit. Om de allure te behouden moeten nieuwe ontwikkelingen voldoen aan hoge eisen op het gebied van kwaliteit, uitstraling, verzorging en aandacht.
In de Leidraad wordt ingegaan op de kernkwaliteiten die gelden als basis voor de ruimtelijke kwaliteit van het landschap van Noord-Holland. Voor het plangebied zijn van belang:
In het Provinciaal Milieubeleidsplan staan de milieudoelen van de provincie. Ook wordt daarin beschreven hoe die moeten worden gerealiseerd en binnen welke termijn.
Het biedt gemeenten en waterschappen een kader voor hun beleid en geeft ondernemers en burgers inzicht in toekomstige ontwikkelingen en maatregelen.
Voor de provincie is het de basis voor de vergunningverlening en handhaving. Daarnaast gebruikt de provincie het milieubeleidsplan om te kijken welke rol het milieu moet spelen in andere beleidsplannen.
Milieubeleidsplan 2015-2018
De provincie heeft in het Milieubeleidsplan 2015-2018 vastgelegd waarop zij haar milieubeleid in deze periode wil richten. De basis is het nakomen van wettelijke regels en normen. In het Milieubeleidsplan 2015-2018 stelt de provincie voor daarnaast in te zetten op meer duurzame, gezonde en veilige ontwikkelingen en het stimuleren van innovatieve oplossingen voor milieuopgaven. In het Visie-deel van dit plan agendeert de provincie een viertal integrale opgaven, die gericht zijn op kansen voor de toekomst, waarbij milieu is gekoppeld aan de andere kerntaken van de provincie. Deze integrale opgaven krijgen mogelijk een plek in een Omgevingsvisie. Deze integrale opgaven zijn:
In het milieuprogramma beschrijft de provincie in hoofdlijnen de thematische of sectorale opgaven van ons milieubeleid. De sectorale thema's zijn luchtkwaliteit, geur, geluid, bodem, externe veiligheid, afval, licht en donkerte en duurzame energie. De gestelde doelen zijn:
In het PVVP wordt ingezet op een betrouwbare reistijd. In de provinciale aanpak staat centraal dat de bestaande vervoersnetwerken zo goed mogelijk worden benut, zowel afzonderlijk als in hun samenhang. De reiziger moet het gemakkelijk worden gemaakt om de voor hem beste combinatie van vervoersopties te gebruiken.
Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen dient duidelijk te worden gemaakt hoe de bereikbaarheid wordt vormgegeven. De bereikbaarheid moet gegarandeerd zijn alvorens tot ontwikkeling kan worden overgegaan.
Het PVVP ziet op de periode 2007-2013. De provincie heeft een groot aantal projecten in voorbereiding en uitvoering om de provinciale infrastructuur te verbeteren en uit te breiden. In het Provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur 2015-2019 (PMI) zijn deze projecten opgenomen. Het PMI is een voortschrijdend vijfjarenprogramma dat jaarlijks wordt herzien. Het PMI bevat geen projecten die betrekking hebben op het plangebied.
De provincie heeft op 27 september 2016 het Natuurbeheerplan 2017 vastgesteld. In het Natuurbeheerplan staat waar welk soort natuur, agrarische natuur of landschap aanwezig is of ontwikkeld kan worden. Het Natuurbeheerplan bevat de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de natuurverbindingen.
Afbeelding4.4.6.1: uitsnede Natuurbeheerplan, te zien is de ligging van het Natura 2000-gebied, in de binnenduinrand het NNN en de natuurverbinding langs het spoor.
Op 16 november 2015 heeft Provinciale Staten de Watervisie 2021 vastgesteld, als opvolger van het Waterplan 2010-2015. De Watervisie 2021 is een zelfbindend, strategisch beleidsdocument en geeft kaders voor de waterschappen. De Watervisie beschrijft de ambitie en kaders voor het regionale waterbeheer in Noord-Holland richting 2021 en biedt een doorkijkje naar 2040. De Watervisie 2021 is geschreven in de geest van de Omgevingswet. De provincie wil vanuit de wateropgaven een positieve bijdrage leveren aan het bewerkstelligen van een samenhangende benadering van de leefomgeving, onder meer voor ruimtelijke ordening, economie, natuur en milieu.
De provincie beschermt en ontwikkelt Natura 2000-gebieden, het Natuurnetwerk Nederland (voormalige Ecologische Hoofdstructuur), cultuurlandschappen, recreatiegebieden en groene bufferzones.
De provincie zet zich in om het Natuurnetwerk Nederland af te ronden. De provinciale opgave ligt vast in de Agenda Groen. De Agenda Groen is op 11 maart 2013 vastgesteld door Provinciale Staten. In de agenda is de ambitie vastgelegd om 250 hectare natuur per jaar binnen het Natuurnetwerk Nederland aan te schaffen, in te richten en te beheren. De provincie geeft aan dit verder uit te willen voeren.
Naast de opgave uit de Agenda Groen investeert de provincie niet zelf in nieuwe natuurgebieden, maar zal zij binnen het nu geldende beleid particuliere initiatieven binnen het Natuurnetwerk Nederland ondersteunen.
Het is vaste rechtspraak dat ge- en verboden in een bestemmingsplan uit een andere bron dan de ruimtelijke ordening, niet thuishoren in de planregels van een bestemmingsplan. Gebruikers van gronden in de directe omgeving van de kust en primaire waterkeringen wordt aangeraden om naast de gebruiksmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, bij het betreffende Hoogheemraadschap informatie in te winnen over het gebruik.
In het plangebied is Rijnland bevoegd gezag. Het is de taak van het waterschap om, volgens landelijk vastgestelde normen, veiligheid te bieden aan het achterland. De norm voor de vereiste veiligheid tegen overstroming is de gemiddelde kans per jaar op overschrijding van de hoogwaterstand waartegen de primaire waterkering bestand moet zijn. Dijkring 14, het gebied van het Hoogheemraadschap Rijnland, kent een overstromingsnorm van 1:10.000 jaar.
Het beleid van het Hoogheemraadschap Rijnland met betrekking tot de kust is verwoord in de Kustnota. Hierin is het volgende opgenomen: naar verwachting zullen door stijging van de zeespiegel en door bodemdaling in de toekomst hogere eisen aan de waterkeringen worden gesteld, resulterend in een groter ruimtebeslag. De keur van het hoogheemraadschap voorziet hier reeds in door naast de kernzone ook een beschermingszone en een buitenbeschermingszone te onderscheiden.
De grenzen hiervan liggen vast in de legger van Rijnland:
Het hier beschreven bouwbeleid van het hoogheemraadschap is gericht op alle bouwactiviteiten in de kern- en (buiten-)beschermingszone van de primaire waterkeringen. Via het bouwbeleid streeft het hoogheemraadschap naar een situatie waarin:
Het beheer van het hoogheemraadschap is er dan ook op gericht:
Bij toepassing hiervan is het mogelijk dat:
Op 31 maart 2011 heeft de gemeenteraad de 'Visie op Velsen 2025: Kennisrijk werken in Velsen' vastgesteld. De visie geeft op de verschillende beleidsterreinen een toekomstbeeld van de ontwikkeling van de gemeente Velsen tot 2025. De visie positioneert zichzelf als volgt: "De visie zelf is geen blauwdruk, geen strategisch beleidsplan, maar een inspirerend toekomstbeeld, een bereikbare droom. Niet van de gemeente, maar van de gemeenschap Velsen". En de positie van de gemeente daarin: "De rol van de gemeente in deze visie is die van facilitator. Daarnaast schept de gemeente waar mogelijk de nodige randvoorwaarden, bijvoorbeeld op het gebied van ruimtelijke ordening en de inrichting van de openbare ruimte".
Specifiek over het duingebied zegt de Visie: "...de Kennemerduinen zijn veelal nog het domein van de recreërende eigen, vaste inwoners van Velsen, die daarin zelf hun weg vinden. De gemeente heeft zich sterk gemaakt voor het behoud van deze gebieden om het woongenot voor degenen die bewust “buiten” willen wonen, te behouden".
Behoud van het Nationaal Park de Kennemerduinen staat centraal in het bestemmingsplan.
De structuurvisie Velsen 2015, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2005, heeft als doel een actueel en samenhangend kader te scheppen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente tot aan 2015. Het is een ruimtelijke vertaling en een verdere uitwerking van de toekomstvisie 2010. Het programma dient te leiden tot een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de leefkwaliteit. De visie spitst zich toe op de vraag waar de verdere verstedelijking van Velsen plaats kan vinden en hoe dit moet gebeuren.
Zowel bij de uitleggebieden als bij de herstructurering van bestaande gebieden geldt dat de wezenlijke kwaliteiten en de leefbaarheid niet aangetast mogen worden. De belangrijkste ruimtevraag voor de gemeente Velsen ligt op het gebied van wonen. Om aan de huidige en toekomstige woningvraag te voldoen moet de samenstelling van de voorraad drastisch worden gewijzigd en dient er tevens een kwantitatieve toevoeging plaats te vinden. De ruimte hiervoor is zeer beperkt. Uitleggebieden zijn er nauwelijks.
