direct naar inhoud van 3.2 Externe Veiligheid
Plan: Havengebied IJmuiden
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.BP0500HAVENGEBIED1-I001

3.2 Externe Veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van de opslag, handelingen met en transport van gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing.

Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (c-RNVGS), die binnen afzienbare tijd wordt vervangen door het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV). Het beleid met betrekking tot buisleiding is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: plaatsgebonden risico en groepsrisico. Dit kader heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar PR-contour (wettelijk harde norm) mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt (gerealiseerd en geprojecteerd) worden.

Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN- curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1 % letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand tot de risicobron, waarop nog 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Bij de toetsing van een ruimtelijk plan moet worden nagegaan of op het gebied van externe veiligheid beperkingen en/op belemmeringen worden ondervonden voor het te nemen onderliggend ruimtelijke besluit. Hierbij dient te worden getoetst aan bronnen die een extern veiligheidsrisico in kunnen houden.

Het gaat daarbij om de volgende risicobronnen:

• bedrijven (inrichtingen), waar handelingen met gevaarlijke stoffen worden uitgevoerd;

• vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg;

• vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor;

• vervoer van gevaarlijke stoffen over het water;

• transport van gevaarlijke stoffen door een buisleiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0500HAVENGEBIED1-I001_0012.png"

Afbeelding 3.2.1 uitsnede risicokaart

Er zijn drie situaties denkbaar die zich zouden kunnen voordoen.

  • 1. Er is al een risicobron (BEVI-inrichting, weg, water, buisleiding) met een 10-6/jaar PR-contour en/of een invloedsgebied (1% letaliteit) buiten de eigen inrichtingsgrenzen. Nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten zijn in principe niet toegestaan/mogelijk. Een hoge personendichtheid op korte afstand van de risicobron zou het groepsrisico aanzienlijk kunnen doen toenemen.
  • 2. Er is nog geen risicobron, maar de vestiging van BEVI-inrichting wordt wel door het bestemmingsplan mogelijk gemaakt/ toegestaan (niet uitgesloten). Bij het mogelijk maken van een nieuw (beperkt) kwetsbaar object in de directe nabijheid ontstaat een latente saneringssituatie. Aanpassing (reparatie) van het plan is op dit punt nodig;
  • 3. Er is geen risicobron en de mogelijkheid om een BEVI-inrichting op te richten (geprojecteerde bestemming) met een 10-6/jaar buiten de eigen inrichtingsgrenzen is er ook niet (expliciet uitgesloten op grond van de staat van bedrijven). De vestiging van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten is mogelijk. Conform het 'groene boekje' (uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' van VNG, 2009) dienen de (richt)afstanden te worden gehanteerd die horen bij de milieucategorie die maximaal is toegestaan. Deze afstand dient als indicatie voor de te verwachten grootte van een eventuele 10-6/jaar PR-contour. Bij een bestemming voor bedrijven tot en met milieucategorie 2 is verondersteld dat deze geen hinder geven buiten de eigen inrichtingsgrens


Aanwezige risicobronnen
Voor alle in de gemeente gelegen Bevi-inrichtingen is geanalyseerd in hoeverre deze risicocontouren van invloed zijn op nabijgelegen functies. Binnen het plangebied is geen sprake van saneringssituaties. Voor deze locaties (Ampèrestraat 1G, Kromhoutstraat 26 en Strandweg 2) wordt nog nader onderzoek uitgevoerd.
Door het plangebied loopt ook een olieleiding. Op sommige locaties is een latente saneringssituatie ontstaan. Het is aan de eigenaar van de buisleiding om deze saneringssituaties op te lossen voor 1 januari 2014. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe te saneren situaties mogelijk. Deze leiding heeft een plaatsgebonden risico 10-6/jaar van 30 meter aan beide zijden van de buisleiding. Binnen deze contour zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare geprojecteerde objecten toegestaan. Het invloedsgebied is 44 meter aan beide zijden van de buisleiding. Binnen dit gebied, tussen 30 en 44 m. aan weerszijden van de leiding, zijn ontwikkelingen mogelijk, mits goed verantwoord. De aanvrager/initiatiefnemer dient een QRA te laten opstellen.