In de structuurvisie zijn voor het plangebied geen woningbouwlocaties aangewezen. Op dit moment wordt gewerkt aan een nieuwe structuurvisie, deze heeft echter nog geen status.
In 2013 heeft de gemeenteraad de Woonvisie 2025 vastgesteld. De woonvisie beschrijft hoe Velsen invulling geeft aan de ambities uit 'Visie op Velsen 2025 - Kennisrijk werken' op het gebied van wonen. De woonvisie helpt om afwegingen te maken over concrete initiatieven en bij het maken van afspraken met betrokken partijen, bijvoorbeeld de woningcorporaties.
Voor de bestaande woningen in het plangebied heeft het woonbeleid geen gevolgen.
In het bestemmingsplan is een actuele regeling opgenomen voor de bestaande woningen (zie 3.3.4 Woningen).
In het Sociaal Domein wordt, na de recente decentralisaties, gesproken over 'Transformatie'. Deze transformatie staat nog aan het begin. Verwacht wordt, dat komende jaren hierdoor (nog) meer inzicht gaat ontstaan in de bijdrage van ruimtelijke ordening op de gezondheid en het welzijn van inwoners. En dat een adequate ruimtelijke ordening kan bijdragen aan het verminderen van druk op zorgvoorzieningen. Specifiek voor het plangebied is dat op dit moment echter nog niet aan de orde. Voor het bestemmingsplan heeft dit dus nog geen gevolgen.
De in het plangebied gelegen begraafplaatsen Westerveld, Duinhof, De Kikvorsch en dierenbegraafplaats Duinhof vervullen een belangrijke maatschappelijke rol, niet alleen voor Velsen maar ook voor de regio. In het plangebied zijn verder geen maatschappelijke accommodaties (zoals bijvoorbeeld een ontmoetingscentrum, school of kinderopvang) aanwezig.
Voor het sportaccommodatiebeleid geldt de 'nota accommodatiebeleid voor sportief Velsen '2010-2015' als leidraad.
De gemeente Velsen hanteert in de sportagenda 2013-2016 de termen 'sportinclusief denken' en een 'beweegvriendelijke omgeving' als uitgangspunt. Een beweegvriendelijke omgeving is een leefomgeving die mensen faciliteert en stimuleert om te bewegen. De term sportinclusief denken gaat uit van het verbinden en versterken van beleidsthema's en wordt als uitgangspunt gebruikt bij ruimtelijke gebiedsontwikkeling en de herinrichting van wijken. Daarnaast streeft de gemeente naar het verbreden van de maatschappelijke functie van sportverengingen (zie de sportagenda 'Velsen volop in beweging!').
In het plangebied zijn 3 sportaccommodaties aanwezig, te weten:
Archeologie
Op het moment van schrijven wordt het gemeentelijk archeologiebeleid geactualiseerd. In voorbereiding is de Beleidsnota Archeologie Velsen, welke in de toekomst de basis zal vormen voor het de in ruimtelijke plannen op te nemen regels voor archeologiebescherming. Omdat het van belang is dat archeologische waarden in het bestemmingsplan worden beschermd, is de regeling die in het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen gebaseerd op de huidige inzichten omtrent de bescherming en het behoud van het archeologisch erfgoed. Deze inzichten dienen tevens als basis voor het nieuwe archeologiebeleid.
In het bestemmingsplan zijn drie verschillende niveau's van bescherming opgenomen. Bij elk niveau hoort een regime, met een vrijstellingsoppervlak en vrijstellingsdiepte. Als het plangebied waarbinnen de bodemverstorende activiteit plaatsvindt kleiner is dan de voor het gebied aangegeven criteria, is geen wettelijke afweging van het archeologisch belang noodzakelijk.
Voor de duinen (het natuurgebied) geldt:
Sporen van bewoning vinden we in dit relatief natte gebied vooral op plekken die hoger en droger lagen dan de omgeving, maar wel op een aanvaardbare afstand van zoet water en grondwater. Vaak gaat het dan om de flanken van strandwallen, duintjes en oeverwallen. Bij plangebieden van maximaal 250m2, of groter dan 250m2 maar waarbij de bodemingreep niet dieper reikend is dan 6m +NAP, hoeft geen waardestellend archeologisch rapport te worden overgelegd. Bij plangebieden groter dan 2500m2 dient altijd een waardestellend archeologisch rapport te worden overgelegd.
Voor de binnenduinrand geldt:
Dit gebied kent een overvloedige rijkdom aan archeologische vindplaatsen uit uiteenlopende periodes, waaronder huisplattegronden uit de prehistorie en buitenplaatsen. Het gebied heeft een hoge archeologische verwachting. Bij plangebieden groter dan 100m2 waarbij een bodemingreep dieper dan 40cm plaatsvindt dient een waardestellend archeologisch rapport te worden overgelegd.
Voor de ruïne van Brederode en de Atlantikwall geldt:
Dit betreft locaties waar op een klein oppervlak belangwekkende archeologische resten bekend zijn of verwacht worden (monumentwaardige terreinen). Bij alle grondroerende werkzaamheden dient een waardestellend archeologisch rapport te worden overgelegd.
Monumentenbeleid
In de beleidsnota Monumentenzorg Velsen (vastgesteld in 2005, geactualiseerd in 2008) geeft de gemeente Velsen haar visie op de gemeentelijke monumentenzorg. Leidraad hierbij is een zorgvuldig beheer en weloverwogen behoud van het architectonische en cultuurhistorisch erfgoed van Velsen, in samenspel met rijk, provincie en particulieren. De beleidsnota heeft voor het plangebied geen directe gevolgen. Gezien de vele incidentele vondsten die met name in de randzone rond het huidige (jonge) duingebied zijn gedaan, is de archeologische verwachting voor het gehele gebied hoog. Dit geldt ongeacht de periode: met name de prehistorie, de Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen. Maar ook gedurende de Late Middeleeuwen en in de Nieuwe Tijd tot en met halverwege de vorige eeuw, toen de Tweede Wereldoorlog grote ingrepen in het gebied veroorzaakte. Met name in een groot aantal duinvalleien, en voormalige valleien die bedolven zijn geraakt onder het jonge duinzand, zullen archeologische monumenten aanwezig zijn.
De in het plangebied aanwezige monumenten worden beschermd in het bestemmingsplan door een aanduiding op verbeelding. Deze aanduiding heeft uitsluitend een signaleringsfunctie; in de regels bij het bestemmingsplan is geen planologische bescherming opgenomen. Rijksmonumenten worden namelijk al beschermd via de Erfgoedwet en gemeentelijke monumenten via de gemeentelijke erfgoedverordening. Het opnemen van een beschermende regeling in het bestemmingsplan voegt hieraan niets toe.
In Bijlage 2 Monumenten is een overzicht van de aanwezige monumenten opgenomen.
In het Landschapsbeleidsplan Velsen, vastgesteld door de gemeenteraad op 22-12-2009, zijn zowel aan het duingebied (deelgebied 1) als aan de binnenduinrand (deelgebied 4) aparte hoofdstukken gewijd.
Duingebied
Het Landschapsbeleidsplan Velsen noemt als bijzondere kwaliteiten van het duingebied onder andere:
Zowel ruimtelijk als ecologisch gezien is het doel behoud van het ruige natuurlandschap, het natuurlijke reliëf en van de geleidelijke overgang van open strandlandschap en laag begroeide duinen naar de beboste delen op de oudere duinen. Het beheer in het deelgebied strand en duinen is er op gericht de oorspronkelijke dynamiek in natuurprocessen zoveel als mogelijk terug te brengen. Daarnaast is hier de centrale opgave om, samen met partners en belanghebbenden,soorten en habitats waarop de beschermende werking van toepassing is optimaal in stand te houden.
Binnenduinrand
Voor de binnenduinrand zijn de volgende kwaliteiten kenmerkend:
De voorgestelde maatregelen zijn gericht op het behoud van bovenstaande waarden.
Daarmee zijn de kernpunten uit het landschapsbeleidsplan voor deelgebied 4:
Ten aanzien van de paardenhouderijen en agrarische bedrijven in het gebied is het streven om deze beter in te passen in het landschap. Dit kan worden bereikt door (bij)gebouwen en voorzieningen zoals rijbakken of opslag van voer beperkt toe te laten, compact en beter te positioneren op het erf en te omzomen met erfbeplantingen. De open graslanden worden daardoor minder aangetast en krijgen hun groene omzoming terug.
In het Lokaal Verkeer- en Vervoersplan 2004 (LVVP) zijn de beleidshoofdlijnen op het gebied van verkeer en vervoer voor de gemeente Velsen vastgelegd. Knelpunten en mogelijke oplossingen worden besproken. Doelstelling van het LVVP is het vergroten van de verkeersveiligheid, de leefbaarheid en de bereikbaarheid.
Uit het LVVP, noch uit onderliggende beleidsplannen, blijkt dat er aanpassingen zijn te verwachten in het wegennet van de binnenduinrand.
In verband met de aanleg van het HOV-traject zijn enkele wijzigingen in de inrichting van de Duin- en Kruidbergerweg gepland. Dit is ter hoogte van de ingang van begraafplaats Westerveld en de spoorwegovergang. Dit gedeelte van de Duin- en Kruidbergerweg valt echter buiten het plangebied.
Algemeen
Via de milieuwetgeving en de ruimtelijke ordening wordt getracht milieubelastende en milieugevoelige functies zo goed mogelijk te scheiden, teneinde overlast zoveel mogelijk tevoorkomen. Dit beïnvloedt de bestemmingstoekenning en de juridische regeling van de bestemmingen. In deze paragraaf wordt aandacht besteedt aan de verschillende relevante milieuaspecten zowel binnen als buiten het plangebied.
De gemeente Velsen heeft een Milieubeleidsplan (MBP) opgesteld. In het MBP is voor de periode 2015-2020 het gemeentelijke milieubeleid opgesteld en vertaald in concrete doelstellingen.
Het Milieubeleidsplan gaat in op vijf thema’s; energie (zowel besparing als opwekking), klimaatadaptatie, afval, leefomgeving (waaronder luchtkwaliteit, geluid, geur en bodem) en mobiliteit.
De gemeente heeft de ambitie om richting 2020 in te zetten op een betere leefomgeving. Zo wil de gemeente dat huishoudens via hernieuwbare energie (wind, zon, restwarmte, water) in 2020 energieneutraal zijn. De te realiseren energiebesparing moet voor inwoners zorgen voor een woonlastenverlaging. Verder is er aandacht voor verbetering van de luchtkwaliteit, onder meer door de inzet op duurzame mobiliteit en mobiliteitsmanagement.
Bedrijven en milieu
In de ruimtelijke ordening wordt op basis van afweging van alle in het geding zijnde belangen, tot een zo goed mogelijke ordening van diverse functies in een gebied gekomen. Uitgangspunt hierbij is de uitgave “bedrijven en milieuzonering” van de VNG.
Milieuwet- en regelgeving
Voor de vestiging van (agrarische) bedrijven de milieu Wet- en regelgeving van toepassing. De meeste bedrijven vallen onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit en de daarbij behorende activiteitenregeling geven voorschriften onder waar bedrijven aan moeten voldoen. Een klein deel van de bedrijven in Nederland vallen niet onder deze algemene regels. Deze bedrijven hebben een omgevingsvergunning milieu waarin de voorschriften staan waaraan zij moeten voldoen. Het Activiteitenbesluit en of de omgevingsvergunning regelen o.a. de afstanden die tussen dierverblijven en geurgevoelige objecten (zoals woningen) moeten worden aangehouden om overlast te voorkomen. Het Activiteitenbesluit en de Wet ammoniak en veehouderij regelen dat bepaalde afstanden van dierenverblijven tot zeer kwetsbare gebieden moeten worden aangehouden om verzuring te voorkomen. Binnen het plangebied ligt een aantal zeer kwetsbare gebieden.
Onderstaande groenbeleidsplannen zijn van toepassing:
De Ecologische groenvisie is een beschrijvende visie op hoofdlijnen. Het bomenplan is een beheerplan waarin de vervanging van gemeentelijke bomen is vastgelegd. Dit bomenplan is in 2013 geëvalueerd en geactualiseerd. In het Groenbeleidsplan is de hoofdgroenstructuur vastgelegd. Ook zijn hierin kaarten opgenomen, die beschrijven of er eventueel groen moet worden gecompenseerd. Dit kan relevant zijn bij ontwikkelingen, omdat groen met een classificatie 'te behouden groen met compensatiebeginsel' op kaart zijn aangegeven. De groene zoom langs de wegen (Velserenderlaan, Duin- en Kruidbergerweg, Heerenduinweg) heeft vrijwel overal een beschermde status. Ditzelfde geldt voor een brede strook westelijk van het spoor en de percelen ten westen van het treinstation Santpoort-Noord.
In 2014 is de APV gewijzigd en zijn in beginsel alle bomen vrijgesteld van kapvergunning (omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden). Voor een aantal situaties is een uitzondering gemaakt. Voor bomen die op de lijst van waardevolle of momumentale bomen staan, is een omgevingsvergunning benodigd. Ook is er een gebied aangewezen waarbinnen alle bomen met een stamdiameter groter dan 15 centimeter op een hoogte van 130 cm boven maaiveld vergunningsplichtig blijven. Een aanzienlijk deel van de binnenduinrand valt, op grond van de in bijlage 2 van de APV opgenomen kaarten, onder de vergunningsplicht van de APV.
Verbreed gemeentelijk rioleringsplan
Het verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vGRP) is het document waarin de gemeente het beleid vastlegt omtrent het beheer van de riolering, grondwater en hemelwater. In het vGRP benoemt de gemeente welke voorzieningen op het gebied van riolering en grondwater zij bezit, hoe deze voorzieningen functioneren, hoe het riool- en grondwaterstelsel beheerd wordt en hoe dit gefinancierd wordt. Artikel 4.22 van de Wet milieubeheer stelt het hebben van een actueel GRP verplicht voor alle Nederlandse gemeenten. Het vigerende vGRP is in 2012 door de gemeenteraad vastgesteld.
Horecanota 2009
De gemeente Velsen wil een aantrekkelijk en goed functionerend horeca-aanbod voor inwoners en toeristen. Daarvoor is in de Horecanota het gemeentelijke horecabeleid voor de periode 2008-2015 beschreven, met als centrale doelstelling: 'Het bevorderen van een zodanige ontwikkeling van de horeca dat deze de attractie en leefbaarheid van het wonen, werken en verblijven in de gemeente Velsen versterkt'. Dit betekent aan de ene kant het realiseren van groei en kwaliteit in de horeca en aan de andere kant tegengaan van negatieve effecten van horeca in Velsen.
Op dit moment is een nieuwe horecanota in voorbereiding. Naar verwachting wordt deze in 2016 vastgesteld.
In het plangebied zijn twee zelfstandige horecagelegenheden aanwezig:
Economische Agenda 2011-2014
In deel III van de economische agenda 2011-2014 wordt het collegeprogramma 2010-2014 vertaald naar de toeristische en recreatieve agenda van Velsen. De relevante zaken die in de agenda worden genoemd zijn:
Evenementenbeleid in Velsen
Het vigerende evenementenbeleid is in de beleidsnotitie 'Evenementenbeleid Velsen' uit 2007 opgenomen. Op dit moment is nieuw evenementenbeleid in voorbereiding.
Recente ontwikkelingen in de jurisprudentie eisen dat planologisch relevante evenementen (naar omvang, duur, uitstraling en regelmaat) worden opgenomen in bestemmingsplannen. Om regelmatig terugkerende evenementen in de toekomst doorgang te kunnen laten vinden is een passende (globale) regeling opgenomen in het bestemmingsplan.
Bed & Breakfast
Op 25 november 2010 is de beleidsnotitie ‘Bed & Breakfast gemeente Velsen 2010’ vastgesteld. Als gevolg van dit beleid zal toegestaan worden dat in een woning en in een agrarische bedrijfswoning incidenteel, bedrijfsmatig logies (Bed & Breakfast) verleend wordt, waarbij de woning door de hoofdgebruiker wordt bewoond. Maximaal 40% van het totale woonoppervlak van de woning mag voor deze functie worden gebruikt, met een maximum van 50 m2 binnen de bebouwde kom of 100 m2 buiten de bebouwde kom. Het maximum aantal gasten dat gebruik mag maken van de voorziening is binnen de bebouwde kom gesteld op vier, buiten de bebouwde kom is het maximum aantal gasten acht. Een omgevingsvergunning is benodigd om een Bed & Breakfast te mogen starten, in de regels zijn hiervoor randvoorwaarden opgenomen.
Per 1 oktober 2000 is het algemene bordeelverbod (artikel 250bis Wetboek van Strafrecht) opgeheven. Dit betekent dat het exploiteren van prostitutie (in bordelen of anderszins) vanaf deze datum een legale beroepsuitoefening is. Door de gemeenteraad van Velsen is in september 2000 de nota Integraal prostitutiebeleid vastgesteld. In de nota wordt aangegeven dat er een vergunningplicht is voor seksinrichtingen en dat raam- en straatprostitutie niet is toegestaan.
Ruimtelijk gezien is er door de raad aangegeven dat alleen in het havengebied van Velsen maximaal 2 seksinrichtingen gevestigd mogen zijn. In de rest van de gemeente is geen seksinrichting toegestaan.
In dit hoofdstuk worden de relevante milieuaspecten aan de orde gesteld. Hierbij komen aan de orde de Natuurbeschermingswet, bedrijven, bodem, cultuurhistorie, duurzaamheid, ecologie, veiligheid, geluid en luchtkwaliteit.
Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium “een goede ruimtelijke ordening”. Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand bedrijven gesitueerd worden. In de publicatie zijn adviesafstanden die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening.
De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dit geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard adviesafstanden. Voor de realisatie van nieuwe ontwikkelingen zal getoetst worden aan de richtafstand uit de publicatie Bedrijven en Milieuzonering.
In de Provinciale Milieuverordening is nagenoeg het gehele plangebied aangewezen als aardkundig monument. In deze verordening worden tevens de gebruiksbeperkingen aangegeven voor de aardkundige monumenten. De ligging van het aardkundig monument wordt op de verbeelding van het bestemmingsplan aangegeven.
Afbeelding 5.2.1: ligging aardkundig monument
Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming (Wbb) van kracht. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem.
Op 1 januari 2006 is de Wbb ingrijpend aangepast omdat het beleid met betrekking tot bodemsaneringen veranderde. De Wbb kent nu een viertal regelingen die alle vier een ander onderdeel van bodembescherming voor hun rekening nemen:
Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.
Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit (volledig) in werking getreden. Het doel van dit besluit is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren.
Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Het besluit heeft alleen betrekking op steenachtige bouwstoffen. Andere materialen worden in de praktijk ook toegepast als bouwstof maar vallen niet onder dit besluit. Voor grond en baggerspecie in oppervlaktewater en op landbodems gelden aparte regels die ook in het Besluit bodemkwaliteit zijn opgenomen; in tegenstelling tot bouwstoffen kunnen ze weer definitief deel gaan uitmaken van de bodem. Tot slot zijn in het Besluit bodemkwaliteit de kwaliteitsregels voor, ondermeer, bodemonderzoek, bodemsanering en laboratoriumanalyses die worden uitgevoerd door adviesbureaus, laboratoria en aannemers (bodemintermediairs) vastgelegd. Deze regels zijn bekend onder de naam Kwalibo (kwaliteitsborging in het bodembeheer). Kwalibo bevat ook maatregelen om de kwaliteit van ambtenaren die bodembeleid maken of uitvoeren en het toezicht en de handhaving te verbeteren.
Met de inwerkingtreding van de gewijzigde Wbb (2006) is ook artikel 52a van de Woningwet gewijzigd: Als er ontwikkelingen zijn voorzien die gericht zijn op het verblijf van mensen in een gebied en de bodem blijkt verontreinigd te zijn of er bestaat een redelijk vermoeden dat sprake is van een geval van ernstige verontreiniging, dan geldt een aanhoudingsplicht. De aanhouding duurt totdat het bevoegd gezag heeft ingestemd met het saneringsplan, dan wel dat het heeft vastgesteld dat er geen sprake is van ernstige bodemverontreiniging ten aanzien waarvan spoedige sanering noodzakelijk is. Er geldt alleen een bodemonderzoeksplicht voor bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist. Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt niet eerder afgegeven dan nadat uit onderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.
Voor historisch niet verdachte percelen geeft de in juli 2007 vastgestelde bodemkwaliteitskaart regio IJmond een goede indicatie van de te verwachten bodemkwaliteit. De bodemkwaliteitskaart geeft aan wat de gemiddelde kwaliteit van de bodem is in de regio.
Het totale grondgebied is opgedeeld in zones van vergelijkbare kwaliteit. Er is onderscheid gemaakt in de kwaliteit van de bovengrond (0 - 100 cm) en de ondergrond (100 - 200 cm). Het gebied is ingedeeld in zones met schone grond en zones met licht verontreinigde grond. Het gehele plangebied "Duingebied" ligt in een zone die is ingedeeld als zijnde schone grond. Momenteel wordt er gewerkt aan een nieuw bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart.
Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied dient tenminste een historisch bodemonderzoek conform de NEN 5725 uitgevoerd te worden. Dit historisch onderzoek dient ter verificatie van de hypothese dat sprake is van een onverdachte locatie met betrekking tot bodemverontreiniging. Indien de ontwikkeling een bouwwerk betreft waar mensen verblijven dan dient tevens een verkennend bodemonderzoek volgens de NEN 5740 uitgevoerd te worden.
In de gemeente Velsen is het generieke beleid vanuit het Besluit bodemkwaliteit van kracht. Op basis van het Besluit bodemkwaliteit is een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld. Het plangebied valt geheel in de klasse 'Achtergrondwaarde' . Bij grondverzet dient de kwaliteit van de toe te passen grond te worden vastgesteld door middel van een partijkeuring. Een toe te passen partij grond dient te voldoen aan de kwaliteitsklasse 'Achtergrondwaarde'.
Binnen het kader van het bestemmingsplan omvat cultuurhistorie alle aspecten van het cultuurhistorisch erfgoed zoals: archeologische en bouwkundige monumenten, landschappelijke elementen en structuren, stedenbouwkundige structuren en delen van de infrastructuur. Het binnen een plangebied aanwezige cultuurhistorische erfgoed vormt de basis voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen waarbij het behoud voorop staat. Het gaat niet alleen om de erkende en wettelijk beschermde monumenten. De wijze van bescherming via het bestemmingsplan is afhankelijk van de aard en eigenschappen van de cultuurhistorische elementen of gebieden. Het kan daarbij gaan om meer dan zuiver conserveren. Een alternatieve strategie komt voort uit het Belvedèrebeleid: 'behoud door ontwikkeling'. Het gaat daarbij om maatwerk. Van belang zijnde aspecten zijn: (archeologische) rijksmonumenten, provinciale en gemeentelijke monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten, cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwingsstroken, gebouwen en onderdelen van dorpskernen alsmede bekende en te verwachten archeologische waarden. In gebieden waar archeologische waarden voorkomen, of een reële verwachting bestaat dat zij aanwezig zijn, dient bij gebiedsontwikkeling en substantiële bodemingrepen hiermee rekening te worden gehouden, dit volgens de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz).
Het archeologisch erfgoed kan zijn:
Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen
Gemeente Velsen en de Omgevingsdienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in "Kwaliteit en duurzaam bouwen" en in het milieubeleidsplan 2008-2012. De nieuwe beleidsplannen zijn in ontwikkeling; voorlopig wordt uitgegaan van de bestaande milieubeleidsplannen 2008-2012 en voor de toekomst geanticipeerd op nieuw beleid. Aangezien de aanscherping van het beleid voor duurzaam bouwen een dynamisch traject is, dienen bouwinitiatieven getoetst te worden aan het op dat moment geldend beleid. De ambities worden vertaald in scores door middel van GPR Gebouw. Daarnaast heeft het college van de gemeente Velsen het klimaatprogramma "Velsen, stad van Zon, Zee en Wind" op 1 december 2012 vastgesteld.
Landelijk en Europees beleid
In 2013 is het Energieakkoord van kracht geworden. De gemeenten onderschrijven de voorwaarden uit het Energieakkoord; aan energie energiebesparing en duurzame energie is een belangrijke rol toegekend; besparing van het energieverbruik met gemiddeld 1,5% per jaar, een toename van het aandeel hernieuwbare energieopwekking van 4,5% in 2013 naar 14% in 2020 en een verdere stijging van dit aandeel naar 16% in 2023. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren is de energieprestatie-coëfficiënt voor nieuwe woningen in het Bouwbesluit (wettelijk kader) in 2015 aangescherpt van 0,6 naar 0,4. Richting 2020 wordt toegewerkt naar "Bijna Energie Neutrale Gebouwen"(hierna BENG).
Het Europees beleid is erop gericht dat nieuwe gebouwen na 2020 geen of heel weinig energie gebruiken. De energie die nog nodig is moet in belangrijke mate afkomstig zijn uit hernieuwbare bronnen. Dit is vastgelegd in de herziene Europese richtlijn EPBD uit 2010.
Het Nationaal Plan voor het bevorderen van BENG in Nederland beschrijft het Nederlandse beleid om te komen tot BENG na eind 2018, respectievelijk 2020. In het Nationaal Plan staat wat onder (BENG) verstaan wordt.
GPR Gebouw
Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de gemeente Velsen het gebruik van GPR Gebouw. GPR Gebouw is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers van 1 tot 10.
Keuzemodules geven aan hoe scores zijn te verhogen (tot maximaal een tien) voor de vijf verschillende onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. De ambitie van de gemeente Velsen is minimaal een 7 te scoren op het thema energie en gemiddeld een 7 voor de thema's milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Binnen het ontwerp (of de renovatie) is men vrij om binnen de verschillende modules voorzieningen naar keuze te realiseren, zolang deze keuzes leiden tot het gewenste ambitieniveau. Per project wordt door de Omgevingsdienst IJmond (gratis) digitaal een sublicentie voor het programma GPR Gebouw verstrekt.
Wetgeving voor de bescherming van de natuur richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).
Gebiedsbescherming
Gebiedsbescherming wordt geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 en het Nationaal Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het NNN is de nieuwe naam voor de tot voor kort gebruikte naam Ecologische hoofdstructuur (EHS). De provincie is hiervoor het bevoegde gezag.
Het afwegingskader van de Natuurbeschermingswet 1998 staat bekend als de Habitattoets. Deze bestaat uit een Voortoets en eventueel een zogenoemde 'passende beoordeling', als uit een Voortoets blijkt dat er mogelijk significante gevolgen zijn. De belangrijkste aspecten bij de beoordeling van mogelijke invloed op natuurgebieden aan de orde komen zijn: oppervlakteverlies, verontreiniging, verdroging, geluid, licht, verstoring door mensen, mechanische effecten en versnippering. Bij eventuele uitbreiding van (agrarische) activiteiten in het plangebied, is gezien de ligging van het plangebied nabij het beschermde natuurgebied Kennemerland-Zuid, vooral van belang dat de gevolgen voor de stikstofdepositie getoetst worden. Uit de toetsing blijkt of een Natuurbeschermingswetvergunning aangevraagd dient te worden bij de provincie.
Natura 2000 en NNN
Het in het plangebied gelegen duinreservaat is beschermd Natura 2000-gebied en door de provincie aangewezen als NNN. Hiervoor is de belangrijkste opgave herstel van de oppervlakte en kwaliteit van de jonge duinen, helmduin en duingraslanden door ruimte te scheppen voor natuurlijke verstuiving en tegengaan van vergrassing en struweelvorming. Voor behoud en herstel van de oppervlakte vochtige duinvalleien en het leefgebied van de nauwe korfslak moeten ook de watercondities verbeteren. In de duinen spelen veel projecten die zich richten op natuurherstel door verhoging van grondwaterpeil, op gang brengen van verstuiving, herstel van vochtige valleien, omvorming van naald- naar loofbos en integrale begrazing. Al deze doelstellingen zijn opgenomen en uitgewerkt in het Beheer- en ontwikkelingsplan (BOP) van het Nationaal Park.
De in de binnenduinrand gelegen agrarische gronden vallen grotendeels binnen het NNN. Hier staat behoud van het contrast tussen de verdichte strandwallen en de open strandvlakten voorop. De verschillen in bodemopbouw en daaruit voortvloeiend grondgebruik en afwisseling van besloten en open gebied zijn de basis voor beleid. Het beheer van de landgoederen richt zich op het laten samengaan van natuur, cultuurhistorie en recreatie. De resterende graslanden dienen in stand te blijven. Andere elementen zoals moerasjes, vochtig hooiland, binnenduingrasland, hakhoutbosjes, duinrellen en sloten met kwelwater verdienen eveneens aandacht. Het gemeentelijke landschapsbeleidsplan en het in ontwikkeling zijnde Beheerplan Landgoederen richt zich op ontwikkeling van deze waarden. Ook het Ontwikkelperspectief Binnenduinrand, dat in regionale samenwerking wordt opgesteld, geeft uitwerking aan deze doelstellingen. Daarnaast hanteert de gemeente bij de utvoering van projecten een Gedragscode Flora en Fauna.
Aan de oostzijde van het plangebied takken twee door de provincie aangewezen ecologische verbindingszones (landschapslinten) van het NNN aan. Deze verbinden de duinen en binnenduinrand met de verder oostelijk gelegen polders en het recreatieschap Spaarnwoude. Bij de herijking in 2010 zijn deze voorheen ecologische verbindingszones benoemd tot 'landschapslint (behoud)' langs de Slaperdijk en 'landschap / recreatie' als verbinding door de Biezen (langs de spoorlijn). Dit houdt in dat voor deze verbindingen geen doelsoorten (planten en dieren) zijn benoemd, waarvoor deze een verbindende functie moeten krijgen door middel van een daarvoor geschikte inrichting. Er wordt bij deze verbindingen vooral gehecht aan behoud en versterking van het landschapsbeeld en van de cultuurhistorische waarden. Daarnaast hebben de zones een verbindende functie voor recreanten.
Hoewel de EHS inmiddels is opgegaan in het NNN spreekt de provinciale ruimtelijke verordening nog over de EHS. Gemeenten zijn op grond van art. 19 van de provinciale verordening gehouden voor gronden die onder het EHS vallen, de bestemming Natuur op te nemen, danwel een wijzigingsbevoegdheid waarmee de gronden, bijvoorbeeld na verwerving door de overheid, de bestemming Natuur kunnen krijgen. Het bestemmingsplan mag geen bestemmingen en regels bevatten die omzetting naar de natuurfunctie onomkeerbaar belemmeren en de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur en de Ecologische Verbindingszone significant aantasten.
Soortbescherming
Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde organismen ook buiten natuurgebieden voorkomen. De wet maakt een onderscheid tussen licht (tabel 1), middelzwaar (tabel 2) en zwaar beschermde soorten (tabel 3). Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, licht beschermde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Als er negatieve effecten optreden op zwaar beschermde soorten (tabel 3 Flora- en faunawet) dient een ontheffing volgens art. 75 van de flora- en faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie van economische zaken. Voor zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet.
Beoordeling
In het bestemmingsplan zijn de in paragraaf 3.2 beschreven nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Voor deze ontwikkelingen zal een Natuurtoets worden opgesteld. Op grond van de resultaten van het onderzoek zal duidelijk worden of vergunningen van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingwet 1998 dienen te worden aangevraagd.
De belangrijkste algemene beleidsnota waarin het beleid voor externe veiligheid is beschreven, is het 'Nationaal Milieubeleidsplan 4' (NMP4, 2001). Het bestemmingsplan zal getoetst worden aan de geldende Wet- en regelgeving omtrent externe veiligheid. Bij deze toetsing staan de kans op overlijden door een ongeval met het gebruik, vervoer of opslag van gevaarlijke stoffen en de mate van maatschappelijke ontwrichting bij een dergelijk ongeval centraal. Er is geen gemeentelijk beleid vastgesteld op het gebied van externe veiligheid.
In het plangebied zijn, afgezien van drie propaantanks, geen risicobronnen aanwezig. De risicocontouren van deze tanks zijn dermate klein dat ze geen belemmeringen opleveren voor het plan. Wel loopt er een hogedruk aardgas transportleiding door het duingebied. Er vinden echter geen ontwikkelingen plaats waarvoor de gasleiding gevolgen heeft.
Afbeelding 5.6.1: ligging gasleiding
In het kader van de Wet geluidhinder liggen er zones rond wegen en spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben geen zone. Binnen een zone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting. Woningen, scholen en gezondheidsgebouwen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidgevoelige bestemmingen. Als de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van een geluidbron overschrijdt, kan een hogere waarde procedure worden gevoerd. Een hogere waarde kan, onder voorwaarden, worden vastgesteld tot de maximale ontheffingswaarde voor de betreffende geluidbron.
Binnen het bestemmingsplan worden enkele ontwikkelingen voorzien. Waar een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om woningbouw mogelijk te maken, zal indien nodig een hogere waarden procedure gevoerd worden. Deze procedure wordt gelijktijdig met de procedure voor het wijzigingsplan gevoerd.
Wegverkeerslawaai
De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai is 48 dB. De maximale geluidsbelasting voor een nieuwe geluidgevoelige bestemming in buitenstedelijk gebied, waarvoor met een hogere waardeprocedure ontheffing kan worden verleend, is 53 dB. Voor de ontwikkeling van nieuwe woningen dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Als de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde dan dient een Wet geluidhinder procedure te worden gevoerd.
Industrielawaai
Het noordelijke deel van het plangebied ligt binnen de zone van de zonegrens industrieterrein IJmond. De voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai is 50 dB(A). De geluidbelasting in dit deel van de zone bedraagt maximaal 55 dB(A). Als bij nieuwe ontwikkelingen de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde dient een Wet geluidhinder procedure te worden gevoerd.
Afbeelding 5.7.1: gezoneerd industrieterrein en zonegrens
Luchtvaartlawaai
Het plangebied ligt niet binnen het beperkingengebied van het Luchthaven indelingsbesluit
voor de luchthaven Schiphol. Uit de Nota Ruimte blijkt dat het plangebied buiten de 20 KE
contour rond Schiphol ligt. Binnen de 20 KE contour zijn geen nieuwe uitleglocaties voor
woningbouw mogelijk. Dit heeft geen consequenties voor het plangebied.
Stiltegebied
De Provinciale Milieuverordening wijst een groot deel van de Kennemerduinen aan als stiltegebied. Voor de Kennemerduinen geldt dat de geluidsbelasting voor ca. 65% van het gebied meer dan 40dB(A) door industriegeluid is. Bij de herijking van de PMV 8e tranche is een groot deel van het stiltegebied Kennemerduinen komen te vervallen door een grenswijziging. Voor het bestemmingsplan heeft een en ander als gevolg dat er nog maar een klein deel van het duingebied binnen het plangebied is aangewezen als stiltegebied. het stiltegebied ligt met name in de gemeente Bloemendaal, zie hieronder.
Afbeelding 5.7.2: uitsnede ligging stiltegebied (het stiltegebied is lichtgroen, de stippellijn is de gemeentegrens)
Wanneer een stiltegebied door de provincie in een provinciale verordening is opgenomen dan moet daar bij het opstellen van het bestemmingsplan rekening mee gehouden worden. Bestaande activiteiten kunnen in hun huidige omvang doorgang vinden. Nieuwe geluidproducerende bestemmingen kunnen niet worden bestemd. Te denken is aan bestemmingen die evenementen, lawaaisporten, verkeersaantrekkende bedrijven, recreatiebedrijven, of toeristische attracties mogelijk maken. Overigens brengt een goede ruimtelijke ordening met zich mee dat in de gebieden rond het stiltegebied een akoestische afweging moet worden gemaakt wanneer geluidproducerende bestemmingen worden gerealiseerd.
Actieplan Geluid 2008-2013
In het Actieplan Geluid is aangegeven hoe de gemeente geluidhinder van wegverkeer en spoorweglawaai willen verminderen. Op dit moment zit het geactualiseerde Actieplan Geluid 2014-2018 in het besluitvormingstraject.
In 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Met deze wet zijn luchtkwaliteitseisen verankerd in de Wet milieubeheer. Op de beoordeling van luchtkwaliteit is niet alleen de Wet milieubeheer van toepassing, maar ook het Besluit niet in betekende mate bijdragen en drie regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (NIBM), de Regeling beoordeling luchtkwaliteit en de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).
Er is een andere wijze van toetsing van bouw- en bestemmingsplannen opgenomen. Zo dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit. In het Besluit NIBM en de Regeling NIBM zijn handvaten aangereikt om te bepalen of een project niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als een bijdrage die maximaal 3 % bedraagt van de grenswaarde voor stikstofdioxide en fijn stof. De mate van schaalgrootte waaronder niet hoeft te worden getoetst (de vertaling van bovengenoemde 3% norm naar concrete bouwprojecten), bedraagt 1500 woningen bij één ontsluitingsweg. Voor het ontwikkelen van kantoorlocaties geldt een schaalgrootte van 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij één ontsluitingsweg. De Regeling NIBM benoemt tevens categorieën van gevallen die niet in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging. Als een project in één van deze categorieën valt of voldoet aan de gestelde criteria voor de schaalgrootte van het plan (1500 woningen of 100.000 m2 kantooroppervlakte) dan hoeft er niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. De begrippen goede ruimtelijke ordening en blootstelling van kwetsbare groepen blijven van belang.
Situaties waar de luchtkwaliteitsnormen worden overschreden zullen integraal worden aangepakt met maatregelpakketten voor probleemgebieden. Er worden op drie bestuurslagen maatregelen genomen, namelijk door het rijk, provincie en gemeenten (Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit, NSL).
Samenvattend vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
Luchtkwaliteitsnormen
De volgende grenswaarden (jaargemiddeld) zijn opgenomen in de Wet milieubeheer:
In de praktijk zijn alleen de normen voor stikstofdioxide en fijn stof van belang.
In het bestemmingsplan zijn geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Uit de Monitoringstool (www.nsl-monitoringstool.nl) blijkt dat in het plangebied geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen optreden. Ook bij een maximale invulling van het plan zijn geen overschrijdingen te verwachten.
Conclusie
De luchtkwaliteit vormt geen knelpunt voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
In het kader van de bestemmingsplanherziening is in opdracht van de gemeente Velsen door Rho adviseurs een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 uitgevoerd. Hierbij zijn de effecten van het bestemmingsplan op het naastgelegen Natura 2000-gebied 'Nationaal Park Zuid Kennemerland' onderzocht. In de voortoets staat de vraag centraal of er ten aanzien van de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied een kans op een significant negatief effect is.
Conclusie voortoets
Uit de voortoets blijkt dat voor de criteria areaalverlies, versnippering, verontreiniging, verstoring, verandering van waterhuishouding significante negatieve effecten als gevolg van het bestemmingsplan Duingebied kunnen worden uitgesloten.
Voor het thema vermesting/verzuring zijn, als er ontwikkelruimte wordt geboden, significante effecten niet uitgesloten. Het bieden van ontwikkelingsruimte voor grondgebonden veehouderijen en paardenhouderijen zou (ten opzichte van de huidige, feitelijke situatie) leiden tot een (forse) toename van stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebied en daarmee tot significante negatieve effecten. Om significante negatieve effecten als gevolg van een uitbreiding van de veestapel uit te sluiten, is er daarom voor gekozen om in de regels van het bestemmingsplan te borgen dat de emissies niet mogen toenemen.
Binnen dit 'emissiestandstill' principe is wel sprake van enige flexibiliteit in de bedrijfsvoering. Een rundveehouderij kan bijvoorbeeld omschakelen naar paardenhouderij zonder dat de emissie op bedrijfsniveau toeneemt. Bij een dergelijke omschakeling (binnen de bestaande emissie) is er geen sprake van een toename van stikstofdepositie in het Natura 2000-gebied.
'Emissiestandstill'
Een 'emissiestandstill' is, gezien de uitkomsten van de voortoets, het meest voor de hand liggende vertrekpunt voor de regeling in het bestemmingsplan. Gezien de korte afstand tussen bouwvlakken en het Natura 2000-gebied, zal vrijwel iedere toename van emissie tot een relevante toename van stikstofdepositie leiden. De emissiestilstandsregeling borgt dat het plan geen significante effecten veroorzaakt. Tegelijkertijd biedt deze regeling agrariërs en paardenhouderijen enige flexibiliteit/uitbreidingsruimte. Door de toepassing van emissiearme staltechnieken bij bestaande bedrijven is het namelijk in veel gevallen mogelijk om een vee-uitbreiding/wijziging te realiseren zonder dat de emissie op bedrijfsniveau toeneemt. Bouwvlakken hoeven niet te worden verkleind; het bouwvlak wordt immers niet alleen gebruikt voor de bouw van stallen maar ook voor andersoortige bebouwing, voorzieningen voor opslag, verharding om de gebouwen te kunnen bereiken en aan de eisen van een moderne bedrijfsvoering te voldoen (geen kruisende verkeerstromen op het erf), manoeuvreerruimte en loze ruimte in verband met inefficiënte of verouderde inrichting van een erf. Door het behoud van het bouwvlak, in combinatie met emissiestilstand, blijft de nodige flexibiliteit met betrekking tot locatiekeuze binnen het bouwvlak in tact zonder dat er sprake is van significante effecten.
De bestaande emissie wordt per bedrijf bepaald door een combinatie van de diercategorie (melkrundvee, paarden, schapen, etc.), het aantal dieren en het toegepaste stalsysteem. Gezien de jurisprudentie dient in het bestemmingsplan nader te worden gedefinieerd wat onder bestaande emissie moet worden verstaan. De emissie komt tot stand op basis van aantallen dieren, diersoorten en stalsystemen. Voor het bepalen van het type stalsysteem wordt uitgegaan van het ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan aanwezige stalsysteem. Uit de (milieu)vergunning/melding en onderliggende stukken, dan wel de omgevingsvergunning (bouwen) kan worden opgemaakt van welk stalsysteem gebruik wordt gemaakt. Bij het bepalen van het aantal en soort dieren wordt uitgegaan van het aantal gerealiseerde dierplaatsen ten tijde van vaststelling van het plan. Het aantal gerealiseerde dierplaatsen is hierbij gebaseerd op de legaal aanwezige stal en de inrichting van die stal ten tijde van vaststelling van het plan. De regeling is daarmee bepaalbaar en handhaafbaar en biedt agrariërs de ruimte om aanwezige stallen volledig te gebruiken en wordt hij op die manier niet onevenredig beperkt in zijn bedrijfsvoering.
Afwijken van het emissiestilstandsprincipe
Het is niet ondenkbaar dat in specifieke gevallen afgeweken kan worden van het emissiestilstandsprincipe zonder dat direct sprake is van een negatief effect op natuurwaarden. In het bestemmingsplan is daarom een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om een uitbreiding van de veestapel mogelijk te maken, mits de totale stikstofemissie als gevolg van mitigerende maatregelen niet toeneemt.
Op grond van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven welke de gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding. In het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is geconcludeerd dat Nederland zijn waterhuishouding niet op orde heeft. Water dient in de toekomst een mede-ordend principe te worden. In het bestemmingsplan dient daarom aandacht besteed te worden aan water. Recent is er een Nationaal waterakkoord gesloten tussen het Rijk, gemeenten, waterschappen en provincies, waarin opgenomen is hoe de partijen met water wensen om te gaan. De opgave is te zorgen voor veiligheid en te beschikken over voldoende mogelijkheden voor waterberging ter voorkoming van waterlast, watertekort en het verslechteren van de waterkwaliteit. De watertoets is ingevoerd om te kijken in hoeverre hier aan voldaan wordt.
Het plangebied ligt op het duinmassief. De maaiveldhoogtes fluctueren sterk. Met onderstaande hoogtekaart zijn de hoogteverschillen waarneembaar. Met name de paraboolvormige duinkoppen zijn duidelijk herkenbaar. De hoogste duintoppen, met plaatselijk hoogtes boven de 30 m NAP, liggen aan de oostzijde van het plangebied
Afbeelding 6.1.1: hoogtekaart (groen=laag, geel/oranje=hoog)
De grondwaterstanden zijn afgelopen jaren veranderd, omdat PWN in 2002 stopte met het winnen van grondwater in het Nationaal Park Zuid-Kennemerland. Dit als gevolg van het besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland in 1986 dat de waterwinning in het Nationaal Park Zuid-Kennemerland moest worden verminderd. Gewenst gevolg was dat de grondwaterstand langzaam maar zeker steeg naar zijn natuurlijke niveau. Daardoor kunnen, net als vroeger, laagliggende duinvalleien af en toe weer onder water komen te staan. Natte duinvalleien kenmerken zich door bijzondere planten zoals duizendguldenkruid, parnassia, orchideeën en gentianen.
Om het natuurherstel in goede banen te leiden werd het Masterplan Regeneratie Duinvalleien NPZK geschreven. Dit herstel is een zaak van lange adem. Daarom werd het project gefaseerd uitgevoerd. Daarbij werd op geschikte plekken binnen de grenzen van het Nationaal Park Zuid-Kennemerland de duinbodem tot op het kale zand van begroeiing ontdaan, waardoor vochtminnende planten kans krijgen zich te herstellen. Het project is in maart 2015 afgerond.
De oorspronkelijke drinkwaterwinningsbronnen blijven aanwezig en worden ingeval van een calamiteit ingezet. Het grondwater in de duinen vormt daarmee een strategische watervoorraad. Rondom deze winningsbronnen, die voornamelijk binnen de gemeente Bloemendaal zijn gelegen, ligt een grondwaterbeschermingsgebied. Binnen het plangebied ligt ten zuidoosten van het Cremermeer een gering deel van dit grondwaterbeschermingsgebied.
De grondwaterstanden zijn anno 2015 terug op het natuurlijke niveau. Verder stijging als gevolg van de stopzetting wordt niet verwacht. Wel zal als gevolg van de aangroei van de kust, die weer het gevolg is van de aanwezigheid van de pieren, gering stijgen omdat de ondergrondse afstroming naar zee een steeds langere weg moet afleggen. De grondwaterstanden fluctueren over de seizoenen en natte en droge jaren drukken hun stempel op de hoogte van het grondwater. De globale grondwaterniveaus in een representatief nat jaar staan in onderstaande figuur. Het grondwater stroomt afhankelijk van de locatie af naar zee, naar het Noordzeekanaal of naar de binnenduinrand.
Afbeelding 6.1.2: grondwaterniveaus in meter NAP
Ter plaatse van de begraafplaatsen Duinhof en Westerveld is sprake van hoge grondwaterstanden en wordt het grondwater met behulp van deepwells verlaagd. Ook ter plaatse van de kruising IJmuiderslag/Heerenduinweg is sprake van hoge grondwaterstanden. Hier wordt het grondwater met drainage verlaagd, waarbij het water in zuidelijke richting wordt afgevoerd en nabij het Duinmeer wordt geloosd.
Er komt weinig oppervlaktewater voor in het gebied, met uitzondering van het in het duingebied gelegen Duinmeer en Cremermeer, de tankvallen die deel uitmaken van Festung IJmuiden en de vijver op het gebied van het Crematorium Velsen. Het betreft hier solitair gelegen watervlakken die geen deel uitmaken van een aaneengesloten watersysteem.
In de binnenduinrand komen diverse duinrellen voor en vormen de slotgracht van de Ruïne van Brederode en de vijver naast Duin- en Kruidberg de grootste waterpartijen. Deze waterpartijen zijn wel via duinrellen (de Brederoodsebeek, als verlengstuk van de Amoureuze Beek en, ten oosten van de Duin- en Kruidbergerweg, de duinrel Schipbroekerbeek) verbonden met het watersysteem.
In het plangebied komen weinig woningen en andere panden voor. De meeste woningen zijn aangesloten op de riolering. De panden die op grotere afstand liggen van de riolering zijn voorzien van een systeem voor de individuele behandeling van afvalwater (IBA). Dat betekent dat het afvalwater ter plaatse wordt gezuiverd en vervolgens in de bodem wordt geïnfiltreerd. In het gebied komen geen panden voor die ongezuiverd afvalwater lozen. De aanwezige IBA-systemen staan in onderstaande afbeelding.
Afbeelding 6.3.1: aanwezige IBA systemen
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland.
De eerste duinenrij vanaf het strand vormt heeft de status van primaire waterkering. Zie onderstaande afbeelding, waarop zowel de ligging van de primaire waterkering is aangeduid (rood) als de vrijwaringszone (blauw). De waterkering is in beheer bij het hoogheemraadschap van Rijnland.
Afbeelding 6.5.1: ligging primaire waterkering (rood) en vrijwaringszone (blauw)
In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling bestaande uit de verbeelding en de planregels nader toegelicht. Het bestemmingsplan voorziet in een actueel planologisch regime voor het duingebied en de binnenduinrand. In dit hoofdstuk komt aan de orde op welke wijze de planopzet in de bestemmingsregeling concreet is verwerkt, wordt ingegaan op de wijze van bestemmen en wordt een toelichting op de verschillende regels gegeven.
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
In de regels en op de verbeelding kunnen goot- en/of bouwhoogtes zijn opgenomen. Indien er alleen sprake is van een bouwhoogte, dan mag de maximale bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding of in de regels staat opgenomen. Er kan hierbij zowel sprake zijn van een platte afdekking als van een andere kapvorm mits de kap niet hoger is dan de aangegeven maximale bouwhoogte.
Indien de maximale bouwhoogte in combinatie met de goothoogte wordt gehanteerd is de maximale bouwhoogte te beschouwen als de nokhoogte. Er is in dat geval afdekking toegestaan middels een plat dak of een kap. De kap bestaat uit hellende dakvlakken, waarbij de goot niet hoger is dan de maximale goothoogte. Een dakvlak zal hierbij in zijn geheel onder dezelfde hellingshoek vallen. De beide dakvlakken treffen elkaar in de nok, welke maximaal op de maximaal toegestane bouwhoogte is gelegen. Er dient dus sprake te zijn van een daadwerkelijke nok met evenwijdige dakvlakken.
Er kan ook sprake zijn van een platte afdekking, maar dan is er sprake van een boeibordhoogte. Deze platte afdekking mag dan niet hoger zijn dan de maximaal toegelaten goothoogte.
Indien in de regels een goothoogte en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding een andere goot- en bouwhoogte is opgenomen, dan gelden de op de verbeelding opgenomen hoogtes. Indien in de regels een goot en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding alleen een bouwhoogte, en geen goothoogte, is opgenomen dan is er sprake van alleen een bouwhoogte.
Hieronder wordt per artikel een korte toelichting gegeven.
In het oostelijk deel van het plangebied is een aantal agrarische gronden aanwezig. De gronden hebben naast het agrarisch gebruik belangrijke natuur, cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Deze gronden zijn dienovereenkomstig bestemd. Op een tweetal percelen zijn paardenhouderijen aanwezig, zowel bedrijfsmatig als hobbymatig. Deze paardenhouderijen zijn afzonderlijk aangeduid op de verbeelding.
De bebosde gronden die duidelijk aanwijsbare natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden hebben, zijn ondergebracht in de bestemming Bos. Doel is de instandhouding, bescherming en realisatie van deze waarden. Op deze gronden is ter bescherming een omgevingsvergunningsplicht aanwezig voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
De bestemming Cultuur en ontspanning is opgenomen voor het perceel van de ruïne van Brederode. De bestemming biedt ruimte voor het museum Ruïne van Brederode, educatieve en culturele doeleinden ter ondersteuning van het museum en ondergeschikte horeca.
Deze bestemming wordt gebruikt voor groenpercelen en landschapselementen die groen ingericht dienen te worden (bij de paardenhouderijen). In het plan hebben sommige plekken waar feitelijk groen aanwezig is een verkeersbestemming gekregen wanneer het groen deel uitmaakt van de weg (bijv. bij bermen).
Ten behoeve van Hoeve Duin en Kruidberg (restaurant) en Landgoed Duin en Kruidberg (hotel, restaurant, conferentiecentrum) is de bestemming horeca opgenomen.
De bestemming Maatschappelijk is opgenomen voor de scouting en de begraafplaatsen, waarbij de scouting en het crematorium specifiek zijn aangeduid.
Het beschermde natuurgebied heeft de bestemming Natuur. Doel is de instandhouding, bescherming en realisatie van de natuurwaarden. Op deze gronden is ter bescherming een omgevingsvergunningsplicht aanwezig voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De binnen het natuurgebied gelegen woningen zijn specifiek aangeduid met de aanduiding 'wonen'. Voor deze woningen is de regeling opgenomen dat, uitgezonderd de reeds aanwezige bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen, geen nieuwe uitbreidingen zijn toegestaan. Dit ziet ook toe op vergunningsvrije uitbreidingen in de zin van art. 2, bijlage II, Besluit Omgevingsrecht. Vanwege de ligging in het beschermd natuurgebied worden nieuwe uitbreidingen van woningen niet wenselijk geacht. Ditzelfde geldt voor de mogelijkheid van het uitbaten van een Bed & Breakfast, dat evenmin is mogelijk gemaakt. Het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep of bedrijf is wel mogelijk gemaakt, maar met de extra voorwaarden dat uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf geen extra verkeersbewegingen zal veroorzaken en dat het geen aantasting van de natuur tot gevolg mag hebben.
De tennisverenigingen Heerenduinen en Tennispark Brederode hebben de bestemming Sport gekregen, evenals manege Kennemergaarde, die is aangeduid met de aanduiding 'manege'. Bij de manege is een bedrijfswoning aanwezig, die is aangeduid met de aanduiding 'bedrijfswoning'.
De bestemming Tuin komt voor bij (bedrijfs-)woningen. In tegenstelling tot bij de bestemming Wonen, waarbinnen ook het bebouwbaar erf valt, biedt de bestemming Tuin geen bebouwingsmogelijkheden.
De bestemming Verkeer is opgenomen voor openbare wegen en waar aangeduid een parkeerterrein.
Waar oppervlaktewater voorkomt heeft dit de bestemming Water gekregen. Deze bestemming is ook opgenomen voor aanwezige duinrellen.
De in het plangebied aanwezige 'reguliere' woningen, dat wil zeggen de woningen die niet in het natuurgebied zijn gelegen en die geen bedrijfswoning of voormalige bedrijfwoning zijn, hebben de bestemming Wonen gekregen. Binnen de woonbestemming kan met een binnenplanse afwijking onder voorwaarden een bed & breakfast of aan huis gebonden beroep worden gevestigd. Ter plaatse van de Middenduinerweg 89 is tevens specifiek een natuurbeheerbedrijf aangeduid.
Dit artikel fungeert als een bestemming, geldend naast de overige in het te beschermen gebied aangewezen andere bestemmingen. De dubbelbestemming loopt in oost-westelijke richting door het plangebied. In deze dubbelbestemming zijn, ter bescherming van de daar liggende gasleiding, regels voor werken en werkzaamheden opgenomen.
Dit artikel fungeert als een bestemming, geldend naast de overige in het te beschermen gebied aangewezen andere bestemmingen. De dubbelbestemming loopt in oost-westelijke richting door het plangebied. In deze dubbelbestemming zijn, ter bescherming van de daar liggende waterleiding, regels voor werken en werkzaamheden opgenomen.
De artikelen 'Waarde - Archeologie' fungeren als een bestemming, geldend naast de overige in het te beschermen gebied aangewezen andere bestemmingen. In het bestemmingsplan zijn drie verschillende niveau's van bescherming opgenomen. Bij elk niveau hoort een regime, met een vrijstellingsoppervlak en vrijstellingsdiepte. Ter bescherming van de archeologische waarden zijn bouwvoorschriften en regels voor werken en werkzaamheden opgenomen.
Dit artikel fungeert als een bestemming, geldend naast de overige in het te beschermen gebied aangewezen andere bestemmingen. Het met de dubbelbestemming Waarde - Geomorfologie bestemde aardkundig monument is opgenomen als signaalfunctie. Het monument wordt beschermd middels de Provinciale Milieuverordening.
Dit artikel fungeert als een bestemming, geldend naast de overige in het te beschermen gebied aangewezen andere bestemmingen. De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering loopt in noord-zuidelijke richting langs de westelijke plangrens van het plangebied. Binnen de bestemming is de primaire waterkering gelegen. De waterkering ligt tevens binnen de zone die met de gebiedsaanduiding Vrijwaringszone - duin is aangeduid. Op deze gronden kunnen uitsluitend omgevingsvergunningen worden verleend als is aangetoond dat vanwege de verlening geen belemmeringen kunnen ontstaan voor de instandhouding of versterking van het zandige deel van het kustfundament of het onderhoud, de veiligheid of mogelijkheden voor versterking van de primaire waterkering.
Het bestemmingsplan Duingebied is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet is dan ook van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan evenals de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht met bijbehorende besluiten en ministeriële regelingen.
In algemene zin wordt opgemerkt dat de monumenten - om reden van kenbaarheid - op de verbeelding zijn aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding-monument'. De planregels bevatten verder geen specifieke regels voor de monumenten in het plangebied, anders dan een verwijzing naar de gemeentelijke erfgoedverordening of provinciale monumentenverordening of de Erfgoedwet. De bescherming van de desbetreffende gebouwen is afdoende verzekerd via de Erfgoedwet en de monumentenverordeningen van de provincie en de gemeente. Om die reden wordt in het bestemmingsplan ook niet het vereiste van een sloopvergunning voor monumenten opgenomen.
Toezicht en handhavingsbeleid
Het bestemmingsplan is het wettelijke instrument waarin ruimtelijk beleid voor een gebied wordt vastgelegd. Met het bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad voor de burgers duidelijke regels op het gebied van ruimtelijke ordening te stellen. Op grond daarvan treedt het college handhavend op als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. Het bestemmingsplan stelt regels voor bouwen, uitvoeren van werken en het gebruik van gronden en bouwwerken. Als iemand in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt, komt de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in het geding. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid. Daarom wordt hier aandacht besteed aan het handhavingsbeleid en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels is geregeld.
In 2014 heeft de gemeenteraad de kadernota Lokaal Integrale Veiligheid in Velsen 2015-2017 vastgesteld. Aan de hand hiervan stelt het college jaarlijks het jaarprogramma voor integrale veiligheid vast. In het jaarprogramma is beschreven wat de gemeente Velsen met toezicht- en handhavingdoelen wil bereiken.
In Velsen is toezicht en handhaving gericht op de leefomgeving en op de naleving van wettelijke regelingen. Preventieve handhaving heeft de voorkeur. Bij de uitvoering van repressief toezicht en handhaving staat maatwerk centraal en worden prioriteiten gesteld. Met het jaarprogramma zorgt de gemeente voor een adequaat niveau van handhaving van de wettelijke taken van het omgevingsrecht en van andere wettelijke regelingen.
Juridische handhavingsmiddelen
De gemeentelijke overheid heeft drie verschillende juridische instrumenten tot haar beschikking om handhavend op te treden: bestuursrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten. De bestuursrechtelijke instrumenten staan centraal bij de handhaving van bestemmingsplannen.
De bestuursrechtelijke instrumenten kunnen onderverdeeld worden in preventieve en repressieve instrumenten. Preventieve instrumenten hebben tot doel het begaan van overtredingen te voorkomen. Hierbij dient niet alleen gedacht te worden aan het houden van gedegen toezicht, maar onder andere ook aan het tijdig actualiseren en handhaafbaar houden van bestemmingsplannen en het verstrekken van juiste informatie en gerichte voorlichting aan burgers.
Met behulp van repressieve instrumenten kan worden opgetreden tegen geconstateerde overtredingen. De gemeente is bijvoorbeeld bevoegd een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen om te bereiken dat de strijdige situatie wordt beëindigd.
In sommige gevallen kan de gemeente ook langs privaatrechtelijke weg optreden, bijvoorbeeld als de gemeente grondeigenaar is en iemand deze grond zonder toestemming in gebruik heeft genomen.
Ook strafrechtelijk kan worden opgetreden. Een overtreding van de gebruiksregels, zoals bedoeld in artikel 25 van de regels, is namelijk een strafbaar feit op grond van de Wet op de economische delicten. Het relevante artikel (1a) van deze wet luidt: "Economische delicten zijn eveneens overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening, artikel 7.2".
Inventarisatie plangebied
Voorafgaand aan de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan wordt een inventarisatie van het plangebied gemaakt. Aan de hand van de inventarisatie wordt bepaald of, en zo ja welke, actie ondernomen wordt. In een concreet geval wordt bijvoorbeeld getoetst of de van het vigerende bestemmingsplan afwijkende situatie legaliseerbaar is, waarbij het bestemmingsplan wordt aangepast. Ook kan blijken dat er specifieke handhavingsproblematiek aan de orde is, waarbij beleidskeuzes gemaakt moeten worden. In dat geval komt deze problematiek aan de orde in hoofdstuk 3.
Kosten voor uitbreidingen die mogelijk zijn op basis van wijzigingsbevoegdheden, kunnen middels een aparte overeenkomst bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid verhaald worden. Gelet hierop is er geen noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan zoals bedoeld in de wet ruimtelijke ordening.
Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan is, overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening, gelegenheid tot inspraak geboden.
De resultaten van zowel het wettelijk art. 3.1.1. Bro vooroverleg als de inspraak zijn in het bestemmingsplan verwerkt. Voor de uitkomsten van de inspraak en het wettelijk vooroverleg wordt verder verwezen naar de inspraakrapportage.
De resultaten van de op het ontwerp ingediende zienswijzen zijn in het bestemmingsplan verwerkt conform de nota beantwoording van zienswijzen.
Beroep
Op 8 augustus 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan inzake twee beroepen. Deze beroepen gingen over twee onderwerpen: de persoonsgebonden overgangsrechtregeling met betrekking tot de bewoning van de Duin- en Kruidbergerweg 37 en over de wijze waarop de gronden van een natuurbeheerbedrijf aan de Middenduinerweg 89 zijn bestemd. Dit heeft geleid tot enkele aanpassingen in het plan. Zie bijlage 3 Staat van wijzigingen.